De Beiaard. Jaargang 3
(1918)– [tijdschrift] Beiaard, De–
[pagina 101]
| |
De Katholieke UniversiteitMaar de wijsheid, waar wordt die gevonden? en waar is de plaats van 't verstand? DE gedachtewisseling over een eigen hogeschool valt niet met dooddoeners als ‘ontijdig’ of ‘toekomstmuziek’ te smoren, 't Onderwerp is eenmaal aan de orde tot een definitieve oplossing; en hoe meer het van verschillende kanten wordt beschouwd, hoe sterker de algemene drang naar ontwikkeling van onze geestelike vermogens zich uit en hoe groter de kans wordt op uitvoering van mogelike plannen. De bestuurders van de officiële St. Radboudstichting kunnen deze belangstelling moeilik anders dan toejuichen en wel om duidelike redenen. Vooreerst moet het biezonder onderwijs grotendeels bestaan van vrijwillige bijdragen, waarvoor een onderzoek naar het doel van de beweging onmisbaar is, om het beroep op de liefdadigheid kracht bij te zetten. Verder houdt zo'n confessioneel instituut wezenlik verband met de gemeenschap, waar 't de intellectuele exponent van betekent; want terwijl de neutrale academies, louter ambtelik van boven af gesticht, door kunstmatige university extension aanraking zoeken met het volk, groeit een christelike uit het warm geloofsleven van 't volk zelf, dat geleidelik door spontane offers aan eigen overtuiging zijn godsdienstig huis met nieuwe verdiepingen van lager, middelbaar en hoger onderwijs vergroot. Daarom kenmerkt de vaderlike leiding van onze Bisschoppen al deze onderneming als een familiewerk van de huisgenoten des geloofs. Wie zich door de loop van de gebeurtenissen wijzer laat maken, hoeft nog geen opportunist te heten. De geschiedenis, die onze tijd beleeft, vertegenwoordigt een leerzaam stuk ervaring, waaraan alleen de blinde voorbijgaat. Het jong geslacht, dat daden belooft, heeft zich langzamerhand het denkbeeld van een katholieke universiteit geassimileerd, zodat de tegenwoordige studentewereld bepaald die kant uit wijst. Feiten zijn welsprekender dan woorden en de actuele naam | |
[pagina 102]
| |
Radboud heeft de zaak blijkbaar beslist; sinds het beginsel vanzelf ging spreken, wordt uitsluitend meer gepolemizeerd over de vraag: hoe en waar. Intussen blijft de redelikheid en wenselikheid van 't grote plan nog met oog op onze toestanden twijfelachtig voor veel academies gevormde personen, die bij alle training in objectiviteit toch de menselike eigenschap bewaren, om hun toevallige opleiding voor afdoende te houden, evenals oudleerlingen van Gymnasium en H.B.S. trouw hun school tegen elkaar handhaven. Onbewust, dus ondoordacht conservatisme, waaraan overigens vooruitstrevende mensen ook onderworpen zijn, daarop komen de bezwaren volgens de natuurlike wet van traagheid grotendeels neer. Al onze kennis is stukwerk, zegt Paulus; en zo kan iemand zijn geloofsgenoten wel gebrek aan ondernemingsgeest verwijten en zelf voor iets nieuws terugschrikken. Men weigert gemakshalve zich in't geval te verplaatsen en wijst het voorstel a priori als onmogelik af, nadat we allerlei z.g. onmogelikheden achtereenvolgens werkelikheid zagen worden, vanaf het herstel van de hierarchie tot de koninklike onderscheiding van een Hollands Kardinaal, vanaf het monsterverbond tot een Christelik ministerie, vanaf de eerste biezondere school tot het uitzicht op volledige gelijkstelling. Soms vliegt de gezegende vooruitgang onze leiders in z'n vaart voorbij; en dat Schaepman aan een eigen hogeschool nauweliks geloofde, zoals zijn vrienden beweren, verwondert ons niet, omdat juist een man, die zijn volk een paar treden verder bracht, zijn rust op dat tijdelik standpunt wordt gegund, als wij later zijn stevige stap maar vervolgen. Scheen in zijn dagen 't stichten van Roomse studenteverenigingen al een ongelofelik succes, nu worden we rijp voor een eigen universiteit, door niets degeliker voorbereid dan door Schaepmans levenswerk. Wanneer onze grote voorganger zelfs op dringende punten als vakbeweging en drankweer en apologie ruim is ingehaald, dan wordt dat dubbel begrijpelik voor kwesties, die hem voorlopig niet aan de orde leken, hetzij omdat ze door onbevoegden werden ingeleid - en hoger | |
[pagina 103]
| |
onderwijs mocht bijna voor zijn monopolie gelden - hetzij omdat ze van direkter belangen dreigden af te leiden. Maar de logiese consequentie, waar Katholieken terecht groot op gaan, eist uiteraard, dat de kerktoren van 't biezonder onderwijs, Schaepmans meesterwerk, van trans tot trans wordt voltooid in verhouding met de bloeiende Kerk van Nederland en dat, zoals onze dagbladen zijn omringd door maandschriften, ook de kinderdreun van 't abc tot de ingewikkeldste x-problemen wordt ontwikkeld. Inzicht in de kwestie onderstelt een kijk op de bestemming van elke universiteit, die klaarblijkelik dubbel is: verdieping van de kennis door professoren en verbreiding van de kennis bij studenten. | |
IKuyper heeft de universiteit eenvoudig omschreven als een fabriek van wetenschap. Het mechanies en technies element in de studie komt immers naarvoren, nu die vaster aan hulpmiddelen gebonden wordt. Omnia mea mecum porto kan zelfs geen wijsgeer, allerminst een gewoon geleerde meer verklaren. Empirie en eruditie vormen zoveel ballast als een artilleriebatterij. De enkele, die zonder scholing misschien methode weet te winnen, zal nog moeilik produceren buiten de academiese organisatie, waar de wetenschap noodlottig wordt geconcentreerd. Een leidend milieu, een atmosfeer, geladen met energie en ideeën, een samenwerking van financiële en intellectuele krachten, dat maakt een hogeschool. Hoeveel werken zijn enkel neerslag van een cursus of instituutGa naar voetnoot1), het gezamelik product van faculteit of genootschap; en hoeveel publicaties in de vorm van rectorale of inaugurale rede, dissertatie, verslag van kliniek of laboratorium, ja hele vaktijdschriften en reeksen van monografieën zijn zonder geleerde coöperatie ondenkbaar! Mag het onderzoek alleen in vruchtbare eenzaam- | |
[pagina 104]
| |
heid bloeien, inzover het peinzen louter persoonlike daad vereist, de aanleiding daartoe vindt iemand gewoonlik in de samenleving, waarbuiten elk overwerk hem doelloos zou schijnen. Denken doet de mens zelf, maar meestal voor anderen, wat iedereen bij gesprekken ondervindt. Alleen de profeet kan zijn stem in de woestijn laten horen, een gewoon mens moet weerklank van zijn woorden opvangen en voor schrijvers is belangstelling geen minder voorwaarde dan stilte voor sprekers. Op de aristocratiese toppen van de bespiegeling drukt de term dialectiek nog het sociaal wezen van de denker uit, waaraan zijn individueelste functie van de rede zelfs deel heeft, evenals het begrip harmonie oorspronkelik verschillende stemmen omvatte. Niet voor niets is de christenwetenschap in kloosters, die ideale haarden van gemeenschap, gekweekt en blijft de Benedictijnse vlijt spreekwoordelik, sinds Mabillon de monniken leerde samenwerken als bijen in een korf. Zo'n wetenschappelike vertegenwoordiging maakt een volk eerst volop mondig. Of zijn de provincies, die 't verst van de centra afliggen, toevallig intellectueel misdeeld? Wat Nuyens in zijn uithoek antwoordde aan Fruin, toen die rijk begaafde, maar evenredig bevoorrechte professor hem hooghartig tekortkomingen wees, doet ons tragies aan. En gezond en gegrond is de humor, waarmee Schrijnen verzekert, dat het wel een wanhopige stommeling moet zijn, die als academies docent met alle middelen en alle prikkels, vrije tijd en duizend gunstige factoren geen geleerde wordt. Maar al zouden wij ten lange, lange leste ons rechtmatig aandeel in de openbare universiteiten veroveren, wat onwaarschijnliker is dan 't uit de grond stampen van een eigen hogeschool, omdat het niet alleen van ons afhangt, dan hadden we nog alleen wetenschap van Katholieken en geen Katholieke wetenschap; anders gezegd: toevallige brokken van losse personen en geen organies geheel, zodat de uiting van onze objectieve gemeenschap gebrekkig was en bleef. Zonder Katholieke universiteit weinig of geen Katholieke wetenschap, die allereerst onderstelt, wat een openbare hoge- | |
[pagina 105]
| |
school juist voor ons uitsluit: een theologiese faculteit. Wie een gedempte stem achter seminariemuren in de wereld denkt te laten doordringen, stelt onmogelike eisen aan de acoustiek. De berg komt niet naar Mohammed. En toch is volgens Thomas' beginsel bonum diffusivum sui; toch roemt de Mis van de Kerkleraars het zout van de aarde, 't licht op de berg; toch pleiten meer Evangeliese beelden in koor, dat ons geestesleven eindelik onder de korenmaat van nederige retraite uit en boven de academiese kandelaar op moet. De voorbeeldige zuurdesem van de Openbaring zal éérst gisten, om dan uit te werken, en gisting is een proces van de open lucht. De triomf van de waarheid vordert volstrekte beheersing van de moderne wetenschap, dus openbaar optreden en worstelen. Als de ogen in 't lichaam zijn de leraars in de Kerk, verklaart Sint Thomas; maar blijven onze ogen niet te veel gesloten of tenminste diep in de kassen verborgen? ‘Or cet état d'isolement intellectuel est fatal à la Foi et à la science,’ verzekerde Mercier in zijn Rapport sur les Etudes Supérieures. En de H. Bonaventura, wel alles behalve 't type van een intellectualist, noemde de ondergang van de Parijse Universiteit, toen algemeen met de levensboom van 't Paradijs vergeleken, 't ergste wat de duivel zou kunnen bewerken. Newman, getuige van een ongelukkiger tijd, bevestigt die vrees aan 't eind van zijn leven: ‘Never is religion in greater danger then when the Schools of theology have been broken up and ceased to be Theology is the fundamental and regulating principle of the whole Church system. It is commensurate with Revelation and Revelation is the initial and essential idea of Christianity.’ De middeleeuwen verwekten bij de kruistochten ook de hogescholen, tegen eenzelfde vijand tenslotte, want de Mohammedanen waren gevaarliker in 't onderwijs dan op 't slagveld en vergden in de H. Albert de Grote 'n ‘tweede Godfried van Bouillon’. Sinds de strijd om de Kerk is toegespitst in een uitgesproken Culturkampf, zijn die verhoudingen nog verscherpt, zodat meer dan ooit de klacht van de Profeet geldt: ‘Daarom is mijn volk gevangen geraakt, omdat het geen weten- | |
[pagina 106]
| |
schap had.’ Wij klagen, Onze Lieve Heer niet in plechtige processie de straat op te mogen dragen, en brengen onderhand zijn Woord evenmin naarbuiten, om de steden vanaf de geestelike hoogte te zegenen en te leiden als een vuurtoren. Moet dan de kennis, die God en 't goddelike tot voorwerp heeft, minder zichtbaar blijven dan de natuurstudie, waarvoor paleizen worden gebouwd en waaraan de opperheerschappij blijft toegekend, zolang de theologie d.i. Gods recht op de wetenschap, zich laat uitschakelen? Een universitaire positie eist die trouwens genoeg door het syntheties karakter, dat een harmonie van bovennatuurlike met natuurlike waarheid bevat, vanaf de Alexandrijnse katecheteschool, de eerste Katholieke universiteit, in 't volle leven ontwikkeld. Het gevaar om zich eindeloos te spiritualiseren en te abstraheren tot vernuftige spitsvondigheden, ijler dan luchtledig, tonen de uitlopers van de scholastiek, nadat die zich als kloostergeheim ‘obscurorum virorum’ van de beweging in de wetenschappelike wereld had afgescheiden. Tegenwoordig is 't kontakt met andere vorsers voor periodieke bevruchting des te nodiger, naarmate de opstapeling van positieve gegevens telkens nieuwe kwesties schept en oude tot beter formulering of motivering dringt. De moralist kan geen verkeer met jurist en medicus missen; is 't niet voor direkte samenwerking, zoals die bij antimalthusiaanse of antialcoholiese brochures gelukkig voorkomt, dan altijd voor actuele probleemstelling, omdat niets de geleerden verder van de theologie vervreemdt dan een zegevierende oplossing van overwonnen vragen. Het gaat immers met de ‘loci’ min of meer als met statistieken, verouderd, zo gauw ze tot de handboeken doordringen. Erger wantrouwen wordt tegen onze godgeleerden gewekt, wanneer ze, opgesloten onder geestverwanten, overhaast deductief victorie kraaien zonder met andersdenkenden af te rekenen. En 't toneel verandert gedurig onder 't spel: de hele katechismus aanvaardt iemand desnoods behalve de eerste bladzij en altijd vroeger vóórvragen. Historiese of fysieke betogen zelfs glijden op zo'n subjectivist af, | |
[pagina 107]
| |
die wonderverschijnselen niet langer ontkent, ze integendeel waardeert, alleen hun bo vennatuurlike betekenis wègverklaart. En die hegemonie van de psycholoog drijft onze speculatie vanzelf het volle leven in, zoals dat culmineert aan een hoge-school. Biechtvaders en zenuwdokters moeten samen de pastoraaltheologie opbouwen; de missiekunde ruilt bijdragen met alle vakken ongeveer; vergelijkende godsdienstwetenschap raakt sociologie, zoals de sociologie 't de ethica doet; en zo is de godgeleerdheid het brandpunt van een kring, die wederkerig door dat centrum stralen krijgt en stralen stuurt. In theorie is 't vrij makkelik, een pyramide van wetenschappen te construeren met Sancta Theologia als gewijde kroon; maar feitelik heeft de theoloog in onze tijd nog een plaats achter aan de rij van geleerden te veroveren. Mgr. Baudrillart verklaart dan ook: A s'isoler de la culture générale contemporaine, le savoir ecclésiastique courrait le plus grand des périls; apanage de quelques individus, il serait pour le reste des hommes une langue morte, et demeurerait sans la moindre action sur leur pensée, bientôt par conséquent sur leur vie. Toenadering tussen theologen en andere geleerden zal ons spraakgebruik meteen aan de levende taal helpen aanpassen, er mee samensmelten liever, wat het doordringen van onze denkbeelden in de wetenschap bevorderen moet. De filozofiese terminologie toont àl te duidelik, hoe de scholastiek helaas de wetenschap niet meer beheerst; en om opnieuw invloed uit te oefenen, dient die zich eerst verstaanbaar te maken. Van weerskanten zijn de middeleeuwse vormen met de inhoud vereenzelvigd, terwijl namen, die naar perkament ruiken, tijdgenoten van ons stelsel zelf als een anachronisme afschrikken. Blijkbaar niet buiten academiese sfeer begroef Beijsens 't esoteries Latijn - waaraan uiterlike piëteit of eenkennige besmettingsangst bleef verslaafd en waaraan de geleerde wereld tot de klassieke filologie toe, of men wil of niet, is ontgroeid - om de School in Holland zuiver Hollands te leren spreken. Zulke tegemoetkomingen spreken als pedagogiese eisen niet enkel, | |
[pagina 108]
| |
maar ook als levensvoorwaarden eigenlik vanzelf; en evenals Palestrina door uitgaven in moderne sleutels pas doordrong, zal Thomas onze tijdgenoten alleen in gelijktijdige uitdrukking bereiken. De theologie maakt inzóver de ontwikkeling van elke studie door, dat die daar aanknoopt, waar profane kennis ophoudt, en z'n antwoorden naar de speciale noden van elke periode te regelen heeft. Maar behalve 't verlengde vormt de godgeleerdheid, die alle feiten assimileert en organiseert, ook een evenwijdige van de natuurlike wetenschap. Nu begeleidt en, hopen we, leidt binnenkort in onze sceptiese eeuw de theologie onweerstaanbaar een positieve stroming en bewijst z'n bestaansrecht, door de dingen eerder in oorsprong en wording te vergelijken dan absoluut te beoordelen als in de rustiger tijden, toen de meester zich zalig in 't wezen verdiepen kon. Evenals de moderne zielzorg vooral buiten de Kerk wordt uitgeoefend, komt de godgeleerde uit zijn heiligdom, om midden op het plein contra, ergo intra gentiles te demonstreren. Menige aflevering van organen als Zeitschrift für Kath. Theologie telt onder allerlei positieve studies hoogstens één speculatief artikel. Ook de geesteswetenschappen hebben gedeeltelik een mechaniese methode te gebruiken, willen ze op de titel van exact systeem aanspraak maken. Zonder natuurlik de exegese te herleiden tot louter filologie, de zedeleer tot zielkunde, de dogmatiek tot filozofie of historie, zonder een denker tot slaafs register van verschijnselen te verlagen, zonder dus vooral de Openbaring in de verste verte te elemineren, erkent toch iedereen de noodzakelikheid, dat de techniese uitrusting van de gewijde wetenschap de snit van ons geseculariseerd geslacht volgt, om zich vlotter te bewegen, evenals een geestelike in politiek op een gemengd congres; dat men zich op de Areopaag uitsluitend laat gelden met de taal van de Atheners; dat de theoloog in de algemene werkplaats broederlik moet meewerken. Daarbij zullen wij persoonlik en gemeenschappelik winnen. Wij, kinderen van de zekerheid, vervallen licht tot het lief- | |
[pagina 109]
| |
hebberen van geestelike renteniers en dreigen in lichte retorica van alle bloemetjes even te proeven, in plaats van plant voor plant geduldig uit te putten. Blijkt concrete inductie nu 't middel tot werking op de moderne cultuur, dan wordt die ook een plicht krachtens onze verantwoording tegenover de dwalenden, die we onder bedenkelik hoofdschudden hoe langer hoe verder laten verdwalen, zonder onze peinzende hersens dag aan dag voor hun redding te kwellen of ons bezorgd geweten te pijnigen over dat ontzettend verdrijven van God uit de wereld, waar wij Sint Christoforus niet edelmoedig en vooral moedig genoeg navolgen. Door de moderne denkbeelden te laten doortrekken van een eeuwige leer en de redelike gronden van 't geloof met nieuwe instrumenten te verdiepen en de waarheid te verklaren in 't plein air van 't hedendaagse leven, zoals een Mausbach of Sertillanges deze kunst verstaat, richten we cultuur tegen cultuur, stelsel tegenover stelsel of juister stelselloosheid. En dat vordert een eigen legerkamp, waartoe't geestesleven zich wel niet beperkt, omdat een genie tien academies waard is en autodidacten soms protodidacten zijn, maar waarin 't zich geregeld samentrekt en waarbuiten zelden ‘school’ in hoger zin gemaakt kan worden.
Is dan 't priesterseminarie niet genoeg zoals ieder bisdom en elke orde er een heeft? Baudrillart constateert openhartig, ‘que les evêques concevaient pour la plupart le collège ou le séminaire comme les seuls types de l'enseignement catholique, qu'une Université est et doit être tout autre chose’. Als eerste onderscheid geldt, dat er 1 universiteit staat naast n seminaries, een kwantitatief verschil, waardoor de kwaliteit van 't onderwijs door groter selectie onherkenbaar stijgt en waarom Ierse en Italjaanse seminaries ook geconcentreerd werden. Ook innerlik onderscheid is er: het seminarie heeft pastoraal-pedagogiese bestemming, de universiteit vakkritiese; en vandaar dat de meeste landen de akademiese opleiding van theologanten door een seminarieverblijf laten voorafgaan, een enkel volgen; of primeren bij benoeming van seminarie-profes- | |
[pagina 110]
| |
soren meestal geen praktiese eisen, terecht geregeld naar de draagkracht van alle leerlingen, naar de dagelikse omgang van collega's binnen 't internaat en naar de vorming van bruikbare zielzorgers? In verband met het overheersend kerkelik belang gaat zo'n benoeming ook eenvoudig hierarchies, zonder voordracht van ambtgenoten, dikwels zonder direkte voorbereiding of uitgesproken neiging zelfs; terwijl de professor dan gewoon op zijn beurt pastoor gaat worden, waardoor de wetenschap in zijn leven hoogstens de betekenis krijgt van een episode, voelt de academicus zich met de studie levenslang getrouwd als een bisschop met zijn kudde. De diocesane of reguliere traditie heeft verder zóveel invloed, dat ieder seminarie haast zijn eigen stel handboeken heeft, die de opvolger trouw laat herdrukken. Nu heeft een autoriteit zeker de macht om zijn onderdanen te maken wat hij wil, maar er meer van ‘maken’ dan er in zit, dat kan geen mens, zolang ‘creare ex nihilo’ 't onvervreemdbaar voorrecht is van de Schepper en de genade van staat geen meedeling van alle natuurlike gaven voor een opgelegde taak verzekert. Een dergelik prakties criterium bepaalt ook de studenten. Uitstel van wijding gebeurt zelden om intellectuele reden, die aan de academie de doorslag geven. Kan een ernstig universitair op verzoek gedispenseerd worden van de Index, voor seminaristen werd het lectuurverbod nog uitgebreid, wat alleen 't specifiek karakter van een soort noviciaat (het woord is van Olier) verklaarbaar maakt, evenals de kazerne veel geschriften uitsluit. Nu mag ascese de heilzame basis van 't offervaardig priesterschap wezen, maar wetenschap heeft meer nodig dan gehoorzaamheid. De taak aan de universiteit is om de wetenschap verder te brengen, waarvan Newman met oog op de nodige verheffing van gewijde studies getuigde: ‘Truth is wrought out by many minds working freely together.’ Een seminarie dient de wil te wennen aan tucht, een academie leert de geest zelfstandig werken; en al verklaart ieder hoogleraar niet uitdrukkelik met de Griekse wijze, dat zijn leeringen zich weinig aan Socrates en veel meer aan de waarheid | |
[pagina 111]
| |
moeten storen, die leerlingen houden zich werkelik aan die regel en durven meermalen hun professor op college verbeteren. De middeleeuwse universiteiten, die de rotsvaste scholastiek in de branding van eindeloze disputen, internationale toernooien van de geest, hebben uitgehouwen, beschouwden de filozofie als de vorm om ieder zelf te leren filozoferen, wat oorspronkelike denkers op de katheder ook konden bewerken. ‘Imitons la sagesse de l'Eglise et n'allons pas, sous l'empire de préoccupations religieuses excessives, entraver la liberté légitime de l'homme de science,’ bezwoer Mercier van uit Leuven, terwijl de rector van 't Parijs Institut Catholique verzekert: La liberté d'émettre et de discuter des hypothèses et des opinions, là òu l'on n'est pas en présence de vérités qui font partie de l'enseignement authentique de l'Eglise, est la condition sine qua non de la vie intellectuelle. Or qu'est-ce qui distingue, outre sa fidélité au Saint-Siège, notre grande Eglise d'Occident, sinon qu'elle a toujours vécu de cette vie? N'entendons-nous pas encore l'écho des grandes querelles du moyen âge? Voor de seminarist is de studie een middel tot zijn levenstaak, voor de universitair een roeping op zich zelf: wat de een min of meer verplicht doet, onderneemt de ander vrijwillig en geestdriftig. Waar de seminarist passief moet luisteren, hoopt de academiese theoloog te vinden wat hij zelf kan uitspreken, eigen inzicht te boren en nieuwe stof aan de overlevering toe te voegen. Maar veiliger laat ik het woord aan iemand met dubbele ervaring en met canoniese zending: Dans les séminaires on doit donner aux jeunes ecclésiastiques, dans un temps relativement court, tout l'ensemble des connaissances dont ils auront besoin pour leur ministère, par conséquent on n'approfondit pas là non plus les problèmes de la critique. En outre, il convient d'adopter les programmes à la moyenne des esprits, et tous ne sont pas aptes à s'initier aux méthodes scientifiques. C'est donc dans l'Université seulement qu'on accomplira à cet égard l'indispensable tâche. Seminarie en academie vinden in de Kerk beide hun wettige, | |
[pagina 112]
| |
nodige plaats, evenals de orden met verschillende bestemming elkaar aanvullen. De universiteiten zijn immers niet minder pauselike stichtingen dan de seminaries; en hetzelfde Concilie van Trente, dat de seminarievorming voor de priesters heeft gevorderd, eiste van alle hoger geesteliken een academiese graad, zodat Rome, waar de traditie van openlik onderricht als gewoon orgaan van de theologie bleef heersen, zelfs feitelik de ene vorm met de ander samenvlecht. Door deze twee scholen naast elkaar te laten bloeien, zou 't prakties Nederland niet het een opofferen aan 't ander, maar voor de priesters vervullen, wat Prof. Winkler de medici toewenste: een dubbele opleiding, naar gelang ze geleerden of eenvoudig artsen moesten worden. Geen onderschatting dus van de seminaries is 't, in een bepaald opzicht een universiteit hoger te schatten. De H. Stoel gaf met het stichten van een afzonderlike academie voor diplomaten, een Bijbelinstituut, een conservatorium voor kerkmuziek, een paleografiese school binnen 't Vatikaan zelf het voorbeeld en wenst in 't nieuwe wetboek bepaald, dat elke natie een Katholieke Universiteit sticht, waar de besten hun graad te halen hebben. ‘Er is verscheidenheid van gaven’ en ieder apostel is geen Paulus, waarvan de diepzinnige brieven broederlik door Petrus worden aanbevolen. Zo mag een zielzorger ook buitengewone gevallen naar een meester verwijzen, evenals de huisdokter dat doet naar een specialist. Zonder zelfgewonnen, diep eigengemaakte kennis zal een priester last hebben, om Latijnse formules in levende taal weer te geven, wat toch een pastorale eis kan zijn. Schrörs' ‘Gedanken über zeitgemäsze Erziehung und Bildung der Geistlichen’ leren uiterst actueel: ‘Nur der Gedanke soll bekämpft sein, als ob es genug sei, die “Irrtümer” vorzuführen und zu “widerlegen”, sie auf die nackten Begriffe und letzten Konsequenzen zurückzuführen und deren Unvereinbarkeit mit der Kirchenlehre zu zeigen. Gewisz, dies musz geschehen, aber für das Leben reicht es nicht aus. Denn falsche Ideen wirken nicht so sehr durch ihre theoretischen Spitzen als durch den imposanten Unterbau, auf dem sie sich erheben, als durch die schimmernde Umhüllung, die von der Kultur des | |
[pagina 113]
| |
Zeitalters um sie gewoben wurde, als durch das Neue und berechtigte, das sie mit sich führen. Eintauchen musz der Geist in die Gedankensphäre, in der die glanzvollen Gebilde entstanden sind, ihre Genesis, ihren Zusammenhang mit den wirklichen Fortschritten der Wissenschaft begreifen. Dann und nur dann können sie wirksam bekämpft und ihnen das Berückende genommen werden. Sonst empfängt der junge Mann früher oder später, wenn ihm durch Lektüre oder persönliche Erfahrung die Dinge näher treten, den gefährlichen Eindruck, es sei ihm zur bequemeren Widerlegung ein Zerrbild vorgemacht, es seien ernst zu nehmende Fragen mit dialektischen Kunstgriffen oder billigen Scherzen erledigt worden. Ferner, nur wer den Gegner ganz versteht und das relativ Wahre in seinem Irrtume anzuerkennen weisz, vermag ihn zu überzeugen.’ Een gevaarlik gebrek aan evenwicht dreigt in 't Petrusschip, wanneer de priester juist de persoon zou worden die de actuele moeilikheden niet kent, wat hij intussen nog kan bijleren, maar vooral wanneer hij de moderne mentaliteit miskent, wat moeilik af te leren valt. Om daarin te voorzien, liet het Engels Episcopaat de jonge Wilfrid Ward in de seminaries een cursus geven over de dwalingen van de dag, en verzochten Franse seminaries ook Ollé-Laprune en Brunetière de theologanten te komen inlichten. Laat dit een lapmiddel zijn en een abnormaal erbij, waardoor de verhoudingen worden omgekeerd, het feit, dat bisschoppen zo'n clericale taak opdroegen aan leken, bewijst de noodtoestand, ontstaan bij gebrek aan kontakt met de buitenwereld, zoals een universiteit door open gedachtewisseling die geven kan. De priester, die van 't leven enkel weet wat hij toevallige hoorde, die lacht om bezwaren, waarvan hij 't gewicht onmogelik voelen kan, hij zou geen goede herder zijn van verdwaalde schapen. ‘Suchenden Seelen soll ein wissenschaftlich hochstehender Klerus Führer sein’, schreef het Duits episcopaat toepasselik op onze ireniese beweging, want biechtstoel, preekstoel, leerstoel verkondigen één waarheid, Goddank ja, maar in verschillende taal. Zijn er gezochte biechtvaders, geroepen predikanten, dienen er dan ook geen aangewezen godsgeleerden te zijn? Nu begrijpt iedereen, hoe Prof. Mercier, die als kardinaal de proef op de som zou leveren, | |
[pagina 114]
| |
dat de energie van studie in krachtiger en grondiger zielzorg wordt omgezet, met Leo XIII achter zich openlik aan 't Belgies episcopaat durfde voorstellen: de multiplier autant que possible, le modeste chiffre de ces travailleurs de l'avenir; de leur laisser, après un certain stade de vie universitaire, le choix des matières qu'ils se sentent plus spécialement la vocation d'étudier. Le maître est si jaloux de sa liberté d'enseigner: pourquoi refuserait-on à l'élève la liberté d'apprendre? Que de jeunes gens qui sont passifs et resteront éternellement stériles, dans la carrière où on les fait entrer d'office et qui seraient peut-être devenus des hommes d'initiative, si on leur eût permis de suivre la pente naturelle de leurs aptitudes et de leurs préférences. Aan buitenlandse hogescholen lieten onze bisschoppen tot dusver ook volgens voorschrift van de Provinciale Synode ‘de meest begaafden en geleerden zich aan dieper studie van de gewijde wetenschap wijden’. De plicht om de Godskennis met hulp en tot heil van alle geleerden te ontwikkelen, in plaats van uitsluitend te conserveren, waarvoor trouwens ook geregelde verversing van 't sterk water der kritiek nodig is, wordt biezonder dringend, wanneer we de S. Theologia vergelijken met de profane vakken en beschaamd ontdekken, hoe de koningin tot assepoester is verlaagd. Onder priesters beginnen sommigen te begrijpen, dat de godgeleerdheid het kind gaat worden van de rijksrekening, die de beste krachten voor onmisbare graden aan de universiteit opeist. En nu mogen geestelike bekwaamheid en wettelike bevoegdheid elkaar alles behalve dekken, feitelik kost het regeringsprogram voor het middelbaar onderwijs de élite van onze geesteliken, zodat het hoger onderwijs in de hoogste wetenschap wel eens aan minder geschoolden dreigt overgelaten te worden. Is 't dan geen tijd de eisen voor de gewijde vakken op het peil te brengen van een gedwongen staatsinspectie en de theologie aan werkelike vakgeleerden toe te vertrouwen? Eindelik is er nog een algemene reden, waarom het seminarie alleen de kerkelike wetenschap niet genoeg vertegenwoordigt. | |
[pagina 115]
| |
Waar moet een Katholiek leek heen, die wijsbegeerte, kerkrecht of, wat in ‘de eeuwen van geloof’ geen zeldzaamheid was theologie wil studeren? En dat ongezalfde personen gezegend werk kunnen leveren, getuigen de archeoloog De Rossi, de dogmaticus W.G. Ward, getrouwd seminarie-professor onder de zegen van Pius IX, die 't geen bezwaar vond, dat hij een ‘Sacrament méér’ ontvangen had, en de liturgist Baumstark, om van een historicus Pastor, eredoctor in de theologie, niet eens te spreken. Met name 't altijd ruimer gebied van de filozofie wordt grotendeels een veld van onderzoek en waarneming, waarop leken als De Wulf en Hertling, Willmann en Maritain, Baeumker en Michotte zich verdienstelik maken voor de neoscholastiek. Wapening van zulke reservekrachten is dubbel wenselik, nu leken met geen andere bagage dan krantepapier zich als generaal opdringen. Het monopolie van ongelovige professoren bestrijkt de boekemarkt niet zo brutaal als de tirannie van godsdienstige journalisten, die hun macht onverantwoordelik misbruiken, door beginselvragen en al wat er aan verwant is of ook maar verwant heet, tussen morgen- en avondblad even uit te vechten. Zo wordt de regelmatige functie van de School in de Kerk verdrongen door de pers, ofschoon 't publiek geen zware problemen verteert, vóór ze door deskundigen zijn fijngemalen. Z'n geestelike armoe overschreeuwend, verliest die professionele oppervlakkigheid wel de laatste notie van een theologiese wetenschap - volslagen ingekrompen tot een syllabus van dwalingen, alsof de vorser in vonnissen alle resultaten zag! - om politiereglementen te memorizeren en botweg op het hoofd van de eerste de beste voorbijganger, verdacht door zijn peinzende houding, te laten neerkomen. ‘Wie driest beweert, is niet geleerd; wie graag verkettert, niet bekeerd.’ Weten zij, die 't hardste roepen om handhaving van de beginselen, ze diep te gronden, klaar te vormen, sterk te tonen? Een vergelijking van Veuillot's polemieken met Möhler's verzoenende beoordeling van 't geschil tussen Augustinus en Hieronymus of, nog brandender, zijn even | |
[pagina 116]
| |
kiese als wijze bemiddeling tussen Bautain en 't gezag, meet de afstand van een advokaat tot een rechter, die 't apostolies woord vervult, dat de wijsheid van boven vreedzaam is en onpartijdig. De leiding over 't onafzienbaar veld, door kerkelik leergezag op goddelik voorbeeld overgelaten aan onze vrije gedachtewisseling - mundum tradidit disputationi eorum -is naar middeleeuwse traditie geborgen bij een geleerd lichaam, dat achter gesloten deuren theties de kwesties totpraeadvies beredeneert, om ze dan eerst aan de vluchtige pers als een voorgelichte jury over te leveren. De man, die op de plaats van Gerson en d' Ailly zit, verklaart de taak van de Katholieke Universiteit in onze dagen zo: ‘Sans avoir par eux-mêmes aucune autorité doctrinale, nos Instituts sont et doivent être des adjuvants de cette autorité; ils ont mission de lui fournir les éléments humains dont elle a besoin pour s'éclairer avant d'agir.’ Organisatie van de theologiese krachten bevordert tegelijk een verheffing van de apologie. Tot dusver wordt bij ons eigenlik de godgeleerdheid alleen gewaardeerd, voorzover die nuttige geloofsverdediging levert; theologie verwarren de meesten zelfs met apologie en dan een apologie, die alles zo lang en zo ver mogelik goed te praten heeft en de vraagstukken alleen met propaganda nadert. Terwijl geloofsverdediging uit geloofswetenschap moest voortkomen, zoeken sommige theologen eerst gedwongen, dus noodlottig achteraan gekomen, wat kennis bijeen, om een of andere opwerping af te weren. Toegegeven nu, dat klaarder waarheid altijd het goed gevolg van strijd over een dwaling is geweest, ook erkend, dat in 't herlevend Katholiek Nederland, waar zielzorg voorlopig de energie absorbeerde, de studie op de direkte eisen van 't leven gericht diende te worden, blijft toch het gemis van een theologie, die zich door geen ander belang dan belangstelling voor de wetenschaplaat leiden, pijnlik als hongersnood. Sinds de godsdienst meer in de wijsgerige ondergrond of de natuurlike uitlopers wordt aangetast, omvat de apologie zo'n diepe en zo'n brede taak, dat uitsluitend een school van | |
[pagina 117]
| |
specialisten gezamelik de apostoliese ijver volgens de wetenschap kan ontwikkelen. Zoals apologie van unskilled laborers alles behalve apologeties werkt, levert vakkennis van geloofsgenoten, hoe positiever en kritieser hoe beter, een onopzettelike en daarom onverdachte apologie, door metterdaad te bewijzen, dat clericaal en academies evenmin tegenstrijdige begrippen vormen als dat onze hersenen bij gebogen knieën ophouden te werken. Onbevangen, onbaatzuchtige liefde voor de waarheid in elke vorm aankweken, in de druppel hetzelfde licht leren bewonderen als in de stroom, dàt is de verplichte lofzang op de Heer in al zijn werken instrumenteren met de rijkste schakeringen, die 't modern oor kunnen boeien. Dat apologeten soms evenveel hebben van echte theologen als een koster van een priester, mag een dubbel leek, die zich aan apologie te buiten gaat, wel opmerken. Als exacte geleerden konden de Jezuïeten binnen China komen preken, terwijl verschillenden tegenwoordig hun apostolaat merken met een goedkoop G. en W. ‘Wie zich haastte om enkel apologeet te zijn, verspeelde altijd zijn invloed en gaf de beschikking over zijn studiën in handen van den tegenstander. Zoo gaat alle eenheid van studie te loor, en moet men eiken morgen gereed staan, om, wat opnieuw tegen u werd ingebracht, te beantwoorden. Een tot niets leidende aphoristische slavernij.’ Wordt met deze woorden uit Kuyper's ‘Scolastica’ niet onze toestand getekend? Laat Mercier dan onze toekomst weergeven: ‘Un moyen de parer au reproche de servilisme religieux que l'on fait aux savants chrétiens, c'est de cultiver la science pour ellemême, sans y chercher directement aucun intérêt d'apologétique.’ Is er ook wel ernstiger bekoring tegen 't geloof dan mislukte apologie, waardoor de bezwaren enkel bevestigd worden? De naieve broeder, die een-twee-drie't ongeloof weerlegt met verouderde machtwoorden, waardeloos als pauselike munten, bewijst in zijn triomfantelike zekerheid alleen, dat hij de draagkracht van de moeilikheid niet eens begrepen heeft, ergert de | |
[pagina 118]
| |
gelovige, verbittert de twijfelaar en schrikt de zoeker af, zoals Taine 't op zijn oude dag helaas werd gedaan door Gaume. De academie leert een beetje voorzichtiger zijn met bewijzen! ‘De lippen van de priester zullen wetenschap bevatten’, waarschuwt de Profeet; en een priester als Baudrillart kent de klachten: L'élite catholique souhaitait un clergé plus instruit, plus éclairé, plus au courant des problèmes de son temps et des solutions qu'ils réclament. Ah! permettez-moi d'insister sur ce point de vue.... Nous ne pouvons plus nous contenter de l'éducation morale et professionelle qui était jadis celle du prêtre de paroisse, nous devons avoir une culture générale, parce que nous devons faire tête à la concurrence sur le marché intellectuel. De indruk bestaat, dat eenzijdig sacramentele opvatting van de priesterlike functie wel ooit 't actief herderschap in 't gedrang kon brengen, terwijl in 't Evangelie niets uitdrukkeliker wordt aanbevolen dan de plicht van onderrichting. Gaat, en onderwijst, onderwijst niet de kinderen alleen of de biechtelingen of de trouwe kerkgangers, neen ieder schepsel. Moet iemand daarvoor niet de geest van iedereen verstaan, dus een anders zieleleven benaderen en doordringen met de ingespannen beweging van 't gaan, door gezette studie van vreemde beschouwingen? Al is elk geestelike natuurlik niet tot geloofsverkondiging aan alle groepen van ons volk geroepen, zijn gewijde stand als geheel, ‘ad omne opus bonum instructus’, houdt de zending om de volledige samenleving te bereiken. Het bepaald vak van Duitse katecheten met biezondere opleiding zou een uitkomst geven voor onze gymnasiasten en H.B. scholieren, nog te dikwels zonder speciale godsdienstcursus, ofschoon er op de rooster soms uren voor uitgetrokken staan, waarop een priester met gelijk recht als de dominee in de klas zelf mag komen les geven. Zijn geesteliken niet de eersten om een correctief van 't openbaar onderwijs te willen? En 't geldt geen enkel correctief, niets accidenteels, het geldt de vorming van 't godsdienstig leven, de waarborg van 't éne nodige bij aanstaande leiders op de kritieke leeftijd. De over- | |
[pagina 119]
| |
tuiging, waarmee men biezonder onderwijs voorstaat, dat trouwens de eerste tijd enkel een voorrecht van grote steden blijft, mag nooit tot verwaarlozing van leerlingen op openbare scholen leiden, alsof die maar verloren zieltjes waren. Eerder vragen die om hun gevaren juist dubbele zorg, al zal die desnoods de neutraliteit te onschadelik laten lijken; want wie van ons durft in plaats van ‘tijdig en ontijdig’ de waarheid te verkondigen, als een gepredestineerd Israël heel de wereld verder aan zijn lot overlaten en farizeews roemen op ons eigen heil? Welnu, godsdienstonderricht op middelbare scholen, aangepast aan 't klimmend onderwijs en aan de jonge drang naar vrije gedachtewisseling, is de taak van een uitgelezen en uitgerust persoon. Heel de pedanterie van de lastige puberteitsjaren, vol valse schaamte voor het dieper gevoel en vooral voor vrome aandoening valt op zo'n facultatief vak als een prooi aan. Maar ‘schuldenaar van wetenden als van onwetenden’, voelt de herder zich voor zulke aanmatigende schapen biezonder verantwoordelik. Vóór de universiteit ineens de schuld te geven van een geloofsafval, vraagt zo'n priester zich angstvallig af, inhoever andere kringen aansprakelik kunnen zijn en of er wel een, aan de intellectuele groei evenredige, spirituele leiding bestond in de beslissende jaren, toen de twijfel ongemerkt voortwoekerde. Een R.K. Studentevereniging redt zelden wat bij gebrek aan een verwante gymnasiastebond verloren ging. Daarom moet het organisatieleven, van volwassen arbeiders op hun kinderen doorgetrokken binnen patronaten, zich onder gelijke zorg evenwijdig van studenten tot toekomstige studenten ontwikkelen. Is Holland niet het énig land, waar - mogelik door onderschatting van de ‘vlegels’ bij ons langzaam rijpend geslacht - een Katholieke jeugdbond, de kracht van andere volken, ontbreekt en waar ontelbare jongelui dan ook verwilderen of in handen vallen van neutrale Padvinderij? Deze wenken bedoelen eenvoudig bij te dragen tot het besef, dat de praktijk, waarvoor de meeste uitsluitend oog hebben, ook verhoging van 't theologies peil vordert. Paulus' ver- | |
[pagina 120]
| |
maning: ‘Wijd u aan lezing en lering, verwaarloos uw gave niet...., dan zult gij èn u zelf èn uw hoorders redden’ is meesterlik uitgewerkt door Chrysostomus, toen hij lang vóór zijn eigen priesterwijding een klassiek model van 't priesterschap leverde, waarin hij er vrijmoedig aan herinnerde, hoe geleerde geesteliken niet alleen bij de heidenen, maar ook bij de geloofsgenoten meer in aanzien stonden. Hoe hoger de algemene standaard van beschaving, hoe sterker dit argument spreekt; en stijgt de volksontwikkeling zó verrassend, dat de wereldberoemde econoom Pierson kon verklaren, met geen socialist degeliker gedebatteerd te hebben dan met de letterzetter Vliegen, vakgenoot van de stichter van de Revue des deux Mondes, geweldig moet dan zeker de overgang wezen bij Katholieken, die zo'n achterstand in te halen hadden. Hoe licht wordt nu de leider van een arbeidersvereniging, voor wie de sociale kwestie de levensvraag betekent, waarover hij onder zijn werk disputeert en avond aan avond vergadert en, wie weet, tot in de nacht studeert, een geimproviseerd adviseur ook theoreties de baas! Willen wij onze organisaties solidair met de Paus houden, dan dient er van de vertegenwoordiger van de hierarchie meer uit te gaan dan een chronies veto met beroep op zijn waardigheid. Op een lekecongres heeft Kard. Mercier ronduit verklaard: Il y a aujourd'hui deux aristocraties puissantes, celle de la finance et celle du savoir. La force du prêtre vis à vis du peuple, c'est qu'il n'appartient pas à la première; sa faiblesse, c'est qu'il n'est pas, selon l'appréciation générale, assez haut placé dans la seconde. Pius X's seminariehervorming richtte zich bewust naar de gangbare standaard van ontwikkeling, waaronder de geesteliken immers ‘beneden de leken dreigden gerangschikt te worden.’ Het komt er beslist op aan, tenminste geesteliken, die buiten de, voor debat ongenaakbare, stoel der waarheid optreden, een evenredige sprong vooruit te laten maken, wil de Ecclesia docens ook subjectief meester blijven, wat voor allerlei onderdelen van de positieve theologie vrijwel uitge- | |
[pagina 121]
| |
sloten is zonder universiteit. Het profeties element in de Kerk gaat anders in de verwarring van valse profeten onder. Al staat de genadewerking van de Sacramenten onaantastbaar boven de persoonlike betekenis van een priester, zijn apostoliese zending wekt eenmaal sterker vertrouwen naargelang van zijn intellectueel prestige. Vandaar begon zijn invloed te dalen, toen 't middeleeuws privilege van de ‘klerk’ verzwakte en de leek, zo lang identiek met ongeletterd, de leiding in de cultuur veroverde. ‘C'est une grande illusion de croire que l'on peut conserver la direction des âmes, quand on a perdu celle des esprits,’ zo begint Mgr. Baudrillart zijn uitvoerig boek ‘L'Enseignement Catholique dans la France contemporaine’. Uitentreure wordt het verlies van eerbied voor het priesterschap beklaagd, maar onze cerebrale tijd herstelt de verhouding wel eerder door opdrijving van de priesterstudie dan door onderdrukking van de lekecultuur. Het gaat hier waarachtig om beginselen boven de eer van de hoogste stand, die zijn gewichtig aandeel in de beschaving nooit prijsgeeft, zonder zijn leerambt, zijn wezenlik karakter bijgevolg, en daarmee 't pastoraat in kringen, waar de ernstigste geloofscrisis hangt, te bedreigen. Op Dr. J.C. Schulte O. Cap.'s betoog ‘Die Kirche und die Gebildeten’ hoef ik me niet te beroepen, waar Leo XIII zijn pausschap begon met de waarschuwing, dat in onze tijd de verdediging van 't Christendom, waarin de priesterlike taak vooral moet bestaan, een niet middelmatige, neen een uitstekende, veelzijdige wetenschap eist. Ik raak hier een uiterst delikaat punt, waarop uw vertrouwen in mijn goede bedoeling, lezer, me gerust helpt ingaan, wat ik nooit zou willen wagen, als de zegen van 't heilig priesterschap me niet diep aan mijn Rooms hart lag en zijn goddelike werking niet ernstig op het spel stond. We danken aan 't onwrikbaar celibaat, dat elke priester opnieuw door spontane energie van 't gelovig volk voortgebracht en zo zijn vrije roeping gewaarborgd wordt; maar we hebben er tegelijk met Schaepman aan toe te schrijven, dat onze geesteliken, die uit hun edel milieu geen kinderen voor de gewijde dienst vormen, | |
[pagina 122]
| |
bij predikanten, geestelik van zoveel domineesgeslachten ervend, licht in beschaving achterstaan en zich daardoor overbescheiden onttrekken aan 't geestesleven, waarin de zielzorg een maagdelik veld kon vinden. Onwillekeurig keert een kapelaan liefst tot zijn eigen kringen weer en zoekt de enkele ontwikkelden binnen de parochie zo weinig mogelik. Want de stand, waar hij zich thuisvoelt, geeft hem bij minder inspanning groter voldoening, is immers kerkser en huiseliker dan families, die, al houden ze hem ook op geen koele afstand en al verwachten ze van een verlegenvertrouwelik priester wel minder vormen, toch buitengewone eisen stellen aan zijn geestelike houding en bij hun lastige vragen niet met wat stichteliks zoet te houden vallen. Goddank is 't volk bij zijn gemoedelike heerooms weldadig op zijn gemak, maar zijn dezen 't ook in de ‘wereld’? En zorgen zij, die zoveel overwicht van regulieren betreuren, genoeg voor tegenwicht? Wat zou geregelde aanraking tussen priesters en leken de Christengemeenschap bevorderen! Er bestaat een rampzalige wisselwerking tussen 't feit, dat te weinig geesteliken uit ontwikkelde stand komen, waarover de Roermondse Bisschop in zijn allereerste toespraak heeft geklaagd, en de onmacht - onwil onderstelt niemand - van de meeste priesters om zich vrij in elke kring te bewegen en verwende jongelui aan te trekken. Alles voor allen zijn kan de Kerk wel uitsluitend door priesters in soorten, aalmoezeniers van de arbeid en van 't leger, apostelen van de pers en van de missie, ook academieherders als oorspronkelik de Dominikanen en Jezuieten, geboren en getogen aan de universiteit, waren; maar wereldgeesteliken verdienen ook hun wachtpost op de toppen van cultuur en onvermijdelik groeit uit de allesomvattende aard van de zielzorg een academiese clerus voor de academiese stand.
Tenslotte geldt het afdoend gezagmotief, dat een Katholieke universiteit onbestaanbaar is buiten kanonieke inrichting, die de H. Stoel uitsluitend bij oprichting van een theologiese facul- | |
[pagina 123]
| |
teit toestaat. Want heeft Rome dit onverbiddelik in Frankrijk gevergd, waar de bisschoppen erg bezorgd voor hun seminaries waren, dan geldt deze eis zeker in ons land met zijn overvloed wijdelingen. Bovendien lijkt de tegenwoordige Kardinaal-Staatsecretaris, niet alleen een erkend meester onder de juristen en leider van de codificatie van 't kerkrecht, maar ook gewezen hoogleraar in Parijs, allerminst de man, om een wet, waarvan hij de gunstige werking met eigen ogen waarnam, te laten ontduiken. Integendeel noemde Kard. Gasparri een universiteit broodnodig tot vorming van de seminarieprofessoren. Zijn Eminentie ziet verder dan de Nederlanders, die hun Franse broeders overwegend gebrek aan praktijk en taktiek verwijten: Tout l'avenir de l'Eglise de France tient dans la question des Grands Séminaires. Si trop peu d'évêques aujourd' hui sont capables de faire entendre leur voix en matière doctrinale et de diriger l'opinion qui s'égare, c'est que le clergé français, qui a de si éminentes qualités, n'a pas assez de doctrine philosophique et théologique. Begrijpelik bekent de Parijse rector dan ook: ‘Les Facultés théologiques, ou pour mieux dire, de sciences sacrées, si peu désirées au début et créées à contre-coeur, sont devenues les principales.’ Krijgen wij ook zo'n haard, waarom zich geleidelijk stichtingen van alle kloosterorden groeperen, die 't peil van hun eigen onderwijs verhogen door scholing van hun leerkrachten en ieder tot verrijking van de gemeenschappelike alma mater bijdragen, wat een licht, wat een kracht zal er van zo'n sedes sapientiae uitgaan!
Moet de theologie dus de kern van onze universiteit worden, de Openbaring drijft tot onderzoek in alle richtingen en de profane wetenschappen ontvangen nog meer beweegkracht van de gewijde dan we andersom zagen. Als secretaris van de Kath. Wetenschappelike Vereniging heeft Struycken erkend, dat in deze lekenorganisatie juist de afdeling met de meeste priesterleden 't werkzaamste bleek, een verschijnsel, | |
[pagina 124]
| |
door Van Ginneken's en Schrijnen's leidende boeken ook buiten die kring gelijktijdig toegelicht. Opvallend schijnt de keus van profane stof door zulke geesteliken, terwijl menig leek zich van de andere kant eerder tot gewijde onderwerpen voelt aangetrokken, omdat hij er minder geregeld in leeft. Hier werkt een even begrijpelike als doelmatige kruising van belangstelling, die verstandhouding en samenwerking, het bepaald doel van een eigen hogeschool, waarborgt. Te veel intellectuele potentie gaat bij ons verloren, eenvoudig door gemis aan methode en tenslotte door gebrek aan leiding. Werkeloosheid van plaatselike autoriteiten is schuld aan de pijnlike leemte van monografieën over onze parochies en kloosters en grote mannen, meteen schuld aan 't beschamend geval, dat ontelbare Roomse themata door andersdenkenden in beslag genomen zijn, tot de ene fabel na de andere ontstond, die wij licht hadden voorkomen en zo lastig herstellen. De kring van Windesheim, waar heel de geleerde en godsdienstige wereld belang in stelt, vond ander gidsen dan de geroepen geestverwanten, zodat zelfs Leuven voor de uitgaaf van stichtelik proza had aan te kloppen bij de onroomse De Vooys, de kenner van de Marialegenden. Vooral in stille kloosters, zo geschikt en dikwels ook bestemd voor de studie, zijn naast eenoog-koningen genoeg binnenvetters met een wijsheid boven geleerdheid, alleen weerloos tegenover de wetenschap, waarvoor ze technies gebrekkig of ouwerwets zijn uitgerust. Verder hebben we verschillende dilettanten, biezonder bij onderwijzers, de hardnekkigste werkers, die in kontakt met een meester bruikbare vorsers konden worden, maar nu hun energie encyclopedies versplinteren. Zulke krachten vallen uitsluitend door geloofsgenoten te winnen voor een vaste taak, omdat het obscuur gooien van één duit in 't zakje enkel met oog op een gemeenschappelike onderneming denkbaar en die weer alleen door een broederlik gilde onder een bezielend patroon uitvoerbaar is. Zakelik blijft bovendien een principiële basis nodig tot stelselmatige ontleding van de schatten in onze Kerk, waar een oneindigheid | |
[pagina 125]
| |
van vragen aan grenst. Daarvoor is een eigen reeks van publicaties aangewezen, door de ‘Annalen’ hoogstens ingeluid. En een eerste voorwaarde vormt een centrale boekerij, die op zich zelf al 't bestaan van de St. Radboudstichting zou rechtvaardigen, omdat een Rooms onderzoeker moeilik de gewoonste werken bijeen weet te krijgen uit de universiteitsbibliotheken, die ze zelden hebben, of uit de verspreide kloosterverzamelingen. De liefde om op de hoogte van recente uitgaven te blijven begint bij ons zelf; en onder ons is 't zó ellendig gesteld, dat we nauweliks de algemene tijdschriften van buitenlands Katholieken kunnen volgen. De zelfkritiek, waarin onze tussen ontmoediging en overschatting schommelende partij zich gelukkig heeft geoefend, toonde 't spreekwoordelik ‘tekort’, waarvan Poelhekke's open balans allerminst viel te verwerpen door verschuiling achter vergeten factoren als onze economiese minderheid, al is 't waar, dat die verband met onze intellectuele armoe hield, inzover de secularisatie van middeleeuwse stichtingen de neutrale hogescholen hielp verrijken ten koste van ons. Katholieken moeten toch de laatsten zijn om zich met zulke deterministiese verklaringen te dekken, zolang er een onmiskenbare schuld rest. Het verleden is geleden, op een erfelike schuwheid na, die we voor de toekomst zo gauw mogelik hebben af te leggen, omdat eeuwig onze zwakte wijten aan vroeger verdrukking, eindelik laks begint te lijken en laf. De Kerk kan haar aanspraak op de oorsprong van de Westerse cultuur onmiddelik bevestigen door voortzetting van haar schitterende traditie, want het Katholicisme is in 't oog van onze tijdgenoten wat het doet. En nu blijft het heel wat makkeliker de psalm na te zuchten: ‘Omdat ik geen literatuur ken, Heer, zal ik alleen uw gerechtigheid gedenken,’ dan Gods recht in de literatuur uit te drukken. Zoals de oude vervolging heroïsme tot de dood toe wekte, leert de moderne worsteling een levenslange energie; ons offer is niet meer het hoofd onder 't zwaard, maar over 't boek te buigen. Ontzag en invloed dwingen wij uitsluitend naar de | |
[pagina 126]
| |
waarde van onze wetenschap af: Qui ignorat, ignorabitur. Volwassen wordt Katholiek Nederland eerst, wanneer een hogeschool ons gemeenschapsleven op gelijke voet met het ‘denkend deel der natie’ brengt. Onder de leus ‘Souvereiniteit in eigen kring’ ging Kuyper bij de stichting van zijn Vrije Universiteit hiervan uit: Een beginsel, zaad zaaiende naar zijn aard, kan niet rusten, eer het in wetenschappelijk geordenden samenhang ál zijn kiemen ontluiken deed; en een volksdeel, voor zulk een beginsel opkomend, mag niet aflaten, eer het uit den wortel des geloofs ook de vrucht der wetenschap wist te telen; en zulk een concentrische wetenschap is niet anders te kweeken dan in een school van Universitairen aanleg. Wat een rationalistiese tijd veracht zou hebben, moet ons pragmaties geslacht waarderen als een kostbaar voordeel: dat de Katholieke Universiteit geworteld staat in 't leven. De liefde, waartoe volgens een woord van Bossuet de kennis, die niet ijdel is, moet leiden, vormt ook de oorsprong van onze wereldbeschouwing. Onze hogeschool betekent een sociale stichting en verenigt in zijn auditorium alle leden, zoals een kloosterfamilie binnen 't dageliks kapittel. Het beeld dringt zich op, omdat de gehoorzaal van de Utrechtse academie wer-kelik het verwereldlikt lokaal van kanunniken is. Het stemmig pand dient er voor ingang naar de hogeschool en was oor-spronkelik doorgang naar de dom, want de gebouwen, die de middeleeuwen verbonden, heeft de hervorming gescheiden. School en kerk, ze houden in de verbeelding van wie daar tussen beide zit te dromen, een heftig debat; maar de herstelde kruisgang is 't zinnebeeld van een toekomst, waarin zulke twee weer verenigd worden. Naast de katheder van de vakgeleerden laat een Katholieke Universiteit ruimte voor een tribune van denkers en dichters, werkers en sprekers, soms wezenliker leiders van 't geestesleven dan bijziende vorsers met enkel zóveel blik op de maatschappij als de volledigheid van hun volgend boekdeel vordert. Een faculteit dreigt immers tot een kliek te verstarren, als de | |
[pagina 127]
| |
persoonlikheid er van tijd tot tijd geen bezieling over blaast en als het volk er geen geregelde beweging aan geeft. En binnen de Kerk zweeft geen element in de lucht, voelt elk orgaan de warme bloedsomloop. Men glimlacht soms over verenigingen ‘Geloof en Wetenschap’ in plaatsjes, waar van gelovige wetenschap geen spoor te vinden valt; maar roept deze leus tenminste niet de populaire behoefte aan kennis uit? Ook een titel kan iemand inspireren en iedereen interesseren voor een verheven doel; om het vaandel verzamelt zich vanzelf een leger. De wet van ontwikkeling maakt verklaarbaar, hoe uit een obscuur milieu de roep om wetenschap opkomt vóór de wetenschap zelf; het waren gewoonlik geen personen boven 't peil van 't lager onderwijs, die zo'n naam dorsten kiezen en door een aandoenlike wetensdrang hun zwakke kritiek vergoedden. Ook voor de praktijk zal daarom de blijkbaar verlangde, overal voorbereide Universiteit onmisbare waarde hebben, wanneer de lessen in adviezen, in programs, in actie worden omgezet, wanneer een krans van vrije cursussen in liturgie en kerkmuziek, sociologie en literatuur zich om de colleges groepeert, wanneer mannen als Ariëns en Poels, de Klerk en Poelhekke er voordrachten komen houden, wanneer het heilig vuur door heel ons land wordt voortgedragen, tot de klacht van Sint Ignatius hier alle grond verliezen zou: ‘Goed en meteen geleerd zijn er weinig.’ Zo'n centrum met eindeloze kringen er om heen verzamelt tenslotte alle broeders, nog teveel door het wantrouwen van een bekrompen kerktorengeest verdeeld, en verbindt de Nederlandse Katholieken met de Roomse wereld, waarvan wij de stijgende stemmen alleen op de hoogte kunnen opvangen en waaronder een onzijdig en veeltallig volk wel een énige roeping te vervullen krijgt, zoals onze professoren in Rome, Freiburg, Leuven, Washington gunstig voorspelden.
Waarom de openbare hogescholen ons onmogelik voldoen en hoe ze daarentegen bij een Katholieke stichting zijn gediend, | |
[pagina 128]
| |
valt nog biezonder na te gaan. Persoonlike dankbaarheid aan onze professoren met hun sterkend, bijna stichtend voorbeeld van werkzaamheid - het beste wat die Stoicijnse kolonie vol edel, helaas vals idealisme, waarvoor de wetenschap zoveel als geloof, hoop en liefde samen vertegenwoordigt, ons geven kon - mag evenmin voor de logiese ongerijmdheid en praktiese dubbelzinnigheid van 't neutraal onderwijs verblinden als onze verplichtingen aan 't leerzame van een gemengde studentewereld. Dezelfde toevallige gevoelens van piëteit, waarvan Thijm moeilik kon abstraheren, hebben onze vaders toch niet van eigen lager onderwijs afgehouden? Er zijn in de faculteiten verschillende velden en daarbinnen weer verschillende lagen: aan de oppervlakte vertoont zich een humane verdraagzaamheid, soms een strook van genadige voorkomendheid; eronder verbergt zich, dieper dan de meesten doorgronden, onkunde van, onverschilligheid voor onze sfeer: de bodem vormen vooroordeel op vooroordeel. Het weinige wat van de eerste houding tegenover onze biezondere hoogleraren uitlekte, is genoeg om geflatteerde indrukken van studenten te vervagen. De zelfgenoegzame vrijzinnigheid duurt eenmaal niet langer dan onze slaafse onderdanigheid. Wat hebben de liberalen, die de vooruitgang van 't biezonder onderwijs vrezen, ooit gedaan om het te voorkomen? In plaats van na 1876, toen 't verband tussen theologiese faculteit en predikantevorming was verbroken, ons één zo'n rijksinstelling aan te bieden, lieten ze alle drie eenvoudig domineeseminaries blijven en, erkent Kuyper, ‘den Roomsche tot meêbetaling dwingen aan een godgeleerde faculteit, die feitelijk een Protestantsche is en moest worden.’ Assistenten mochten we leveren bij de vleet, docenten heel soms bij gratie, curatoren een enkele keer bij politiek. Het denkend deel der natie blijkt achteraf erg onnadenkend, want de liberale druk heeft onze draagkracht geoefend. Nu hebben wij er genoeg van, hoge heren, om uw weelde te bekostigen, waarmee u uit louter neutraliteit al het heilige ontwijdt en dan de papen afweert krachtens diezelfde neutraliteit. Als elke leugen is die houding noodlottig ge- | |
[pagina 129]
| |
worden voor de schuldige, die ons onbedoeld opvoedde tot emancipatie, om uw eigen wachtwoord te gebruiken. Wij willen ons zelf zijn volgens uw lessen, wij aanvaarden de vrijheid van uw lippen, want uw handen blijven achter uw rug gesloten. Het wreedste, wat vreemden ons aandoen, is wel dat ze ons het litteken uit de geloofstrijd nog verwijten, n.l. onze geestelike minderwaardigheid, zo goed als ons economies-politieke minderheid een gevolg van hun mishandeling en een bewijs van onze opoffering. Ze hebben ons vertrapt en schelden ons dan voor ontoonbaar uit; ze hebben ons uitgeschud, om onze naaktheid te honen; ze verachten onze afzondering, nadat ze ons hebben uitgesloten, uitgestoten. Na hun dood, ja dan worden onze koppen ineens hemelhoog geprezen. Schaepman zou een goed figuur in Leiden gemaakt hebben, zei een Leids professor, toen de reus veilig verdwenen was. En een collega betreurde, dat Thijm - de Katholieke Thijm, zoals hij altijd heet in de verbazing over iets goeds uit Nazareth - de plaats van Ten Brink niet ingenomen had, want die dikkop van een prof hing altijd naar het fijne hoofd van Alberdingk over, als hij in de Maatschappij van Letterkunde zich door onze vrijbuiter liet voorzeggen. Na Van Ginneken's betoverende voordracht op het filologecongres, kwam een professor hem een katheder aan de Katholieke Universiteit toewensen. Het leuk antwoord van de pater, dat hij zich aan een openbare ook wel thuis zou voelen, was een fier getuigenis, al verdient die hoogleraar, dat zijn eigen wens letterlik wordt vervuld. Want zijn gezegde typeert de liberale traditie en leert ons opnieuw beseffen, dat de vijanden van 't Katholiek onderwijs zelf tot Katholieke scholen hebben uitgedreven. De grote vraag is maar, of wij door verder afscheiding geen invloed verliezen. Integendeel zal het er van komen, dat de tegenstanders naar ons toekomen, in plaats dat wij eeuwig anderen achterna lopen. Hoe paradoxaal het klinken mag, een eigen Universiteit bevordert de wetenschap van alle hogescholen, niet zozeer omdat die vaste diensten kan bewijzen | |
[pagina 130]
| |
als inlichtingsbureau over Roomse wetenswaardigheden, waaronder heel wat hoort en waarover andersdenkenden zich dikwels blind zoeken, terwijl een ingewijde ze dadelik op het spoor helpt, maar omdat onze uiteraard kosmopolitieser academie een welkome afwisseling geeft tussen de eenvormige inrichting en eenkennige richting van de openbare. Het hoger onderwijs lijdt onder de staatsuniform, kent geen bonte decentralisatie van Engelse colleges met hun zelfstandig karakter, geen wisselende semesters van fahrende Schüler, geen concurrentie van Parijse scholen. Enkel een vrije universiteit kan nieuw bloed geven. Om iets te noemen, de docenten in verschillende kloosters zouden filialen stichten van hun academie, zoals geïsoleerde en gepatenteerde faculteiten zich nooit voortplanten. Gaat de gezonde wedijver van de orden, een middeleeuwse factor van ontwikkeling, zich weer op de wetenschap richten, dan groeien er evenveel geleerde genootschappen met een volmaakte organisatie, geknipt om school te maken naast elkaar. Een heersend misbruik, dat de hoogleraars naar het vak worden geknipt en niet omgekeerd, zou te verhelpen zijn, door kloosterlingen, vrijgesteld als die zijn en binnen een plaatselike stichting gevestigd, privaatdocent in welk vak of welk deel van een vak ook te maken, tot er geen specialiteit zo nieuw of zo klein meer overbleef, die niet was vertegenwoordigd. Zo konden wij de Vondelstudie, een nationaal belang, in 't groot organizeren en de vaderlandse kerkgeschiedenis, waarvan 't kloosterleven en de hervormingsperiode pas aan de orde zijn gesteld; zo konden verschillende leerstoelen tekorten van de openbare hogescholen, b.v. in patrologie en christelike archeologie, sociologie en vergelijkende letterkunde, tot algemeen voordeel vergoeden. Menig onrooms doctorandus met een proefschrift, dat onze godsdienst raakt - en is die niet ‘au fond de toute question’? - zou bij ons de nodige hulpmiddelen en voorlichting komen halen, zoals de rijksbibliothekarissen al steun zochten bij Pater Kruitwagen, zoals de linguistiese, historiese en psychologies-pedagogiese leesporte- | |
[pagina 131]
| |
feuilles van onze kant ook dankbare abonné's bij onroomsen vonden, zoals de bibliotheek van de Roermondse Redemptoristen door Gallée als de beste privaatboekerij werd aanbevolen. Zo trekt Katholieke wetenschap bij persoonlike gelijkwaardigheid zeker de geleerderepubliek. De volle betekenis van onze stichting zal meer in de diepte liggen dan in de breedte, meer in de eenheid dan in de veelheid: de toepassing van de lang gezochte ‘ineenschakeling’ op hooger niveau. Het doodlopend specialisme, een vorm van ontwrichtend individualisme, vindt zijn samenhang alleen in ons beproefd, gesloten stelsel, dat alle studie bindt en leidt. Op een universiteit is Lacordaire's woord biezonder toepasselik: ‘Il n'y a pas d'universalité sans unité’. De boom gaat vóór de takken, één stam omvat de volheid van blaren, bloemen, vruchten. Geest is verband tussen de verschijnselen; en zolang de chaos god is van de hogescholen, waar concentriese koppen als Bilderdijk en Kuyper, Groen en Da Costa angstvallig werden buitengehouden, kan er moeilik leven bloeien. De verschillende faculteiten, zelfs de leden van dezelfde faculteit waarderen eikaars vak zó weinig, staan zó ver van aanvulling en samenwerking, dat er geen ironieser fraze denkbaar is dan 't Utrechts opschrift: Nascitur ex variis radiis lux Candida solis, De ‘sol justitiae’ van 't universiteitswapen verbeeldt ook niet het eeuwig Woord, dat zich het wereldlicht genoemd heeft en getoond en dat de bron van menselike verlichting is. De onzalige strijd, door Bolland uitgelokt tussen een wijsgerig idealisme, klapwiekend naar synthese en door 't offeren van de werkelikheid gekortwiekt, en 't empiries positivisme, dat een handvol ‘Tatsachen ohne Ursachen’ uitstrooit, wordt in de scholastiek verzoend, dezelfde philosophia perennis waarover Butzer aan Bullinger schreef: ‘We hebben alle Scholastieken zó behandeld, dat we daarmee veel bekwame, goede mannen echt aanstoot gegeven hebben, die zien, hoe wij ze | |
[pagina 132]
| |
niet gelezen, maar liever stelselmatig zwart gemaakt hebben.’ Bespiegeling, blindgestaard op het mysterie, of erger gepeuter, in 't niet verloren, zijn de beide polen, waartussen de hogescholen zich bij gebrek aan een bewust doel voor de wetenschap en een direkt kontakt met de mensheid bewegen. Is tegenwoordig in exacte vakken zelfs de waarde van intuitie en fantazie erkend, hoeveel meer betekent de bezieling van een vast geloof! Eerst het Christendom heeft volgens Alexander von Humboldt de natuur ontdekt, omdat het de schepping zonder vrees en met liefde kon naderen. Maar erger dan 't antiek bijgeloof is voor de waarheidsdienst nog de moderne twijfelzucht, die de wetenschap besmet en verlamt, alleen krachten overlaat voor uiterlike kamergeleerdheid ofwel een verfijnd dilettantisme van de broeikas, geen volksbewegend ideaal uit ideeën schept. De vaderlandse beschaving gaat zijn weg teveel buiten invloed van de bestaande universiteiten, die immers alle vruchtbare cultuurorganen missen, de kunst negéren, godsdienst en wijsbegeerte ieder in een ander hoekje dringen, de pedagogie en de welsprekendheid versmaden en weinig verkeer van professoren met studenten kennen, zoals de buitenstaande Bilderdijk het had met de jonge wekkers van 't Réveil. ‘Indifferente’ wetenschap laat mensen van vlees en bloed in de grond.... indifferent; vandaar de matte toon en 't zwak gehalte van de ene rectorale of inaugurale rede na de ander, louter tentoonstellingen van middelmatigheid, waarbij de geharnaste voordrachten aan de Vrije Universiteit - niet enkel de meesterlike oraties van Abraham Kuyper, die zijn uitsluiting van de Koninklike Academie alleen al tot een schande maken - afsteken door massief betoog, klare bouw, in één woord denk- en spreekvermogen, dat boven veelweterij van boeken, wier inhoud omgekeerd evenredig is aan de omvang, toch het wezenlik academiese blijft uitmaken. De kleine invloed van de neutrale universiteiten op de ziel is negatief door de habituele twijfel; overigens worden er van de geest vooral de lager vermogens geoefend, wezensbepaling gezocht naar het | |
[pagina 133]
| |
lege cijfer als criterium, causaliteit tot geen finaliteit doorgedacht, omdat het Absolute bij de onschendbare neutraliteit buiten de deur staat. De methode zelf wordt nooit getoetst, first principles, Voraussetzungen eenvoudig opgedrongen. Ik heb van drie wereldberoemde professoren colleges gehoord tegen de filozofie, maar geen van allen, zwerend bij de mechaniese natuurwetten als hoogste en laatste waarheid, dacht er aan, 't begrip kracht, waarmee ieder handboek dadelik werkte, te analyseren of te definiëren. In andere faculteiten verstaat een hoogleraar zelden, de dingen van de geest geestelik te behandelen; de angst voor subjectivisme drijft hem tot hyperkritiek, die subjectief is in de slechte zin. De ‘bron’ van een drama wil in zijn voorstelling niet zeggen: de springbron van inspiratie, eerbiedig te benaderen door verwant gevoel en begrip; neen 't vlakke verstand houdt zich met zulke onberekenbare grootheden niet op, want geest is nooit ‘wetenschappelik’ genoeg. De geleerde, die niet subjectief wil zijn, projecteert zijn magere schaduw op de glans van 't genie en meet het daarnaar af; hij stelt zich een dichter voor zoals hij zelf is: iemand met grenzeloze boekekennis, waaruit het werk professoraal gecompileerd moet zijn. Precies weet hij de hoeveelheid ‘invloed’ van deze of die voorganger te bepalen, tot er voor de kunstenaar zelf weinig of niets meer overblijft; deze materiële kant wordt voor het geheel aangezien onder de invloed van de ‘exacte’ methode, die volgens de evolutieleer alles tot vroeger gevallen herleidde zonder eind of liever zonder begin; de wet van 't behoud van arbeidsvermogen overgebracht op de vrije rede! En die filologiese ‘methode’ werd op zijn beurt toegepast op de exegese, die zijn regenboogbijbel als een legkaart aan stukjes sneed. Van de ware levenswetten, van geboorte en groei, van zielsverwantschap en persoonlikheid, van een spontane natuur en oorspronkelike scheppingskracht, van zulke dingen moet een rechtgeaard professor niets weten. Maar hoe zal iemand zonder besef van menselike inspiratie dan geloven aan goddelike? Alsof het niet oneindig redeliker | |
[pagina 134]
| |
was, hemelse ingeving aan te nemen dan 't samenflansen van een citatemozaïek tot een meesterwerk als de Bijbel! Het begrip van 't bovennatüurlike is ongenaakbaar voor zulke hersentjes op poten, die aan de natuur niet eens toe zijn. Bedenkelik is verder 't symptoom, dat de officiële geleerden 't meeste werk maakten van de minste dingen. De Leidenaar, die zijn slaperig gehoor een ogenblik boeide met het vraagstuk naar de hoofdfiguur in een Griekse tragedie, om zich haastig te verontschuldigen, dat hij tot belangrijker onderwerp - de eeuwige conjecturen! niet subjectief? - terugkeerde, sprak daarmee 't oordeel over de verlopen filologie uit. De woestijn doorkruisen kan toch nooit bij ontginning van bouwland halen? De onderwerpen van de meeste dissertaties zijn een medicijn tegen de wetenschap, die voor vitale kwesties om de rampzalige neutraliteit de ogen sluit. Natuurlik heeft de kleinste bijdrage waarde evenals een zandkorrel in de schepping en vormt het nederig geduld van een vorser, die buiten erkenning van 't grote publiek zijn bescheiden steentje aandraagt, een element voor de wetenschap; maar duizenden stenen samen maken nog geen gebouw zonder bouwmeester; 't rangschikken van zo'n ordeloze massa kost meer dan 't opeenstapelen; en hoe groter materiaal uit ruimtevrees kris-kras is neergesmakt, hoe kleiner de moed tot verwerking. Veel hooggeleerde boeken maken de lezer radeloos en blijken de gebruiker in deze vorm doelloos. Zonder plan voor 't geheel hebben de slafelik dooreen sjouwende opperlui zich afgebeuld en zien niet eens de algemene wanorde. Dit versuffend sloven maakt verschillende studenten afkerig van de academie. Multatuli's vraag, waar de knappe jongens allemaal blijven, vindt zijn oplossing in de kleurloosheid van professoren, die hun beste leerlingen niet kunnen bereiken of bezielen, zodat voor de wetenschap heel wat zieltjes verloren gaan. Vervreemd van een vak, dat hun niet pakkend en boeiend is voorgesteld door meesters als doodgravers, zoeken ze waardiger voorwerp van hun belangstelling in levensvragen, waarin ze bij gemis aan | |
[pagina 135]
| |
vorming en leiding blijven rondvlinderen, zonder er als bijen voedsel voor anderen uit te halen. Zeker valt hierbij te bedenken, dat vliegende geesten altijd aan 't ploegjuk zullen ontsnappen; dat, zegt Emerson, ‘universities are, of course, hostile to geniuses, which seeing and using ways of their own, discredit the routine’ of naar Newman's uitdrukking ‘a university is not birthplace of immortal authors.’ Maar al ‘mag de scola, om zichzelve niet te decimeeren, haar regel niet naar enkele genieën stellen, wat op een zondvloed uitliep met nauwelijks acht zielen en daarbij veel vee in de arke,’ zoals Kuyper getuigt, ik blijf bij 't voorbeeld van de onprofessorale Bilderdijk, die Groen aantrok, van de orthodoxe Prof. Gunning, een vreemde eend in de Leidse bijt, die wel degelik schedels wist los te slaan met zijn woord of liever met zijn wezen. Neutraal, indifferent, zelfs objectief mag hun wetenschap ook niet heten!... Ik wil verder oog houden voor het feit, dat een hogeschool geen leven hoeft te scheppen, alleen te schiften en te vormen; dat voorschrijven 't werk is van 't leven, beschrijven, eigenlik naschrijven van de geleerde. Het toverwoord Groot-Nederland was al twintig, dertig jaren door een student gebruikt, eer een hoogleraar 't op de titel van een boek dorst te zetten, toen de vurige daad was gestold tot een nuchter feit. Maar heeft een geleerde te ontleden wat in de werkelikheid opwoelt, dan is zijn afzondering van 't leven ook een zelfmoord. Door een groep feiten te isoleren en de schakeringen onder zijn loupe te verrekken tot tegenstellingen, dreigt hij zijn vak als een afgescheiden, ja afgeleefde wereld te mishandelen, waarover hij volstrekt heer en meester speelt. De wetenschap zoekt ingewikkelde verklaring van verschijnselen, die een beetje mensekennis of, naar de techniese term, zielkunde oplost, omdat de specialist zonder meer zich op de delen, de dingen in 't klein, blindstaart, op de vorm zonder wezen, de feiten zonder grond, de verschillen zonder verband; omdat hij niets ziet leven, maar alles uit boeken haalt, dus kent uit de tweede hand, uit verdachte bron, heel geleerd misschien, maar even onwijs. | |
[pagina 136]
| |
Zal de Katholieke Universiteit nu uit de lucht vallen als een reddende engel? Alleen leert de les van ‘ijdelheid der ijdelheden’ een Christen onderscheiden tussen hoofd- en bijzaken; alleen waarborgt de harmonie van onze beginselen, de broederschap van onze geleerden, de doelbewustheid van ons streven wel een voorbereiding tot synthese, waarop de gelovige vanzelf is gericht, terwijl de scepticus door zijn negatieve kritiek aan analyse gebonden blijft. Wat de natie dus voor biezonders van onze hogeschool te wachten heeft, lijkt vooral verwerking van bekende gegevens, nu de onafzienbare karavaan van neue Erörterungen als begrafenisstoeten in een epidemie voorlopig de blik vermoeien en verwarren. Deze chaos onder 't licht van de Logos omscheppen tot een kosmos, dat is onze roeping. Al het kwaad, dat Heymans aan Bollands adres heeft gezegd of liever aangehaald - omdat het geleerder staat, iets in een vreemd boek dan in 't eigen hoofd te vinden - over ‘la tête synthétique’, stuit op een geest af, die zijn uitkomsten tot ontledingen herleidt. Dat de wetenschap in een tijdig, maar tijdelik specialisme opgaat, laat toch nooit de synthese als doel van alle studie, waarvoor de techniek maar een middel blijft, uit het oog verliezen. Behalve speculatieve waarde boven 't bereik van een enge gezichtskring, heeft een compositie met fouten en al betekenis, inzover een zelfstandig stelsel, desnoods alleen door reactie, tot verdubbeld onderzoek opwekt, omdat algemene stellingen een wetenschap eerst volop werkzaam maken. Bekende Mathijs de Vries immers niet, meer van Bilderdijks geniale taalvergissingen geleerd te hebben dan van allerlei verhandelingen zonder fout, want zonder iets? Hetzelfde geldt minstens zo sterk voor Bilderdijks prikkelende Geschiedenis des Vaderlands. Laat een gids desnoods een keer of wat een omweg maken, - als hij er nieuwe banen mee breekt, helpt hij leiden tot het doel. De ware syntheticus is niet simpel als een kinderlik simplist, die over complicaties heenziet, alles voorbarig generaliseert, zich van de veelvuldige verschijnselen afmaakt en op zijn | |
[pagina 137]
| |
stokpaardje voortholt. Vlug en vluchtig wil vooral de theoretiese Romaan begrijpen, alvorens te kennen, en onderbreekt maar half luisterend elke meedeling, om die aan zijn lijfidee te meten. De voorzichtige vorser is 't tegendeel van een apriorist, heeft geen sluitende formules kant en klaar, eindigt er nog zelden restloos mee, maar wordt intussen eerst door eenheid voldaan. Synthese ligt uitsluitend in de macht van een persoon, die in zijn veelzijdigheid microcosmies de synthese bevat, die met zijn intuïtie al zijn eruditie kan assimileren, die smaak en geest, verbeelding en plastiek in evenwicht houdt met acribie en kritiek, die alles zakelik en persoonlik meteen weet te beschouwen, die evenveel schrijver is als vorser, ja min of meer kunstenaar en kenner, denker en geleerde tegelijk. Dat weinigen dit ideaal nader komen dan onze Van Ginneken, dankt hij grotendeels aan zijn geestesscholing en karaktervorming in een Kerk, die zo universeel en zo centraal is als geen staatsacademie kan wezen. De naam universiteit, eigenlik synoniem van katholiciteit, herinnert aan de middeleeuwse oorsprong van de hogescholen. Want de Moederkerk heeft een vormeloze wijsheid, die spraakverwarring werd, georganizeerd in een hierarchie van wetenschappen onder Gods Woord, waardoor de geleerden elkaar eindelik leerden verstaan. En nog is dat moederlik liefdegenie van kracht; meer dan ooit woelt de wetenschap dooreen, om tot klaarheid en eenheid te komen; geen ogenblik was een Katholieke Universiteit zo actueel, zo opportuun als nu. Onze Kerk is in haar sociale scheppingskracht monumentaal aangelegd: haar kathedralen, die wereldsteden beheersen, omringen zich met pleinen, die haar processies ruim vullen. Zij is en blijft de vruchtbare moeder onder trouwe kinderen, zij alleen kan werkelik een universele school vormen, want haar apostelen braken taalen volkekunde baan, haar leer is suprahistories, is internationaal. Waar anders zoveel kracht verdwijnt, omdat geleerden hardnekkig eikaars werk afbreken - ‘uit eerzucht wil de een scherpzinniger lijken dan de ander en geen vreemde opvatting aanhangen, maar uitvinder van zijn eigen stelsel zijn,’ | |
[pagina 138]
| |
zegt Augustinus - en hun negatief resultaat met efemere hypothesen dekken, kan hier een regelmatige, doelmatige opbouw van de waarheid, gegrond op onwrikbare beginselen en gevoegd door onbreekbare gemeenschap, zich ontwikkelen met minder haast misschien, maar met des te vaster stand. Al is bij de geleidelike voortgang van de wetenschap, die zich over alle lijnen niet gelijk beweegt en dus wel eens wrijving van verschillende resultaten meebrengt, een ogenblikken like eenheid nooit volledig bereikbaar, zolang onze kennis op aarde betrekkelik blijft, we mogen toch, op straf van de ongerepte waarheid te verloochenen, nooit het gezamelik streven naar harmonie opgeven. En deze samenwerking wordt door het scepticisme, de obligate houding aan de openbare hogescholen, in de grond verstoord, zodat elke geleerde, die tenslotte moet wanhopen, zijn eigen vondsten in één vorm te versmelten, zelf is verdeeld. Met dat al, bevredigt die verbrokkeling zó slecht, dat de alleenheerschappij van 't empirisme en daarmee de anarchie van 't specialisme schijnt gedaan te raken en overal een wijsgerig besef ontwaakt, waartoe van de ene kant de verdwaling van de moderne theologie en van de andere kant het doodlopend materialisme terugdreef, nadat de slaven van 't feit onwillekeurig al het filozoferen niet konden laten op het kruispunt, waar hun vragen pas van levensbelang werden. De geschiedkundige, schijnbaar volstrekt wetenschappelike methode bleek naast het twijfelachtige, alles behalve exacte, dat historie altijd kenmerkt, het relatieve van de wisselende verschijnselen tégen te hebben; want alleen de oppervlakkige waarneming rakend, dus even onvoldoende als geografie zonder geologie, waarborgde die tenslotte weinig zekerheid. Deze drang naar filozofie nu, is een hulde aan onze toekomstige stichting, waar de wijsbegeerte niet alleen zijn ereplaats terug zal vinden, maar heel het onderzoek en onderwijs doortrekken moet. Ofschoon wij Roomsen een nuchter volk zijn met de nodige humor, niet bepaald steile geuzen, die door hun eeuwig getuigen haast preken van hun lessen dreigen te maken, hebben wij, altijd in 't midden, weer als | |
[pagina 139]
| |
tegenwicht van eenzijdig intellectualisme de warmte van 't geloof bij 't licht van de wetenschap. En 't verwijt van zelfzuchtige afscheiding zal vanzelf bedaren, naarmate onze eenheid in veelheid weg wijst onder zoveel verwarring. Nederland is daarom met een Katholieke Universiteit gediend, want, verklaart Goyau, ‘c'est en se ressaisissant complètement lui-même que l'enseignement catholique ressaisit le monde contemporain’.
(Wordt voortgezet) GERARD BROM |
|