De Beiaard. Jaargang 3(1918)– [tijdschrift] Beiaard, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 160] [p. 160] Avond in de duinen De blonde hellingen der duinen bloeien Van éven rood-en-witte teederheden, Die wonderlijk de schemering ontgleden: De blanke huisjes, rood-gedaakt, die gloeien Over de gulden glooiïngen der duinen, In schemer-blauwe bogen uitgeleid, En als gepuurd uit schemer en van schuine Stralen gewonnen bleeke zonnigheid. De zon hangt over strakke heuvelranden Te schijnen in vergulde vergezichten. De hooge goud-verklaarde dingen lichten Hun heilig wezen uit den schoot der landen. Een huizengroep, die groenig is doorschoten, Met plukken looverwoekering verrijkt, Wordt minzaam door den avondschijn omvloten, Die in de ruiten zich ten spiegel kijkt. Van kim tot kim grijpen de looverwegen, Met aan hun zoomen vroeggebloosde gloren En rosse zon. Zie, door den avond boren Z' elkaar als paden van gemeenschap tegen, Tot een verbroedering der hemelstreken, In dezen stond tot eender rust gewend.... Zoo zoet, zoo zoet, nu d' avondzon wou breken In d' oude verven van een oude prent. BERNARD VERHOEVEN Vorige Volgende