| |
| |
| |
Verscheidenheden
Neutrale Pers -
Geen naam zo beclriegelik als de titel ‘Kerknieuws’, die de N, Rott. Ct. een rubriek met een hele staf medewerkers laat dragen. Ondoordacht in alle opzichten is dat woord, want de schrijvers preken vrije godsdienstigheid buiten of liever tegen de Kerk en geven meer polemiek dan nieuws. Wat het laatste aangaat, de theologen van't anders vlot ingelicht blad vergeten de geweldigste feiten binnen de gemeens schap, die nog altijd de Kerk verdient te heten. Indertijd wisten een paar journalisten van onze ‘grote’ bladen zelfs enkele dagen vóór 't Eucharisties Congres in Weenen niets van deze reusachtigste vredesbetoging uit heel de geschiedenis, ofschoon de Nederlandse legaat toch voor ons volk een biezondere betekenis aan 't geheel kon geven. Maar valt er bij uitzondering eens ‘nieuws’ over het Katholieke leven te berichten, dan wordt het uit buitenlandse Protestante maandschriften gehaald in plaats van tijdig, d.w.z. ongeveer een half jaar vroeger, uit onze Hollandse dagbladen. Bovendien blijken de verhoudingen dan telkens verdraaid, zodat willekeurig een obscuur prelaat bij zijn jubilé voor 't voetlicht getrokken wordt, terwijl onze geestelike krachten doodgezwegen blijven. Een verklaard vrijdenker als Maurice Barrès heet herhaaldelik de leider van de Franse Katholieken! De onbeduidendste gevalletjes in de binnenlanden van Brabant, wezenlik niets verschillend van maatschappelike toestanden in andere provincies, en bij voorkeur kwesties onder onze geloofsgenoten worden opgeblazen tot zware problemen, omdat de buitenwereld zich onze broederschap altijd voorstelt als een troep onenige Protestanten, die enkel met geweld zoet gehouden kunnen worden, en van onze zielsvrede en innerlike eenheid geen flauw besef heeft.
Hoe wonderlik de meest elementaire dingen verkeerd begrepen en vals voorgesteld worden, blijkt uit de gewichtig besproken biezonderheid, dat het Oostenrijks keizerpaar in Hongarije de Eucharistie onder dubbele gedaante heeft ontvangen of volgens nieuwer ‘nieuws’ toch niet heeft ontvangen en dan weer alleen schijnbaar heeft ontvangen. Zonder koning of keizer te zijn, heb ik in 'thartje van Rome zelf onder de beide vormen van brood en wijn gecommuniceerd volgens Oosterse ritus en in mijn Grieks missaal de datum aangetekend, niet omdat deze plechtigheid een persoonlik voorrecht zou wezen - want behalve dat de Katholiek in elke H. Hostie de hele Christus geniet, heeft devorige Pausiederlidvan de latijnse Kerk voile deelneming aan de vreemde liturgie van een geünieerde Kerk toegestaan -,
| |
| |
alleen omdat die handeling me bewuster met het Oosten verbroederde en de vereniging van schismatieken, van Russen bepaald, met Rome me dicht aan 't: hart ligt.
Intussen komt de nieuwe redacteur van ‘Kerknieuws’ verzekeren: ‘Onze rubriek is neutraal’. En wie zich verlezen denkt te hebben, vindt verder: ‘De taak van een rubriek als de onze is zuiver-wetenschappelijk en als zoodanig onpartijdig’. Dàt met een blank gezicht te durven verkondigen onderstelt naast veel goede trouw, waaraan 't zowel onchristelik als onmenskundig is te twijfelen, een buitengewone naïviteit. Wat zijn de liberalen toch in zich zelf vastgegroeid, dat ze zich bij al hun eenkennigheid niet alleen onzijdigheid maar vooral de zuivere wetenschap blijven toekennen! De meest verblinde lezer van de N.R.Ct., die in zijn blad het partij-orgaan voorbijzag, erkende tot dusver nog, hoe ‘Kerknieuws’ geregeld uit de toon van zakelike inlichting viel. Nu is 't allerminst de vraag, of het ànders kan bij godsdienstige vragen, die de ziel bewegen, en evenmin of confessionele kranten objectiever zijn, maar uitsluitend of de liberaal niet openhartiger deed, zich voor anticlericaal aan te dienen, zoals wij ons de naam clericalen, goed verstaan altijd, laten welgevallen.
Voorzover de N.R.Ct. aanspraak wil maken op de taak van een algemeen blad, blijft de geest van ‘Kerknieuws’, dat een-voudig een ouwerwets soort modernisme propageert, alles behalve onpartijdig of zuiver-wetenschappelik, integendeel sectaries door en door. Een hoofdartikel op de vooravond van 't Hervormings-feest tweemaal uitdrukkelik te zien verklaren, dat ons volk een protestante natie ‘is geweest’, geeft ons maar een magere voldoening bij die dagelikse miskenning van ons recht, zo niet van ons bestaan. Wij Katholieken schijnen er voor het Rotterdams bureau hoogstens te wezen, om op z'n tijd gegriefd te worden. Zo zijn de Romaanse landen nauweliks ooit genoemd dan in verband met de z.g. Evangelisatie, die meteen gelegenheid geeft, de nacht van 't Roomse bijgeloof daar te vertonen. Onder zending wordt kortweg de Protestante beweging verstaan, behalve wanneer onze missie eens kans levert op ongunstige vergelijking. In één woord, ver van te zijn, wat de redacteur overvol zelfvertrouwen beweert, hoort de rubriek eerder thuis in een predikbeurteblad of dient als gelegenheidsorgaan van Evangelische Maatschappij e.d. Onlangs werd ruimte gemaakt voor een zuurzoet pleidooi ‘tot handhaving van het Protestantisme in Roomsch-Katholieke streken’, waartoe Unitas, Christelijk Hulpbetoon en Welstand wedijveren, door het stelselmatig opkopen van grond; en vlak daarna een verwante
| |
| |
oproep van ons aller vriend Bronsveld geplaatst. Zo'n oorlogsverklaring zuivert tenminste de lucht; want wij Katholieken zien tegen een beetje meer of minder bestrijding niet op, vanouds gehard in de hagel als we zijn. Alleen hechten wij aan open front, waarbij leger tegen leger staat opgesteld; en 't zou ons verbitteren, was 't niet ongehoord belachelik, dat de vijand zich brutaal voordoet als neutraal, in zijn ‘academische’ objectiviteit hoog verheven boven partijen, terwijl hij ons confessionele organisatie durft verwijten onder gedurig anticonfessioneel gestook. Laat de komedie, om de vredesengel uit te hangen met een wapen in elke hand, desnoods zelfbedrog heten, 't blijft even onverantwoordelik als onnozel.
Trouwens van een gezelschap, dat zich eens onhandig onder de verdachte naam Legio heeft aangediend, is verwarring genoeg te wachten, om bij gelegenheid ook wel confessionele organisatie te verdedigen. Dat die gelegenheid juist het stoffelik belang van de predikanten leverde, geeft van 't beginsel geen al te hoge dunk. In ieder geval lijkt het redactioneel betoog naar aanleiding van 't plan tot een domineesvakvereniging -een begrijpelik verweer, maar ook een bedenkelike aanklacht tegen de gemeenten! - 't onthouden waard voor de eerste de beste maal, dat de N.R.Ct. onze arme geitefokkers weer verwijt, de natie te verdelen en andere gruwelikheden meer:
‘Ons komt het voor, dat voor het slagen van de zaak splitsing op grond der richtingen aanbeveling verdient. Weliswaar zijn de stoffelijke belangen der predikanten oogenschijnlijk dezelfde. Maar bij het bezwaar der benaming, dat reeds terstond weer de geesten in hun verscheidenheid van aanleg openbaarde, zullen ongetwijfeld straks bezwaren komen van gewichtiger aard, en deze bezwaren zullen een vlotten gang van zaken steeds in den weg staan.
Samenwerking blijft immers ook mogelijk bij een splitsing, die min of meer evenwijdig zal loopen met het onderscheid tusschen “neutrale” en “christelijke” vakvereenigingen op ander gebied. De vrijzinnige en de rechtzinnige predikantenvereenigingen kunnen, waar zij inzake adressen aan de synode e.d. met denzelfden “werkgever” hebben te maken, immers steeds onderling overleg plegen.’
Zo geeft de rubriek op louter natuurlike gronden ook verrassend gelijk aan ons veel miskend kerkrecht, waar het schijnbaar wreed een plechtige begrafenis weigert aan verstokte afvalligen. Dat dominee aan 't graf moet staan, is bij 't volk een rest van room-sigheid, en dat hij er niet altijd wil optreden, wordt een paapse besmetting in hem. De beschrijving van zo'n toneel onder Friese Doopsgezinden bracht de N.R.Ct. nu tot deze gezonde gevolgtrekking, volslagen in strijd met het ongeveer gelijktijdig kabaal over een Limburgs pastoor:
| |
| |
‘Dat de overledene zonder kerk of predikant door het leven is gegaan, was nooit een traan waard geacht, was niets. En er was duidelijk uitgesproken, dat niet herleefde behoefte aan godsdienstige vertroosting naar den predikant had gedreven, maar de vrees dat er iets aan de begrafenis zou ontbreken, dat die bij die van anderen zou achterstaan. Daarvoor is de predikant, als hij er zich toe leent, nog goed genoeg, een begrafenisornament. Daarvoor mag hij zijn dienst verleenen, en weigert hij dit, dan onttrekt hij zich hierbij aan.... een plicht.
Het is echter meer dan inconsequent, het is oneerlijk. Wie van kerk en predikant niets wil weten, moet er ook geen aanspraak op maken, als hij ze kan gebruiken.’
Met dat al is de neutraliteit van N.R.Ct. te duidelik maar schijn. Gevaarliker, om niet te zeggen verraderliker, wordt dat voorwendsel bij plaatselike bladen, waarbuiten iemand in gemeenten zonder katholieke krant heel moeilik kan. Bovendien, wat van N.R.Ct., Handelsblad en Telegraaf wordt verteld, is voor ondernemingen als Utrechtsche Courant en Haarlem's Dagblad een bekend feit: dat ze door geloofsgenoten zijn gesticht. En hoeveel van de neutrale pers wordt grotendeels met katholiek kapitaal onderhouden! Drijft immers een krant vooral op de advertenties en leveren wij de meeste handelaars, dus de grootste reclamekracht, dan hebben we nauweliks in een Zaterdagavondnummer de annonces van onze winkeliers te tellen en te meten voor positief bewijs. Nu lijkt het adverteren in uitgesproken vijandige partijpers toch meestal bedenkelik en soms onzedelik. In 't Protestant adresboek, dat de Evangelische Maatschappij onlangs uitgaf, schijnt een of ander Katholiek verdwaald te wezen; maar niet zozeer een domme vergissing als wel laffe verloochening van heilig zelf-bewustzijn brengt verschillende Roomsen er toe, geen reclame in een of ander ‘vrijzinnig weekblad’ te weigeren. Is 't niet pijnlik, propagandablaadjes van 't Kruisverbond herhaaldelik zonder zulke steun te zien tobben, terwijl op eenzelfde Nieuwjaarsmorgen Goede Tempeliers een royale uitgaaf rondstrooien vol vette letters van Katholieken op de achterkant, ofschoon dezen konden weten, hoe de Kerk zich omgekeerd tot Sobriëtas en tot loges verhoudt?
Sinds onze middenstand is georganizeerd, valt zo'n gebrek aan kerkelik familiegevoel beslistte verhelpen. Evenals bij de Zondagsrust laten teveel Roomse winkeliers, die misschien als collectant of zanger godsdienstige steunpilaren zijn, zich door het publiek tirannizeren tot verdrukking van hun eigen beginsel toe. Hier ligt een dringend punt voor het actieprogram van de Hanze, die gemeenschappelik best verandert, wat eenlingen, zoals concurrenten licht zijn, nooit aandurven.
In z.g. neutrale bladen geregeld adverteren is voor 't geweten alleen veilig, wanneer tijdige en doelmatige maatregelen met
| |
| |
boycot als slot metterdaad onzijdigheid bevorderen. Op die manier kon men bij de algemene pers bewerken, wat Franse ouders door gezamelike zorg afdwingen van de openbare school: dat de neutraliteit eerlik wordt toegepast. Uiteraard is dit stelsel ons altijd toch al nadelig, omdat wij geregelde inlichtingen aan zulke gemengde bladen onthouden en ons vanzelf door vreemd getinte berichten of erger beschouwingen zien overstroomd. Des te sterker blijkt het onze plicht om met name toneelverslagen en feuilletons binnen de perken van de tien geboden te helpen houden, waarbij allerlei andersdenkende lezers ons zullen bijspringen. Maar een vaste ruggesteun bezorgen aan kranten, die antichristelike strek-king op hun voorhoofd dragen, dunkt me een ernstig misbruik, dat strenge kritiek en trouw protest vereist. Kleurloze bladen zijn louter financiële ondernemingen; welnu, om ze zo onschadelik mogelik te houden, moeten wij ze pakken aan de gevoelige kant en ze met de macht van onze standsorganisaties alle commerciële advertenties dreigen te onthouden, tot ze ons godsdienstig recht werkelik verdraagzaam leren ontzien.
G.B.
| |
De Nieuw-Homiletische Beweging -
Onder hoofdleiding van Dr. Th. Soiron O.F.M. verscheen onlangs een nieuw driemaandelijksch tijdschrift ‘Kirche und Kanzel’ (Pa-derborn, Schöningh) met het doel ‘Predigt und Prediger auf das Heilbad der hl Schrift hinzuweisen, aus dem sie erneuert und gestärkt hervorgehen sollen’. Met Keppler voorop is reeds een geheel leger gemobiliseerd, dat den strijd voert met woord en voorbeeld. September l9l0 werd de eerste homiletische cursus gehouden te Ravensburg, l9ll volgde een tweede in Weenen, l9l3 een derde, weer in Ravensburg. De oude ‘Chrysologus’, in l9l4 overgegaan aan de Jezuïeten in Valkenburg, ‘hat eine starke biblische Note erhalten’; ‘Der Prediger und Katechet’, in l9l7 door de Beiersche Capucijnen overgenomen, ‘hat sich in ein mehr biblisches Gewand gekleidet’ en ‘Loquere et exhortare’ volgt dezelfde richting. Dat hiernaast nu een vierde Duitsche periodiek de verkondiging van ‘Gods woord’ komt dienen, bewijst hoe de zegenrijke beweging aan invloed won. 't Program is rijk: eerst de homiletische exegese der H. Schrift; dan de theorie der homiletiek; verder de behandeling van ethische, religieuse en sociale stroomingen, waardoor men de actualiteit der predicatie wil bevorderen; vervolgens de volkskunde, om richtlijnen te geven voor de ‘Dorfs-, Stadt-, Vereins-, Standes-, Gymnasiasten-, Kinderpredigt usw.’; daarna de geschiedenis der predicatie; eindelijk ‘Lesefrüchte’; ten slotte een ‘kritische
| |
| |
Rundschau’, waarvan met nadruk wordt gezegd, dat ze zuvevlässig wil zijn en die Kepplers harde woord tot richtsnoer neemt:
‘Die Kritik hat die Strenge und Gerechtigkeit zu repräsentieren, und sie kann Ausstellungen und Tadel im allgemeinen besser verantworten als Lob und Anerkennung. Gegen ungerechten Tadel gibt es eine Ver-teidigung, gegen ungerechtes Lob nicht. Unberechtigtes, uebermäsziges Lob verwirrt alle homiletische Begriffe, verfälscht alle Masze, verdirbt die Richtigkeit der Wage, ermuntert zu Publikationen, deren man sich schämen musz.’
De bisschop van Paderborn, Dr. Karl Joseph Schulte, heeft het nieuwe tijdschrift een krachtig opwekkend woord ‘zum Geleite’ mee willen geven. Hij constateert het tijdige van 't werk. In den nieuwen tijd, die gaat opbloeien, zal de strijd voor of tegen den Christus in hooge mate afhangen van de goede verkondiging van Gods woord. Wie dat nog niet besefte,
‘dem muszte das päpstliche Rundschreiben “Humani generis” (15 Juli 1917) ueber die Notwendigkeit einer gründlichen Erneuerung der Predigt die Augen öffnen.’ ‘In ihrer Adresse an den heiligen Vater haben die zu Fulda im vergangenen Sommer versammelt gewesenen deutschen Bischöfe sich feierlich verpflichtet, zu ihrem Anteil sorgen zu wollen, das jenes ueberaus ernste apostolische Mahnwort ueber die Verwaltung des Predigtamtes nicht etwa in den Strom unserer schnellebigen, auf-geregten Zeit verschwimme und untergehe, sondern vollauf zur Geltung komme und reichen Segen bringe’
Vermeldt het kerkelijk wetboek de studie der gewijde welsprekendheid uitdrukkelijk onder de vakken, die in den theologischen cursus moeten onderwezen worden, de voorschriften van de S. Congregatio Consistorialis (28 Juni 1917) geven den bisschop de volgende woorden in de pen:
‘Um die “Normen” der Congregatio, die die Gedanken des päpstlichen Schreibens in gesetzgeberischer Fassung wiedergab und ergänzte, gewissenhaft auszuführen, werden die Bischöfe zugunsten einer solideren homiletischen Ausbildung der Priesterkandidaten manche neue Lehr- und Prüfungseinrchtungen an den Seminarien schaffen müssen. Aber auch für die vom Heiligen Stuhle mit den eindringlichsten Worten empfohlene homiletische Weiterbildung der Geistlichen bedarf es, wenn sie wirklich fruchtbar und erfolgreich sein soll, neuer Anregungen und Förderungen’
Welke praedicator verbi zal zich niet verheugen over de nieuwe hulp, die geboden wordt, waar zelfs een Augustinus, onuitputtelijk in vergelijkingen om de beteekenis van het predikambt te vieren, zich zoo hulpbehoevend gevoelde tegenover de rijkdommen van Gods woord? ‘Facit mihi angustias inopia mea et copia illius’ (Sermo 140. n. 3).
J.H.
|
|