heeft gezegd aan zijn rhythmische en symmetrische vertooningseischen, drie factoren die weinig passen bij v.d. Eerenbeemts felrealistische taal. Dat realisme brengt hen nu en dan tot beelden en scènes, die, zoo wil het ons voorkomen, het stempel dragen van gezochte, onnoodige cruditeit. Een deel van het publiek heeft hieraan ergernis genomen, men kan dit op rekening van de individueele gevoeligheid schuiven; een groot deel heeft door gelach en onrust zijn indruk te kennen gegeven, dit laatste moet den auteur als tooneelschrijver worden geweten. Scènes als het uitsteken van Samsons oogen en het afknippen der zeven lokken zijn dramatisch in deze structuur dusdanig precair, dat ze aesthetisch lastig te verantwoorden zijn.
In nauwe aansluiting met de tekst-opgaaf heeft de regie dit spel zoowel in tooneelschikking als spelleiding realistisch voor het voetlicht gebracht. Wij zijn er van overtuigd dat de schrijver zelf in zijn verbeelding veel ànders heeft bedoeld en gezien. Een der groote en lastige eischen, die den dramaturg steeds zich zelf moet stellen, blijft dan ook, bij het schrijven van een ‘op te voeren werk’, gedurig de technische mogelijkheden zóó in het oog te houden, dat geen ongewenschte verrassingen bij de uitvoering te duchten zijn. Dat hier niet voldoende met de realiteit van den tooneeltoestand rekening is gehouden, bewijst reeds de annotatie van de uitgave van het werk, die tot een half regie-boek is aangegroeid. Een enkel voorbeeld ter verduidelijking. Bedrijf I, zoo lezen wij op het program, speelt op een terras voor het paviljoen van Dalila te Sorek, het tweede in de woning van Dalila. Het verschil nu van ensceneering bestond er alleen in, dat tusschen de zuilen, die de architectonisch welverzorgde kamerruimte omsloten, tapijten waren aangebracht, terwijl aan de plaatsing van rustbed en meubelen, de verdeelingsvoorwerpen van de speelruimte, geen enkele verandering was aangebracht, zoodat de meeste toeschouwers meenden, dat de invulling der tusschen-kolomsche vakken alleen een voorzorg voor den nacht waren. De changementsbezwaren maakten vermoedelijk een andere oplossing niet mogelijk en de gang van het stuk leed er niet onder; doch waarom dan de opgaaf niet plooibaar gemaakt aan de realiseering? Wil men een juist effect met zijn stuk bereiken, dan is de grondige kennis der techniek geboden noodzakelijkheid. Voor Herman Heyermans hebben wij steeds eerbied gehad als groot kenner van de tooneeleffecten en weinigen zijn er, die met meer overtuiging getoond hebben gevoel te bezitten voor praktische oplossing van tooneelproblemen. Toch blijkt in deze prestatie,