De Beiaard. Jaargang 4(1919-1920)– [tijdschrift] Beiaard, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 131] [p. 131] Eerste Priestermorgen Aan een Neomist Het Licht, het allerzuiverst Licht, roept mij in gouden eenzaamheden; mijn schroom draagt voor Gods aangezicht wat arme woorden en gebeden. En toch ben ik in oppermacht tot Christus' koningskind verheven; Zijn purpren vrede en blanke klacht heeft Hij diep in mijn ziel geschreven. Gebroken onder 't passiekruis, ruischt zacht mijn alleluja open.... De zonne huivert boven 't huis, waar stille menschen peinzend hopen. Gebogen over brood en wijn, heb ik in de eeuwigheid gesproken; die opgaan naar dit wit festijn, de blanke tarwe Gods gebroken. O Zon van Christus' Aangezicht! Wie kan zijn eeuw'ge weelde zwijgen! Mijn ziel breekt open in het licht, als roode en witte bloesemtwijgen. CHR. MERTZ Vorige Volgende