| |
| |
| |
Kroniek en kritiek
WAT een voorrecht, zo'n opgang mee te leven van de vaderlandse Kerk! Geloven is genade, maar genade boven genade samen geloven. Dankbaar zien we de jongeren ons over 't hoofd groeien, terwijl we bovendien heel nieuwe familie mogen verwachten en dus geen ogenblik vrezen voor uitsterven van ons geslacht.
Onlangs heeft iemand weer eens geklaagd, dat het ultramontanisme gevaarliker wordt dan ooit. Tachtig jaar lang gebruiken de papehaters dezelfde taktiek, door z.g. verlichte, weldenkende, zelfstandige Katholieken uit te spelen tegen de geloofsgenoten, alsof onze massa maar een partij in de Kerk vormde. De eerste jaargangen van ‘De Katholiek’ daagden de tegenstander gedurig uit, om die ontevreden broeders te noemen, al waren 't er maar vijf; want het leek zo vreemd, dat de Roomse leiders nooit iets van zulke malcontenten merkten. Hier kon die uitdaging veilig herhaald worden aan ‘De Protestant’, als dat blad eerst zijn naam rechtvaardigde. Is de Protestant ooit antipaaps zonder meer geweest, dan is die houding nu toch een antikwiteit; en troost ligt er in, dat Ds. Hugenholtz met zijn negatieve definitie: ‘Protestant is iedereen, die protesteert tegen 't kwaad: Sint Franciscus, Luther, Zola’, buiten elke Kerk terecht kwam. Met al zijn protesten heeft dit soort Protestanten alleen bereikt, dat de vooruitgang van 't Katholicisme werd geaccentueerd. Sinds de ‘Evangelische Maatschappij’, tegenwoordig onder de authentieke Evangelist Mr. P. Tideman, bij de Aprilbeweging werd gesticht, is onze Kerk hier altijd toegenomen: de bisschoppen, die Nederland toen eindelik kreeg, gaf het aan missies in alle werelddelen terug, met een kardinaal aan Rome toe. Zó vruchtbaar is de hierarchie, anarchisten van de geest! De wereldellende dringt onze wereldgemeenschap tot broerderlik uitwisselen van krachten; bepaald ons volk, veilig voor allerlei vluchtelingen, staat klaar om de aarde met het kruis te gaan doorploegen. Als ten langen leste de vredesklokken luiden en onze kerkklokken 't allerluidst, vertrouw ik, dat meteen alle landen naar ons vaderland worden opgeroepen voor een missiecongres.
Internationaal is de leus van de mensheid en de Kerk wordt vanouds onderscheiden met de naam katholiek, die meer uitdrukt dan internationaal.
Rooms Nederland blijft groeien, tot het volwassen is; en dat is 't op verre na nog niet, zolang de Katholieken, een derde van de bevolking, maar een tiende van de intellectuelen vormen; zolang de Joden, die twintig maal kleiner in getal
| |
| |
waren dan wij, meer geleerden tellen en meer kunstenaars; zolang ons aandeel in de literatuur niet evenredig wordt aan onze kranten; zolang onze sprekers en schrijvers niet de plaats in 't openbaar leven bezetten, die onze ontelbare kinderen vullen op straat; zolang onze cursussen niet evenveel andersdenkenden trekken als onze hospitalen; zolang onze invloed op schouwburg en museum niet gelijk komt aan onze macht in 't parlement; zolang niet alleen de banken en rederijen, de plantages en de fabrieken overheersend in vreemde handen zijn, maar de zending in de kolonies, de propaganda binnen de voorsteden, de reclame op de boekemarkt vrijwel aan tegenstanders worden overgeleverd; zolang wij geen zorg hebben voor heel het volk ea leiding geven aan de volledige natie; zolang wij 't begraven van onze talenten niet voor onverantwoordelik houden en de binnenvetters onder ons, die enkel spreken om te vitten, niet met de vinger aanwijzen; zolang ons goddelik beginsel niet overal doorwerkt als de zuurdesem van de vaderlandse geschiedenis, als het zout van Holland.
Winst op winst behalen we vast: nauweliks waren Schaepmans leerlingen mens geworden, of ze maakten school. De ene windvlaag na de andere heeft in die twintigsteeuwse lente 't volk bevrucht met gezond zaad: de storm van de drankweer was de eerste beweging in de lucht en daar begon de sociale geest te regenen over de bloesems van een nieuwe poëzie; bonte verenigingen sprongen de grond uit, van kerels tot heren bleef geen stand buiten dat verband. Dan was 't apologie, dan liturgie, dan missie; onderwijs, pers, wetenschap, alles had zijn seizoen; toneel en retraite, volkslied en stille omgang, leeszaal en intronisatie, de meest verschillende werken vonden volop vrijheid in onze eenheid; de ontevredenheid over een of ander tekort was niet minder heilig dan 't ongeduld om het te verhelpen; en de vurigste Roomsen zijn nog het minst voldaan, voelen zich bij rijke resultaten pas aan 't begin, omdat al onze ij veraars bewust samenwerken aan 't grote doel van de gemeenschap der heiligen. Elke nieuwe daad wekte nieuwe kracht, onuitputtelik schijnt de verborgen energie, door ons geduldig voorgeslacht gespaard. Wat maar gevraagd werd, werd gekregen, wat geprobeerd werd, ook bereikt, al telt de hemel de verloren tranen; iedere onderneming vond meer toewijding, de edelmoedigheid van de geloofsgenoten had enkel een teken nodig om zich te betuigen; ja, 't leek soms, of de zielen uitzagen naar een altijd hoger taak. Onze heiligdommen konden niet monumentaal genoeg wezen, na de pauselike wimpel kwamen
| |
| |
de kleurige monnikshabijten voor de dag en kloosters van alle orden vonden hier met een toevlucht ook hun opkomst. De populaire heiligen van de contrareformatie, die onze waterstaatskerkjes vulden, verbroederen geleidelik met de patronen van onze oorspronkelike kerstening, waarmee we onze rol in de landshistorie gaan herstellen. De Katholieke kerk, eeuwen vreemd onder de naam van Rome, raakt opnieuw thuis in de omgeving van Egmond en Windesheim; plaatsen als Monnikendam en Schiermonnikoog beginnen zich hun oorsprong te herinneren.
Zeker, Katholiek Nederland maakt, oppervlakkig bezien, een.... oppervlakkige indruk. Ons kerkjaar zit zo vol feesten, ons huisgezin zo vol gelach, onze vergaderingen zo vol gezang, dat wij de ernst van de tijden weinig lijken te doorgronden. Soms zouden we wat plooien van onderkin naar voorhoofd willen verleggen, de domme kaarten ruilen voor muziek en de haakwerkjes voor lectuur, de drankhandel in boekhandel omzetten, de gezellige geest verruimen tot maatschappelike. Maar laat de nood eens komen en die schaterende clericalen tonen een heroïsme, waarvoor ze in hun eenvoud alleen persoonlik niet versteld staan: een boot vergaat op de kust, dadelik vliegen onze priesters de branding in, terwijl dominees op het strand redeneren over 't martelaarschap; de revolutie bedreigt het land van dammen en dijken, en onder 't beraadslagen van de geleerden hebben onze arbeiders al de rust verzekerd. Onlangs riep de generaal van de Dominikanen hier in zijn orde vrijwilligers voor verre landen op, die onder de oorlog hebben geleden: ineens bood bijna de hele Nederlandse provincie zich aan. Dit tijdschrift zelf is een dankbaar getuige van verrassende krachten: spontaan geboren in de ongunstigste tijd, toen Vlaanderen nauweliks een teken van broederschap geven kon en Holland juist de intellectuelen, die voor intekening waren aangewezen, 't ergst onder de druk zag lijden, won 't ogenblikkelik meer lezers dan op gerekend was. Vandaar verklaarde een pastoor trots, dat de ontvangst van ‘De Beiaard’ weer pleitte voor Rooms Nederland.
Toch blijft de slapende gemeente nog overgroot; tevelen zijn door geen klokken, alleen door schoten wakker te schrikken. Konden ze hun geweten maar sussen met verwijten aan ‘verdachte’ geloofsgenoten! Maar voorbij is de tijd om het liberalisme van halfslachtigen te laden op de rug van de trouwste werkers en de Schaepmans lam te willen slaan door vereenzelviging van hun leiding met een doodlopende richting. Dank onze organisatie kennen wij Katholieken elkaar en vertrouwen
| |
| |
wij elkaar; dat is de grote voorsprong van ons geslacht op de voorvaderen, die enkel door afzondering in 't angstig gesloten binnenhuis er toe konden komen, elkaar te verketteren tot de droevigste scheiding op aarde toe, tot scheuring in de Kerk, en dan nog een paar eeuwen later onrechtzinnigheid te ruiken aan elk persoon, die nieuwe termen of eigen vormen voor de gemeenschappelike leer gebruikte. Was één oorlog zo vol tragies misverstand als de strijd over Jansenisme in Holland? De gevaren dreigen ons rustig volk eerder bij te weinig dan te veel beweging; in plaats van hun rozekrans te zwaaien als de springlevende David zijn slinger, laten overvoorzichtige broeders er hun gevouwen handen door vastsnoeren als een lijk.
Wanneer ze maar in Rooms gezelschap zitten, denken sommigen veilig te zijn, alsof uit Roomse tijden geen reformatie en uit Roomse landen geen revolutie voortgekomen was, alsof criminaliteit en kindersterfte niet ons Zuiden werden aangerekend. Zal het karneval zich tenslotte zelfmoorden in zijn schandaal, zoals een dronkaard in zijn gulzigheid stikt? Voor 't heiligst recht weert een volk zich niet sterker dan sommige Bosschenaren tekeergingen om behoud van hun beruchte feest - een klad op het schitterend verloop van de contrarevolutie, die wij allen graag met Roomse roem verguld zagen. Wat onze organisatie in November voorkwam, had dezelfde organisatie in Maart moeten verhinderen. Maar de vijand was deze keer in 't eigen kamp en dat maakt bepaald onze schande uit, die tenminste met open schuldbekentenis valt te boeten. Hoe voelen nu de vromen zich, die zoveel jaren achtereen de drankweer tegenwerkten en daarmee onwillekeurig de ergenis vrij spel lieten? Bedenkelik is er met vuur gespeeld: immers een kind berekent, dat tegenwoordig van opstootjes licht oproer en van oproer opstand komt. Vanzelf kon de rebelse besmetting van Brabant op Rotterdam overslaan, want wat Oeteldonkers voor plezier deden: opruien in geschrifte, verzet plegen met voorbedachte rade, willen bolsjewisten elke minuut uit bloedige ernst herhalen. Zelfs heeft menig toeschouwer honderd maal meer ontzag voor de persoon van Wijnkoop, die volgens zijn beginsel, hoe rampzalig dat beginsel ook mag wezen, onverbiddelik handelt en zich openbaar bloot geeft, dan voor de laffe anoniemen, die om hun belang een stad aan 't woelen brachten en desnoods de naam van hun godsdienst met de vrede van hun vaderland prijs zouden geven.
Onder de naam Roomse blijdschap wordt heel wat vergoelikt, al is Roomse lichtzinnigheid dubbele lichtzinnigheid,
| |
| |
omdat er een wezenlike ergernis bij komt. Een dagblad, dat de dingen anders wel gewichtig neemt, maar nooit ernstig over drankbestrijding was, dan zo dikwels het er nijdig tegen werd, heeft blijkbaar niet het recht grapjes te maken, nu de Minister-president naar vreedzame middelen laat zoeken tot omkeer van Schiedam, een plaats in de binnenlanden van Afrika bekender dan Amsterdam, 't Is met zulke geestigheid, waarin niets borrelt dan de maagsappen, ongeveer als met spot over gewijde dingen: onderling kunnen wij best wat verdragen, maar niet het minste van een buitenstaander, een tegenstander, bij wie de lachmond enkel scherpe tanden geeft te zien. Trouwens in een zaak, die op zich zelf verzet genoeg zal vinden bij geinteresseerden, hoeft een journalist, zó overtuigd van zijn roeping, dat hij 't edelst ambt er voor verliet, geen vijandige stemming op te wekken. Wanneer ons land eindelik voorbereidt wat grote mogendheden voor hun volksbestaan opofferden, en dan een geloofsgenoot in de regering nog wel het initiatief daartoe neemt, lijkt steun meer plicht dan ooit.
Zonder drankweer was Nederland en met name Rooms Nederland weerloos. De nuchtere koppen, die in November op wacht stonden, waren de eerste leiders van 't Kruisverbond, dat op allerlei plaatsen de eerste vereniging was. Waar hebben onze vrouwen tijdig organiseren geleerd? In de Mariavereniging. Deze feiten blijven geschiedenis, als goed en wel is vergeten, hoe leuk een komiek redacteur op zijn kop kon staan en dan de verhoudingen ondersteboven zag.
Op dit beslissend oogenblik waarschuwen tegen schijnbaar overdreven ernst van onthouders lijkt gewoonweg onzin, ja waanzin. Het gaat om een andere inzet dan om het bitterglas! Tot in de afgelegenste hoeven op afgelegen dorpen van Brabant maken socialisten mondelinge propaganda, waar de goeie boeren en boerinnen aan dreigen te geloven als kinderen aan klatergoud. Zoals de Joden bij voorkeur uithoeken bezochten, om er antieke meubels op te kopen, eer de waarde daarvan doorgedrongen was, zijn de revolutionairen ons op het platteland vóór. Na de tiendaagse veldtocht werd in 't Zuiden verslapping van de zeden betreurd; het kon wel zijn, dat na deze mobilisatie ook het geloof, in ieder geval de consequentie van de godsdienstige overtuiging had geleden. Hoog tijd is 't om man tegen man te zetten, alle parochies te bezaaien met redenaars, geen lezers, maar sprekers, de nieuwe kiezers een voor een door huisbezoek te wapenen tot pauselike soldaten. Is 't buiten al zo gesteld, hoe moet het in de steden dan wel zijn!
| |
| |
Die strijd zal ons inwendig versterken. Evenmin als parochianen van rijke kerken ooit leerden geven, hebben de geloofsgenoten in 't stille Zuiden leren vechten. Ze hielden wat ze hadden, en dat betekende voor de Generaliteitslanden vroeger heldewerk; in 't vervolg hebben ze opnieuw verdediging en liefst verovering voor taak. Waarschijnlik duurt het geen geslacht meer, of Limburg zal bijna zo gemengd van bevolking zijn als Overijsel, Brabant zo verdeeld als Gelderland. De grens van de Moerdijk wordt met het jaar denkbeeldiger, het Zuiden past zich onvermijdelik bij de rest van 't land aan, dat zijn ogen naar de verse kracht daarginds gaat uitkijken, waar de Philipslamp maar een symbool betekent van 't toekomstig licht uit het donker Zuiden.
Emancipatie heet de stijgende periode, die wij Katholieken aan 't besluiten zijn, sociale emancipatie na de politieke. Wat Ariëns voorstelde, blijkt pijnlik juist: we moeten de onderste lagen van 't Roomse volk een trap hoger brengen, want wij leveren vooral de laagste lagen. Kerk- en armbesturen dienden samen een jaarlikse bijdrage uit te trekken voor opleiding aan ambachtscholen, desnoods zelf een parochiale ambachtschool te stichten, zoals er in een Parijse voorstad een vlak naast de kerk staat. Ons drukt een ballast van, ik zeg niet erfelik belasten, maar erfelik bedeelden, hele geslachten, die zich door Vincentius laten onderhouden, zonder kans te krijgen om er boven op te komen. Dus zijn we economies achter, omdat we 't sociaal zijn, we werden 't sociaal door politieke verdrukking, we blijven 't helaas door intellectuele minderheid. Tel in gemengde plaatsen de armen: ze zijn grotendeels katholiek, tel de arbeiders in beter bedrijven, ze zijn meestal onrooms. Die verhoudingen mogen 't gevolg van protestant onrecht wezen, ze worden niet bestendigd buiten onze schuld. Een ondoordachte liefdadigheid, die enkel langs 't vagevuur naar de hemel brengt, vergeet meermalen 't loon te vergoeden, dat kinderen als leerjongen voorlopig niet kunnen inbrengen. Die vooruitziende methode, door ons vakonderwijs hier en daar al toegepast, zou onbegrijpelik groot kwaad voorkomen.
Loonslaven is een misbruikte term, waarom dikwels gelachen wordt. Maar zijn ze niet ech slaafs gebonden, de slachtoffers van een geëxploiteerde jeugd, vroeg bedorven als loopjongen of, nog verleideliker, als fietsjongen en dan levenslang tot los werkman veroordeeld, natuurlik zonder voldoening in 't werk en zonder redelik loon, zonder geregelde betrekking en zonder verzekerd bestaan? Opperlui en sjouwerlui, venters en kruiers,
| |
| |
baliebijters en landlopers leveren de verbitterden, die zich ééns aan kwaad te goed willen doen; zulke periodieke werkelozen, onder werklieden niet eens volop erkend en des te scherper bij een revolutie tegen de gevestigde arbeiders gericht, staan dag en nacht, hoe eerder hoe liever, klaar om in troebel water te vissen. Deze vrijbuiters vormen een geïmproviseerde organisatie van de volksop oop op straat. Werden in Berlijn dadelik de gevangenen losgelaten als dolle voorvechters van Spartacus, het hoofdleger vormen overal de hele of halve werkelozen; de gezworen Wijnkopers zijn evenmin geschoold werkman als hun leider, met wie ze daarom hun eigenlik vak maken van de revolutie. De moraal van de wanhoop is de moraal van zelfbehoud ten koste van alles. In 't doodarm Sicilië was indertijd ook de keus: roven of landverhuizen; en de proletariërs werden daar rover met ere, misschien onder leiding van een verlopen ridder. Zo is Wijnkoop een mislukt student, die, als zoon van de rabbijn populair in de Jodebuurt, liever een redevoering repeteerde, met de dubbele welsprekendheid van een socialisties Semiet uitgespuwd, dan examens te prepareren. Hij koos succes bij duizend onmondigen boven kritiek van een meester, en stellig mag hij vooraan stappen bij optochten van zijn volkje, dat hem immers onderhoudt, zo niet met contributies, dan met stembiljetten, die bij massa wel voor bankbiljetten ruilbaar zijn. De hongerlijders bezorgen hem zijn vol menu; en geen marktventer schreeuwt er harder voor dan hij razend opgewonden uitbazuint, dat hun 't brood uit de mond gestoten wordt. Zijn grote, grote mond gaapt hun honger na, zijn baantje zelf is één en al aanklacht tegen de burgerij, want hij vertegenwoordigt officieel ‘het volk’, om onze algemene schuld aan de slachtoffers van de wrede samenleving te wreken.
Hij verdient zijn verkiezing werkelik als een rijksbeul: het communisme is ondenkbaar zonder pauperisme, de ellende helpt ellendelingen maken. Daarom verbeeldt zijn spookachtige verschijning in Den Haag de doodschaduw op een feest; bij zo'n vastenavond als de weeldewereld dageliks viert, is geen vastenpreek welsprekender dan Wijnkoop's titel van afgevaardigde: de kolonie van melaatsen stuurt iemand aan de poort, niet om te bedelen, neen om te eisen en te dreigen.
Op de vrouwen wordt in deze nood vertrouwd, door ons wel eens te goedgelovig misschien. Vanzelf gaat immers niets, alleen het kwaad; en de vrouw wordt even moeilik een goed kiezer als een goed moeder. De vergissing komt altijd hieruit voort, dat wij geneigd zijn uitsluitend rekening te houden met
| |
| |
de besten, die vrijwillig doen wat de meesten nauweliks gedrongen doen. Mobilisatie van de vrouwen is 't wachtwoord, mobilisatie door vrouwen zelf. Zouden de mannen daar ook niet bij te winnen hebben? In de heilige oorlog is een Jeanne d'Arc niet enkel bruikbaar, neen onmisbaar. Dat geldt ook voor de strijd van de geesten, waarin een H. Catharina sinds eeuwen de wijsbegeerte heeft bezield. Zou de historie niet aan de psychologen zo'n patrones kunnen leveren als de legende aan de filozofen? Waarom onze tijd, die zijn zieke ziel met zielkunde hoopt te genezen, geen beschermheilige gegeven in de persoon van Sint Theresia, waarvan de meesterlike zelfontleding het model van mensekennis blijft? Feitelik geldt ze toch voor meesteres van de mystieke theologie, die hoe langer hoe dieper aan de psychologiese wetenschappen raakt; en de doctorsbonnet is al een oud embleem van haar beelden. In onze dagen zou de verheffing van zo'n geniale vrouw tot Kerklerares een actueel levensteken van Rome wezen. Het bezwaar tegen een vrouw, als zodanig buiten de Ecclesia docens, schijnt hier niet te wegen. In 1874 schreef Newman dan ook:
‘I do not clearly understand why a woman has never been pronounced a Doctor; for, though St. Paul says they are to “keep silence in the Church”, he is speaking of ecclesiastical and formal teaching, not of the supernatural gifts and great works of such a one as St. Catherine of Siena’ (Ward II 574).
Karmelieten en Dominikanen mogen hier een vrijbrief in vinden tot pleiten voor hun grootste ordezuster.
Op de nonnen zelf zou deze erkenning van intellectuele vermogens onmiddelik invloed hebben. Zij, die zich aan alle goede werken toewijden, leggen zich enkel bij uitzondering op de wetenschap toe, voorzover die tenminste niet tot de praktijk van 't onderwijs hoort, en gebruiken dan nog hun kennis zelden in 't openbaar als de heilige abdissen Hildegard en Gertrudis. Zou schoolwerk of ziekebezoek zoveel minder gevaarlik voor de ingetogenheid wezen dan 't optreden in de publiciteit? Gunstige voorbeelden zijn er van dit schriftelik apostolaat, evenals er zusters bij lezingen en zelfs in examencommissies verschijnen.
Vijftien jaar geleden heeft een student zich van de Katholieke Universiteit afgemaakt met de schampere opmerking: ‘Men verbetere liever het onderwijs op onze meisjespensionaten’. Geleidelik is dat beslist op peil gekomen en onderhand schijnen onze intellectuelen met het denkbeeld van een eigen hogeschool vertrouwd te raken; 't een verhinderde 't ander alles behalve.
| |
| |
Verbeterd zijn de pensionaten niet alleen, maar hervormd en heel moderne lycea nieuw opgericht. Er zijn al meisjesstudenten volledig opgeleid bij nonnen, die geen kerkelike stichting afwachten om zelf academiese lessen te volgen. Die vooruitgang zal de beste invloed hebben op onze vrouwekringen, waarvan ook al wisselwerking op de kostscholen uitging. Het program is daar herzien volgens eisen van de ouders, die ook danslessen voor de meisjes afdwongen evenals verbod van bier of vermindering van roken voor de jongens. Vroeger waren vader en moeder - vooral in grote gezinnen of in plaatsen zonder geschikte school - tevreden, als hun kind een jaar of wat veilig opgeborgen werd; wat ze precies leerde, kwam er minder op aan: een paar ‘stukjes’ op de piano, ingestampt door de eerste de beste zuster zonder diploma, een beetje ‘schilderen’ (onze taal, die ieder verver een schilder noemt, is ruim op dit punt), Franse conversatie, zoete devotie en strenge étiquette. Meer werd niet gevergd, meer niet gegeven; er hoefden geen vrouwen gevormd te worden, enkel dames. De omkeer is zo volslagen, dat de wereld zich alleen nog verwondert over de ouwerwetse titel ‘mère’ en ‘soeur’ uit de tijd, toen onze moerstaal weinig telde, omdat de Zuidergrens onze enige poort naar Rome was.
Tot slot een alleluja voor het Utrechts kathedraalkoor, dat met Pasen ruime hulde verdient, na vijftig jaar achtereen de toon in de gewijde muziek te hebben aangegeven. Meesterzangers zijn er wel meer, hier is een meesterkoor. Daartoe werkt de hoofdkerk van Nederland mee als onze middeleeuwse erfenis in 't Sticht, voorbeeldig gestemd naar de liturgie, die bij pontificale diensten 't allerheerlikst schouwspel op aarde te genieten geeft. O hoogmissen op hoogfeesten, zomerzon op het volle rood van Pinksteren! Wanneer aan 't eind van de priesterwijding 's middags een stralend Paasmotet over de neomisten stroomt of wanneer diezelfde avond van Maria Hemelvaart de processie langs de parochianen trekt en mannen- en jongensstemmen zo zalig jubelen, dat geen jubileum het vergelden kan, is 't onbegrijpelik, waarom de halve stad, vooral een onroomse bevolking, verfijnd van smaak en verhongerd van ziel, niet uitloopt naar de Cathrijnekerk.
Ingewijden weten, hoe Zondagsavonds wel eens nieuwe motetten vlotweg van 't blad gewaagd worden; maar die slagvaardigheid zou ijdelheid zijn, als een gewoon Requiem in de week of een eenvoudig Meilofje door de ouwe getrouwen
| |
| |
ook niet stemmend en stichtend gezongen werd. Deze vrijwilligers blijven van harte kerkzangers, al hebben ze voor allerlei concerten krachten geleverd. Katholieke plaatsen tellen soms verenigingen, die geregeld op wedstrijden uitblinken, zonder aan de eredienst hun beste gaven als rechtmatig aandeel bij te dragen, zodat er dan een gevaarlike wanverhouding komt tusschen profane en gewijde kunst, tot heilige dagen Gods huis leeg vinden en feestzalen vol. Voor Utrechtse geloofsgenoten ligt het zwaartepunt van 't muziekleven nog altijd bij 't altaar, waar Christenen vanouds hun eerstelingen offerden en de wereld dan zijn buit mocht komen halen als armen hun brood na de godsdienstoefening. Het gevierde koor heeft werkelik meer dan school gemaakt, heeft leven om zich heen gewekt en ontelbare geesten de doop gegeven van de goddelike schoonheid. Wie daar in zijn jeugd leerde zingen, zoals Willem Mengelberg het geluk had, deed er een levenslange hartstocht voor de toonkunst op. Een trouwe inspiratie houdt in dat heiligdom de traditie levend, dringt er zelfs tot geleidelike evolutie. Hoeveel klassieke werken zijn onder die gewelven al geopenbaard, hoeveel moderne geboren! Palestrina is er thuis als in zijn hemel, het Gregoriaans gaat er zonder begeleiding kloosterlik vrij en gaaf; beide stijlen worden in Westminstercathredal nauweliks beter weergegeven en in Rome nergens zo goed. Van Diepenbrock werd indertijd het Stabat Mater in de oorspronkelike, onuitgegeven zetting voor mannestemmen 't eerst op Goede Vrijdag bij de kruisweg ingewijd en onlangs, weet iedereen, die iets van onze tijdsgroei weet, de grootse Mis, waardoor nieuwe scheppingskracht onder de jongeren is opgewekt. Zelf heeft het koor verschillende scheppingen aan zijn leiders ingegeven, met name 't machtig Te Deum, bestemd om het herstel van de hierarchie te vieren, meteen welsprekend getuige voor de weergeboorte van onze kerkelike kunst.
Zonder door de minste wending, ook maar een nederig gebaar, te laten merken, dat hij in de vruchtbaarste periode - van Vrancken tot Winnubst - de ziel van de bezieling was, die van deze orgeltribune uitging, heeft Mgr. van Schaik in 't Gregoriusblad even zakelik als natuurlik de geschiedenis van zijn modelkoor geschetst. In hem is de priester met de kunstenaar samengesmolten bij compositie en directie allebei; muziek betekent voor deze prelaat een hoger soort zielzorg, zoals Davids spel bij de ark een koningstaak vervulde. Daarom wordt het artistieke van zijn roeping niets verkleind, alleen
| |
| |
veredeld, door de geestelike waarde ervan te verheffen. De tijdgenoot noemt het biezonder zijn verdienste, de zuivere Gregoriusgeest onderhouden en ontwikkeld te hebben in een nieuw geslacht zangers, die nooit als solisten, d.w.z. aartsindividualisten, de onderlinge harmonie - een schat in broze vaten bij gevoelige estheten! - met jaloersheid bedreigden, maar altijd hun koor wisten te handhaven tot een ensemble vol evenwicht of liever een gemeenschap vol liefde. En daarin ligt zeker het diepste geheim van hun vrome werking op de zielen.
G.B.
|
|