De Beiaard. Jaargang 4(1919-1920)– [tijdschrift] Beiaard, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 384] [p. 384] Verzen I De merel gooit als klaar kristal een klaterenden waterval van frissche tonen door de lucht, dat ieder blaadje trilt en zucht. Hij drijft het droppelend geluid zijn boordevolle zieltje uit, uitbundig als een orgelspel, diepzalig als een altaarbel! Gelijk een kindeke, dat lacht, zoo wonderhel en wonderzacht, schatert hij in één lange teug maar vrij en blij naar heug en meug. Hij lonkt en lacht en schiet en slaat in eindelooze overdaad de parels tot een kralensnoer van fijn en zuiver parelmoer. Hij tokkelt in de zijden snaar, smijt zijn akkoorden hier en daar te grabbel tusschen 't wit gebloemt, waar 't giert en gonst en zingt en zoemt. [pagina 385] [p. 385] II Nu splijten stil en zacht de heimelijke knoppen in zoeten lentelust en volle levensvreugd, nu steken stam en stek de wiegelende toppen omhoog in 't hemelblauw, sidderend van geneugt. Nu beeft in 't frissche groen de diamanten perel, blinkend van vermiljoen en wonderlijk gekleur, nu fluit in 't blanke loof de rustelooze merel, en staat de stille mensch te mijmren bij de deur. Nu waait een luwe wind van vreemde, jonge kruiden over het warme veld en door het kreupelhout, nu is het dicht getwijg vol zingende geluiden, omdat het kleinste blad zijn hartje openvouwt. O! zouden wij dan niet met blijde ziel en zinnen, met jubelenden mond en teêrverrukten geest dit wonderschoone land begeeren en beminnen, dit wonderschoone land in 't eeuwig lentefeest! [pagina 386] [p. 386] III O zoete lentetijd! Zet wijd de deuren open en sier het open raam met meibloem en narcis; en laat het hijgend hart weer duizend dingen hopen, en zing uw zangen uit, mijn ziel, nu 't lente is. O zoete lentetijd! Steek hoog de bonte vanen op blanken bloesemtop en berstenszware kruin, verf met uw zacht penseel de wegen en de lanen, en laten wij opnieuw, voorgoed gelukkig zijn! O zoete lentevreugd! Leg uwe trouwe armen om 't ongerepte schoon van hemel en vallei, berg aan uw trouwe borst, in mateloos erbarmen, de onsterfelijke vreugd van 't bloeiend jaargetij; O zoete lentetijd! O wisselende kleuren, o blauwe hemellucht boven het frissche veld, o stille zaligheid, o reine voorjaarsgeuren, die in mijn open ziel als blanke lusten smelt.... Mijn eeuwig menschenhart, o onveranderd wezen, aan 't lenteschoon gelijk in kleur en harmonij, met 't lenteschoon vereend, met 't lenteschoon verrezen nà storm en wintersmart, in feestelijke Mei! CÉLINE KLINKENBERGH Vorige Volgende