| |
| |
| |
Kroniek en kritiek
MOETEN wij nog pijnliker lijden dan onder de oorlog? Als Katholieken en als Nederlanders waren we dubbel neutraal, maar die gunst van toeschouwers bij 't barbaarse spel, waar de deelnemers tenminste troost in roem vonden, hebben wij duur betaald. Al wat ons bespaard bleef aan onmiddelike rampen, hoopte zich op, om de last van 't probleem te verzwaren. Vernederend voor de geest was die dagelikse vraag: hoe de mensheid zich stelselmatig kan vernietigen, zijn vooruitgang zelf gebruiken tot eigen ondergang. Wel was 't voor Christenen geen levenskwestie, want wij speculeerden niet vermetel in evolutie, wij lieten ons beginsel nooit door de tijd bepalen en volgden niet de richting, die ons eigen geslacht toevallig wees. Ook vertrouwden wij allesbehalve op de edele aard van de mens, geloofden evenmin in een toekomststaat als een hemel op aarde. Daarom was de slag voor ons niet vernietigend. Hoe diep ook verpletterd door het algemene leed, hoe sterk ook met de slachtoffers begaan, wij hadden geen reden om onze godsdienst te herzien na de velen, die hun levensbeschouwing in de aardbeving voelden verdwijnen. Eerder dreef deze teleurstelling over de mensen ons dichter tot God en maakte de vijandschap tussen de staten ons dankbaarder kind van onze Kerk.
Rome, jaloers buiten alle politiek gehouden, had immers geen verantwoording voor de oorlog en wij Roomsen hielden dan ook een vrij geweten. Het ging ons als bij Ibsen's kritiek op de samenleving, waardoor niet onze eeuwige moraal getroffen wordt, maar de schijnmoraal, die hij terecht een leugen noemde, de conventie buiten de tien Geboden om. Wie zich daarentegen doodergeren moest, was 't verlicht, voldaan, diesseitig publiek, glimmend van lievigheid. Aan 't Evangelie kan alleen bankroet verweten worden, wanneer het van de ene kant volle vrijheid en invloed in deze wereld genoot en van de andere kant de oorlog overal en altijd veroordeelde. Maar alles wordt van 't Christendom geëist en niets er aan gegund; de verbannen kloosterlingen, die 't eerste waren om Frankrijk te dienen tot de dood en zonder burgerrecht de hoogste burgerplicht te vervullen, vertegenwoordigen de toestand van de Kerk. En de stem van 't geweten, echo van de Schepper, leert ons bepaalde vormen van geoorloofde strijd, die zelfs gewijd mag worden en heiligen heeft gekweekt. De Bergrede, waarvan de letterlike vervulling uitsluitend binnen onze kloosters valt te vinden, richt eerder het ideale dan het normale leven; Tolstoi's gevolgtrekking, dat de
| |
| |
tekst ‘oordeel niet’ ook elke rechtspraak verbood, is even willekeurig als zijn opvatting, om alle militie en politie uit te sluiten krachtens het woord ‘weersta de boze niet’.
Wij zijn niet zo overgevoelig, wij kunnen desnoods wel een beetje bloed zien. Arme blinden, die pas uit hun optimisme opschrikten bij lichamelike ellende! Voor gelovigen is de dood niet het grote kwaad, maar de zonde, waarvan de dood alleen de straf betekent. Moderne intellectuelen, in hun gezichtskring beperkt tot de zichtbare aarde, verguld met een sentimenteel humanisme, zagen allerlei vormen van gééstelike dood voorbij. Och, uur aan uur gaan er zoveel zielen verloren, zonder dat er een haan naar kraait! Wie draait zijn hand om, als een godslasteraar majesteitschennis pleegt tegen God de Heer? als de goddelike wetten worden gebroken met vol orkest van wereldse verleiding en wereldse voldoening? als echtscheiding volgens alle regelen van 't burgerlik recht en kinderbeperking met alle middelen van geneeskunde de samenleving heel wat ernstiger met ontbinding bedreigen dan een tijdelike oorlog, die maar een onweer betekent bij de overstroming van onzedelikheid, door de weelde in vredestijd bewerkt? De mobilisatie mag een soort slavernij heten, maar de mode en de industrie, 't alcoholisme, midden in de oorlog nog erger dan de oorlog genoemd door een ooggetuige als Kard. Mercier, de pornografie en prostitutie leveren een onafzienbare massa kanonnevlees in de strijd om het ééuwig bestaan.
Komt het publiek half zoveel in verzet tegen deze duivelse gruwelen, waaraan de volken, de personen zelf schuld hebben, als tegen de oorlog, die enkel geweldiger op de verbeelding werkt? Bloedvlekken maken afschuwelik effekt, maar wie schuurt de roest van de geslachtziekten uit onze maatschappij weg? Heeft de storm van de wereldoorlog helaas veel te veel bloesems neergeslagen, zalig zulke jonge martelaars van offervaardigheid boven de slachtoffers van wellust, die als rotte vruchten onze lucht verpesten! Er kan moeilik kwaad genoeg over de oorlog gezegd worden: hoe harder wordt geklaagd, hoe groter de kans op ontwapening. Met dat al blijft het een tastbaar feit, door de revolutie bloedig gedemonstreerd, dat de georganiseerde klassestrijd nog dieper invreet. Oorlog is geen louter periodieke uitbarsting van macht, oorlog is een algemeen verschijnsel, zolang er tweedracht in gezinnen als in volkefamilies bestaat. De burgeroorlog geldt vanouds voor de allerergste; en met een sociale oorlog de politieke willen bedwingen is de duivel uitdrijven met Belzebub. De hoofdzonde van de haat zit toch
| |
| |
in onze eigen ziel: de mens, die geneigd is tegen Gods gebod in opstand te komen, leeft op voet van oorlog met zich zelf; iedereen bestrijdt tegen beter weten zijn beter ik. Daarom valt de haat enkel door een goddelike liefdekracht te overwinnen, daarom moet de H. Geest zelf het aanschijn van de aarde vernieuwen.
Het bloed, dat vloeide, blijft u ergeren, tijdgenoot? Bedenk, er is eens bloed gevloeid door u! Bloed van Eén, die de schuld van allen heeft geboet, door ieder bloed te ontsmetten in Zijn vurig Hart, waarmee wij één vlees en één bloed zijn geworden....
De eenheid is met ontelbare verenigingen lang niet bereikt. Uiteraard heeft de vredesbeweging, voorzover die onder zelfzuchtige en dus twistzieke mensen slagen kan, even goed tijd nodig als de geleidelike afschaffing van de slavernij. Nog bestaat in Europa 't barbaars duel en trouwens de slavernij ook in de vorm van meisjeshandel en van dienstplicht. Maar in beginsel heeft de oorlog vrijwel zijn betovering verloren, nu de mensheid hoger heroïsme zoekt dan van 't geweld, nu de staten, die tot het Vredespaleis, een romantiese graalburcht, bijdroegen, zelf een Volkebond gaan ontwerpen, al blijft het voorlopig een theatrale constructie als een gipsen tentoonstellingsgebouw; nu bij groter omvang en nader ondervinding van 't militair bedrijf evenredig de verantwoording groeit. Is 't plezier van de oorlog misschien niet af, dan toch de glorie.
De reactie begint te werken en het militairisme slaat onvermijdelik in pacifisme om. Wat Sint Bernard de Duitsers verweet: dat hun militia eigenlik malitia was, dat heeft een boetepreek van vijf ondragelike jaren eindelik Europa laten voelen. Schijnbaar is die omkeer buiten onze Kerk omgegaan, omdat zij de techniek van menige reorganisatie, buiten haar heilig vuur toch een machine zonder stoom, aan vreemden overlaat, die minder kieskeurig in hun middelen zijn en de internationale klassestrijd hanteren om geweld te keren met geweld. Ook afgezien van deze oneerlike concurrentie, valt er een tekort onder Katholieken toe te geven; maar het Katholicisme laat de wereld naargelang van z'n ontwikkeling aan de pax assimileren. Principiëel en potentiëel is de verzoenende Moederkerk het spontaan vredesinstituut. Wat armzalig geeft de vrijzinnigheid zich bloot, door kloosters voor vrijwilligers te sluiten en onderhand kazernes voor onwilligen te bouwen, door arbitrage voor te spelen als toekomstmuziek en de paus van
| |
| |
heerszucht te beschuldigen, zo dikwels hij in de geschiedenis algemeen erkend arbiter was tussen volk en volk of tussen volk en vorst. Tegenwoordig verwijt de wereld aan Rome zijn onmacht, na de politieke rol van 't Vatikaan als clericalisme onmogelik te hebben gemaakt. Vrede moest Benedictus plotseling stichten, terwijl hem zijn organen afgesneden waren; de staten voerden een voor een oorlog tegen de Kerk, om dan hun onderlinge oorlog ineens voor de voeten van de paus te gooien! Dit herhaalt de spot van de Joden, die hun Messias aan 't kruis geslagen hadden: ‘Laat Hem van 't kruis afkomen en wij zullen in hem geloven.’
Laten wij die aanklachten intussen opvatten als het zelfverwijt van de verloren zoon, die in de hoogste nood de weg terug vond. De wereld heeft toch ook gelijk, herstel te verwachten van onze kant? Als ons dan maar de gelegenheid gegeven wordt om ons te betuigen! Tot dusver zijn de Katholieken overal gewantrouwd, gebonden, gedrukt als ultramontanen, vaderlandslozen, staatsgevaarliken. En nu wordt de naam Internationale, ons als een schande nagehouden, tot een verlossende leus; nu geldt het universeel te wezen en kosmopoliet, wat letterlik in 't woord Katholiek ligt uitgedrukt; nu wordt onze onverbreekbare eenheid, gevreesd als een keten, de gezochte band voor de gebarsten aardbol; nu wordt een samentrekking van krachten geprobeerd, gisteren in Den Haag, vandaag in Parijs, morgen in Genève, overal behalve in Rome, waarvan de naam immers naar gedwongen centralisatie klonk.
Dat met name de Franse Katholieken, verstotelingen tot ballingen toe, hun patriottisme wat erg ijverig toonden en uit louter goede trouw tot chauvinisme oversloegen, is begrijpelik en grotendeels vergefelik. Het leger gunde hun nog alleen een carrière, waarmee ze de traditie van Jeanne d'Arc, de heilige van de heldhaftige vaderlandsliefde, hoopten te redden. Zoals de Joden de koophandel, hielden de Roomsen daar de wapenhandel over. Maar wanneer kunstenaars vrezen, dat l'esprit gaulois door het militairisme bedorven dreigt te worden, dan houden gelovigen sterker hun hart vast voor la dévotion française. Radikaal, absoluut, om niet te zeggen fanatiek, als de Romaan is door zijn passie voor de logica, loopt onze Franse broeder gevaar, vaderland en Moederkerk zó volslagen te vereenzelvigen, dat er voor Duitsers nauweliks plaats in de gemeenschap der heiligen overblijft. Heeft Veuillot bij 't Vatikaans Concilie velen geërgerd, toen hij de Opperpriester scheen te vergoddeliken door toepassing van Pinksterhymnen op de
| |
| |
paus, soms met vervanging van Deus alleen door Pius, niet minder ergert de gewone voorstelling in kerkliedjes, alsof la Patrie het voorportaal is van le Paradis.
Wie vóór de oorlog openlik bewondering toonde voor Rooms Parijs, mag wel een waarschuwing tegen verwarring van Rome met Parijs wagen, eer hij bij gelegenheid het Frans en het Duits Katholicisme, allebei onze waardering overwaard, gaat vergelijken. Onlangs heeft ‘Hochland’ de geloofsgenoten van 't buitenland bezworen, om toch de verzoening tussen de volken niet aan andersdenkenden over te laten. Deze meer dan welsprekende, werkelik stichtende oproep van drie bladzijden, waar alle neutralen met hart en ziel mee moeten instemmen, wordt onze dagbladen graag ter vertaling aanbevolen. Alleen vergeet het Duitse tijdschrift een verzachtende omstandigheid voor de late tegemoetkoming van onze Franse broeders. Mogen ze 't kostbaar, want o zo duur gekocht, vertrouwen van hun eigen volk verspelen door voorbarige toenadering tot de tegenstander? De Duitser wil als overwonnen partij 't harde recht eindelik voor de liefde plaats zien maken, maar is de Katholiek in Frankrijk zelf ook geen onderliggende partij? Zonder oud zeer open te halen, herinner ik ‘Hochland’, dat zo edel schuld bekent (‘schämen wir uns heute doch der Art, wie wir zur theologischen Kasuistik griffen, um den Einfall in Belgien zu rechtfertigen’), hoe zijn vaste medewerker Martin Spahn niet alleen Bismarck bleef verheerliken, maar tot de laatste dagen voor de Revolutie 't parlementaire stelsel van de democratiese rijken voor Duitsland afwees. Sinds het ancien régime van Pruisen de zondebok is geworden, die alle Duitsers om strijd de woestijn injagen, en de staatkundige hervorming elke solidariteit met het verleden verloochent, bewijst de houding van die Hochländer genoeg, hoe vervolgde Katholieken juist in regeringstrouw licht het uiterste bereiken. Het chauvinisme van Spahn weegt daarom ruim tegen dat van Goyau op.
De geallieerde Katholieken konden hun voorzichtigheid moeilik ondoordacht prijs geven, op straf van landverraders te heten. Wat socialisten zich veroorloven, staat ons, die zoveel verdenking tegen ons hebben en zwaarder verantwoording voelen, niet altijd vrij. Maar dringend brengt Holland de boodschap van een lijdend volk aan de hele Kerk over: verhaast biddend het uur van verzoening, help offerend de eendracht in de Christenheid herstellen! Aan dat Holland heeft de Voorzienigheid blijkbaar de taak gegeven, niet om met klinkende proclamaties de wereld te overstromen en misschien door pleidooien
| |
| |
heen en weer de verbittering maar te verergeren, neen om metterdaad de vereniging van beide partijen voor te bereiden.
De Kerk heeft punten van kontakt in overvloed, vooral het mystieke brandpunt van de Eucharistie en het officiële middelpunt van de hierarchie: in Rome zullen dit jaar de seminaristen, die van vijandige fronten terugkomen, elkaar opnieuw omhelzen bij de liturgiese pax. Aan 't lichaam van Christus groeien wonden licht toe, groeien verloren leden weer aan. Dat wonder van eeuwig leven neemt onze plicht niet weg, om onze persoon aan bevordering van een gezond Katholicisme te wijden. Quamtum potes, tantum aude bezielt ons tot ver van 't altaar. En met alle eerbied voor de zending van Rome houdt Holland zijn eigen roeping om met Rome mee te werken.
Onze organisaties, nooit genoeg vertakt over heel de wereld, kunnen in die bemiddelende taak een nieuwe prikkel vinden om verwante groepen van 't buitenland tot verbroedering uit te nodigen. Sobriëtas heeft indertijd het voorbeeld gegeven met stichting en leiding van een Katholieke drankweer, waarbij alle landen aangesloten zijn: deze wereldrol schoolde Ruijs de Beerenbrouck voor zijn landsbestuur. Hetzelfde valt te hopen van onze missiebeweging, tijdig geoefend voor een internationaal congres. De Nijmeegse dag, waarop de Duitser Schmidlin midden in de oorlog zei, dat de Franse missies daar niet genoeg tot hun recht gekomen waren, gaf voor zo'n manoeuvre een vlotte exercitie. Wie zouden elkaar eerder broederlik begroeten dan de apostelen, die vader en moeder verlaten, om wildvreemden de éne Vader te leren kennen? 't Adres van ons comité aan de vredesconferentie tot verdediging van de uitgesloten missionarissen heeft trouwens al voor nieuw initiatief baan gebroken. En wordt morgen aan de dag begonnen, dan is 't congres verzekerd over drie jaar, wanneer tegelijk het eeuwfeest van ‘de Propaganda Fide’ en van ‘la Propagation de la Foi’, ieder in Rome en Lyon wel kerkelik herdacht, met een studiecongres op onzijdig gebied te vieren valt.
Na '70 gaf het eeuwfeest van de Leidse hogeschool in '75 het eerst kans tot ontmoeting van Duitse en Franse geleerden. Nu de wetenschap niet enkel gemobiliseerd was om instrumenten, maar ook om argumenten als wapenen te leveren, nu de academies bepaald werden ontwijd door het dwingen van de kritiek in de uniform van een polemiek, is 't hoog tijd tot opbouw van de verwoeste objectiviteit. De militaire disputen tussen theologen, waaronder hoge prelaten, vormden een van de droevigste ergernissen uit heel deze schandelike leugentijd,
| |
| |
waarin allerlei gewijde wetenschap ernstig in 't gedrang is geraakt. Zou onze Katholieke Universiteit zich voor de wereld niet volledig legitimeren, wanneer begonnen werd met bijeenroeping van een wetenschappelik congres, zoals Parijs, Brussel, Freiburg, München er onder de geloofsgenoten hebben bijgewoond? Zo ongunstig de eb vóór de oorlog daartoe leek, zo gunstig de vloed, die in de volgende periode staat te wachten.
Het bewegelikste deel van onze partij, de studentekringen, schijnen alvast tot verkenning aangewezen. In navolging van, in wedijver met de Protestanten, die hun wereldfederatie jaren zien werken, kan onze verse Unie connecties met alle Katholieke Universiteiten en verder met de geloofsgenoten aan andere hogescholen aanknopen, wat de reislustige jeugd, nog niet bevangen of gebonden als die is, makkeliker valt dan professoren. Vreemdelingen komen bij ons uitsluitend Rembrandt en het landschap zien, maar gaan wij in 't buitenland naast de historiese monumenten ook de bureaux van actuele organisaties, de leidende geesten op hun studeerkamer bezoeken? Dan wordt het reizen tot een moderne pelgrimstocht in dienst van de Kerk. Waar een kerk staat, voelen wij ons thuis, maar het verenigingsgebouw, het klooster, de pastorie daarbij ontvangt ons meestal even gastvrij, bijna dankbaar voor onze belangstelling.
Wij beginnen langzamerhand het besef te krijgen van onze rechtmatige plaats in Nederland en worden meteen bewust, hoe groot onze taak in de Katholieke wereld kan wezen, wanneer wij de krachten volop gebruiken, die God ons in de oorlog liet sparen tot werkzame bevordering van de vrede op aarde.
G.B.
|
|