| |
| |
| |
Het militaire Onderwijs
ER is in den lande een ernorme drang om tot afschaffing van het leger te komen, maar tot nu toe blijft het bij vrome wenschen en meer of minder uitgebreide propaganda ervoor. Met een resultaat van nul; integendeel met dit resultaat, dat de oorlogsbegrooting alleen reeds is opgedreven voor 1920 met 14 millioen meer dan voor 1919.
Het spreekt van zelf, dat de actie door Mr. Bomans in de Kamer ingezet om onmiddellijk tot algeheele afschaffing te komen van het leger, niet tot resultaat kan leiden, wegens de enorme moeilijkheden, die daaraan zijn verbonden. Voor de katholieke staatspartij, die in haar program duidelijk vermindering der militaire lasten heeft geschreven en als regeeringspartij hooge begrootingen voor ‘arbeid’ en ‘onderwijs’ ziet ontstaan, is het intusschen van het hoogste belang, dat binnen deze vier jaar een begin gemaakt wordt met zulke vermindering.
Alleen een actie voor langzame en regelmatige aftakeling van het bestaande, kan voeren tot den wensch van de geheele natie: Vermindering der oorlogslasten. Met stukjes en beetjes kan deze slechts worden verkregen.
Er zijn nu voorstellen ingebracht tot: afschaffing der cavalerie, der rijdende artillerie, van het te paard gezeten zijn der hoofd- en opperofficieren bij de infanterie. En er kan nog meer gevonden worden zonder dat men met een loupe te werk gaat. Daartoe wil ik in bespreking brengen de organisatie van ons militair onderwijs in zijn geheelen omvang.
Wie de begrooting van dezen minister heeft bestudeerd zal inzien, dat hij niets bijzonders heeft gedaan om tot vermindering der ‘oorlogslasten’ te geraken. Hij is de zooveelste minister, die o.m. voorstellen doet om tot een zooveelste systeem van opleiding te geraken. Maar in zijn geheelen omvang het opleidingsysteem reorganiseeren en daardoor de kosten verminderen, doet hij niet; laat ik daartoe een poging wagen.
| |
I. Opleiding van den troep.
De minister houdt zich aan
| |
| |
een jaarlijksch contingent van 23000 man. Als men per 20 man een instructeur neemt, heeft men noodig een totaal van 1150 instructeurs. Rekent men als instructeurs: de le en 2e luitenants, de adjudanten instructeur, de sergeantenmajoors instructeur (opperwachtmeesters) en sergeanten (wachtmeesters), dan blijkt uit de begrooting, dat we op dit oogenblik beschikken over 4650 instructief personeel; dat is 1 instructeur op 5 man. Dat is nog al een aardig overcompleet! En een duur onderwijs! Nu moet men dus goed begrijpen, dat ik daarbij niet geteld heb het administratief personeel, niet de bijzondere functies, niet de meer dan duizend actieve korporaals, niet het dienstdoende verlofspersoneel van duizenden sergeanten en korporaals.
Ik heb toch daarbij aangenomen, dat de korporaalsrang zal worden afgeschaft - een éérste bezuiniging! - dat daarvoor in de plaats moet komen de soldaat le klasse, die voort zal kunnen komen uit den vrijwilligen landstorm, waar de opleiding goedkooper en aangenamer is. Als men deze cijfers leest, zal men inzien, dat het overcompleet van werkelijk benoodigd instructief kader enorm is en dat, als van militaire zijde steeds geklaagd wordt over een tekort aan kader, dit alleen voort kan komen uit een oneconomisch gebruik van de beschikbare krachten.
Een vermindering van dit instructief kader kan alleen gevonden worden, door de bevordering van het jongere personeel tegen te houden en door de hoogere commandoposten toe te vertrouwen aan jongere officieren, die men echter - vanwege de bezuiniging - niet zal moeten bevorderen tot den hoogeren rang, die tot nu toe aan den commando-post eigen was. Dit zou zeer goed kunnen door het systeem toe te passen - wat ik o.m. op andere plaatsen heb betoogd - om nu hen, die de hoogere commandoposten bezetten, eervol te ontslaan met toekenning van maximum-pensioen. Tot nu toe gaat voor de militairen het recht voor maximum-pensioen in op 55-jarigen leeftijd en tengevolge van de mobilisatie is het aantal generaals, kolonels,
| |
| |
oversten en majoors grooter dan voorheen; hier en daar is er zelfs een overcompleet. Door den maatregel van ontslag met vervroegde toekenning van pensioen verminderen de personeel-uitgaven aanmerkelijk, zonder dat de personen in hun belangen worden geschaad. Natuurlijk moeten dus zij die voor de opengevallen commando-posten worden aangewezen, dan niet bevorderd worden tot den vroeger daaraan verbonden rang. Want in dat geval zou geen bezuiniging verkregen worden. Wanneer ditzelfde systeem ook op de onderofficieren werd toegepast, zou een enorme bezuiniging worden verkregen, zonder dat daarbij aan de slagvaardigheid van ons leger afbreuk werd gedaan. Want of nu een regiment gecommandeerd wordt door een regimentscommandant-overste of door een regimentscommandantmajoor, de slagvaardigheid gaat daarbij toch niet achteruit.
De opleiding van ons leger kunnen we over twee hoofdgroepen verdeelen:
A. de opleiding der milities, B. de opvoeding der actieve instructeurs.
Tot A behoort de opleiding van den milicien-soldaat. Deze wordt hier niet ter sprake gebracht, omdat dit niet behoort tot het kader van dit artikel. Evenmin de opleiding tot den tegenwoordigen rang van korporaal, daar die geschiedt bij den troep, gedurende de soldaat-opleiding en met hen, die eigenschappen bezitten, voor een rang noodzakelijk. Alleen merk ik op, dat zelfs deze opleiding bij de 6½-maandsche oefening kan uitgeschakeld worden, indien men den korporaalsrang afschafte, waardoor het onmogelijk gemaakt wordt jonge onervaren korporaals als instructeurs te laten dienst doen en de functie instelde van soldaat le klasse, die door vooropleiding voort moet komen uit den vrijwilligen landstorm. Zooals hieronder zal worden aangegeven verdient het m.i. aanbeveling alleen hen tot deze functie aan te stellen, die in 't bezit zijn van een einddiploma 3-jarigen cursus H.B.S. of daarmee gelijkstaand onderwijs (M.U.L.O. onderwijs bijv.).
| |
| |
Dan komt de opleiding tot milicien-sergeant; van hen, die als le klasse soldaat daarvoor op grond van allerlei te stellen eischen in aanmerking gebracht worden. Allerlei methoden zijn daarvoor beproefd: opleiding bij compagnie, bataljon, regiment, zelfs bij de divisie. Het behoeft geen betoog, dat centrale opleiding het meest paedagogische en ook het goedkoopste is. Niet natuurlijk een te gecentraliseerde cursus; op de eerste plaats wordt die te groot; uit administratief oogpunt wordt dan geëischt: afzonderlijke ligging, afzonderlijke administratie, detacheering met salaris-verhooging van allerlei instructeurs. Deze minister kiest dan heel verstandig het juiste midden: regiments-kaderscholen.
Meer en meer wordt tegenwoordig geklaagd dat het wetenschappelijk gehalte van hen, die de militaire loopbaan kiezen, zoo laag is. Het schijnt mij daarom van het grootste belang voor de opleiding, en ook ter vermindering der kosten, dat vastgesteld wordt, dat het kader een wetenschappelijken ondergrond heeft: 3 j. H.B.S. of M.U.L.O. en daarbij den rang van soldaat le klasse bij den vrij willigen landstorm heeft behaald. De kosten van zulk een regimentsschool zijn slechts gering; kosten van reglementen, vuur en licht. Detacheering van instructief-kader is hierbij absoluut niet noodig en men behoeft de oorlogsbegrooting maar even in te zien, om te begrijpen dat detacheeringen veel geld kosten. De minister heeft niet noodig geoordeeld te bepalen of de milicien-sergeant uit deze categorie ook in aanmerking komt 1o. voor actief-onderofficier, wat van het hoogste belang is om bij een overwogen afschaffing der instructieschool het actieve sergeant-kader geregeld aan te vullen; 2o. voor verlofsofficier, waarvan de opleiding tot nu toe bij de reserve-kader-scholen voorzien is. Nu de mobilisatie is afgeloopen, kan zeker het aantal dezer scholen ingekrompen worden tot één, welke moet worden ondergebracht in een der grootere garnizoensplaatsen, waar goed onderwijspersoneel aanwezig is: te Breda of te Amersfoort bijvoorbeeld. In de geheele begrooting vond ik geen aandacht
| |
| |
gewijd aan het vraagstuk der opleiding van het reserve-kader.
Bij de begrootingsposten 21 t/m 25 vond ik de reservekorporaals, sergeanten en de vaandrigs ondergebracht bij de diverse korpsen; zoodat ik daaruit de conclusie trek, dat het 's ministers bedoeling is de opleiding van het reservepersoneel ook te doen plaats hebben bij de regiments-kaderscholen. Dat is weer een zwenking met de voorgaande jaren toen de opleiding van het reserve-personeel in de genoemde reserve-kaderscholen o.m. te Breda, Maastricht, Den Haag, Amersfoort (Harderwijk) plaats vond. Maar een zwenking, die zeker kostenbesparing ten gevolge zal hebben en eenheid zal brengen in het begrip: verlofspersoneel. Dan, we zijn echter nog niet aan de opleiding van reserve-(verlofs-) officier!
Gedurende den mobilisatie-tijd is zulk een vracht van allerlei bepalingen, voorschriften enz. gemaakt, zulk een warwinkel van methoden gevolgd, dat het van het grootste belang is, daarin eens verandering te brengen en te bepalen en vast te leggen, wat de minister van plan schijnt te zijn:
a. | vorming van militie-onderofficierskader uit de uit de militie aangewezenen, |
b. | vorming van reserve-kader uit de vrijwilligers, met daaraan verbonden premie. |
De eischen om toegelaten te worden tot de onderofficiersopleiding bij beide groepen zal dan gelijk moeten zijn: 3-jarige H.B.S. of M.U.L.O. onderwijs, wat tot nu toe nog niet is bepaald.
De opleiding van verlofs-officieren zal ook nu wel weer geschieden bij een centralen cursus; het is echter te hopen dat alleen toegelaten zullen worden zij, die 5-jarige H.B.S. of gelijkstaande onderwijsinrichting hebben doorloopen en verlofs-onderofficier zijn. Ik mis echter in de begrooting iedere vingerwijzing, dat dit het plan van den minister is. Bij mij is de idee gewekt, dat deze begrooting, die zoo weinig zegt omtrent de toekomst, met den warwinkel van bestaande bepalingen omtrent het reservekader, tot gevolg zal hebben: achteruitgang van het verlofs-officieren personeel;
| |
| |
met als logisch gevolg: groei van de belangrijkheid van het actieve-officieren-personeel. Dus een reactionaire gang van zaken!
Omtrent groep B, de opleiding van het actieve personeel, is méér in de begrooting te vinden. Dit kan men splitsen in twee deelen, a opleiding van het kader, b opleiding van de officieren.
| |
II.Opleiding van het kader.
Instructief en administratief kader.
Vóór dien geschiedde dit bij den troep; in de mobilisatiejaren zelfs meermalen op onvoldoende wijze. Er kwam, als het noodig was, een regiments-cursus, waar de vrijwilligers tot korporaals, deze tot sergeanten, en deze tot fouriers, sergeant-majoors-instructeurs en -administrateurs werden opgeleid. Van deze opleiding vindt men in deze begrooting niets; de memorie van toelichting geeft geen enkele inlichting, in hoeverre de minister het plan heeft mede opruiming te houden in den baaierd van bepalingen, die hieromtrent bijna vijftig jaren lang zijn gemaakt en niet opgeheven. Men heeft minstens 20 jaargangen ‘Recueil Militair’ noodig om precies te weten, waarop men recht heeft en wat er te doen valt. Deze minister is blijkbaar nog niet tot het definitieve standpunt bekeerd, dat er scheiding gemaakt moet worden bij de opleiding voor administratief en instructief kader en dit is te meer te betreuren, omdat de opleiding daardoor beter en goedkooper valt in te richten. Gezien den overvloed van beschikbaar kader, is een opleiding van vrijwillig kader op dit oogenblik ook onnoodig en dit is misschien de reden, waarom er in deze begrooting niets van gezegd wordt. Waarom geen aanwijzing gegeven, dat de opleiding tot S.M.A. en S.M.I. voorloopig geheel zal worden stopgezet, totdat de nieuwe reorganisatie van de weermacht zal zijn tot stand gebracht. Dan zou daaruit de burger tenminste hebben kunnen zien, dat op dit punt de minister een anderen weg uit wil en slechts de komende jaren afwacht, om te weten welken weg hij uit wil.
| |
| |
Vroeger waren er eveneens nog opleidingen bij het instructie-bataljon voor de infanterie en bij de instructieschool voor de artillerie; welke nu voor goed schijnen opgeheven te zijn, daar er geen spoor van in de begrooting is te vinden. Daarenboven waren er cursussen bij de infanterie ter voorbereiding voor de Hoofdcursussen te Kampen, waarover hieronder nader.
Resumeerende over dit gedeelte kan gezegd worden, dat in de nieuwe begrooting niets te vinden is, wat wijst op een georganiseerd onderwijs voor sergeanten, bij alle wapens en voor sergeant-majoors-instructeurs of opperwachtmeesters-instructeurs; noch voor administrateurs; terwijl evenmin blijkt of men den weg op wil van scheiding der opleiding voor beiderlei personeel. Alzoo zal men blijkbaar vast blijven houden aan de bestaande bepalingen, om, als men personeel noodig heeft, bij tijdelijke cursussen toe te laten hen, die daartoe volgens bepaalde anciënniteits-regelen recht hebben.
Maar m.i. wil het Nederlandsche volk - als er een dure leger-organisatie bestaan moet - ook wel weten, dat de beste krachten voor die hoogere rangen door studie en opleiding worden gereed gemaakt en aangewezen. Opdat ook in het leger eens betaald wordt, mede naar regelen van werkkracht en kennis. Bij de bestudeering van deze begrooting blijkt m.i., dat aan de opleiding van actief-onderofficiers-personeel uit paedagogisch oogpunt weinig gedaan wordt.
| |
III.Officieren en hoogere bevelvoering.
Voor de opleiding van de actieve officieren en de hoogere bevelvoering wordt veel gedaan. Afdeeling XIII van de begrooting werpt daarop het noodige licht.
We hebben: een hoogere krijgsschool; met 9 militaire, 12 vaste burger-leeraren en nog heel wat ander personeel, waarvoor wordt uitgegeven f 133.000 ruim en ruim f 48.000 voor het onderhoud van de gebouwen, zoodat de 30 à 40 leerlingen per jaar kosten f 180.000; dat is per leerling f 6000; een tamelijk hoog bedrag. De leerlingen krijgen dan ook -
| |
| |
behalve een gratis opvoeding, waardoor zij zeker tot de hoogste legerrangen kunnen opklimmen - detacheeringsgelden, als zij bij den troep worden gedetacheerd; f 150 voor het aanschaffen van boeken; detacheeringsgelden, indien zij te Enschedé, Wageningen of te Amsterdam worden geplaatst; gratificaties, een eigen paard, enz.
Mij dunkt: hier mocht het snoeimes wel eens zéér diep en breed worden ingezet; waarbij begrepen moest worden, dat beschikbaarstelling van het onderwijs aan een dertigtal uitverkorenen toch al meer dan voldoende is om de legerwetenschap op peil te houden, zonder dat daarbij allerlei douceurtjes worden beschikbaar gesteld. De tijd der slechte officierstraktementen is nu, meen ik, al lang voorbij, zoodat de officieren zelf wel eens iets mogen over hebben, om hun eigen toekomst zóó vast te verzekeren, als in dit geval gebeurt.
De volgende onderwijsinstellingen dienen ter opleiding van den subalternen officier:
voor het jonge mensch: de Cadettenschool te Alkmaar; de centrale infanterie-cursus en voor den toekomstigen officier: de militaire academie en de Hoofdcursus te Kampen.
Nog altijd blijft dus de officiersopleiding in 2 wegen gesplitst: een weg voor den ‘deftige’ langs cadettenschool en militaire academie; de andere voor den gewonen jansoldaat langs troepencursus en Hoofdcursus. Afgezien nu nog dat een dergelijke gesplitste opleiding veel geld kost, is ze m.i. ook uit den tijd. En daarenboven heel Nederland wenscht en eischt toch vermindering van oorlogslasten, terwijl deze toch alleen bereikt kan worden door kazerneopleiding en het groote vredesleger af te schaffen.
Als deze minister iets had willen doen in de betreffende richting, zonder daarbij al dadelijk aan een nieuwe legerorganisatie te denken - zooals wij er in de laatste twintig jaren al een tiental aan de markt hebben zien gebracht, als de minister iets in de besparings-richting had willen doen, had hij kunnen overwegen, dat nu de kans bestond om te
| |
| |
breken met de gewoonte om maar steeds aan actief-officiers-personeel aan te kweeken en dat wat hij wil aankweeken, op eenvoudiger wijze kan gebeuren.
De militaire academie eischt een uitgave van f 469.780 voor 123 cadetten bestemd voor den dienst hier te lande en f 217.620 voor 114 cadetten Nederl. Ind. Leger (f 3.819 per leerling); de cadettenschool een uitgave van f 151.205 voor den dienst in Nederlandsch-Indië en f65.544 voor den dienst te lande (f 2.731 per cadet). Behalve onderwijs krijgt de cadet in beide inrichtingen zoowat alles: eten, drinken, boeken, kleederen, zakgeld enz.
Het zijn bijna ‘armen-scholen’. Het onderwijs aan de Militaire academie is daarenboven niet gelijkwaardig met dat onzer advocaten, ingenieurs en doctoren. De Nederlandsche officier wenscht zich echter wel op hetzelfde wetenschappelijk peil te plaatsen.
Men begrijpt dat het opvoeren van het wetenschappelijk peil van die weinige actieve officieren, die wij, zooals te hopen is, binnen een kort aantal jaren nog zullen hebben, noodzakelijk is om de organisatie van den Nederlandschen weermacht met reservepersoneel toch nog in de hoogste noodzaak mogelijk te maken.
Het omvormen van de Militaire academie te Breda tot een opleidingscursus van vier jaar is dan toch wel zeer noodzakelijk; de detacheering van een groot aantal soldaten en mindere militairen ten behoeve der ‘heeren-officiertjes’ misschien wel af te schaffen, terwijl het m.i. niet wel overeen te brengen is met de gewenschte zuinigheid, dat de militaire academie te Breda tot een apart legertje wordt opgevoerd.
Sommige posten kunnen dan ook zeer wel van de begrooting worden afgevoerd, indien de wil tot bezuinigen zou voorzitten. Zooals voor alle onderwijsinrichtingen mag toch ook hiervoor de 5-j. H.B.S. of het Gymnasium wel als eisch van toelating gesteld worden; zooals nu ook reeds gebeurt; en daarnaast zal een apart toelatingsexamen hen in de gelegenheid kunnen stellen toegelaten te worden, die
| |
| |
door bijzondere omstandigheden het Eindexamen niet hebben kunnen halen. Wanneer het jongmensch, dat de 3-j. H.B.S. of de 8-j. M.U.L.O. school heeft afgeloopen, de militaire loopbaan verkiest, omdat er redenen zijn van financieelen aard, die het langer studeeren op de 5-j. H.B.S. onmogelijk maken, dan is hij 16 à 17 jaar en kan hij zijn vóór-militaire oefeningen bij den vrijwilligen landstorm gedaan hebben en tot soldaat le klasse zijn bevorderd. Op 17-jarigen leeftijd kan hij dan in dienst treden en ingedeeld worden bij de Regiments-Kaderscholen. Hij kan dan zelfs thuis of bij familie of kennissen slapen; zoodat het muffe kazerne-leven zijn jeugdjaren niet te veel veronaangenaamt! En voor dezen moet m.i. de kans gelaten worden door een toelatingsexamen op de officierenschool te worden opgenomen. Intusschen kan dan de cadettenschool worden afgeschaft en daarmee een jaarlijksche besparing van 216 duizend gulden worden verkregen; terwijl de verdedigingskracht van ons land en de organisatie van ons leger daardoor zeker niet wordt verminderd.
Ter opleiding der z.g. troepenofficieren, der officieren, die uit den troep zijn voortgekomen, heeft men tegenwoordig den z.g. Hoofdcursus; met een vooropleiding in de vroegere Regiments- en Divisie-cursussen, nu in den centralen cursus voor de infanterie. De Hoofdcursus dient op dit oogenblik ook als opleidingsschool voor onze administratie-officieren. De Hoofdcursus, welke de vorige maand zijn 50-jarig bestaan herdacht, werd indertijd opgericht om het groote aantal offieieren, dat in het vergroote militie-leger noodig was, aan te kweeken uit de in ‘de troep’ aanwezige geschikte krachten. En zeer zeker heeft deze instelling aan alle verwachtingen voldaan. Maar intusschen is het aantal beschikbare subalterne officieren groot genoeg om, in verband met de a.s. vermindering van het vredes-leger en de uitbreiding, die aan het verlofspersoneel reeds nu is gegeven, over te kunnen gaan tot opheffing dezer instelling. Natuurlijk, dat men ook de militaire academie te Breda kan opheffen. Maar m.i.
| |
| |
heeft deze instelling - te recht of ten onrechte - meer het aanzien en den naam van meer wetenschappelijke instelling. En het is toch zeker van het hoogste belang aan onze officieren een meer wetenschappelijke opleiding te geven dan tot nu toe geschied is. Juist als men de onderofficiersopleiding omhoog voert moet dit toch ook geschieden met die onzer officieren.
De onderofficieren krijgen nu reeds traktementen welke hooger zijn dan die der onderwijzers der L. school. Daarom heb ik ook vooropgesteld dat 3 j.H.B.S. of 8 j.M.U.L.O. als basis voor de onderofficierenopleiding wenschelijk en 5j. H.B.S. of daarmede gelijkstaande onderwijsinrichting voor alle officieren noodzakelijk is. De mogelijkheid bestaat, dat onder hen, die zich op jeugdigen leeftijd als soldaat le klasse in dienst begeven, elementen zijn, uitnemend geschikt voor officier. De centrale-regiments-cursus wordt zeker niet gevestigd op de Mookerheide; maar in een garnizoensplaats, waar een H.B.S. gevestigd is. Ten behoeve van die krachten wordt nu aan den centralen infanterie-cursus een wetenschappelijke opleiding gevestigd, waar de leerlingen voorbereid worden voor een toelatingsexamen voor de militaire academie; gelijkwaardig met E.E. 5-jarige H.B.S.
Dan blijft nog over de opleiding der administratieve officieren; deze opleiding zal dan ook geheel veranderd dienen te worden en wel geheel in de richting van een kantoorklerk-opleiding; waarvoor de wetenschappelijke opvoeding thuis behoort bij een 5-jarige Hoogere Handelsschool. De militaire opvoeding voor deze administrateurs zou men dan onder kunnen brengen bij het reserve-kader; zoodat de administrateurs gezocht kunnen worden uit de boekhoudersreserve-officieren.
In het kort nu het schema van de opleiding, zooals ik mij die denk, aangevende, kom ik tot het volgende:
15-16-17 jaar. Het jongmensch oefent zich bij een Vrijwilligen Landstorm. Kosten zeer gering.
| |
| |
Hij haalt zijn diploma als soldaat le klasse. Dit geldt voor alle volgenden.
| |
I. Vrijwilligers-kader.
16-17 jaar. Hij haalt het examen 3 j. H.B.S. of gelijk gestelde inrichting.
17 jaar. Hij verbindt zich bij het leger vóór de loting gedurende twee jaar.
17-18 jaar. Hij wordt opgeleid voor sergeant en krijgt den rang van titulair-sergeant.
Opleiding bij de regiments-kaderschool. Kosten zeer gering.
18-19 jaar. Hij wordt gedetacheerd bij de genie en bij de vestingartillerie. Kosten zeer gering.
19 jaar. Hij loot en kan zich nu voor goed verbinden bij het wapen naar verkiezing als titulair sergeant. Hij verricht die functie gedurende een half jaar en wordt verder bij het wapen bekwaamd. Na een half jaar als sergeant of wachtmeester aangesteld.
N.B. Verbindt hij zich niet en loot hij er in, dan gaat hij over als titulair-milicien-sergeant bij het wapen naar verkiezing. Verdere opleiding bij het wapen. Hij dient twee maanden korter dan de lotelingen zonder opleiding en behoeft geen herhalingsoefening mee te maken. Loot hij er uit, dan wordt hij ingedeeld bij den landstorm en geniet voor rijksbetrekkingen voorkeur.
Blijkt de vrijwilliger geschikt voor officiersrang, dan wordt hij gedetacheerd bij den centralen cursus, waarvoor hij schoolgeld betaalt.
| |
II. Officiersopleiding.
17-18-19 jaar. Het jongmensch haalt E.E. 5j. H.B.S. of daarmede gelijkgestelde inrichting en wordt toegelaten tot de Kon. Milit. Academie.
Eerste jaar algemeen vormend onderwijs; met weinig militaire instructie.
| |
| |
Toelatingsexamen tot de 2e klasse vergelijkend tot verdeeling der corpsfuncties (genie, artillerie, infanterie). In de drie volgende jaren is het onderwijs in groote lijnen gelijk aan het tegenwoordige.
Hij betaalt: schoolgeld, kostschoolgeld, leerboeken en wordt op 's rijks kosten gekleed.
Onkosten voor het rijk, zooals nu.
| |
III. Militie-kader bij alle wapens.
19 jaar. Dit wordt gekweekt uit hen, die 1 jaar dienst bij den Vrijwilligen Landstorm gedaan hebben en den graad van soldaat le klasse hebben behaald; E.E. 3 j.H.B.S. of gelijkgesteld onderwijs.
Zij verrichten een maand dienst als soldaat le klasse en worden daarna gedurende twee maanden in opleiding genomen voor milicien-sergeant; verrichten die functie gedurende twee en een halve maand en komen daarna bij één herhalingsoefening onder de wapenen.
Bij de artillerie zijn deze tijden respectievelijk 6 maanden en 4 maanden.
Zij genieten aanstellingspremie.
| |
IV. Reservekader bij alle wapens.
17-18-19 jaar. Dit wordt gekweekt door vrijwillige indiensttreding, na dienst bij den Vrijwilligen Landstorm. De reservisten genieten als van ouds jaartoelage.
Grondslag: 5j. H.B.S. of gelijkgesteld onderwijs.
Diensttijd 7 maanden in 4 jaar; daarna als vaandrig nog een tweemaandsche cursus in een Reserve-kaderschool.
Wanneer de vaandrig ongeschikt geacht wordt voor officier, treedt hij op als adjudant-instructeur bij een landweer-bataljon en wordt niet bevorderd.
Zijn toelage houdt dan op.
V. Het administratief personeel wordt uit de reserve-offieieren getrokken, indien deze intusschen een Hoogere Handelsschool hebben doorloopen.
| |
| |
De bezuiniging, die op deze wijze verkregen wordt, te zamen vattende, kom ik tot een volgend resultaat:
1o. | Opheffing cadettenschool f 216.700-. |
2o. | Opheffing hoofdcursus f 225.300.-. |
Te zamen f 442.000.-.
Een ander voordeel is dan nog, dat de kaderscholen bij het regiment sterker worden, zoodat bij grootere oefeningen in de regimentsgarnizoensplaatsen meer troepen ter beschikking staan, terwijl het verlofs-kader in korter tijd langer voor den troep beschikbaar gesteld kan worden.
Het omvormen van de Militaire academie en van de Hoogere krijgsschool schijnt mij uit zuinigheidsoogpunt allernoodzakelijkst. Bij die omvorming moet bedacht worden, dat de officieren nu een traktement verdienen geheel in verhouding met hun positie en hun werkkracht. Ter opleiding daarvan moeten geen middelen toegepast worden, welke men in het algemeen ter beschikking van finantieel onvermogenden stelt.
A.J.L. JUTEN, Reserve 1e Luitenant
Bergen op Zoom, Sept. 1919
|
|