| |
| |
| |
Goede dagen
I
HET zal velen Katholieken niet onwelkom zijn de indrukken te vernemen van een Ned.-Hervormd predikant, die deelnam aan de Roomsche Heeren-Retraite voor niet-Katholieken. Laat mij ze eenigermate mogen weergeven. Eenigermate slechts - want, gelijk alle zoekers naar het Eeuwige weten: het hoogste, diepste en teerste zielsbeleven is door geen woorden vertolkbaar. Eenigermate slechts - ook omdat er voor mij bijzondere redenen zijn, de meer intieme kern van hetgeen ik daar innerlijk doormaakte onbesproken te laten.
Ik weet, dat de indrukken van verreweg de meeste retraitanten zich groepeeren aldus:
1o. | wij ontvingen een zuiverder kijk op het Roomsch-Katholicisme, leerden het hooger schatten dan te voren, |
2o. | wij doorleefden een innige, zalige devotie, |
3o. | er was in ons, Protestanten, een ons-één-voelen met de Katholieke leiders en de enkele Katholieke mede-retraitanten in het Allerhoogste, één in de eeuwige Stilte Gods. |
Wat het eerste betreft, eerlijk zij erkend: wat leven en woekeren in onze Protestantsche wereld een tal van dwaasheden voort in zake de beschouwing van Roomsche leer en praxis! Dat er zelfs bij velen onzer theologen een verkeerd begrijpen en tekort aan kennis van de Roomsche leer is, wist ik persoonlijk te voren reeds. Ik wil hierover niet uitweiden, noem in het voorbijgaan slechts: het misverstand aangaande de Katholieke beschouwing der Sacramenten, werkende ‘ex opere operato’, in dien zin opgevat, alsof de gezindheid van dengeen, die ze ontvangt, volgens de Roomschen, van geen invloed zou zijn; en de onjuiste interpretatie van het begrip ‘alleen zaligmakende Kerk’, alsof dit in zou sluiten het eeuwig-verdoemd-zijn van alle niet-Roomschen!
Ik wist óók wel, dat zoovele praktijken van den Roomschen volke, die weerzin wekken in Protestantschen kring, niet zonder meer ‘Roomsche praktijken’ mogen worden genoemd;
| |
| |
alsmede, dat het toelaten daarvan door de innerlijk meer beschaafde Katholieken paedagogisch is te verdedigen. En evenmin waren mijn Protestantsche mede-retraitanten van dergelijk inzicht ontbloot: onze komst reeds in het Clemenshuis berustte op een gevoelen, in grooten deele tegenovergesteld aan het, helaas, nog maar al te zeer verbreide anti-papisme.
Maar hoe werden onze goede verwachtingen nog overtroffen! De oude ascese, het gebed, de meditatie en comtemplatie der christelijke mystieken, door dieper - en ruimer - gezinde Protestanten ook wel in studie genomen en bemind - het verbaasde mij te ontdekken, dat nog immer de Moederkerk en hare vroomste kinderen door zoo velerlei middelen, liturgie, orderegels e.d. in die zware doch zaligende richting der oude heiligen vermogen op te voeden! En dit naar de verscheidenheid van temperament en karakter.
Ook mocht ik opnieuw ervaren in mijn gesprekken met de wetenschappelijk zoo wélgevormde commissieleden en leiders dezer Retraite, dat redelijk denken in echt-Katholieke harten een eereplaats kan innemen. In de ‘recreatie’-uren had ik de gelegenheid menig door onzen modernen tijdgeest redelijk geheeten bedenking tegen het Roomsche leer- en denksysteem te opperen. Welwillend en verdraagzaam hoorde men mij aan. Echter ondervond ik bij vernieuwing, dat nog wel geduchter, hoewel edeler wapenen dan het stichtelijk afwerend gebaar bestaan tegen de geestesgesteldheid van onzen dag. Dit laatste zal trouwens moeten worden toegegeven door ieder der zake maar eenigszins kundige, die niet aan het (speciaal den Katholieken zoo algemeen verweten) geloof aan alleenzaligmaking lijdt, niet lijdt aan vertrouwen in alleenzaligmaking door eenzijdig gekozen wijsgeerig mode-systeem. Er kan achter die eeuwenoude leer van Rome meer redelijkheid, philosophische en zielkundige, schuilen dan zoovele waanwijze 20o-eeuwertjes, die de verlichtingsklok hoorden luiden, niet wetend waar de klepel van diep denken hangt, kunnen droomen!
| |
| |
Als tweede groep der gewekte indrukken noemde ik die van devotie.
Ik schrijf de doorleving hiervan in zoo sterke mate voor een niet gering deel toe aan de uitnemende dagverdeeling. Zeer zeker in de eerste plaats: een woord van hulde en dank aan de beide paters Jezuïeten, die de ‘overwegingen’ hielden, in het gebed voorgingen, enz. Aan pater Dr. van Ginneken, den hoofdleider, met zijn kunst-volle taal, zijn boeiende, hartstochtelijke en toch rustige voordracht en heilzaam suggestieve kracht. Aan pater Kemper, een vriendelijke, vertrouwen wekkende verschijning - stichtend was het ook naar zijn eerbiedige, wel-doordachte woorden te luisteren.
Eere aan deze voor hun taak geheel berekende leiders: onder de, stellig juist door hen erkende, reserve, dat de eere toekomt aan God alleen.
Maar voor het welslagen eener Retraite lijkt mij mede een belangrijke voorwaarde toe, dat vooraf geregeld worde, hoe ieder uur van heur dagen zal worden besteed. In Protestantschen kring wordt het retraite-element tegenwoordig meer en meer ontwikkeld. Zou men hierbij het oude beproefde Katholieke systeem niet wat meer tot model moeten nemen? Zooveel hoofden, zooveel zinnen. Maar ik voor mij mis b.v. in de Woodbrookers-conferentie's, welke ik heb bijgewoond, die vele tijdsruimten, voor welke aan de gedruisch zoekende menschenziel tot haar eigen heil door gebod of dringend verzoek stilte is opgelegd.
Door die langdurige stilten eerst leert de ziel geheel tot zichzelf komen, in zich hooren ‘het suizen van de zachte stilte’, waarin de ‘de Heere is’. Alle luider klinkende woord van lezing of gesprekken na de lezing moge als het gedruisch, waarvan dat oude Bijbelverhaal over den profeet Elia spreekt, de komst van God aankondigen, geheel openbaren doet Hij zich daarin niet.
En zit het redeneeren onzer probleem-zware dagen ons niet zóózeer in het bloed, dat zoo groote vrijheid om te praten aan een retraite het karakter van retraite, wijk van
| |
| |
het hart naar zijn innerlijkst heiligdom, zou dreigen te ontnemen?
O, die stille uren of halve uren in het Clemenshuis, op het kloosterachtig kamertje met het bidstoeltje of in de kapel; waarin wij voor de vragen en nooden onzer ziel waren aangewezen op.... God alleen!
Dat knielen - houding van eerbied -, dat meerdere Protestanten, precies als de Roomschen, deden - hoe werkte dat louter-uitwendige mede om ons als kleine, afhankelijke menschjes door de tegenwoordigheid van God te voelen groot en vrij gemaakt! Wat deed het er toe, dat het knielen voor onzen eigen kring een tamelijk vreemd gebruik was? Het ging er maar om, dat het uitwendige ons bracht naar onze diepste innerlijkheid.
Ook de godsdienstoefeningen in de kapel, Mis, Lof en Kruisweg, en de treffende liturgische demonstraties van pater Van Ginneken brachten ons menige zegenende wijding.
Ik mag 't hier wel zeggen - ik weet, dat hoogstaande Katholieken met mij zullen instemmen: hoeveel beter indruk zou de Katholieke eeredienst op Protestanten maken, wanneer alle priesters en misdienaars hunne heilige handelingen zoo devoot-eerbiedig verrichtten, als wij 't zagen in de kapel van het Clemenshuis. Ik sluit hierbij het koorknaapje in, dat reeds bij de Mis op den eersten morgen ons aller aandacht trok. Wij konden aan zijn gezicht en houdingen zoo zien, dat hij ‘er in lééfde’. Bij pater Van Ginneken's voordrachten over heiligen Doop en heilig Oliesel moest hij den doopeling, den stervende voorstellen. De naïveteit van zijn houding, zoo eerbiedig alsof deze Sacramenten werkelijk aan hemzelf werden voltrokken, bracht in ons teweeg iets als ‘gewijden humor’.
Ten slotte iets over de onderlinge eenheid.
Wie 't nog niet wist, zou het dáár hebben kunnen ontdekken: ‘Katholiek’ en ‘fanatiek’ is volstrekt niet hetzelfde. De Anglikaansche Reverend onder ons, die aan den laatsten
| |
| |
(weemoedigen!) maaltijd namens ons allen een woord van dank aan de eerw. paters en commissieleden sprak, gewaagde van het ideaal eener evangelisch-religieuse eenheid, hetwelk hij zich door de Retraite weer nader gebracht voelde. Pater Van Ginneken knikte toen zoo van harte instemmend.
Een goed-Katholiek kan die eenheid gevoelen met ieder andersdenkenden geloovige ‘van goeden wille’. Hoewel hij natuurlijk de Katholieke leer als de eenig-ware, de onderwerping aan de heilige Moederkerk als het volle en veiligste godsdienstig leven beschouwt. Een Protestant moet dit, zich verplaatsend op het Katholieke standpunt, kunnen billijken. Maar zelfs zeer principiëele Katholieken vermogen vroomheid, gemeenschap met God te ontdekken in niet-Roomschen. Pater Van Ginneken en pater Kemper zeiden in hunne ‘overwegingen’ tegen ons niet: ‘Wordt Katholiek’, maar ‘Leeft heilig, doet wat God u in uw binnenste opdraagt’. Zij veronderstelden dus de mogelijkheid van een leven naar Gods wil te goeder trouw ook buiten hun eigen Kerk.
En de dagelijksche omgang tusschen de Katholieken en de Protestanten gedurende die heerlijke Retraite-dagen stond in het teeken van diezelfde eerbiediging van elkanders heiligst zieleleven. Beginselkwestie's werden besproken, verschillen kwamen aan den dag - maar krenkende woorden werden nauwelijks gehoord. En aan beleefddoenerij zal dit wel niet moeten worden toegeschreven: 5 dagen aan één stuk door comedie-spelen, dat houden menschen, vooral emotioneele menschen, niet zoo gemakkelijk vol!
Ik voelde er iets van onderlinge liefde. En déze is toch de ware eenheid, de eenheid tusschen menschenkinderen. Helaas, niet altijd gelukt het op z.g. intiemere religieuze samenkomsten en conferentie's de eenheid der liefde te verwezenlijken. Antipathieën, misverstand blijven ook daar vaak vertroebelend werken.
Misschien, dat in onze Retraite te Noordwijkerhout verbroedering mede werd bewerkt door het klein getal en het door de groote enghartig-godsdienstige wereld onbegrepene
| |
| |
van ons geval: denkende Protestanten met denkende Katholieken ‘in religiosis’ samen onder de leiding van een pater-Jezuïet!
Er was ook wel een enkele, voor wien de druk van ascese, regel en voorschrift wat ál te zwaar was. Openhartig werden dan de bezwaren geuit. En de tafelgesprekken, waarin dit gemeenlijk geschiedde, waren niet van alle gemoedelijk-humoristische geestelijke botsing ontbloot! Maar ook de wat meer wereldsgezinden onder ons toonden hooge waardeering voor de diep-ernstige prediking der leiders en in dank namen zij de hartelijk-schertsende wijze aan, waarop zij door degenen, die meer ‘er in’ waren, tot volhouden werden opgewekt.
Ik kan deze eerste proef met een Heeren-Retraite voor niet-Katholieken niet anders dan uitnemend geslaagd noemen.
Was mijn schrijven zoo vol lof: doordat ik als Herv. predikant den Katholieken wilde vleien, met ze ‘coquetteeren’? Waar zou dit mij dienstig voor zijn? Mijn naam blijft trouwens den lezer onbekend.
Maar als predikant, neen, als godsdienstige, roep ik iedereen toe: De waarheid bovenal. Overal, waar ruimheid en diepte, waar iets van God is - daar moet dit als zoodanig worden erkend. Wie in beginsel heeft afgeleerd, zijn malle dierbaar ikje met zijn vooroordeeltjes te plaatsen in het middelpunt, wie God aanbidt als den Koning van en in alles, die zoekt geen beperking, maar verruiming, al-eenheid.
X.
| |
II
Hoe zal ik eenig idee geven van de damesretraite te Ubbergen?
De Geestelijke Oefeningen van Ignatius zijn, naar men zegt, niet om te lezen, maar om te doen. Deze opvatting strookt, dunkt me, met den geest van onzen tijd, die gaarne heil zoekt in ‘beleven’.
Met gespannen verwachting ben ik daarom in retraite
| |
| |
gegaan, en ik heb er persoonlijk ervaren, wat zielen als François de Sales tot zegen strekte. Dankbaar erken ik, de historie van zijn geslacht hier in 't klein te hebben doorgemaakt. Zulk eene crisis beschrijven is uiterst moeilijk, alleen acht ik het een plicht van erkentelijkheid enkele herinneringen aan dat weldadig milieu te verzamelen.
Ons gezelschap bestond uit ongelijke personen: gewezen vrijdenkers, modernen en orthodoxen, sommigen sociaal van aard, anderen mystiek, weer anderen artistiek; allen in leeftijd en aanleg, in opvoeding en ontwikkeling sterk verschillend. Ieder van ons had naïef op louter geestverwanten gerekend, terwijl wij tot onze verbijstering de staalkaart der moderne tegenspraken te zien gaven. Des te meer genoten wij op den duur onze harmonie, al was 't dan slechts de harmonie van een eenstemmig gehoor. Onze kritiek werd onwillekeurig geneutraliseerd door onzen chaos, want wat de een minder begreep, werd juist door een ander gewaardeerd; en zoo leerden wij elkander in de diepte der retraite doordringen.
Het pikante was natuurlijk de kennismaking met de roomsche mysteriën. Katholieke deelnemers verzekerden nadrukkelijk, dat onze retraite eene regelmatige, gewone, ‘echte’ retraite was. En wat ondervonden wij nu hoe langer hoe sterker, naarmate wij van dag tot dag beter thuis raakten? Ik kan niet helpen, dat het vreemd klinkt, want het algemeen vooroordeel heeft Rome voorgesteld als een vijand van wat redelijk en natuurlijk en menschelijk is: wij merkten verbaasd, hoe ‘protestantsch’ het Katholicisme bleek. De behoefte aan persoonlijk geloof werd er volledig bevredigd, een spontaan hartsgebed was door den eeredienst geenszins uitgesloten, omdat het kerkelijke bepaald het geestelijke droeg. Bijbelvasten onder ons getuigden dan ook, dat er het zuiver Evangelie, het apostolisch Christendom werd verkondigd. En dàt was dan de godsdienst van Jezuïeten?
Heusch, wij werden niet verpletterd met Pausen of concilies, met formules van autoriteit en traditie! Wij werden
| |
| |
eenvoudig binnen ons zelf geleid, om in ons geweten den Schepper weerspiegeld te vinden. De verhouding, waarin de paters ons op Loyola's voorbeeld stelden, was de rechte verhouding van de ziel tot God en van God tot de ziel. Geen priester drong zich daar storend tusschen. De preeken waren niet zoozeer leerredenen, waarvan wij in allerlei kerken en zalen zoo verzadigd zijn, als wel inleidingen om te komen tot inzicht van ons innerlijk leven.
Daartoe droeg het geregeld zwijgen en het stil gebed heerlijk bij. Na elke toespraak gingen wij op ons kamertje nadenken over den inhoud, die uitsluitend gegevens voor onze eigen overweging bevatte. Ik heb werkelijk van mijn leven nooit zooveel mijn rede gebruikt, mijn geweten beluisterd, den hemel gevolgd als toen. Alles was gericht op zelfstandige studie in zelfkennis en persoonlijke toeëigening van religie. En mijne ontdekkingen openbaarden mij telkens het menschkundige der Moederkerk. Welk eene meesteres in opvoedkunde! Zoo kan de wereld met alle paedagogische techniek er nimmer een leveren. Heeft zij door hare zielzorg niet het genie van levenswijsheid? Theorieën hebben wij meer dan genoeg, elke maand eene nieuwe, ieder huis eene andere, doch ze passen niet op elkaar en ze passen evenmin op ons. Tegenwoordig zijn wij zoo ver, dat wij toegepaste kunst verwachten, kunst voor ons dagelijksch leven, kunst voor de gemeenschap. Die moderne eisch werd in de retraite vervuld.
Denk nu niet, dat onze voorgangers ons het eigenlijke karakter eener retraite met apologetische bedoelingen bedekt hielden. De uitgesproken roomsche elementen: liturgische demonstraties - zóó eerbiedig, dat wij het intiemste van hun geloof bijna meeleefden -, kerkelijke diensten als Mis en Lof, gedurig vrije toegang tot de kapel, bewijzen het tegendeel. Bovendien hadden wij ruim gelegenheid, de paters onder vier oogen met vragen of bezwaren te overvallen; en wat voordrachten en gesprekken misschien opzettelijk zouden vermijden, dat kon de atmosfeer van het
| |
| |
klooster en de omgang met die kinderlijke nonnen en onze onderlinge gedachtenwisseling in vrije uren toch onmogelijk verborgen laten. Hoe aarzelend of wantrouwend sommigen wellicht gekomen waren, iedereen kreeg langzamerhand de overtuiging, dat wij hier het wezenlijke Katholicisme benaderden. Wij zagen de Kerk van binnen, wij keken van nabij achter de schermen. Leken enkele punten soms wat geïdealiseerd, ze behoefden daarom nog niet vervalscht te zijn. Een mensch vertoont zijne zaak immers altijd op haar best. Minder gunstige zijden van Rome zorgen anderen wel bekend te maken. En welke buitenstaander is daarmede niet van jongsaf vertrouwd?
De openhartige methode van den hoofdleider ontwapende degenen, die suggestie mochten vreezen. Hij kondigde steeds den stemmingstoon voor den volgenden dag aan en ried ons tevens om des avonds met het onderwerp der nieuwe meditatie in te slapen, ten einde er in ons onderbewustzijn mede wakker te worden. De fantasie leerde hij beheerschen door de fantasie zelve; zoo konden wij ons stelselmatig vrome beelden voor den geest halen, totdat onze voorstellingen waren gezuiverd. Practisch wist hij zijne lessen in leven om te zetten; en dat heett deze retraite beslist van een cursus onderscheiden. Derhalve zou een letterlijk verslag zelfs den indruk lang niet weergeven. De teksten en spreuken, welke ik voor mij heb aangeteekend, vormen hoogstens een dood schema van de geestesrichting, de wilsvorming, de persoonsvernieuwing, waarvoor gewijde woorden als stichting, bekeering, wedergeboorte eerst volop waardige namen zijn. Er was de Heilige Geest, die met onuitsprekelijke verzuchtingen in ons bad en vol liefde wonderen van genade deed. Wie zal zeggen, wat er in menigeen van ons omging, toen wij den Christus te midden van ons voelden?
Ik kan alleen verklaren: kom en zie. Eene katholieke retraite laat oneindig meer beleven dan sensaties van occulte krachten of esoterische leer. En geleefd heb ik die al te korte dagen sterk, ik hoop er mijn verder leven op te bouwen.
Z.
|
|