De Beiaard. Jaargang 4(1919-1920)– [tijdschrift] Beiaard, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 310] [p. 310] Heimwee 'k Aanbid U, Vader - al uw hagen bronzen, ver ligt mijn schaduw over 't blauwe land. Nu fluit geen merel meer, geen bijen gonzen, een stroo-dor blad valt tuim'lend in mijn hand. 'k Aanbid U, Vader - bloedrood staan uw eiken te weenen langs den weg, heel ver, heel stil. Een breede wiek van dauw zie 'k nederstrijken, laag op de hei, àl zilverwit en kil. 'k Aanbid U, Vader, rondom zóóveel kleuren: als roet uw den, uw berk in sneeuw en goud, bruin-brons uw beuk - och, Vader, laat mij treuren mijn zaligst heimwee in uw stervend woud. 'k Aanbid U, Vader - hoog van al uw boomen uw vredelach, glans van uw majesteit. Eén requiem, vol bovenwereldsch droomen.... Wat zijt Ge schoon al in verganklijkheid! 'k Aanbid U, Vader - 'k zag een bange vogel van 't kerkdak turen, halsgerekt naar 't land, waar 't warmer is.... Weg schoot hij, als een kogel naar 't Zuiden heen.... O, Vader, wenkt uw hand?... Goirle-Nieuwkerk. P. GLOUDEMANS Vorige Volgende