| |
| |
| |
Boekbespreking
Theosophie en Christendom, door Ernest Hull S.J. vertaald door G. Ridder de van der Schueren - Van Rossum, Utrecht; Teulings, Den Bosch.
DAT de oorlog de waardeering van den prijs des levens zou verhoogen, blijkt minder het geval dan werd verwacht, maar dat het getal van hen, die zoeken naar een geestelijker levensinhoud groeit, valt niet te ontkennen. Leeringen met spiritualistisch karakter vinden grage ooren. Hoe goed hun bedoeling zij, blijft ernstige waarschuwing noodig tegen de vele profeten van den dag, want de prijs, die allerlei dolenden betalen om waarheid en vrede te vinden, vormt een schrijnende tegenstelling met de luchtspiegelingen, die hen misleiden.
Spinoza leeft onder ons en vond een nieuw geluid in Leonard Schutte, maar vooral oostersche wijsheid wordt aan de markt gebracht op allerlei manieren tot in het onbeholpen rijmelige gedoe van Adwaita toe. Vooral als theosophie wordt ze opgediend.
Er vallen twee kanten te onderzoeken aan deze nieuwe ‘Gods-wijsheid’, die beweert zeer oud te zijn en inderdaad heel wat oude bespiegelingen oppoetst, de profeten en hun wijsheid.
Het christendom willen we niet beoordeeld zien naar de zedelijke waarde van Judas, maar wel beroepen we ons, beroept vooral de moderne mentaliteit zich gaarne op de bovenmenschelijke gestalte van den Stichter van het christendom. Wie een godsdienst sticht, moet de wereld willen winnen, want de waarheid en het geluk zijn voor allen, en wie de wereld wil winnen, moet zich kunnen wettigen als Gods orgaan - en daarom heeft de menschheid het volste recht godsdienststichters op hun zedelijk gehalte te onderzoeken. Deze zijde van het vraagstuk wordt door Hull niet behandeld, hij beperkt zich tot de leer, laat daarbij alle bijkomstigheden rusten, neemt de ideale voorstelling van een der beste woordvoerders zoo eerlijk mogelijk over - om dan, zooals ook de titel van het werk aangeeft, de verhouding tot het christendom te bestudeeren. Zijn gedachtegang in deze: onder ethisch opzicht heeft geen christen iets van de theosophie te wachten; als stelsel, dat het heelal wil verklaren, de betrekking tusschen God en den mensch en het menschelijk lot wil uitleggen, staat het lijnrecht tegenover het christendom, men kan zeggen tegenover alle theïsme; het biedt geen enkelen redelijken grond voor't aanvaarden van zijn inhoud, maar wel tal van gronden om dien te verwerpen.
Ik kan mij niet denken, dat ook de meest gevoelige theosoof zich ergens stooten kan aan de altijd strikt zakelijke uiteenzetting;
| |
| |
de warme waardeering van de goede elementen en de klare oprechtheid in 't erkennen van de levensraadsels moeten bij hem zooveel vertrouwen wekken, dat hij zijn overtuiging ernstig wil gaan toetsen aan het christendom. Dit te meer om - of moet ik zeggen: dit ondanks - het vreeselijk eindoordeel, waarmee het werk sluit: ‘Van alle stelsels, die trachten eene voldoening verschaffende oplossing te leveren van de levensproblemen en het menschelijk lot, is het, na lange studie, onze vaste overtuiging geworden, dat er geen enkel werd uitgedacht meer ongerijmd, meer verdorven, meer demoraliseerend dan het stelsel der theosofen.’
Maar Hull zal dit werk, juist omdat het positief is, niet slechts gebreken aanwijst, maar ook de eigen levensopvatting er naast stelt, niet minder voor den christen hebben bedoeld dan voor den theosoof. In ieder geval wensch ik dit buitengewone stuk apologie in handen van iederen intellectueelen katholiek, die er zijn eigen bezit niet minder uit kan leeren waardeeren, dan verdedigen en er zijn levensinzicht door kan verdiepen, al spreekt de schrijver zelf van een ‘populaire’ uiteenzetting van het theïsme.
En die verdieping is maar al te noodig, het eerst voor de intellectueelen, die niet altijd ten onrechte klagen, dat er voor hun behoeften zoo weinig wordt gezorgd. ‘Das Königsproblem der heutigen Seelsorge’ is het genoemd. Ook om deze reden is een eigen katholieke universiteit urgente noodzakelijkheid. In Weenen werd een ‘Verein katholischer Hochschüler zur Hebung und Vertiefung katholischer Weltanschauung’ gesticht onder den naam Logos, met enthousiasme ingeluid door Böminghaus in het Novembernummer van de Stimmen der Zeit. Niet dat er een esoterisch en exoterisch katholicisme is, maar de algemeene wet, al geformuleerd door de oude wijsgeeren, dat de natuur van hem, die ontvangt, mee den aard bepaalt van wat ontvangen wordt, wijst er op, dat de christelijke waarheid op diverse wijze kan worden doordacht, waar Christus zelf sprak van kennis der verborgenheden en kennis in gelijkenissen en Paulus melk en vaste spijze onderscheidde. Er is geen levensbeschouwing, ze moge nog zoo diepzinnig schijnen, geen neo-platonisme of hegelianisme dat halen kan bij de diepten van het christendom, dat wijsheid is en levensleer tevens, voortgekomen van Hem, die de beperkte menschelijke natuur met den oneindigen Logos verbond.
Maar voor anderen nog dan die men ‘intellectueelen’ pleegt te noemen, is opheffing tot een meer geestelijken levensinhoud noodig. Spiritueele naturen kunnen soms zoo gestooten worden door
| |
| |
christenen van gelijkvloersche zelfvoldaanheid. En hier zijn niet bedoeld quasi-christenen, die grinneken bij het woord ‘geestelijke vreugde’, de naaste verwanten van het materialisme en in ieder geval 't omgekeerd evenredige van apologeten van de daad. Maar is er nog onlangs niet geklaagd over vulgair-luidruchtige pretmakers en genoeglijke buikvullers, menschen wier idealen men schijnt te moeten afmeten aan zekere ondergrondsche ‘bibliotheek’, die een schril contrast vormt met de bovengrondsche, minimalisten, die heel goedkoop na de aardsche lol den hemel willen binnenloopen en misschien medelijdend neerzien op geestelijke tobbers, die zich pijnigen met levensraadselen? Meer dan volksontwikkeling is voor zulke naturen het scheppen van een edeler belangensfeer noodig, die mogelijk is ook bij de meest ‘burgerlijke’ bezigheid. Verkocht Vondel geen kousen en Thijm zuurkool? Wie nog niet aan den adel van den christen toe is, waarvan Paulus immers zei, dat zijn verkeer was in den hemel, wie de blijheid van het genieten nog niet durft omzetten in de blijheid van het offer, heeft toch minstens het besef van zijn roeping als christen nog te versterken. Wil 't christendom de zuurdeesem zijn van onze moderne maatschappij, dan moet er bewust geleefd worden in den geest, den H. Geest van onze heilsleer. IJveren voor quantitatieven groei, hoe loffelijk ook, zal weinig winst opleveren, als er niet tevens geijverd wordt voor qualitatieven. Beide kunnen elkaar wederkeerig versterken.
Hulls beschouwingen over het christendom kunnen bijdragen tot die broodnoodige vergeestelijking - en ik zou van 't boek niets dan lof weten te zeggen, als het Nederlandsch van den vertaler wat frisscher was. Slijt bij dien wereldreiziger misschien het gevoel voor de moedertaal?
J.H.
| |
‘Luc. Delmege’, door P.A. Sheehan, vert. van J.J. Raken, Pr. - Brand, 1919.
Een van de weinig werkelijk Roomsche romans, zonder romantiek, zonder een stelletje sympathieke en een ander stelletje antipathieke helden, die allemaal min of meer buitensporige dingen doen en verheven taal spreken. Maar reëele menschenlevens, niet realistische in den min gunstigen zin, in hoofdzaak van priesters, in al hun grootschheid en ook in hun kleine menschelijke tekortkomingen.
Samengevat zou ook dit boek kunnen beteekenen het konflikt tusschen het vertrapte Keltische en het overheerschende Angelsaksische ras. Al heeft dit laatste het zustereiland stelselmatig uitgezogen en verbasterd, eeuwenlang, toch weet de
| |
| |
Iersche auteur met breeden blik het goede der Britten te erkennen. En tevens het minder goede van eigen landgenooten. Hoe levendig herinneren Ieren toch aan Italianen en Spanjaarden, die nooit een deur achter zich dicht doen, nooit op tijd komen, weinig geven om sparen en zindelijkheid! Ze letten meer op zindelijkheid van de ziel, dan op een geborstelde jas, meer op sparen voor de eeuwigheid, dan op zuinigheid in tijd en geld. En daarbij zijn ze leniger en bevattelijker dan de meer korrekte Engelsmannen, ook soberder en meer opgewekt, en vooral diep-godsdienstig in den grond.
Toch lijkt het wel eens, alsof de auteur wat al te laag neerziet op de natuurlijke deugden van nauwgezetheid, spaarzaamheid, vlijt, zindelijkheid en zelfbeheerschte taal. 't Is immers onloochenbaar, dat verkeer in beschaafde kringen aangenamer is, dan in hooge kringen, waar men zulke eigenschappen niet acht. Als men reeds in het bezit is van het betere, waarom zou men dan niet ook naar 't goede streven? En is armoe voor de massa wel zoo gewenscht? Als er 't minste hapert, is er dan ook gebrek en komt de verleiding tot onverschilligheid en diefstal, tot bedwelmende dranken en oneerbaar verdiend geld of tot landverhuizing; en ook dit laatste pleegt al heel weinig bevorderlijk te zijn voor het zieleheil.
Wat de rake vertaling betreft, zij wist heel den Ierschen en Roomschen geur te behouden van dit kostelijke boek vol echten humor en niet minder echte tranen.
L.L.
| |
Ontvangen werken -
L. de Hartog-Meyjes: Verborgen Wegen (Ploegsma); Ernest Hull S.J.: Theosophie en Christendom, vert. G. Ridder de van der Schueren (van Rossum &. Teulings); Mr. Dr. Jan Willem Schneider: Het probleem van den Paus in het volkenrecht (Teulings); J. Kleyntjens en Dr. H.H. Knippenberg: Van goden en helden, 3e dr (Wolters); Dr. H.W. Ph. E. van den Bergh van Eysinga: Revolutionnaire Cultuur (Sijthoff); H. Courths Mahler: De Arme Kleine Annie, vert. J.P. Hesselink-van Rossum (A'dam, Swartsenburg); Jos. Aertnys C.ss.R.: Theologia Moralis, ed. 10a, quam accomodavit C.A. Damen C.ss.R.: tom. 1 (Teulings); P.G. Groenen: Het Lijden en Sterven van O.H. Jezus Christus, 2e dr. (van Rossum); A.J.L. Juten: Bezuiniging bij het Leger (Bergen op Zoom); Mgr. Baudrillart: Eloge du Comte Albert de Mun; Marcel Prévost: Réponse au discours de M. Alfred Baudrillart (Bloud & Gay); P.A. Sheehan: Luc Delmege, vert. J.J. Raken pr.; R.H. Benson: ‘Oddfisch’, vert. Alb. Steenhoff-Smulders (Brand); Marie Koenen: De Andere (Maatschij. v.g. & goedk. lectuur); Pro Flandria Servanda (Vlaamsch Comité); P. van den Tempel O.P.: De Vrouw en de Wet; Joh. Jörgensen: Over Goethe, vert. M.S. Belpaire (Brand); Sociaal-Economische Geschriften door Huybers, Knippenberg, Kortenhorst, Nijst, van Ogtrop, Raaymakers, Steger, Verbiest, Verschuur (Teulings); J. Wille: Marnix' Byencorf (Koek, Scheveningen).
| |
| |
TABERNAKELBEKLEEDING IN VERGULD KOPER - GEDREVEN MET EMAIL EN STEENEN - UITGEVOERD DOOR DE KONINKLIJKE KUNSTWERKPLAATSEN ESSER TE WEERT (LIMB.).
| |
| |
GEBRS. FRANSSEN - ROERMOND KERKORGELFABRIEK
pgericht 1825
Met de hoogste onderscheidingen bekroond
|
|