De Beiaard. Jaargang 4(1919-1920)– [tijdschrift] Beiaard, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 396] [p. 396] Gebed Niet in 't wèl-gaan en 't verblijen Zijt Gij ons het naast. Als de wind in 't spelemeien Langs het water blaast, Kringelt hij de rimpelingen Langs den spiegel heen, En de broze schaduwingen Brokkelen uiteen. Als de wind is uitgewiegeld, Ongebroken staat In de stilte diep-gespiegeld Weder Uw gelaat. Breken ook de ijdelheden Van 't gedroomd geluk Met haar speelschen aêm den vrede Dagelijks weer stuk: Tusschen eindig en onendig, Tusschen God en aard, Drijft de ziel, tot ze bestendig Keert zich 't Uwenwaart. BERNARD VERHOEVEN Vorige Volgende