| |
| |
| |
Kroniek en kritiek
WIE tien jaar geleden Maastricht bezocht langs de Romeinse heerbaan, waarover Sint Servaas zijn stad gevonden had, ontdekte 't eerst een oude vesting. De muren stonden zo steil, of ze nog een bestorming verwachtten van de soldaten, die daar in de wei aan 't oefenen waren. De wilde Jeker liep er als een natuurlike beschermer om heen. Van boven moest het een rijk gezicht over 't dal wezen, met de Sint Pietersberg tot achtergrond. Op een bastion verscheen werkelik een witte figuur met zijn armen wijd uit, om alles aan zijn hart te drukken: een beeld van 't H. Hart midden in 't groen.
Daar verschansten zich de Jezuïeten, door hun aartsvijand Voltaire nog de grenadiers van de Kerk genoemd en door de officier van Loyola ook bestemd tot Christus' lijfwacht. Dat weerbaar karakter van de ‘Compagnie’ sprak wel sterk op de hoek van onze grensstad, waar hun wapenhuis te vinden viel. Een rij academies gevormde mannen ondernamen er hun studie in de heilige godgeleerheid, terwijl ze tussen de bedrijven door een proefschrift in letteren of rechten schreven. Werken doen de Jezuïeten toch even hard als de Joden, met wie ze 't levendig familiegevoel delen, zodat ze de kunst verstaan om uit ieder lid te halen wat er in zit en soms nog meer.
Nauweliks had iemand gebeld, of geheimzinnig vloog de poort open. Zo gauw de broeder door een luikje in de gang uw boodschap hoorde, draaide hij 't slot van de binnendeur open en liet u in de spreekkamer.
De wanden hingen vol foto's van congregaties, die de paters in hun kerk voor ‘heren’ en ‘jongeheren’ hielden. Arbeidsverdeling is een moderne eis, waaraan de kloosterorden krachtens hun biezondere roeping en volgens het eigen karakter van de stichter doelmatig voldoen. Hun specialiteit wordt vanouds naar het milieu gedifferentieerd:
Bernardus valles, montes Benedictus amabat,
Oppida Franciscus, magnas Ignatius urbes.
De Societeit van Jezus dateert uit de crisis, toen katechismus boven aan de orde van de dag stond, katechismus en nog eens katechismus, waarvoor Petrus Canisius 't handboek schreef. De Katholieken dienden hun geloof van Vreemde beginselen te leren onderscheiden. Vandaar legden de Jezuïeten zich vooral op het onderwijs toe, omdat ze meesters in de wetenschap moesten zijn, wilden ze de godsdienstige denkbeelden leiden. Voorlopig bleef eigenlike kennis aan rijken voorbehouden,
| |
| |
en geen wonder, dat de nieuwe organisatie zich bij voorkeur wijdde aan kringen met volle vrijheid van ontwikkeling, de z.g. hoger standen. Deze taak is minder dankbaar dan die lijkt, zolang de waarschuwing van 't Evangelie geldt, hoe mirakel-lastig zulke verwende weeldekinderen, veeleisend in 't geestelik als in 't stoffelik leven, 't Godsrijk binnengaan. Waarschijnlik zou een Jezuïet hier daarom graag eens ruilen met de ‘brune paterkes’ aan de overkant, de Minderbroeders, die gemoedelik met het ‘minder’ volk kunnen omspringen.
De geduldoefening, die de bezoeker van een gesticht altijd in de vrome stemming moet brengen, werd ruim beloond. Pater Allard zou u ontvangen, de stichter van 't tijdschrift Studiën, waarvoor zijn monografie over Vondel en de Societeit van Jezus, een ideaal onderwerp voor een Hollands Jezuiet, initiatief en program meteen geleverd had. De tachtigjarige kon een vreemde moeilik tegemoet komen, omdat hij bijna evenveel trappen hoog woonde als hij jaren telde - des te dichter bij de hemel, glimlachte hij. Daar zat de taaie werker achter zijn schrijftafel en keek maar goedig over zijn bril heen, tot zijn ogen gingen flikkeren van spot. Eindelik lag hij smakelik tegen zijn leuning te lachen, zoals een rustig kloosterling over onze ijdelheden lachen kan. Boeken, boeken, boeken tot achter in de laden van zijn bureau, waar hij eerbiedig wiegedrukken bewaarde, de oudste werken van zijn geesteswijn. Hij had, vertelde hij dan hartelik, het geluk om lang zijn moeder te mogen houden, en die kocht allerlei werken voor hem.
Hier zat je recht in 't hol van de leeuw. Een ziel zonder erg, maar onwillekeurig polemies in alles wat hij schreef, berekende Allard nauweliks de slagen, die hij ronddeelde, en bedoelde met zijn vijandige termen hoegenaamd niets wreeds. Terwijl hij indertijd zelf tegenover Mgr. Klönne zo ver mogelik ging, verklaarde hij te goeder trouw, de discussie te zullen opgeven, als zijn tegenpartij in deze toon volhardde! De psychologie van de oorlog hebben wij allen raadselachtig gevonden, en 't katholiek geslacht vóór ons, getekend door de spreuk ‘Credo, Pugno’, moest beginnen met zich vrij te vechten. Hoe zo'n strijder andersdenkenden behandelde, kunnen we enkel histories begrijpen. Had hij met geweld de Protestanten tegen zijn Kerk willen innemen, hij had niet feller hoeven te doen. Daarbij verplicht om een algemeen maandschrift te helpen vullen, diende hij zijn vondsten in breedvoerige artikels op en herkookte zijn kostje eindeloos, met het noodlottig gevolg dat zijn schijnbaar gekruide spijs even- | |
| |
min koks als gasten smaakte en zijn verdienstelik werk niet buiten de kerkmuren doordrong. Hij, die levenslang genealogiese onderzoekingen had gedaan, bleef aan de geschiedschrijver van de Amsterdamse vroedschap, een onderwerp met het zijne zo verwant, zelfs bij name onbekend, ofschoon beide vorsers tijdig van eikaars uitkomsten hadden kunnen profiteren. Zo'n feit belicht een belangrijke kant van onze emancipatie en verklaart voor een deel de betrekkelike onvruchtbaarheid van onze apologie.
Wat Allard's tijdgenoten onder apologie verstonden, was letterlik van zich ‘afspreken’, eigenlik van zich afbijten, een defensieve beweging met negatief resultaat. Ze schenen nog midden in de contrareformatie te leven, verdeelden 't vaderland in papen en geuzen, zagen rechts geen kwaad en links geen goed. Kontakt met onroomsen bleef vanzelf uitgesloten, kritiek naar binnen verboden evenals waardering naar buiten; de brug viel hoogstens tijdelik voor de coalitie neer. Verbitterd herhaalde men 't refrein ‘Catholica non leguntur’ en vergat er openhartig bij te voegen: ‘ab ipsis Catholicis’; niemand bedacht, hoe onze geschriften voor vreemden leesbaar gemaakt moesten worden. Thijm en Schaepman werden wel degelik gelezen en gehoord ook, dezelfde meesters, die onder ons bij tijden lezers en hoorders tekort gekomen zijn.
Als een kind van zijn tijd was de goede Allard hiervan onbewust; hij kende niet anders dan de staat van beleg. Wij mogen geen voorgangers lastig vallen, wanneer we de overkant veilig bereiken over hun lijk. Met hun eigen leven hebben zij de gracht gedempt. Dat wij tegenwoordig buitenstaanders persoonlik durven aanspreken en onze stem niet eens meer hoeven te verheffen, danken we aan hun voorbereiding. Door uittentreure de woestijn in te roepen, hebben zij ons spreken geleerd: en als wij beter verstaan worden of zelfs geroepen om het woord te nemen, dan hebben zij als trouwe schildwachten voor ons de vrede veroverd. Alleen vertellen wij vrijmoedig, waarom het voorgeslacht met al zijn moeite nooit zijn geluid zo ver hoorde dragen als wij Goddank, die op het ogenblik tien apologetiese cursussen voor andersdenkenden beleven, nog afgescheiden van allerlei lezingen en de retraites. Nu bestaat er voelbaar vertrouwen over en weer, wij wanhopen aan geen mens van goede wil en zien herders met wijzen samen welkom naderen.
‘Welke is 't allerscherpste?’, kon een bezoeker niet laten Allard te plagen, als hij verschillende pennen zag liggen.
| |
| |
‘Deze dient zeker tegen de Kalvinisten en die, ja die puntige vast tegen de Jansenisten!’ Kinderlik stak de pater een zoet mondje vooruit, of hij wat heel onschuldigs dacht, maar zei geen woord, verwonderd als hij was, heus een beetje scherp genoemd te worden. De taal beantwoordt evenmin onvoorwaardelik aan iemands hart als het gezicht. Zijn schrijftrant was overgeërfd en aangeleerd, zijn hart was eenvoudig het hart van een oprecht christen. Ieder op zijn beurt mag blij zijn met de zekerheid, dat mensen vergiffenis is gewaarborgd, wanneer ze niet weten wat ze doen. Én dit soort onwetendheid schrijven wij elkaar te weinig toe, al vinden wij een ander gauw dom.
Het Jansenisme was 't schrikbeeld voor de school van Allard. Niet tevreden met de Oud-Katholieken stelselmatig Jansenisten te noemen, ofschoon ze natuurlik even beslist voor dat etiket bedanken als Roomsen voor de titel Jezuieten, vermeldde men nooit de Jansenisten zonder het attribuut ‘vals of ‘dubbelzinnig’, ‘verraderlik’ of ‘farizëies’ e.d. naar ruime keus. Wat het publiek aan de Sociteit toedichtte, werd ongeveer aan de Clerezij terugbetaald; en Jansenist betekende bij ons dan ook hetzelfde als Jezuiet bij anderen. Maar zouden de Oud-Katholieken met recht Jansenisten heten, waarom nog gesproken van een schisma? Scheurmakers waren 't óf ketters, wanneer we 't theologies spraakgebruik niet verwarren.
Een ernstiger vraag blijft er te doen. Waarom bleven onze geloofsgenoten zó onbarmhartig gebeten op deze sekte, dat alles tegenover de ‘Jansenisten’ werd gewaagd en geduld? Omdat de scheuring een eeuw jonger was dan de Hervorming? Ook veel onschadeliker! Wij klaagden over wantrouwen van hun kant, over het angstvallig sluiten van hun archief, nadat een monnik in de 19de eeuw hun gastvrijheid schandelik genoeg misbruikte, om het voor te stellen, alsof ze hun bibliotheek voor kaaskamer hadden ingericht, toen door de praktiese Hollanders alleen een paar korstjes bij 't rattekruid gelegd waren! Dat in de crisis indertijd, terwijl het op leven en dood ging, krasse uitdrukkingen zijn gevallen, begrijpt iedereen; Paulus begaf zich met de Corinthiërs ook niet in een academiese gedachtewisseling, en bij omhelzingen onderscheidt geen sterveling meer de tegenstander. Maar een eeuw of twee later, toen ons bestaan volkomen gedekt was en elk gevaar geweken, tegenwoordig, nu 't vrijwel ondenkbaar is, dat een Roomse,
| |
| |
hoogst onwaarschijnlik, dat een Protestant ooit Oud-Katholiek zou worden, waarom telkens die prikkelbaarheid bij 't schemeren van een Deventerse mijter?
De reden is wel, dat het in zekere zin nog om ons zelfbehoud gaat, om het behoud van onze eer, die een deel van ons wezen vormt. In 't buitenland, waar Utrecht haast alleen bekend is door l'Eglise d'Utrecht en le velours d'Utrecht - beide aan de meeste landgenoten volslagen vreemd -, heeft Holland àl te lang gegolden voor besmet met Jansenisme. Rome zelf hield onze vaders verdacht, die van de weeromstuit elkaar bij de eerste de beste kwestie niet de dooddoener Jansenist spaarden. - Geen dwaling is ooit de Kerk uitgedreven, zonder een pijnlike gevoeligheid na te laten. De pauselikste van alle heiligen bekende, dat zijn gebeente van angst gesidderd had, toen Paul IV, die uit verregaande reactie tegen de reformatie modelkardinalen voor Lutheraan aanzag en heiligen met de inquisitie liet kennis maken, paus gekozen werd. Zo is 't voor Roomse Hollanders een kruis, overal te moeten herinnerd worden aan 't Jansenisme, helaas 't énige wat de wereld uit onze Kerkgeschiedenis weet. Het recht op de ‘Navolging’ ons ontnomen en de schuld aan de hatelikste ketterij ons aangewreven! In Pisa heeft een medies hoogleraar, Katholiek van 't zuiverste water, me onverbiddelik over Utrecht geëxamineerd - dubbel vervelend, waar de Italjaanse patholoog beter op de hoogte van 't geval bleek dan de geboren Utrechter! Tegen die vereenzelviging nu komt ons bewustzijn in opstand, niet zozeer omdat wij nog verdenking af te weren hebben, want de eenstemmigheid van onze bisschoppen op het laatste concilie heeft voorgoed zware vermoedens tot zwijgen gebracht, als wel omdat wij onze heerlike traditie miskend zien door zo'n overschatting van een kwijnend schisma. Fier, dat het afgesneden lid alles behalve 't lichaam hinderde te groeien en dat dit deze aderlating gezond teboven is gekomen, lieten wij ons licht verleiden tot kwetsende uitingen over gescheiden broeders.
De betrekking van onze Oud-Katholieken met Port-Royal - waarvan de betekenis door letterkundigen buiten verhouding tot de godsdienstige invloed is opgeblazen -, hun samenwerking met Duitse en Zwitserse slachtoffers van '70, hun verbindingen met Poolse Mariavieten en Engelse theosofen, hun vage verbroederingen met de Griekse, de Russiese en de Anglikaanse Kerk konden de bloedsomloop in 't Utrechts Kerkje wat bevorderen, maar een volschapen organisme werd het nooit. De Staten mochten deze tussengroep een tijd vertroetelen, de
| |
| |
academies ze herhaaldelik begunstigen, het was uitsluitend om hun gemeenschappelik verzet tegen Rome, het bleef een louter negatieve verwantschap, ‘l'unité dans la nullité’. Angst voor ons hebben wij daarom volstrekt niet, alleen zorg voor hun zelf.
Langzamerhand wordt een onbevangen onderzoek naar de oorsprong van de droevige scheuring mogelik, waarvoor wij belangstellend de gehoopte publicatie van hun archivalia afwachten. Dan zal de persoonlike schuld wel niet helemaal aan één kant vallen; de historie, voorzover we die benaderen, loopt ervan over, hoe de tragedie van de scheiding een lang voorspel had in de spanning, de wrijving, de botsing eindelik tussen twee groepen onder de geesteliken, die, van wedijver in tweedracht overgeslagen, elkaar tot ergernis van de gelovigen tegenwerkten. De ene partij hield het recht van een eigen hierarchie vol, door de andere ontkend, om bij de vermeende anarchie te vrijbuiten. Het was uiterste tegen uiterste, tot het tenslotte barstte. Een doctrinaire twist kwam noodlottig deze disciplinaire kruisen.... 't Oordeel van de wetenschap mag niemand vooruitlopen, maar gelukkig wij, die een meer gezegende periode meemaken dan zo'n verwarring, eigenlik in 1853 pas overwonnen!
Werkte misschien bij een Allard nog solidariteit met de sterkste bestrijders van 't Jansenisme na? De Jezuieten, beweren Oud-Katholieken in verband met een actueel probleem, hebben Rotterdamse kooplui, die van 't rigoristies Port-Royal absoluut renteverbod te horen kregen, met vlotter economie naar Rome teruggelokt. De overwinnaars moesten op hun tijd ondervinden, ook niet onmisbaar te zijn; en volle veertig jaar dreef het schip van Petrus rond zonder kanonniers of, wil men liever, zonder loodsen. Ze werden als Jonas over boord geslingerd, om de zee te bedaren; als de profeet zijn ze veilig aangespoeld en, is 't niet oneerbiedig het te onderstellen, waarschijnlik door eenzelfde schok vermurwd. De Voorzienigheid moet met de opheffing en het herstel van de Societeit een dubbele les bedoeld hebben, om de leden voorzichtiger, de anderen verdraagzamer te maken. Heeft de hemel nu de Jezuieten, die zoveel toewijding voor de bekering van Nederland tonen, ook geroepen tot verzoening van hun geboren vijanden? Wij weten enkel dat wij allen door vreedzaam gebed daartoe mogen meewerken.
In ons memento horen de Oud-Katholieken thuis. Ze gaan ons diep aan 't hart; het zou een schande zijn, als we ons
| |
| |
schaamden dat te bekennen. Erger dan nodig hebben we op elkaar gescholden, erger dan wie ook, omdat de mens met zijn familie 't meest te maken heeft. Wat gingen ons Protestanten aan, vergeleken bij dezen, die 't ons eindelik zeer deed te noemen? Er zijn gezinnen, waar de naam van een verdwenen broer nooit meer gehoord mag worden, en onder Katholieken klonk het woord Oud-Katholiek als een ruïne in eigen huis. Hadden we geen ondeelbare erfenis te delen? Na de Dom is in de kerkelike hoofdstad van Nederland geen plaats zo weemoedig als de Driehoek. Daar liggen relieken en documenten en portretten, die mee van onze kostbaarste herinneringen uitmaakten, daar is een stuk van onze traditie levend begraven. Zijn alle mensen onze naasten, dan landgenoten allernaast, en is ieder Christen onze broeder, dan de Oud-Katholiek onze tweelingbroer, waarvan we de scheiding haast voelden als een lichamelike pijn. Omdat hij ons tergt, een doorn in ons vlees te zijn, zouden wij ons onverschillig houden? Groot is de Moederkerk, maar niet minder teer, de echte Bruid van de Goede Herder, die als toppunt van tegemoetkoming zijn hele kudde voor het éne schaap alleen liet.
De Oud-Katholieken wijzen ons trots op hun nieuwe kerken in Egmond en Utrecht, Amsterdam en Rotterdam, hun nieuwe parochie in IJmuiden. Ons boeiden juist de oude om..., nu ja om het ònze, dat wij er terugvonden. Binnen die bescheiden huiskerkjes dachten wij ons plotseling in de 17e eeuw verplaatst, die voor ons een gouden eeuw was door de gulden trouw aan 't geloof; en merkwaardig werd het, een verstening van die stille heldetijd te ontdekken. Alles was er nog als vroeger: de barokke meubels, de gemengde zang, de armoedige dienst, de geheimzinige stemming; het maakte de verrassende indruk van een Rooms Vondelmuseum, een Hollandse katakombe. Hier klopte ons hart van heimwee, treurde onze ziel van rouw. Want knielen met de gemeente viel ons onmogelik, het was toch altaar tegen altaar, communie bij excommunicatie.... In nieuwe heiligdommen spreekt ons bloed niet meer, het zalig Latijn is er verdwenen, het celibaat raakt er verloren, dringende eisen laten vrezen, dat de Oud-Katholieken in Jong-Protestanten dreigen onder te gaan.
Dit keerpunt geeft nog een beslissende kans. Nu de toestanden veranderen, kunnen de grieven wel gesleten zijn. Of is 't oorspronkelik geschil niet grotendeels verouderd? Maken Doopsgezinden zich om de hele Doop niet warm meer, Oud-Katholieken kunnen een kwestie van organisatie nog moeiliker
| |
| |
een derde eeuw heet houden. Eisten ze bisschoppen, we hebben er gelukkig. Ja, 't herstel van de hierarchie, dat hun verse brandstof voor verontwaardiging bezorgde, geeft hun in de grond voldoening. Is 't hun om de zaak te doen, laten personen dan terugtreden. Er zijn zoveel schisma's binnen Gods Kerk geweest, die in verhoogde broederliefde eindigden. De concurrentie van twee, drie pausen tegeneen leek een hopeloos geval en werd toch gunstig opgelost. Toen waren er ook twee bisschoppen van Utrecht....
Ontmoedigen hoeft het niet, dat de historie van de Driehoek samenhangt van pogingen tot hereniging, die telkens in 't ene kamp voor lokmiddelen, in 't andere voor bedriegerijen werden uitgemaakt. Dit jaar staat aan weerskanten een provinciale synode voor de deur. Zal nu opnieuw de scheiding als een gewoonte aanvaard en 't onregelmatige van deze verhouding verzwegen worden? Of zal een wederkerige banvloek het enig teken zijn van belangstelling in elkaar? O mochten tevoren algemene, openbare beden om eenheid zich als een dubbelkoor oplossen, om de gelovigen hier en de gelovigen daar te versmelten! Dat de Oud-Katholieken ook leken een plaats in de synode beloven, zou hún alleen raken, als die maatregel niet het vooruitzicht opende op een nieuw stadium. Gespannen stellen wij de vraag, of de ‘clerezij’ nog altijd de hele Kerk dekt. Betrof de afscheiding geen leerstellig punt, alleen 't Kerkrecht, blijft de gemeente zich dan storen aan een sacristiegeheim, om niet te zeggen een pastoriebelang? In ieder geval kan 't onbevangen inzicht van niet-geesteliken wel een vorm vinden voor overleg. Tot dusver liepen onderhandelingen meestal schriftelik en ambtelik, maar zou een gezien leider als Mr. van den Bergh geen vertrouwen hebben in besprekingen met zijn studiegenoot Mr. van Gorkom, om een nader verband in te leiden?
Noem dit plan voor mijn part naief, beter dan politiek, want de diplomatie heeft het in Utrecht verkorven. Vijftien jaar heeft het voorstel op mijn hart gewogen en eindelik moet het mijn mond uit, nu iemand, onbekend, niet ongeliefd, me in de advent 1918 een ‘Evangelische Litanie’ toestuurde: ‘Nieuw-Testamentische lofprijzing en bede tot Onzen Heer Jezus Christus voor Oud-Katholieke Christenen door Laicus’. Die reeks van bijbelse aanroepingen begint met ‘Christus Jezus, Heer, leer ons bidden!’, roert ons door een zuiver katholieke taal in alle teksten en sticht ons buitengewoon met deze regel: ‘Heer van alles, bewaar ons in Uwen Naam, opdat wij één zijn.’
| |
| |
Dat allen één zijn is uitdrukkelik het testament van de Zaligmaker, die op de avond, toen Hij zijn liefde tot het uiterste toonde, niet genoeg herhalen kon, hoe eenheid het wezen van onze godsdienst was. In die geest ontving ik onlangs dankbaar een nummer van 't tijdschrift ‘Geloof en Leven’, maandblad voor jonge Oud-Katholieken. De jeugd, dacht ik getroost, zal voor een groots perspectief als het ideaal van kerkelike eenheid vurig voelen. Deze jongeren worden geschilderd als een kracht in de Utrechtse Kerk; en de hervormingen, die ze voorstaan, schijnen aan onze liturgiese beweging evenwijdig. Weigert de pastoor van de nieuwe kerk in Amsterdam om de Sacramentzegen na de Mis te geven, dan verwerpt hij immers - daargelaten, met welk canonies recht - wat bij gebrek aan tucht hier in 't land was ingeburgerd, wat Rome tijdens de aartspriesters al zocht te verminderen, wat onze bisschoppen beperkt hebben en wat de Benedictijnen volslagen veroordelen.
't Orgaan liet een welkom aanknopingspunt verwachten, een vervolg op de boodschap van de vorige advent, die uit het Duits vertaald bleek. De teleurstelling was hard; van a tot z gaven de tien bladzijden ouwerwetse aanvallen op het Vaticanum en de rest. Wie Döllinger heeft verwerkt, is daarvoor immuun geworden; en 't beroep op ‘iederen denkenden mensch’ en op ‘het weldenkende deel der katholieke christenheid’ kan de ervaring niet verwrikken, dat hier al erg weinig denkbeelden aangeboden zijn. Elke kolom zou stof tot antwoord geven, als de redactie 't om een antwoord te doen was, waaraan ik ernstig twijfel. De zenders van dit feestnummer van leedvermaak lijken kinderen, die alles liever hebben dan vergeten te worden. Welnu, laten ze gerust wezen, er is bij ons geen sprake van vergeten; integendeel, wij willen evenmin vergeten worden en vragen hun alvast een kleinigheid. Wanneer zulke ‘verdraagzame geloovigen’, naar ze zich zelf aanduiden, weer een aflevering aan ons adres bezorgen, dan hopen wij tussen al hun overoude verwijten nog iets ouders te vinden: een gebed om eenheid. Bidden zij en bidden wij, dan weten Utrecht en Rome elkaar vroeg of laat te ontmoeten, midden in de berg van vooroordeel, waardoor van beide kanten een tunnel met de boor van Gods genade wordt gegraven, tot het hemels licht er schijnt.
Voorlopig schijnt de scheiding plechtig bezegeld (ook het graf van de Verlosser had een zegel en sprong op Paasmorgen los!) in de Canon van hun Mis, die, in plaats van de
| |
| |
Romeinse heiligen, onmiddelik na de apostelen twee Griekse en twee Latijnse Vaders aanroept en dan zes Nederlandse bisschoppen. Hun namen klinken in de moedertaal dubbel vertrouwelik, het wordt toegegeven, maar behalve dat Willibrordus en Bonifacius de klassieke ultramontanen zijn, door de paus alleen in Utrecht bisschop geworden, maken nationale voorsprekers, die pausen met hun gevolg van bonte heiligen verdringen, de kerkelike gemeenschap eng als de grenzen van ons kleine land. De Moederkerk laat ons in oraties volgens de vrijheid van ieder bisdom onze voorkeur uitvieren, maar verenigt binnen de Canon al haar kinderen volmaakt. De Fransman vond zijn Mis ongeschonden in Duitse gevangenkampen.
De Haagse kerk, die 't tweede eeuwfeest van 't bestaan voorbereidt, heeft de preekstoel gebouwd boven de figuur van een bisschop, waarin duidelik Augustinus te herkennen valt. Hoe veel betekenend deze Kerkvader bij de Oud-Katholieken ook mag heten, wordt hun deze biezondere verering volop gegund, wanneer die niet uitsluitend wordt, zoals bij een zekere Augustijn in de 16e eeuw het geval was. Onze kloosters laten hun kansel soms steunen op het beeld van hun stichter en zelfs een kathedraal in Nederland heeft een enkel heilige voor deze zinnebeeldige dienst. Constructief én symbolies dunkt het alleen zekerder om, zoals elke stoel stevig op vier poten staat, het voorbeeld van Petrus' Stoel te volgen, die in Rome door vier Vaders samen gedragen wordt. Eén mensemond bevat het oneindig Woord Gods nooit volledig, de Openbaring heeft geen Kerkvader, neen een hele Moederkerk voor onfeilbaar getuige.
Aan 't zelfde bisschopsbeeld trekt het vlammend hart, dat, bij wijze van gesp, de koorkap sluit, ons eerbiedig oog. Wij zien in deze grootste Vader, bij wie geregeld nieuwe aspecten voor den dag komen, evenals in Sint Bernard, Sint Gertrudis en zoveel andere heiligen een voorloper van de H Hart-verering. Deze moderne devotie blijkt geen kunstmatige uitvinding van Jezuieten, maar een tekenend geval van ontwikkeling, die de levensvoorwaarde bij uitstek in de Kerk vormt.
De archaïsten van Port-Royal dachten 't groeiproces met de eerste eeuwen vervuld, ofschoon 't Christendom, aan geen tijd gebonden, binnen geen perioden besloten, boven verleden en heden staat als de eeuwigheid. Het beperkte van de vakgeleerde Döllinger was ook de mening dat de Kerk,
| |
| |
omdat ze histories is ontstaan, uitsluitend door de geschiedenis kenbaar zou zijn. Alsof het wezen van Christus' mystiek Lichaam zich in gebrekkige verschijningsvormen uitputte, alsof Johannes, in zijn Evangelie nog meer mysticus dan historicus, niet overging in de extatiese profetieën van de Apocalyps! Wanneer de Oud-Katholieken tot Trente gaan en geen stap verder, verschillen ze principieel nauweliks van de Hervormers, die alleen Nicea nog erkenden. Van te voren een Vatikaans Concilie afwijzen, strijdt daarom met de aard van 't altijd groeiend Katholicisme.
Newman, die jaren lang een uitgangspunt had aanvaard, ongeveer gelijk aan 't standpunt van de Oud-Katholieken, verklaarde deze ‘development of christian doctrine’ meesterlik, vóór de biologen hun evolutieleer uitwerkten. Ontwikkeling - geen ontaarding, want het lichaam blijft in de kern onaangetast, identiek met de kiem - betekent louter uitbreiding en toepassing, vernieuwing en verlevendiging van 't vaste geloofspand, naar gelang van de wisselende omstandigheden. En die organiese opvatting van de kerkleer berust niet het minst op Augustinus zelf.
Augustinus heeft trouwens Newman's ogen voor Rome geopend. Toen de meester van Oxford ernstig de oude ketterijen naging, schrok hij van de overeenkomst tussen Donatisten en Anglikanen, allebei scheurmakers tegen wat de Kerkvader de ‘volle’ Kerk noemde. De tekst securus judicat orbis terrarum, ‘zeker is het oordeel van de hele aarde’, doordrong Newman met onmiskenbare strekking. Ineens voelde hij zich buiten de eigenlike gemeenschap staan.
Het getal is geen afdoende maat voor de katholiciteit, sinds de wereld zich eenmaal verwonderde Ariaan te zijn. Maar bezit Utrecht de geest van Athanasius, wanneer het triomfeert in zijn scheiding, om van de onchristelike tweedracht in Gods kerk een deugd te maken? We geven volmondig toe, dat een miniatuur soms een wonder is van kunst, waar een fresco bij wegvalt; maar de apostoliese inspiratie van de ware Kerk zou in actief apostolaat moeten blijken. De Joden roemden op onvervalste traditie zonder meer en zijn in die trots bevroren. De toekomst ging over hun koppige hoofden heen. Ze jubelen, er nog te zijn, maar tot hun oordeel.
Is de Oud-Katholiek ontoegankelik voor onze theorie, één motief zal hij niet afwijzen, op straf van 't Godsrijk tot een woord te maken en geen kracht. Door zijn vereniging met de Moederkerk alleen krijgt hij aandeel in dat goddelik werk, waardoor
| |
| |
zijn geloof eerst levend wordt: het vruchtbaar maken van 't talent der talenten, dat de waarheid is, het omzetten van 't Evangelie in de daad, het voortzetten van Willebrords en Bonifaas' levenstaak, het overplanten van Utrecht in Indië en overal, het scheppen van Kerken naar het beeld en de gelijkenis van onze Kerk, het winnen van zielen voor de eeuwigheid, het genadewerk van de geloofsverkondiging aan alle schepselen. De missies maken 't Katholicisme waarachtig Katholiek, want zij verspreiden 't Christendom over heel de aarde. Geen stad, geen land is voor onze godsdienst ruim genoeg, de wereld moet er vol van worden en dan is de mensheid rijp. Securus judicat orbis terrarum.
Dat woord van Augustinus is de ware Kerstmuziek, het geeft eer aan God en vrede aan de mensen. In zijn preek voor Driekoningen drukte Fénélon alles wat een Roomse voor Oud-Katholieken verder op het hart kan hebben, ongedwongen uit. Zijn taal illustreert feestelik, hoe nieuw het oude is in 't ontsterfelik Katholicisme.
‘Par-là nous montrons encore la vraie Eglise à nos frères errants, comme saint Augustin la montrait aux sectes de son siècle. Qu' il est beau, mes frères, qu'il est consolant de parler le même langage, et de donner précisément les mêmes marques de l'Eglise que ce Pére donnait il y a treize cents ans! C'est cette ville située sur le sommet de la mon- tagne, qui est vue de loin par tous les peuples de la terre; c'est ce royaume de Jésus-Christ, qui possède toutes les nations; c'est cette Eglise qui non seulement doit être toujours visible, mais toujours la plus visible et la plus éclatante: car il faut que la plus grande autorité extérieure et vivante qui soit parmi les chrétiens mène sûrement et sans discussion les simples à la vérité: autrement la Providence se manquerait â elle-même; elle rendrait la religion impraticable aux simples Que deviendraient les humbles qui craindraient avec raison bien davantage de se tromper eux-mêmes, que d'être trompés par l'Eglise? C'est par cette raison que Dieu, outre la succession non interrompue des pasteurs, naturellement si propre à faire passer la vérité de main en main dans la suite de tous les siècles, a mis cette fécondité si étendue et si singulière dans la vraie Eglise pour la distinguer de toutes les sociétés retranchées, qui languissent obscures, stériles et resserrées dans un coin du monde... Peut-être croyezsvous, mes frères, que c'est moi: non, c'est saint Augustin qui parle ainsi aux donatistes, et, en changeant seulement les noms, à nos protestants.’
Direkter op de Oud-Katholieken in Nederland is de verwijzing naar ons Indië gericht. Hoe klein ze toch zijn en hoe groot ze kunnen worden! Voelen ze hun hart niet verruimen bij de gedachte om mee te werken aan de kerstening van 't heidens Java? Ik bedek hun ‘Geloof en Leven’ met een nummer van ‘Het Missiewerk’, dat de algemene zorg
| |
| |
voor het wereldapostolaat zo natuurlik met de liefde voor Indiese verovering weet te verbinden. Het nationaal element komt binnen de katholieke Kerk harmonies tot zijn recht als een concentriese cirkel. Samentrekking van biezondere krachten op Insulinde waarborgt de bloei van andere Nederlandse missies, want, staat of valt het vaderland met Oost Indië, dan hebben alle ondernemingen belang bij dit bezit, dat door geestelik overwicht, door godsdienstig verband bevestigd moet worden.
Tijdig is de roep om steun voor het Rooms onderwijs op Java gekomen. Door de wettelike gelijkstelling aan de ene kant, de voorbereiding van een eigen universiteit aan de andere, sluiten de geloofsgenoten binnen 't moederland hun schoolstrijd met een volkomen zegepraal af. Hoe deze overwinning waardiger te vieren dan door de geestelike oorlog voort te zetten in onze kostbaarste kolonie?
Ons voorgeslacht heeft heldhaftig veel geofferd voor de vrije school en is er nog veel meer voor gezegend. Want doel van de beweging zelf mocht het biezonder onderwijs heten, het werd geleidelik meteen een middel tot propaganda, een werktuig van organisatie, een pogram van actie, een prikkel tot vooruitgang, door niemand indertijd gedroomd. Onze scholen hebben immers niet alleen ontelbare Katholieken opgevoed, maar een partij helpen vormen, die ons de schoolpenningen ruim terugbetaalt. Wat om louter godsdienstige beginselen ondernomen werd, is ongemerkt uitgelopen op winst voor staatkundige en maatschappelike belangen. We zijn beloond, zoals de hemel alleen belonen kan.
Nu mogen we eindelik een aloude schuld aflossen aan de Javanen, burgers van eenzelfde staat, bestemd om broeders van eenzelfde Godsrijk te worden. Zorgen wij niet onmiddelik en overvloedig voor het Maleise ras, zo'n begaafd volk in zo'n gezegend land, dan zorgen anderen er voor. En die anderen zijn onze ergste tegenstanders, vrijdenkers en oproermakers, die 't werk van onze missies letterlik ondersteboven willen keren, door Europa te overweldigen met een nieuw heidendom, door de revolutie daar ginds onder de vlag van de Islam binnen te smokkelen, door Aziaties bijgeloof in de vorm van theosofie en spiritisme hier te laten doordringen, door juist de barbaarse natuurmens bij de inlander toe te geven, het zelfgevoel van de kinderlike Indiër te vleien en tenslotte weer militaire expedities nodig te maken, waar onze missies vrede met het vaderland en gemeenschap met de Moederkerk
| |
| |
bevorderen. Wij gunnen Java alles, maar allereerst het allerbeste: de waarheid, die volgens het Woord zal vrij maken.
De aangewezen stichters van Javaanse scholen op katholieke grondslag lijken onze eigen scholieren. Tegenwoordig hamert de regering met man en macht op kennis van Indië, eist strenger aardrijkskunde van de O.I. Archipel en stuurt aan allerlei inrichtingen prachtige plaatwerken over tropies Nederland cadeau. Wij voor ons zien hoe langer hoe liever onze jongelui tot steun van Christus' zaak betrekkingen in de Oost aanvaarden. Welnu, dit dubbel streven valt gunstig samen, wanneer wij onze jeugd vroeg wennen aan belangstelling voor Java, waneeer onze jongens en meisjes metterdaad gaan meebouwen aan de Indiese kerk, die mogelik als volwassen dochter ooit haar moeder nog zulke liefdediensten met woeker vergeldt. Geen Roomse school mag daarom zonder besef van deze roeping blijven. Zoekt men, ook om opvoedkundige redenen, het apostolies gevoel, waarmee de godsdienst eigenlik pas bewust opleeft, door vrijwillige missiezorgen aan te kweken, laat men dan een prakties middel kiezen, dat dageliks gelegenheid geeft tot toepassing; laat elke klas voortaan een Javabusje hebben.
Dergelike busjes kennen we voor de opleiding van Javaanse priesters; maar, zolang die uitverkorenen enkel Jezuiët kunnen worden, is de ijver vanzelf nooit algemeen. Zal onze hele onderwijs wel eerder meewerken aan de stichting van scholen, waarbij evenmin iedereen gelijk betrokken is? In deze twijfel ligt een reden te meer tot aanbeveling van de kinderkruistocht. Bekend genoeg is, hoe de Broeders van de Onbevlekte Ontvangenis opspringen van missiedrang; en nu de Overste van hun bloeiende Congregatie onlangs het manifest voor de Javascholen ondertekende, stijgt zichtbaar de kans, dat binnenkort ook leden in 't wit zullen wandelen als het blanke koor van de martelaars. Er lopen verder blije geruchten van oude en jonge kloosterorden, die bezig zouden zijn om priesters voor een of ander regentschap af te zonderen. Dezer dagen heeft trouwens de Paus alle missionarissen herinnerd aan de heilige plicht om hun arbeidsveld op tijd te splitsen, waarvoor de Apostoliese Vicaris in Batavia zich bij voorbaat uiterst bereidwillig toonde. De deelneming wordt dus vanzelf algemeen en algemeen moet dan ook de voorbereiding zijn.
Laten eenvoudig de eerste inkomsten besteed worden aan 't fabriceren van een duizend busjes, in overleg met de schoolbesturen, onderwijzersbonden, broeder- en zustercon- | |
| |
gregaties opgehangen in alle lokalen, waar onder het kruisbeeld de goddelike leer van den Gekruiste verkondigd wordt.
Oud-Katholieken, dat apostolaat is 't oudste Christendom in de nieuwste vormen; Oud en Nieuw, een verbinding van 't Evangelie, door Augustinus ter ere van de Goddelike Schoonheid herhaald. ‘Zie, ik maak alles nieuw’, zegt Christus aan 't eind van 't Nieuwe Testament. Wij geloven, dat de Godmens in de liefde, waarmee Hij iedere Kerstmis opnieuw op aarde komt, de Oud-Katholieken als de arenden verjongen kan. Door het aanschijn van de aarde te helpen vernieuwen, zullen zij aan de jeugd herinneren van de Christenheid, toen allen ‘één hart en één ziel’ waren.
G.B.
|
|