Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Belgische Muzen-Almanak. Jaargang 2 (1827)

Informatie terzijde

Titelpagina van Belgische Muzen-Almanak. Jaargang 2
Afbeelding van Belgische Muzen-Almanak. Jaargang 2Toon afbeelding van titelpagina van Belgische Muzen-Almanak. Jaargang 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.27 MB)

ebook (3.60 MB)

XML (0.28 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Belgische Muzen-Almanak. Jaargang 2

(1827)– [tijdschrift] Belgische Muzen-Almanak–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 231]
[p. 231]

Na de bevalling mijner Echtgenoote,
In stede van den verwachten Zoon, van eene Dochter.

 
Nog ruischte 't allerlaatste toontje
 
Van mijne snaar,
 
Dat klonk voor 't langverbeide zoontje,
 
En - 't uur was daar!
 
 
 
Dat uur - het zal mij eeuwig heugen -
 
Van mijn verlangst,
 
Maar tevens vol van bitt're teugen
 
En naamlooz' angst!
 
 
 
Die angst - 'k wil uw gevoel niet schokken,
 
Door droef verhaal;
 
Geen statige ernst, maar vrolijk jokken
 
Zij hier mijn taal!
 
 
[pagina 232]
[p. 232]
 
Een enkel treed je toch bezijden
 
Het pad der boert
 
Zal 't meêgevoel wel willen lijden,
 
Dat lijden roert.
 
 
 
Mijn hoop, eens op een' zoon te staren,
 
Genaakte aan 't doel;
 
Maar een vooruitzigt vol gevaren
 
Verzwolg 't gevoel.
 
 
 
Ik heb, ach! 'k heb het ondervonden,
 
Hoe, in den nood,
 
De ziel uitsluitend is verbonden
 
Aan de echtgenoot.
 
 
 
Wie op den Vadernaam moog' brallen,
 
Na 't zorg'lijkst uur,
 
Ach! wien de moeder dreigt te ontvallen,
 
Dien staat hij duur!
 
 
[pagina 233]
[p. 233]
 
Wat raakte me, in deze oogenblikken
 
Van bangen rouw,
 
Of ik den zuig'ling hoorde snikken?
 
'k Had slechts een vrouw!
 
 
 
Maar, toen de strijd was doorgestreden,
 
Trok 't vaderhart
 
Naar 't pand, waarvoor zij had geleden,
 
Dat kind van smart!
 
 
 
Weg, baker! weg met lap en luren!
 
Toon mij den knaap!
 
Ik kan dien twijfel niet verduren -
 
Stoor vrij zijn' slaap!...
 
 
 
Ik kwam, ik zag, ik had verwonnen,...
 
Helaas, wat spijt!
 
'k Had mij ten vierdemaal verzonnen -
 
't Was weêr een meid!
 
 
[pagina 234]
[p. 234]
 
Zoo houdt dan geene van mijne erven
 
Mijn' naam in stand,
 
En blijft in mijn bedrijf, na 't sterven,
 
Mijn plaats vakant!
 
 
 
Dus riep ik; maar de lieve kraamvrouw
 
Was krank en mat,
 
Zoodat ik den mislukten naambouw
 
En 't all' vergat.
 
 
 
Een vleet van bitt're medicijnen
 
Omgaf haar bed,
 
En geen kandeelstok mogt verschijnen,
 
Noch kraamsalet.
 
 
 
Schaars werd ook, door een uur te slapen,
 
Mijn zorg verpoosd;
 
De droeve kraamheer was herschapen
 
In zieketroost!
 
 
[pagina 235]
[p. 235]
 
In 't einde werd zij mij hergeven,
 
En in mijn huis
 
Was alles liefde en vreugde en leven,
 
Na zoo veel kruis.
 
 
 
Nu zag ik dan mijn woning krielen:
 
Wat was ik rijk!
 
In goud? - neen; maar in vrouwezielen
 
Den Turk gelijk!
 
 
 
Niet min, laat zien, dan zeven vrouwen,
 
In één gezin,
 
Zoo groote als kleine, in rust te houên, -
 
Het heeft wat in!
 
 
 
Nog pruilde ik om den nieuwen zegen -
 
Daar kwam een vrind;
 
Die sprak: Bedenk het eens ter degen:
 
Gij zijt een kind!
 
 
[pagina 236]
[p. 236]
 
Een kind? - Ik bood hem, zegepralend,
 
Mijn tweeling aan. -
 
Gij hebt, hernam hij, zich herhalend,
 
Mij niet verstaan.
 
 
 
Ik meen uw' wensch, uw vurig haken -
 
't Is onverstand,
 
En 't hunk'ren naar u vreemde zaken
 
Raakt wal noch kant.
 
 
 
'k Heb jongens, meisjes - 'k heb acht kinders -
 
Van ieder vier;
 
Maar deze baarden mij veel hinders,
 
En die geen zier.
 
 
 
Het meisje is stil en zacht van wandel;
 
De jongen wild;
 
't Is alles ultra in zijn' handel;
 
Men beeft en rilt!
 
 
[pagina 237]
[p. 237]
 
Het meisje, vriend'lijk en dienstvtardig,
 
Is gaarne thuis;
 
De jongen, stug en vaak onaardig,
 
Zwerft buitenshuis.
 
 
 
Het meisje zit een kous te breiên
 
Voor haar' papa;
 
De jongen maakt biljartpartijen
 
Etcetera!
 
 
 
Het meisje is zuinig, weet te ontberen,
 
En helpt mama;
 
De jongen slechts van geldverteren,
 
En vilt papa.
 
 
 
Het meisje maakt zich zelve een kleedje,
 
Naar 't laatst fatsoen;
 
Een jongenspak, naar 't nieuwste sneedje,
 
Kost vrij wat poen.
 
 
[pagina 238]
[p. 238]
 
Het meisje ziet men schaars verdolen
 
Bij 't onderwijs;
 
De jongen is, op dure scholen,
 
Vaak de ontucht prijs.
 
 
 
Nu roept de zorg voor Land en Vrijheid
 
Hem in 't geweer:
 
Maar, keert hij ook, in stille blijheid,
 
Tot d'arbeid weêr?
 
 
 
Men moet zijn jongens of zijn schijven
 
Marcheren doen;
 
En dat ons hier geen keus kan blijven,
 
Hoeft geen sermoen.
 
 
 
En, is men ook die klip ontweken,
 
De knaap wordt man;
 
Die naam eischt, dat hij iets beteeken':
 
Wat maakt m' er van?
 
 
[pagina 239]
[p. 239]
 
Een koopman; - kwijnt niet alle handel?
 
Men peinst zich zot!
 
Het meisjen, in haar' zachten wandel,
 
Verbeidt haar lot.
 
 
 
Nu wil hij dit, dan dat weêr wezen,
 
Naar jongensgril;
 
Het meisje spaart u duizend vreezen,
 
En houdt zich stil.
 
 
 
De jongen wordt een domme jorden,
 
Of kost u veel;
 
Het meisje, in 't geen het ééns moet worden,
 
Geen tiende deel.
 
 
 
En komt de knaap tot jong'lingsjaren,
 
Hij wil een vrouw;
 
Of, wil hij 't niet, nog meer gevaren,
 
En zorg en rouw!
 
 
[pagina 240]
[p. 240]
 
De jongen laat zich zelden leiden
 
In 't stuk der min;
 
Het meisje moet den vrijer beiden,
 
Gedwee van zin.
 
 
 
Hij moet voor haar bestaan u borgen,
 
Die 't meisje mint;
 
De jongen laat vaak de ouders zorgen
 
Voor vrouw en kind.
 
 
 
Kort: meisjes doen het ouderharte
 
Meest vrolijk slaan;
 
De jongens brengen dikwijls smarte,
 
Steeds zorgen aan.
 
 
 
Hij danke Hem, bij jongenszegen,
 
Die zegen spreekt;
 
Maar dubbel hij, bij 't overwegen,
 
Die meisjes kweekt! -
 
 
[pagina 241]
[p. 241]
 
Dus sprak mijn vriend; en ik, ik kuste
 
Mijn meisjes teêr,
 
En wenschte, daar ik stil berustte,
 
Geen jongens meer.

*


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken