Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Belgische Illustratie. Jaargang 15 (1882-1883)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 15
Afbeelding van De Belgische Illustratie. Jaargang 15Toon afbeelding van titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 15

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (29.13 MB)

Scans (1521.32 MB)

ebook (28.09 MB)

XML (2.91 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Belgische Illustratie. Jaargang 15

(1882-1883)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Een Afrikaansche natuurtafereel.

Eene dagreis in het binnenland van Afrika, zegt een reiziger, zou gelijk zijn aan een uitstapke naar buiten, indien het door den oorlog niet gevaarlijk werd. Men kan zich den Afrikaan zeer goed voorstellen als een schaapherder, (natuurlijk in zekere gedeelten) wiens leven afgewisseld wordt door een weinig landbouw en de vechtpartijen, in welke hij gebracht wordt door onderlinge twisten of door de hem eigene opvliegendheid.

Wel is zijn land onbeschaafd, doch men moet het zich nu juist wel niet zoo wild voorstellen als men doorgaans doet. De trapsgewijze indringing van het mahometanism brengt bij den neger allengs eenige hervorming te weeg; maar bij alle veranderingen, die de bevolking van Afrika ondergaan kan, zal de prachtige natuur altijd dezelfde blijven. Een weinig werk brengt er rijke vruchten voort.

Het klimaat vraagt niets anders dan lommer tegen de zon, en eene schuilplaats tegen den storm. De groote hitte verbiedt allen vermoeiender! arbeid en eischt vadsig zijn schier als eene wet. Wat heeft de Afrikaan, die al zijne noodwendigheden voldaan ziet, die gevrijwaard is tegen de aanloksels der maatschappelijke concurrentie, de bekoringen der nationale eerzucht en persoonlijken trots - wat heeft hij anders te doen in zijn palm- en kokosnotenbosch, in zijn oranje, granaatappel- en pijnboombosch, uitgestrekt op zijne mat, die hem eene gemakkelijke rust geeft en waar de vrucht hem als in den mond valt. Wat heeft hij anders te doen dan te denken over datgene wat in zijn ziel wordt omgeroerd?

Daar ik in 't drooge jaargetij reisde, had ik niet te strijden met de menigte ongemakken, die den afrikaanschen reiziger bij regen en onweêr den weg bemoeielijken. Ik was niet genoodzaakt door waterkwebben te waden of gevaarlijke en snel stroomende rivieren over te zwemmen.

Wel zagen wij van die rivieren het spoor, doch het waren nu slechts uitgedroogde ravijnen. Alle de ongemakken die ik onderstond, kwamen voort van de drukkende hitte. Aan water en voedsel hadden wij geen gebrek, want de karavaan van Ali eischte eene ongenadige gehoorzaamheid op reis.

Ofschoon het 26 jaar geleden is, denk ik nog aan de 600 mijlen die ik aflegde, van den aanvang der reis tot haar einde, in eene schier nooit afgebroken richting door de bosschen. Wij maakten een spoor bij onze afreis, wij verlieten het toen wij terugkeerden. Zelden ontmoetten wij eenen kruisweg, tenzij iets dergelijks naar verder liggende stammen, water of bebouwde velden leidde. Het loof van het bosch was zoo dicht, dat wij uren lang in het lommer gingen, zonder dat wij de zon in 't oog kregen.

Het zachte licht dat door het gebladerte drong, gaf aan alles wat ons omringde eene aangename verkwikking; maar tegenover dat genot vonden wij een verschrikkelijk lijden als wij uit dat heiligdom in de naakte dalen kwamen, in de onvruchtbare vlakten en moerassige savannah's.

Daar gloeide het roode oog der afrikaansche zon met een ongenadig vuur. Alles weerkaatste hare stralen; zij vielen op ons als lansen van omhoog, van beneden, van bezijden, van de rotsen, van de vlakte, van den plantengroei in zijnen wasdom tegengehouden, van de heesters. Alles was vuur! 't Was of onze oogen in de holten kookten.

Als onze weg langs eene uitgedroogde rivier liep, waardoor de gezengelde en gebroken rotsen zichtbaar waren, was het voor onze voeten als liepen wij over heet ijzer. Niet zelden kwamen wij in groote prairiën, die met stengels van lis bedekt waren, zoo hoog dat ze boven ons hoofd uitstaken en onze gezichten er door verscheurd werden, en dit niettegenstaande wij ze beschermd hadden door maskers uit wilgentakjes gevlochten.

En toch dikwijls werd ik aangenaam verrukt, in weerwil van al die ongemakken, dooide prachtigste natuurtooneelen die ik nooit vergeten zal.

Als de reiziger op de kust zijne kano dooide branding stoot en de gevaarlijke bank oversteekt, welke aan de monding van eene afrikaansche rivier ligt, gaat hij langzaam voort op den oever, met het duinhelm begroeit en als onder amandelboomen verborgen. Weldra vertoont zich een natuurtooneel over den effen spiegel van een diep majestueus water. Op zijne oevers groeit een aantal van de hoogste en meest verscheiden soort van boomen en uit hunne kruinen hangen wingertranken en bloemen als een kleurig tapijt naar beneden tot in den stroom. Als een vreemdeling dat natuurtooneel voor 't eerst ziet, staat hij verbaasd over de uitgestrektheid, den weelderigen overvloed en het prachtig groene loof dat hem te allen kante omringt. Blaêren, groot genoeg om er u een kleedingstuk uit te maken, hangen daar opeen, zonder dat een windeke ze komt verroeren. Bamboes en rotting bewegen hunne stengels en blaêren, als de stroom tegen stam en wortels kabbelt.

De landstreek wordt men soms, onder de zware stammen van een bosch door, gewaar. In de verte ziet de reiziger wijduitgestrekte

[pagina 391]
[p. 391]

grasvelden, ofwel velden met rijst en cassavaplanten, of door gouden vakken van indiaansch koorn begroeid. Groepen oranje-, citroen-, koffieboomen, platanen en bananen worden afgewisseld door de langstammige kokosnoten, en overwelfd door de afhangende kruinen van den prachtigen palmboom.

Verder ziet men de kegelvormige hutten der inlanders, de kruin van eenen heuvel bedekken; deze zijn omringd door weilanden, die met talrijke kudden, schapen en geiten overdekt zijn. Verlaat men de kust en als men de rivierbochten van die geurige wildernis, die als met bloemen bezaaid, met zingende en kleurrijke vogels opgevroolijkt is, omvaart, komt men in het binnenland, waar de landstreek bergwaarts oploopt.

Het bosch is als gezicht zeer afwisselend. Soms komt het voor als een hoop ineen gevlochten boomen, ranken en bremstruiken, die alle licht belet en waardoor alleen mes en bijl eenen doorgang kunnen vinden. Op eene andere plaats is het bosch als een gothische tempel. Het grasveld spreidt zich rechts en links soms mijlen ver uit.

Als men de bergen bereikt heeft, wordt de hitte van de leeg liggende landen, door het frissche van het gebergte gematigd. Van elke hoogte ziet men nu eens een schoon, dan eens een grootsch tooneel. Het meeste wat men hier aantreft is bosch, doch niet zelden ziet men met eenen scheepskijker in de verte heuvels, die met de hutten van inboorlingen bedekt zijn. In hare nabijheid ziet men vakken gras of bebouwden grond, en rondom deze eene nog maagdelijke wildernis.

Alzoo is doorgaans het vergezicht in het westen; maar in 't noorden en 't oosten ziet men, zoo verre het oog reikt, prachtige grenzen van heuvels en bergen, in elkander ver smeltende totdat zij aan den blauwen horizon verdwijnen.

Ziet men zoo'n natuurtafereel 's morgens in de nabijheid der rivieren, dan ontwaart men voor zich eene dikke laag mist, door welke het licht breekt dat in het oosten opdammert. Hier en daar steken de heuveltoppen in die gouden zee van damp, als groene eilandjes op. Eensklaps, en voor dat men aan de verbeelding vrijen loop kan laten, breekt de zon door de wolken en de dampen van de vallei vluchten gelijk de geesten bij 't haangekraai, uit het dal waar zij sedert den vorigen avond gehangen hebben.

De zon verschijnt weldra in haren vollen glans: Afrika ontsluiert zich en de blauwe hemel en het groene bosch schitteren onder hare stralen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken