Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Belgische Illustratie. Jaargang 16 (1883-1884)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 16
Afbeelding van De Belgische Illustratie. Jaargang 16Toon afbeelding van titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 16

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (27.86 MB)

Scans (1514.96 MB)

ebook (27.08 MB)

XML (3.08 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Belgische Illustratie. Jaargang 16

(1883-1884)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 121]
[p. 121]

[Nummer 16]

Onze gravures.

De kerk van Celles.

De provincie Namen heeft ons reeds meer dan een schilderachtig natuurtafreel voor de Illustratie geleverd, en nog is in deze landstreek een rijke schat voorhanden. Druk wordt dit gewest in het schoone jaargetij bezocht en alwie er eens heeft rondgedoold, keert er een volgend jaar, vooral als hij met een dichterlijken geest bezield is, terug.

Celles ligt op den weg van Dinant naar Arlon; het dorp heeft eene zeer schilderachtige ligging en eene romaansche kerk, die om haren bouwtrant en oudheid door deskundigen bewonderd wordt en vooral belangrijk is voor den historieonderzoeker.



illustratie
de kerk van celles.


Onze gravuur geeft er een zeer juist denkbeeld van. De kerk ligt omringd door eenige boerenhuizen, doch op de rots bestaat nog een oud slot, dat, men zegt, in de dagen van Pepijn van Herstal gebouwd werd. Het bezet eene eenzame hoogte die door de Vève en de Mirande bespoeld wordt.

Celles heeft eene crypte of onderaardsche kerk en in zijne nabijheid eene kapel aan Notre-Dame de Foy gewijd, waarheen zich voortdurend een aantal beevaartgangers begeven.

Een schoenmaker die bij zijnen leest blijft.

Appelles riep eens eenen schoenmaker toe, die 't waagde zijne schilderij te beknibbelen: ‘schoenmaker, blijf bij uwen leest.’ Man, zegde hij, beoordeel hetgeen gij beoordeelen kunt; doch bemoei u niet met dingen, die gij niet kent.’ Wat zouden wij die woorden, in onze dagen, dikwijls tot vele personen kuunen richten, onder ander tot kunstrechters, die met overmoed een oordeel strijken over kunstwerken, waarvan zij geen begrip hebben!

Kritieken in het salon van schilderijen, die met aangeleerde en door hen zelf niet verstane ‘kunsttermen’ afkeuren en loven: - ‘Schoenmaker, blijf bij uwen leest!’ Recensenten, die pas eene pen kunnen houden en bij de eerste les van logica neêrtuimelen, welke door poëzie en proza heenkappen als een blokmaker door het wilgenhout: - ‘Schoenmaker, blijf bij uwen leest!’ Schrijvers van wetenschappelijke en historische kritieken, die in een kies-exaam zelfs gebuisd worden: - ‘Schoenmaker, blijf bij uwen leest!’

Geloof ons, indien iedereen bij zijnen leest bleef; indien men slechts schreef wat men kende; indien men sprak over 't geen men degelijk wist, er zou zooveel onzin niet in de wereld komen, zooveel dwaling zich niet nestelen in

[pagina 122]
[p. 122]

het hoofd van 't volk; zooveel haat, nijd, twist en tweedracht niet worden gezaaid.

De hedendaagsche wereld wil en zal den kring verlaten, welke haar is voorgeschreven, wil geleerder en wijzer zijn dan zij is; wil wetten geven daar waar zij niets moest te gebieden hebben, en men vergeet dat zij alzoo de kans loopt van met dezelfde maat te worden ingemeten, waarmee zij heeft uitgemeten.

Inderdaad, al die kritickers en recensenten, die zich met de schoolmeestersplak wapenden, om jonge strijdgenooten in het kunst- en letterperk het leven onaangenaam te maken en hun werk te bekladderen, worden op hunne beurt gewoonlijk ongenadig gegeeseld, als zij eens wagen zelf iets op het kunstterrein in het licht te brengen. De vroeger mishandelde wordt niet zelden, op zijne beurt, beul en zweept des te geduchter, daar de haat zijne striemen scherp als messen maakt.

Schoenmaker, blijf bij uwen leest! laat het weinig aantrekkelijk stieltje van kunstkritieker aan de ouderen van dagen, die juist omdat zij oud zijn, meer kennis en onpartijdigheid hebben en begrijpen, wat de jeugd niet begrijpen wil: dat er plaats voor iedereen onder de wijde zon is. Vooral laat u niet meesleepen om te oordeelen, daar waar gij niet oordeelen kunt en met holle en opgeschroefde machtspreuken uwe onkunde moet verbergen!

Doet wat hier voor de schilderij van Heitland, de eerzame schoenmaker doet en - blijf bij uwen leest, en indien gij nog geenen leest hebt, neem dan het pretentieus uitzicht niet aan van er een te hebben. De schoenmaker, geroepen om het statige portret van dezen of genen staatsmansoldaat, misschien wel een Bismarck, te bewonderen, ziet noch naar teekening, vorm, kleur en toon - neen, de man ziet naar de hooge kaplaarzen en, gij ziet het, in dit gedeelte van de schilderij is hij thuis.

‘Hebt gij er iets op aan te merken, meester Pekdraad?’ Neen, hij vindt den vorm van den laars overschoon; zij past aan het been als was zij er aan gegoten; het leer is blijkbaar van de beste soort en de glans is zoo waarheidsvol gemaald dat hij genegen is aan Heitland te vragen, in welken winkel hij zich van blink voorziet.

Één enkel puntje wil hij echter wagen op te merken. Aan de rechterzij van den voet, merkt meester Pekdraad een stiksel dat hij niet kan thuis brengen; dat heeft hij nooit aan geen stevel bijgebracht en hij denkt ook niet dat het daar, op die plaats, bestaanbaar is. Heitland glimlacht, want Pekdraad beeft gelijk; het lijntje, dat de schoenmaker voor een stiksel aanziet, verwringt den voet en maakt hem zelfs eenigzins wanstaltig.

Heb dank, meester Pekdraad; gij hebt daar eene zeer juiste opmerking gemaakt, die precies verdienstelijk en waar is, omdat zij uitgaat van de eeuwig waarheidsvolle spreuk: ‘Schoenmaker, blijf bij uwen leest.’

November.

Als men aan november denkt, dan ook denkt men aan den franschen dichter Millevoye, wiens fijne ballade, Potgieter in eenen hollandschen pot overgoot en er dus ook, met hoeveel zorg het overgieten gebeurde, veel van den fijnen geur heeft van laten vervliegen: overigens het lot van de meeste vertalingen, vooral van die welke naar fransche poëzie's gemaakt worden.

Ofschoon wij aan Millevoye denken, is echter zijn dichtstuk met de tegenwoordige gravuur niet in overeenstemming te brengen, want wij zien hier geen kuchenden, bleeken, afgeteerden, in een dikken duffelschen jas en met wollen sjerp omwonden zieke, die de gevallen blaêren zuchtend vertrapt, maar eene jonge dame die er in 't geheel niet stervend uitziet, en ook niet genegen is om reeds in het graf te gaan logeeren.

Of de vallende blaêren ook haar van die droevige gedachten geven, zoo als aan de poëeten, die het vallen der blaêren bezingen, gezeten in hun werkkabinet? Dat is een raadsel; doch 't schijnt niet. Het komt ons voor dat zij iemand verwacht, doch of het een hartsvriend is of een paar bottienen, een minnebrief of een vette kapuin voor hut dinee - dat weten wij niet.

In alle geval, 't kon wel het laatste zijn. Aan een zoo prachtig terras moet een prachtig kasteel, en aan dat kasteel eene goede keuken verbonden zijn: waarom zou men dan niet eene kapuin verwachten, die nog dezen middag op tafel verschijnen moet? Laat het ons met het laatste houden, 't moge dan ook niet bijzonder dichterlijk zijn volgens de poëeten, die bij de vallende blaêren niet anders droomen dan zieke en stervende jongelingen.

Twee kollegas.

‘Vuur, kollega?’

‘Met alle genoegen, kollega!’

Als die vraag en dat antwoord door de twee afgebeelde personen gedaan en gegeven werd, zouden zij elkander verwonderd aanstaren en de eerste zou den andere toevoegen:

‘Hoe, ik uw kollega?’

Welnu, ik herhaal het woord ‘kollega,’ en met een half dozijn regels is dat woord zeer goed uit te leggen.

De oude werkman is een tingieter, en hij draagt de voortbrengsels zijner nijverheid op zijn hoofd; doch wat heeft die jonge heer, geficeleerd en gepommadeerd met een tingieter te maken?

Wel, hij is een politieke tingieter, zoo als men zegt, dat is een plannenmaker in het een of een ander weekblad, waarin hij niet zelden de onbekooktste stelstels vooruitzet.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken