Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Belgische Illustratie. Jaargang 16 (1883-1884)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 16
Afbeelding van De Belgische Illustratie. Jaargang 16Toon afbeelding van titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 16

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (27.86 MB)

Scans (1514.96 MB)

ebook (27.08 MB)

XML (3.08 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Belgische Illustratie. Jaargang 16

(1883-1884)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 145]
[p. 145]

[Nummer 19]

Onze gravures.

Rond de lamp.

Als het buiten stormt, als de regen kletterend of de sneeuw donzig neervalt, is het binnen, in de stille huiselijke kamer, voorzeker wel aangenaam en gelukkig voor degenen welke huiselijken vrede op prijs stellen. Het tafreeltje dat wij den lezer hier aanbieden, geeft van die rust, van dien vrede eene voortreffelijke weerspiegeling. Moeder heeft eenig handwerk, vader en dochter spelen schaak. De dochter moet eenige oogenblikken te voren de piano verlaten hebben, nadat geruimen tijd de vroolijke melodieën door de kamer hebben gehuppeld.



illustratie
rond de lamp, naar e.a. duez.


In onze dagen gaat het huiselijk leven, dat bij onze vaderen zoo hoog in eere stond, weer groovendeels verloren. De menschen willen buiten 's huis: dat huis waar zij den ganschendag gewerkt hebben, is hun 's avonds, als het ware tot last, en men stroomt naar den helder verlichten schouwburg, naar bal-en koncertzalen, om daar een meergedruischmakend, een meer ingrijpend, een zinnelijker genot te vinden dan er ‘rond de lamp’ kan gevonden worden.

Die afwijking van het huiselijk leven, in de vorige eeuw nog zoo eigen aan onzen landaard, moet noodwendig veel bijdragen om onze zeden en gewoonten te vervormen en, om de waarheid te zeggen, niet beter te maken. De ingevoerde nieuwigheden zijn, voorwaar, geene verbeteringen; het zijn overplantingen uit den vreemden gaarde in den onze, doch daarom niet altijd versieringen, verfraaiingen.

Hoe zinnelijker en verblindender de vermaken in onze samenleving worden, hoe meer het huiselijk leven vermindert. De vader verlaat 's avonds den huiselijken kring, de moeder volgt weldra, en de kinderen gaan uit van het spreek woord: ‘voorgedaan is nageleerd.’ Daar, buiten 's huis, worden spoedig nieuwe manieren aangeleerd en men mag van geluk spreken als men nog zeggen kan, dat dit nieuwe aangeleerde geene verpesting, geene ontzedelijking, geene volslagen verbastering is.

Het is in elk geval zeker, dat de woelige stroom van vermaken, van glinsterende zinnelijkheid, van onbeteugelde pracht meer kwaad dan goed, of beter gezegd niets dan kwaad in de wereld brengt, en er hierdoor alléén eene andere wereld wordt in het leven geroepen, waarvan men niet getuigen zal dat zij rein en kuisch is.

Wij begrijpen dat de werkman 's avonds zijn huis of kamer ontvlucht, om in herberg en café-chantant eenige uitspanning te zoeken voor het vermoeiend dagwerk, ofschoon zedelijk gesproken dit bezoek hem niet verbeteren zal: zijn huis of kamer is veelal niet geschikt om er den ganschen avond door te brengen.

Meestal is de werkman slecht gehuisd; zijne kleine kamers zijn opgevuld met onaangename dampen van lamp, kachel, kokend eten of waschtob; het getal kinderen is groot; alles staat rondom hem opeen gepakt en zelfs loopt de man soms letterlijk in den weg. Als men hem niet beleefd verzoekt ‘er van door te trekken,’ dan vlucht hij soms voor het helsche leven dat rondom hem opstijgt.

Doch dat de stille en gezellige huiskamer met alle comfort die er te bedenken valt, door den welgezeten burger ontvlucht wordt, dit is voor ons iets onbegrijpelijks, ontvlucht voor genoegens die dikwijls niets achterlaten dan een spoor van verval en ontbinding. Deze streving is van oneindig meer belang in het bestaan der volkeren, dan men op den eersten oogenblik zeggen zou, en wij aarzelen niet neer te schrijven, dat de Engelschen en Nederlanders zoo krachtig hunne volkseigenaardigheid behouden hebben, omdat zij het huiselijk leven hebben in acht genomen en dit nog altijd beoefenen.

Wij, zoo als wij hooger zeggen, hebben dit grootendeels verloren; wij leven, vooral Brussel en de groote steden, voortaan op straat, even als Parijs en het is niets vreemds te Brussel dat men u daar, ten eten genoodigd, niet in den huiskring ontvangt, maar bij den restaurant, als of de lekkerste spijzen en fijnste wijn konden opwegen tegen het eenvoudig samenzijn ‘thuis.’

Willen wij nu alle uitspanning voor den burger, voor den werkman afsnijden? Zeker niet; wij zeggen enkel, de uitspanning waartoe men hem verlokt is eerstens al te druk, al te inslorpend, dus al te veel tijd en geld verkwistend; zij is verder meer dan te veel in tegenstrijd met zijne zedelijke belangen.

Liefhebbers van printen.

De liefhebberij voor printen-verzamelingen is zeker niet nieuw; zij heeft zelfs meer dan nu, in vroeger dagen bestaan en werd ook immer met eene bijzondere voorliefde beoefend. De kunstenaar Ceriez stelt ons eene van die sierlijke binnenkamers uit den pruikentijd voor.

[pagina 146]
[p. 146]

waar twee gepruikten zich verlustigen in de sierlijkste drukken avant la lettre, de zeldzaamste printen der meesters van vroeger dagen, de meest gezochte sterkwater-platen te bewonderen.

In ons land hebben wij vele printenverzamelaars, en onze bibliotheken, museums en kabinetten bevatten kollektiën, die hoogst merkwaardig zijn. Maar ook welk eene lange rei van kunstvolle graveurs kunnen wij optellen, die de prachtigste schilderijen van onze grootste meesters, en niet zelden onder hun oog zelve, door de gravuur of het sterk water hebben vermenigvuldigd.

Die laatste kunst wordt in Antwerpen door een aantal gevierde schilders nog veelvuldig beoefend. Onder deze bekleedt de heer Linnig Jr. eene voorname plaats. Wij hebben van dien jongen meester sterkwater-platen gezien, die aan den moeielijkste bewondering zouden afdwingen.

Voor den kersnacht.

Wij moeten vooral naar Duitschland en Engeland, om den Kersnacht nog in vollen glans te zien vieren; wij spreken echter van ‘in huis’ en als profaan feest, want wij gelooven niet dat er één land is waar het Kersfeest meer in zijn waren zin, dat is in de kerk, gevierd wordt dan in Vlaamsch-België. Daar is de Kersnacht in ieder kerk, een heuchelijk, een glinsterend, een zielverheffend feest, terwijl men er in huis niet zelden een feest zonder zin van maakt, dat eindigt met een bespottelijk cotillon.

In Engeland zoowel als in Duitschland, heeft het Kersfeest zijne wezenlijke beteekenis verloren, en dat was te verwachten van het protestantism, dat wel is waar alles wat plezierig is heeft behouden, het mocht dan ook van katholieken oorsprong getuigen, maar het heeft dit zooveel mogelijk verwezenlijkt, natuurlijk hier meer daar minder.

Is in Duitschland het Kersfeest vooral een kinderfeest, en speelt de uit het noorden aangebrachte kersboom daar de groote rol; in Engeland is die dag en de volgende dagen, eene smul- en drinkpartij, waarvan men zich op het vasteland moeielijk een denkbeeld kan vormen.

Wat er op die dagen in Engeland verslonden wordt, gaat alle denkbeeld te boven. Iedereen houdt feest, het moge dan ook enkel met een stuk vleesch en een min of meer gelukten plumpudding zijn. Bij den rijke geeft men prachtige eetmalen, bij den geringen man zal toch op dien dag eene min of meer feestelijke schotel op de tafel rooken.

In ons land heerschte ‘het kribbeke’ oppermachtig; nu nog wordt het niet zelden ingericht, doch men zet het in de schaduw van den met allerhande speelgoed en talrijke lichtjes beladen groenen mastenboom, die ons in de laatste jaren werd aangevoerd door de talrijke duitsche familiën, welke zich in ons midden komen vestigen.

De schilder Wehle brengt ons op de markt, waar de fijne masten verkocht worden, die tot ‘Kristboom’ zullen worden verheven. De groene boomen steken helder af tegen de blanke sneeuwlaag, die de straat bedekt. De koopman is tegen de bijtende koude gewapend, aangezien hij uren lang ter markt zal moeten blijven, terwijl de bezoekers snel kiezen, betalen en de kleintjes juichend den frisschen boom huiswaarts dragen, om hem daar op te sieren en als een groot juweel te doen glinsteren.

Valsch geld.

De oude is blijkbaar niet tevreden; zij ziet naar de muntstukjes die in hare opengespreide hand liggen, keert ze om en nogmaals om, en mort ‘valsch geld,’ terwijl het arme kind bedrukt de oogen naar beneden slaat, wel vreezende dat ten slotte het onweer tegen haar losbersten zal. ‘Valsch geld!’ Is het niet pijnlijk dat men haar, voor al haar zwoegen, nog ‘valsch geld’ in de handen stopt? Maar wees gerust! de oude is altijd achterdochtig geweest en zij zal misschien binnen weinige sekonden, als zij de muntstukjes op den steenen dorpel heeft doen klinken, erkennen dat de munt toch nog wel gangbaar zou kunnen zijn.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken