Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Belgische Illustratie. Jaargang 16 (1883-1884)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 16
Afbeelding van De Belgische Illustratie. Jaargang 16Toon afbeelding van titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 16

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (27.86 MB)

Scans (1514.96 MB)

ebook (27.08 MB)

XML (3.08 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Belgische Illustratie. Jaargang 16

(1883-1884)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 265]
[p. 265]

[Nummer 34]

Onze gravures.

Verloochening van Petrus.

De lijdensweek is daar. Achttien eeuwen wordt zij reeds gevierd door den Kristen en voorzeker, geen tijdstip is merkwaardiger, indrukwekkender, dichterlijker, verkwikkender dan de weinige dagen welke het triomffeest ‘Hij is verrezen!’ voorafgaan.



illustratie
verloochening van petrus, naar eene teekening van graaf harrach.


De booze wereld moge grimlachen, doch die grimlach, machteloos in zijne uitwerking, duurt ook reeds achttien eeuwen, en toch gelooft de Kristen en blijft gelooven. De Joden, die den Godmensch kruisigden hadden reeds dien glimlach op de lippen en zij hebben hem overgezet aan hen, die na hen gekomen zijn, zonder dat het geloof in de geschiedenis der lijdensweek en hare wonderen, iets heeft geleden bij hen, die gelooven, hopen en beminnen.

Voor schilders, beeldhouwers en dichters blijft dat deel der geschiedenis van den Heiland eene onuitputbare bron. Van in de eerste eeuwen der kunstontwikkeling heeft men dáárin onderwerpen gevonden die ontroeren, stichten, verheffen, en na ons, tot het einde der eeuwen, zullen de waarlijk verheven geesten door die onderwerpen bezield worden.

Onze kerken, onze museums - gevormd veelal uit den roof - onze kloosters, onze woningen zijn met onderwerpen uit de lijdensgeschiedenis verrijkt, en nog wordt die vereering door palet, beitel en pen immer voortgezet als een gedurige wierook, die opwalmt ten hemel.

Of hebben wij dezer dagen het prachtige

[pagina 266]
[p. 266]

heldendicht van onzen verheven dichter, van Lodewijk de Koninck niet ontvangen, die gansch het leven des Zaligmakers, door zijne geniale hand,: met nieuwen glans overgiet? Hebben wij een ander genie, doch minder verheven, een het penseel hanteerend, den beroemden Hongaar Munckacsy, niet een der treffendste tafreelen zien voortbrengen, die den geloovige gelijk den ongeloovige met verstommende bewondering getroffen heeft?

Het nummer onzer Illustratie moest op deze week toepasselijk zijn en wij deden, tegelijker tijd dat wij aan de kunstenaars eenige prachtige trekken en tafreelen ontleenden, eene greep in den dichterschat van onze Vlaamsche vrienden, die denken en gelooven gelijk wij.

Bij de teekening van graaf Harrach, namen wij het Menschdom verlost ter hand en lazen met ontroering de schoone bladzijden, welke de Koninck de verloochening van Petrus betitelt. Petrus, hij op wien de Heer bouwde, boog nog onder de ijdele menschenvrees, hij verloochende zijnen meester 't Was de voltrekking der voorzegging: ‘Eer de haan tweemaal zal gekraaid hebben, zult gij mij driemaal verloochenen.’

Het haangekraai klonk

 
.......... nu voor de tweede maal
 
En juist bracht men beneen ook Jesus u t de zaal,
 
In 't doorgaan let de Heer uit zijn barmhart ge oogen
 
Op zijn verloochenaar een bl k van mededoogen
 
Neervallen en verwijt, d e gansch zijn z el doordrong.
 
Toen ijlde Petrus burten; uit zijne oogen sprong
 
Een zelte tranenbeek, d e langs zijn wangen vloe de.
 
En de aarde stap voor stap tot aan de grot besproeide,
 
Waar hij in de eenzaamhed gang weenen in het dal.
 
En al zijn dagen bleef 't geheugen aan zijn val
 
Zoo levendig hem bij............

Heiligend berouw! want niettegenstaande zijn verloochening was hij, Petrus, geroepen om de Stedehouder Kristi hier op aarde te worden. De gevallene beurt zich op en wordt de waardigste onder de waardigen Tu es Petrus. zingt onze dichterlijke vriend, de kanonik Daems:

Tu es Petrus.

 
Gij zijt een Rots; en op d e Rots
 
Zal ik mijn Kerke bouwen
 
Der du vlen woede buldre los
 
En beuk haar aan met weld geklots,
 
Gehort, gebots;
 
Zij moge in haar verwaanden trots
 
Orkanen op orkaan u brouwen: -
 
Vertrouwen in het woord uws Gods!
 
Vertrouwen!
 
Sta pal!
 
Nooit zal
 
Hun nijdig oog, o Rots, uw val
 
Aanschouwen.
 
 
 
Zoo, Cesarea, klonk weleer
 
(UW wal, - gij weet het, - kaatste 't weer,)
 
Het grootsche orakel van den Heer
 
Vol kracht en klaarhe d.
 
En 't werd door de eeuwen heen gehoord, -
 
Dat scheppend en profet sch woord,
 
En immer, immer galmt het voort
 
En blijft het waarheid.
 
 
 
De orkanen broeiden,
 
De winden loeiden,
 
De bliksems schroeiden
 
De Rotse rond;
 
En golven kookten,
 
Volkanen smookten
 
Die duivlen stookten, -
 
En toch zij stond...
 
 
 
Zij stond, zij staat: en zij zal immer
 
Zoo staan.
 
Wat ooit verga, - zij toch kan nimmer
 
Vergaan.
 
 
 
O, grootsch tooneel! reeds achtten eeuwen
 
Trotseert zij al der du vlen macht.
 
Wat golven ook haar kruin besneeuwen,
 
Zij staat met ongekrenkte kracht.
 
Wen haar de baren overrompelen,
 
Met woede om hare flanken strompelen,
 
In schijn haar in den afgrond dompelen,
 
Dan staat zij slechts onwrikbaar vast.
 
Zij kent geen schokken, kent geen kraken,
 
Maar rijst, - een onuitdoofbaar baken, -
 
Weer op uit 's afgronds holle kaken,
 
Wijl de uitgewoede golf onmachtig henenplast.
 
 
 
Heil, heil, o Rots!
 
Geen golfgeklots,
 
Geen windgebots
 
Kan ooit u deren.
 
Wat moog vergaan,
 
Blijft ge immeraan
 
Onwrikbaar staan,
 
Naar 't woord des Heeren.

Kristus voor Pilatus.

De groote gravure van Munckacsy beslaat de twee midden bladzijden van onze Illustratie. Wij vinden deze samenstelling voorzeker prachtig, doch de figuur van den Heiland voldoet ons niet. Zij mist het verhevene, het goddelijke dat wij in haar erkennen Heel te recht zegde ten dezen opzichte een nederlandsch tijdschrift:

‘Die schilderij toch, in den afgeloopen zomer te Amsterdam geëxposeerd, heeft zooals men weet veel van zich doen spreken; in bijna alle bladen werden er ernstige beschouwingen aan gewijd, duizenden Nederlanders en vreemdelingen, ter gelegenheid der Wereldtentoonstelling naar Amsterdam gestroomd, gingen ze bezichtigen en bewonderen; er werden verschillende op- en aanmerkingen geuit, doch er was maar ééne stem over de aangrijpende schoonheid der geheele compositie, over de meesterlijke groepeering der figuren, het levend realisme, waarmee de hartstochten waren weergegeven, de geleerde nauwkeurigheid der typen en vooral het verrassende lichteffect, waardoor Munkacay's schilderij aan de beroemdste meesterwerken van Rembrandt deed denken De groote grief, die bijna algemeen tegen het werk van den Horgaarschen meester geuit werd, betrof zijne Christusfiguur, die zooals ieder bij den eersten oogslag zien zal, aanmerkelijk afwijkt van de aangenomen Christus type, waaraan de overlevering ons gewoon gemaakt heeft. Men erkende dat Munkacsy inderdaad eene edele imposante figuur had geschapen, maar vond dat het gelaat van den Christus, ondanks al de wijsheid en den zielenadel, die van het hooge voorhoofd straalden, niet den hoogeren, boven natuurlijken stempel droeg van den Zoon Gods Munkacsy's Christus is een wijsgeer, een edel en groot man, een onschuldig lijder, een slachtoffer van domheid en blinden haat, een martelaar der waarheid zelfs, maar het is niet de Zoon Gods, zooals het geloof van den Christen zich dien voorstelt, met het aureool der godheid om de slapen, die zelfs te midden zijner diepste vernedering nog onweerstaanbaar uitblinkt. De schilder heeft zich hier laten medesleepen door een streven, dat niet wortelt in een levend geloof, hij is voor zijne Christus-figuur bij het moderne realisme ter school gegaan, terwijl alleen de christelijke overlevering ons hier eene waardige type aan de hand kon doen. Vandaar dat hij ons slechts het schouwspel geleverd heeft van eene zedelijke meerderheid, door de domme schare uitgejouwd, maar ons in den strengen zin van het woord geen Christus voor Pilatus heeft geschilderd.’

Dit punt ter zij gelaten, is het tafreel van Munkacsy een der prachtigste schilderstukken die wij in jaren te zien kregen, en onze lezers zullen ons dank zeggen, dat wij hun die niet minder prachtige gravuur te zien gaven.

Juliaan de afvalllige.

Nogmaals een schoone en welbegrepen teekening, en die volkomen past bij de twee voorgaande. In deze wordt de Zaligmaker verloochend, straks veroordeeld - en hier triomfeert Hij, want de apostaat, zoo machtig, zoo vernielend, en die den ondergang der Kerk gezworen had, moet, op het slagveld bezwijkend, uitroepen: ‘gij hebt overwonnen, Galileër!’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken