Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biekorf. Jaargang 7 (1896)

Informatie terzijde

Titelpagina van Biekorf. Jaargang 7
Afbeelding van Biekorf. Jaargang 7Toon afbeelding van titelpagina van Biekorf. Jaargang 7

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.19 MB)

ebook (3.79 MB)

XML (0.90 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biekorf. Jaargang 7

(1896)– [tijdschrift] Biekorf–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 33]
[p. 33]

[Nummer 3]

Van den vorst die vischt in Tooverressenburg

ALS de tweede zoon dat hoorde, trok hij ook op met zijn zwart peerd en zijnen zwarten hond, rechte naar het burgslot der koningsdochter. Hij vond het veel gemakkelijker om binnen te geraken, en, zonder eenen slag te moeten slaan, kwam hij bij de vorstinne. En of zij verwonderd stond hem weder te zien met zijn zwart peerd en zijnen zwarten hond? Zij dacht immers dat het de zelfste broeder was.

‘Maar, hoe is 't toch menschen mogelijk,’ sprak zij, ‘van daar gave en gezond thuis te komen, en niet te hebben dat u let...?’ De vorst begreep al gauwe wat er op handen was, en hij zweeg. De koningsdochter meende: ik heb ik mijne beurt gehad van te zwijgen, hij neemt nu de zijne.

't Wierd avond; de lichtjes begonnen wederom te dansen, en de vorst vertrok, gelijk zijnen broeder, met zijn zwart peerd en zijnen zwarten hond. De koningsdochter stond nu nog meer verwonderd, 'k En kan niet

[pagina 34]
[p. 34]

gelooven, dacht ze, dat hij morgen nog zal wederkomen. Of hij wederkwam! Hij voer even als de eerste; hij en zijn peerd en zijn hond wierden ook in steen veranderd.

Op het hof van den ouden vorst was, middenst dien nacht, de tweede appel afgevallen.

‘Mijne twee broeders zitten ievers gevangen,’ sprak de jongste broeder, als hij dit vernam, ‘en 'k en zal noch ruste noch vrede hebben, voor dat ik ze weder aan het hof zie.’

Maar, als de oude vorst dat hoorde, wierd hij ongerust. ‘Wie weet,’ zeide hij, ‘of dat wonderkind mij niet en wilt bedriegen, en alle drie mijne zonen om den hals brengen. Ik zal den jongsten hier houden.’ Hij ging dan tot den jongen vorst en hij sprak: ‘Zoo gij allen wegreist, wat zal er van mij geworden? moet ik dan al mijne kinders zien voorengaan? ik heb liever eerst te sterven, of ware 't van morgen.’

Doch, zeggen en hielp niet: hij zoude en hij moeste vertrekken, en hij vertrok.

De oude vorst zag hem weggaan, en de tranen sprongen uit zijne oogen, als hij hem nog dezen laatsten raad gaf. ‘Weest voorzichtig,’ zuchtte hij, ‘en beleefd met iedereen; en, hebt gij te doen met kwade geesten, weest uit der maten bedienstig, heusch en hoffelijk, anders komt gij ook nog aan uw ongeluk’.

De jonge vorst luisterde met eerbied naar zijns vaders woord, en hij vertrok blij te moede, met zijn zwart peerd en zijnen zwarten hond.

De koningsdochter stond aan de poorte om hem te zien komen. Ik zal het toch nu aangaan, dacht zij, om te vragen hoe hij het gesteld heeft, en wat hij gehoord en gezien heeft. Doch, de jonge vorst speelde voorzichtig en slim. ‘'k En mag het u maar morgen zeggen,’ sprak hij: ‘gij zult dan alles weten, en verheugd zijn.’

't Wierd allengskens avond en de tooverlichtjes dansten op nieuw in de wouden. Als de vorst daar nu al lange op gekeken hadde, sprong hij rechte. ‘'t Is verloren,’ zeide hij in zijn eigen zelven, ‘ik ga daar naartoe: wie weet of 't daar niet en is dat mijne twee broeders

[pagina 35]
[p. 35]

blijven haperen.’ Met beleefdheid nam hij afscheid van de vorstinne, en hij reed derwaards.

Onder wege bleven zijne oogen staan op die vlammetjes, die wendden en wemelden door malkander; en, hoe langer dat hij keek, slacht de sterren, zoo meer dat hij er zag. Al met eens zonken die lichtjes als ware in den grond en nogmaals was er eentje, wat grooter als de andere, dat alleen voort bleef pinkelen. De vorst reed maar voort, en eenige stonden later kwam hij aan het oud burgslot.

Aan de groote poorte hield het zelfste stokoud wijveken de wacht. De vorst bekeek dat ruwlokte wezen, gerompeld en geschrompeld lijk eene verrunselde okkernote. Zou ik dat aanspreken, dacht hij: wie weet al te mede? Mijn vader gaf mij den raad van met iedereen beleefd te zijn.

Hij naderde.

‘In 't welnemen van u, beste vrouwe, zoude ik niet mogen het slot zien?’

- ‘Toch, edele vorst.’

- ‘En zoudt gij mij niet kunnen zeggen, edele vrouwe, of er hier over eenige dagen geen twee vorsten en zijn komen gewandeld?’

- ‘Ja-het, edele vorst, doch zij zijn er kwalijk van thuis gekomen; ik verhope voor u beteren uitslag.’

- ‘Dankbaar, edele vrouwe; doch, als ik u niet lastig en valle, en zoudt gij mij niet kunnen zeggen, wat er mij te doen staat, om alzoo zonder ongelukken hier nen keer mijn hoofd in te steken, en van passe in en uit te gaan?’

- ‘Dat is doodeenvoudig: gij en hebt maar de oude vrouwe in de groote zale te groeten, en haar uwe gelegentheid te zeggen, en alles zal wel zijn, doch en vergeet niet haar te groeten. Als nu alles wel is, moet gij die oude vrouwe haar hoofd afslaan, en het kind, dat zij op haren schoot heeft, sparen. Dan zijt gij meester van alles.’

De vorst dankte, trok het slot binnen en, van zoo hij in de zale kwam, ging hij tot bij de oude vrouwe.

‘Edele vrouwe,’ zoo begon hij; en hij boog nederig voorover, ‘ik zoude u iets willen vragen. Als het met uwe goedheid overeenkomt, en zoudet gij mij niet willen

[pagina 36]
[p. 36]

zeggen of er dezer dagen geen twee vorsten op uw burgslot geweest en hebben?’

‘Ja-het,’ zeide zij kort weg, en zij bekeek hem dan sterlinge in zijne oogen, en hare blik ging van hem tot het kind, dat zij in hare armen droeg.

‘Ik weet het,’ sprak de vorst, ‘dat zij u in het eene of het andere zouden kunnen misdaan hebben; maar het zijn toch mijne broeders, vergeeft het hun, en verlost ze uit hunne droefheid en uit hun geween. Vraagt al dat gij begeert, ik zal het u geven; gebiedt al dat gij wilt, ik zal het doen. Ik ben tot alles gereed; gij en hebt maar te spreken.’

De oude vrouwe keek rond, naar al die steenen die over den vloer lagen. ‘Neemt uw zweerd,’ sprak ze, ‘en kapt in die steenen die ik u zal toogen, zoo hard dat er een brokke uit springt.’

Zij stak hare beenderachtige vingers vooruit, en zij toogde de steenen, een voor een.

De vorst en viel er niet zacht op met zijn zweerd, en de schelfers sprongen tegen weeg en wand, dat 't schrikkelijk was. Van den eersten slag stond zijn oudste broeder daar, de zelfste gelijk hij vertrokken was; van den tweeden slag zijn tweede broeder, en dan hunne zwarte peerden en hunne honden. Binst dat ik eraan ben, dacht de vorst, ga ik voort doen, en hij en sloeg maar gestadig slaan, van den eenen steen op den anderen, en bij iederen slag sprong er een man uit.

Doch, met den eersten slag dat hij te vele sloeg, sprong het oud wijf rechte, en zij liep naar hem toe, zij vezelde wederom iets in de oore van het kind; maar, dezen keer, en wilde het kind niet gehoorzamen, en de vorst, die het bedied van dat spel geraden had, sloeg haar het hoofd af. Dan ging hij voort in zijn kappen en kerven, en geheel de zale stond allichte vol mannen, groote en kleene, ridders en vorsten, ambachtslieden en arm volk, ja tot koolbranders toe.

De blijdschap was groot; de vorst nam het kind mede en reed seffens naar het burgslot der koningsdochter met zijn twee broeders, en hij vertelde alles. Hare vreugde en

[pagina 37]
[p. 37]

kende geene palen als zij sprak. ‘'t Is nu meer als tien jaar, dat die tooveresse van die vrouwe mij verwenscht heeft om hier in dit eenig burgslot, op te mijteren van verdriet.

Zij deed mij bewaken door een geheel leger, dat hem meester miek van al mijn goed, terwijl ik hier moest leven te water en te broode.

Mijne broeders, die ook vorsten waren, en die daar nevens u, in die zale moeten gestaan hebben, mijne kennissen en vrienden en menige dappere ridders zijn al gekomen om mij te verlossen, maar zij wierden de een achter den andere, door die lichtjes betooverd en ze kwamen al aan hun ongeluk in dat verwenscht burgslot.’

Zij bedankte dan den vorst die haar verlost hadde, en ze vroeg met hem te mogen medegaan, en bij hem te mogen blijven. Alles was wel, en zij vertrokken al te gare naar het slot van den ouden vorst.

De grijsaard stond zijne zonen af te wachten en hij had reeds zijne knechten voorengezonden; immers dien nacht was de derde appel in den boomgaard afgevallen, en de vorst was zijn aanstaande geluk zeker. Als hij ze wederzag, zijne lieve zonen, weende hij van blijdschap.

Maar, 't geen iedereen verwonderde 't was dat de oude vorst seffens het kind erkende en er mede gemeenzaam sprekende was. De vorst deed hun uiteen hoe het dat kind was, dat hem overtijd de wonderbare voorspellinge gedaan hadde.

Eenige dagen daarna wierd er eene groote kermisse gehouden op het hof, om den blijden wederkeer der zonen, en den bruiloft van den jongen vorst te vieren. 't Was al van het schoonste en het beste dat ze aten, en ze dronken en ze schonken van een ende in. En ze dansten toen al te gare op nen glazenen trog, en is hij niet gebroken, ze dansen der nog.

Dit hoorde ik te Moerkerke, bij Brugge.

 

J.V.



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken