Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biekorf. Jaargang 7 (1896)

Informatie terzijde

Titelpagina van Biekorf. Jaargang 7
Afbeelding van Biekorf. Jaargang 7Toon afbeelding van titelpagina van Biekorf. Jaargang 7

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.19 MB)

ebook (3.79 MB)

XML (0.90 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biekorf. Jaargang 7

(1896)– [tijdschrift] Biekorf–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 353]
[p. 353]

[Nummer 23]

Van Manten en Djake

MANTEN, zoo hiet de ezel, en Djake, was de os, en zij stonden zijde en zijde in den stal, op 't neêrhof van het goed ‘ter Nunnebusschen’.

Manten en had geen ander last als dagelijks eene ronde te doen in de wijde bosschen, met den toeziener op zijnen rugge; voor het overige mocht hij in de weide loopen of in de echaduwe van de boomen liggen slapen.

Maar Djake had het slechter vast; van 's nuchtends tot 's avonds, door koelte en door hitte, moest hij door het land met den ploeg of met de eegde of met de rolle, en dat begon hem tegen te steken; hij en kon het niet herden dat hij het zoo lastig had en Manten zoo gemakkelijk.

- ‘Wacht,’ zei hij op 'nen avond dat hij hem moede en afgemat op zijn strooi liet vallen, ‘'t zal morgen anders gaan; Manten, ge zult gij wel eens mijn postjen overnemen, en ge zult mij morgen avond wel weten te vertellen hoe dat 't smaakt.’

[pagina 354]
[p. 354]

's Anderdags, in den vroegen, als de stalknecht afkwam om zijne beesten te bestellen, en wilde Djake met geen middels opstaan; weêr dat hij er op tuitte of tierde of schopte of schoone sprak, Djake bleef liggen, rechts of en kon hij geen ‘pap’ meer zeggen.

- ‘Hij en heeft maar half zijne haver uitg'eten, en zijne klaver zit nog in 't rosteel,’ zei de knecht in zijn eigen, ‘der moet hem iets haperen’. - En zoo met eenen ging hij het zijnen meester vertellen.

- ‘'t Is spijtig,’ zei de meester, ‘dat het moet voorvallen alzoo te midden 't werk; maar, weet ge wat ge doet, ge pakt Manten eens, 'k zal ik mijne ronde uitstellen voor 'nen dag; Djake zal ondertusschen wel wederom op zijnen plooi komen.’

De knecht keerde weêr naar den stal, en lei het gareel op Mantens' nekke, die, al buiten komen, Djake alzoo bekeek met eene noessche ooge, of peisde hij in zijn eigen:

- ‘Wacht maar, vogel, 'k zal u wel wedervinden.’

's Avonds kwam hij binnen, stijf en stram gewrocht, hij en had bijna geen lust meer om te eten, zoo moe was hij.

- ‘Ha, maat,’ zei Djake tegen hem, van zoo de stalknecht vertrokken was, ‘hoe hebt gij dat stuk afgeweven? gij en hebt zeker niet veel scheeve sprongen gemaakt hee?’

- ‘Ba', dat was nog al doenlijk, dat is 't minste voor ne keer,’ zei Manten ernstig weg, ‘maar, jongen, om van erger dingen te spreken, 'k heb ik iets gehoord en, moet dat gebeuren, ge en zult gij niet dikwijls de zonne meer zien rijzen, jongen.’

- ‘Hoe zoo dat,’ zei Djake, die al verlegen wierd, ‘wat hebt gij dan gehoord, Manten?’

- ‘Horkt,’ zei Manten, ‘middens dat ik daar bezig was met rollen op den kouter, kwam de meester ne keer zien, en hij klapte twee drie woorden tegen de knecht, en ik verstond dat er van u sprake was: ja, zei de meester alzoo al weggaan, als hij morgen nog niet rechte en staat, ge zult moeten den beenhouwer halen, wij gaan hem uitverkoopen en zoohaast mogelijk eeren anderen in de plaatse zoeken.’

[pagina 355]
[p. 355]

- ‘Ja, en heeft hij dat waarlijk gezeid?’ vroeg Djake al beven.

- ‘Ja zeker,’ zei Manten, ‘hij heeft dat gezeid, ik heb het geheel wel verstaan.’

Djake en zei niets meer, en Manten zweeg ook.

Maar 's anderdags 's nuchtends, van als de knecht de staldeure opensmeet, stond Djake al rechte te pijlooren, snel en gezond gelijk eene bie; en zijn eten, hij had alles weggemaakt tot het laatste kafke toe.

- ‘Werken is mijn lot,’ dacht hij, ‘en elk ende een moet hem in zijn lot generen en doen wat hij doen moet.’

En Djake en gebaarde nooit van geen koude meer.

K.V.W.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken