Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biekorf. Jaargang 7 (1896)

Informatie terzijde

Titelpagina van Biekorf. Jaargang 7
Afbeelding van Biekorf. Jaargang 7Toon afbeelding van titelpagina van Biekorf. Jaargang 7

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.19 MB)

ebook (3.79 MB)

XML (0.90 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biekorf. Jaargang 7

(1896)– [tijdschrift] Biekorf–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende


illustratie

Pantanoêta

IN het Utrechtsch provinciaal en stedelijk dagblad Algemeen Advertentie-blad, Honderste jaargang, Vrijdag, 29 November, 1896, no 321, staat het volgende:

‘Geen wonder dat de groote zaal van het gebouw van kunsten en wetenschappen gisterenavond goed bezet was, aangezien namelijk de beroemde vlaamsche dichter Pol de Mont dien avond op Pantanoêta zou spreken.’

Tot stoffe van zijne toesprake had Pol de Mont, voor de tweede maal reeds, den zuid-nederlandschen dichter Guido Gezelle gekozen; en over dien dichter, zei hij, luidens het Utrechtsch dagblad, onder andere, ook het volgende:

‘Er is nog een reden van zijne mindere bekendheid. Guido Gezelle schrijft geen Nederlandsch, geen boekentaal.

Wel schrijft hij Nederlandsch, zoo men daaronder verstond, wat men er eigentlijk onder moest verstaan, namelijk de taal zooals die groeit en bloeit in de monden van hen die wijd en zijd hun eigenaardig dialect spreken.

Hij is West-Vlaming en hij schreef in zijn taal, in

[pagina 356]
[p. 356]

het taaleigen van zijn eigen gewest, uitdrukkingen, die eenmaal aan alle gewesten waren eigen geweest. De woorden die men vindt bij de middeleeuwsche schrijvers, ze zijn blijven bestaan in West-Vlanderen; daar gebruikt men ze nog dagelijks. Doch Noord-Nederland heeft gestreefd naar eenvormigheid, die echter helaas doodend is geweest voor de taal.

Guido Gezelle is het geweest die eerst een lans gebroken heeft tegen die eenvormigheid. Hij toonde aan dat ook Bilderdijk niet ingenomen was met die heerlijkheid van de nederlandsche boekentaal. Hij wees erop, in zijn voorrede van de Dichtoefeningen, hoe bij Bilderdijk kleen naast klein; ik kost naast ik kon enz. gevonden werd.

Beschouwen we echter met moderne oogen de gedichten van Guido Gezelle, dan is het tintje particularisme geen hinderpaal meer om hem te lezen en te begrijpen. Wij zijn overtuigd dat, even als ieder volk, ook ieder woordschepper zijn eigen taal heeft.

Nogmaals zeg ik u: voor hem die zuiver Nederlandsch wenschen, zal hij moeielijk zijn, doch, ik vraag u, wordt in Noord-Nederland ook niet een Cremer, met zijn Overbetuwsche novellen, gelezen? en bevat ook niet de Camera obscura Van Hildebrand tal van Haarlemsche uitdrukkingen, die den schrijver zelfs noopten een woordenboek op zijn eigen werk uit te geven? En toch zal niemand de Camera onverstaanbaar noemen.’

In het Algemeen Nederlandsch studenten-weekblad Minerva, Leiden, voorheen E.J. Brill, donderdag 26 november 1896, 21ste jaargang, no 28, wordt de rede van Pol de Mont ook aangebaald en met grooten lof besproken. ‘Dat hem’ (Pol de Mont) ‘een welverdiend applaus ten deele viel behoeft zeker niet vermeld te worden, zoo eindigt A.H.K., in Minerva, zijn verslag over de samenkomste in Pantanoêta, (Allerwetenschappen) te Utrecht.

Het levensbericht dat Pol de Mont gaf, moeten de verslaggevers van het Utrechtsch dagblad en van Minerva zeer kwalijk gehoord of misverstaan hebben, immers zij zeggen onder andere dat ‘Gaselle geplaatst was aan het

[pagina 357]
[p. 357]

gesticht tot opleiding van missionarissen te Ostende.’ Minerva ‘dat hij tot directeur van een seminarium te Ostende werd benoemd,’ en ‘dat het duurde tot 1868, eer hij zijn eersten bundel onder den titel Dichtoefeningen uitgaf,’ benevens andere onwetensweerdigheden, die tot de legende behooren en die teenemaal onwaar zijn.

 

Geen Neo-Hollander


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken