Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biekorf. Jaargang 26 (1920)

Informatie terzijde

Titelpagina van Biekorf. Jaargang 26
Afbeelding van Biekorf. Jaargang 26Toon afbeelding van titelpagina van Biekorf. Jaargang 26

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.60 MB)

ebook (3.39 MB)

XML (0.77 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biekorf. Jaargang 26

(1920)– [tijdschrift] Biekorf–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 241]
[p. 241]

[Nummer 11]

Oproep om hulpe

Vrienden van Biekorf

Langs alle kanten hooren we vragen: ‘En Biekorf? zal Biekorf nog voortkunnen’?

Drukken en uitgeven en is inderdaad door geen mensch meer betaalbaar.

Negen bladen op tien in Vlaanderen zijn gevallen: nieuwsbladen. En aangaande volkskunde- en kunst- en geschiedenisbladen, daarvan staat altonzent enkel Biekorf nog rechte. Biekorf, in zijn aard altijd zoo eigen geweest heel Vlaanderen door, is thans ook eenig geworden. In de andere gouwen benijdt men hem ons.

Biekorf, de westvlaamsche tolk onzer westvlaamsche volksziel, 't laatstlevende woord van den geest van Gezelle, Biekorf, getuige nog altijd, en verzamelaar en zifter, ook richter alsoms van alles wat heeten mag ‘'t onze’, Biekorf staat rechte, immer rechte. Biekorf, die de tale nog spreekt en het herte nog inheeft onzer liên allemale, onzer

[pagina 242]
[p. 242]

Menschen-uit-stad, onzer Noordersche en Zuidersche Boeren, onzer Houtlanders, Blootenaars, Visschers en Franschmans, meer dan ooit is als 't beeld al dier nederige neerstige en hardnekkige Vlamingen: samen met hen, hoe ookal lijk zij verdeegd in de ellende, doet immer om voort. Samen met hen staat gekant aan den Yzer... onzen westvlaamschen ‘Dijzer’...; en hij staat er, met hen, niet in de eer maar in 't hoor; verkeerende aldaar, niet om liederen te zingen en oude helden uit de grachten te halen, maar om 't Land, dat die helden herwonnen, zoo schoon mogelijk een ooge te hergeven. 't Was daar... koppig geschoord in den poel van de schande en de opwellende wanhoop, lijk voorheen aan de Groeningerbeke, daar, daar alleen in heel 't Land, dat ons volk onzen vijand in den modder versmacht kreeg. En nog heden is 't daar... in den boel van al 't wanwerk van nieuwlooptige vreemden, daar, daar vooral wederom, dat het koppig-aan toont te willen en te zullen ‘oud Vlaanderen’ herworden. 't Was de eerste maal niet dat West-Vlaanderen 't Vaderland redde, en alles legt er naar aan opdat 't ook niet de laatste maal werde. Dienaangaande: zulks schijnt haast West-Vlaanderen's zending. Mocht Biekorf, West-Vlaanderen's tolk, West-Vlaanderen daar immer behulpzaam toe wezen. De Yzer scheen klein, maar 't Land bleef er groot om: ook ons werk hier van Biekorf, in de oogen van velen toogt klein, maar 't is 't werk van een Man die, in nederigheid en al bukkende-weg, heel zijn Volk heeft omhoogegesteken. En we zijn overtuigd dat na jaren, na veel jaar misschien, men bejammeren zal in al de andere gouwen, niet den westvlaamschen strijd en zijn westvlaamschen Biekorf er ook, even standvastig, te hebben achtergedaan; alleszins meer dan opheden zal men er gelukkig om wezen dat hiertoch die strijd en zijn Biekorf gebloeid heeft.

... Maar, en we vergeten de ‘duurte van 't leven’!... en dat 't zoo uitnemende lastig wordt voort te bestaan.

- Aai! kermen er vrienden, ge 'n gaat nu toch Biekorf niet laten te niet gaan?

[pagina 243]
[p. 243]

- Neen! Ha neen! God helpe ons, duizendmaal neen! Om die duurte van alles maakt men ons 't leven onleefbaar. Maar we zullen het trekken zoolang als we kunnen... zoolang als de vrienden, de oude en jonge vrienden van Biekorf, ons steunen.

Uitgeweerd op ons Vrienden, 'n hoeven we op niemand te rekenen. We weten 't. En nochtans onze kosten stijgen, stijgen altijd-maar hooger. Schrikkelijk is 't.

- Doet al wat ge kunt, zegt men ons. Volherdt,... al was 't maar een jaar nog of twee. Intusschen, de tijden gààn beteren... ofwel àlles moet springen.

Wel.

Volherden, dit gaan we... twee jaar en nog langer als 't God belieft.

Ten anderen, meer dan een dezer vrienden lei er reeds, uit zijn eigenzelfswille, een milddadige gifte bij neer... dit om ons moed in het herte en steegheid in de handen te geven. Honderd frank, sommigen.

Dank aan die Vrienden...

En wat gaan we dus doen?

De inteekeninge verhoogen? Dit niet. Want veel onzer Lezers 'n hebben 't maar schrap. Niemand 'n moet zijn armoede boeten.

Zoo, wat? Zeggen we aldus:

Vooralsnu.

Eerst vragen we, van de inteekenaars, dat er niemand achter en blijve, nl. tewege met 't vernieuwen van 't jaar; integendeel nieuwe inteekenaars aanwijze of aanwerve. En, is er naar de meening van iemand iets aan Biekorf te veel of te letter, hij 'n trekke niet tegen daarom; hij zegge 't openhertig - niet aan zijn gebuurs - maar aan ons; en best dan, helpe 't gebeteren.

Tweeds, ondertusschen gaan we vragen naar bijstand van Hoogerhand ook.

Later dan.

In den loop van het volgende jaar, als immers de nood aan den man deed, kunnen we zien of we verder nog

[pagina 244]
[p. 244]

hebben iets voren te stellen waardoor we tijdelijk vermochten in al dit gekonkel hand boven water te houden. 't Ware te hopen van neen, dat we geen ander behulp en behoefden. Alleszins zijn we stellig besloten de algemeenheid der inteekenaars niet in 't minste lastig te vallen.

Bij alleman dus: een beetje geduld, een beetje gedoogzaamheid; en, waar het kan zijn, bedurven we een duw, in raad, in daad, in gelde ot wat ook. Werken we saam om elkaar bij te staan. Stellen we 't daar, als een trotschheid van ons, eens te willen bevinden of we niet bekwaam en zou'n zijn, al was 't maar in de eerste twee jaar, spijts alles Biekorf staande te houden. Dan zal wis het moeilijkste weg zijn.

Biekorf moet blijven in stand, bovendien moet verbeteren; en, God wille 't, dit zal.

't Berek.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken