Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Die eerste Bliscap van Maria en Die sevenste Bliscap van Onser Vrouwen (1978)

Informatie terzijde

Titelpagina van Die eerste Bliscap van Maria en Die sevenste Bliscap van Onser Vrouwen
Afbeelding van Die eerste Bliscap van Maria en Die sevenste Bliscap van Onser VrouwenToon afbeelding van titelpagina van Die eerste Bliscap van Maria en Die sevenste Bliscap van Onser Vrouwen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.57 MB)

XML (0.56 MB)

tekstbestand






Editeur

W.H. Beuken



Genre

drama

Subgenre

sinnespel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Die eerste Bliscap van Maria en Die sevenste Bliscap van Onser Vrouwen

(1978)–Anoniem Bliscapen van Maria–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

[Die eerste Bliscap van Maria]

Ga naar margenoot+
Nijt
 
Och Lucifer, meester, hoe ghevaren?aant. Ga naar voetnoot76
 
Wy, die daer aen gescreven warenGa naar voetnoot77
 
Int boeck des levens metten here,Ga naar voetnoot78
 
Sijn nu gecondampneert met sereGa naar voetnoot79
80[regelnummer]
Die ewige doot te liden, wachermen,Ga naar voetnoot80
 
Sonder verganc ocht sonder ontfermenGa naar voetnoot81
 
Van hem, die ons hier neder velde
 
Om dat wy boven sijn gheweldeGa naar voetnoot83
 
Ons wilden verheffen. Dies moeten wi blivenGa naar voetnoot84
85[regelnummer]
In dit verdriet!
Lucifer
 
Ja, als keytiven,Ga naar voetnoot85
 
Diene by minen rade vererreden.Ga naar voetnoot86
 
By uwen consente, Nijt, wi ontferredenGa naar voetnoot87
 
Der bliscap ende der ewiger erven.Ga naar voetnoot88
 
Dies wi hier ewelic moeten stervenGa naar voetnoot89
90[regelnummer]
In swaerder ellinden, in groter smae.Ga naar voetnoot90
 
Ons mochts wel rouwen!
Nijt
 
Neen, dats te spae,
 
Meester, van onsen berou te sprekene.
 
Maer dbest es: pinen wijs ons te wrekeneGa naar voetnoot93
 
Ende met ons int strec te bringene,Ga naar voetnoot94
95[regelnummer]
Die nu bi hem sijn, ic weetse te ringene!Ga naar voetnoot95
[pagina 58]
[p. 58]
 
Ja meester, op dat ghijs radich sijt,Ga naar voetnoot96
 
Ic crijchse by ons.
Lucifer
 
Jaic seker, Nijt,
 
Ic hulpse u bringen oec int sneven.Ga naar voetnoot98
 
By ons was den raet bedreven,aant. Ga naar voetnoot99
100[regelnummer]
Ga naar margenoot+Dat wi ons stelden tegen de weerdenGa naar voetnoot100
 
Des heren, bi nide ende bi hoverden.Ga naar voetnoot101
 
Dus es ons dit mesluc gesciet,Ga naar voetnoot102
 
Dat wi sijn comen int verdriet.
 
Dus dan, Nidicheit, soe ghi gesprokenGa naar voetnoot104
105[regelnummer]
Hebt, hulpt dat wi worden gewroken,
 
Ende brinctse bi ons int jammer dal,
 
Die de here vercoes.
Nijt
 
Vrilic, ic sal!Ga naar voetnoot107
 
Soe uterlic sere eest mi spitende,Ga naar voetnoot108
 
Dat ic mi selven ga al verbitende:Ga naar voetnoot109
110[regelnummer]
Uut rechter hatyen etic mijn handeGa naar voetnoot110
 
Van ongenuechten.Ga naar voetnoot111
Lucifer
 
Dat scijnt uwen tande,aant.
 
Die ghi dor cnauwelt hebt en versletenGa naar voetnoot112
 
Van groten spite.Ga naar voetnoot113
Nijt
 
Ic heb, seg, gheeten
 
Mi selven, alsoet oec wel es scinende
[pagina 59]
[p. 59]
115[regelnummer]
Aen mijn fautsoen: ic ga al dwinendeGa naar voetnoot115
 
Tot eender scaduwen, soe nipet my,Ga naar voetnoot116
 
Dat iemen bat varen soude dan wi.Ga naar voetnoot117
 
Ende na mijn macht salict bevellenGa naar voetnoot118
 
Tot ewigen tiden.
Lucifer
 
Ghi sijt der hellen
120[regelnummer]
Seer profitelic, claerlic, Nijt!Ga naar voetnoot120
 
Maer segt, wies dat ghi tornich sijt,Ga naar voetnoot121
 
Ende wien ghi sout, quaemt tuwen wensche,
 
Ga naar margenoot+Bi ons hier stieren.Ga naar voetnoot123
Nijt
 
Wat? trouwen den mensche;
 
Dien hopic, canic, te verdullene,Ga naar voetnoot124
125[regelnummer]
Dien God gestelt heeft te vervulleneGa naar voetnoot125
 
Bi sijnre hoger caritatenGa naar voetnoot126
 
De stoele, daer wi als ingele saten.
 
Daer benic op uut, om dien te geckeneGa naar voetnoot128
 
En hier int demster bi ons te treckene.Ga naar voetnoot129
130[regelnummer]
Lucifer, meester, dit hebbic vorenGa naar voetnoot130
 
Te trapeneerne!Ga naar voetnoot131
Lucifer
 
Constu dat gelaboren,
 
Nijt, ons saken die souden versconenGa naar voetnoot132
 
Ende sere versoeten!Ga naar voetnoot133
Nijt
 
Ic salne wel honen.
 
Laet mi gewerden, ic saelt wel coken!
[pagina 60]
[p. 60]
135[regelnummer]
Hoverde, Giericheit selent oec stokenGa naar voetnoot135
 
Bedectelijc; ic weed dbedrijfaant. Ga naar voetnoot136
 
Wel bi te bringene.Ga naar voetnoot137
Lucifer
 
Tempteret dwijf:
 
Si en es soe vast niet als de man
 
Van wederstane.
Nijt
 
Ic brinct haer best an
140[regelnummer]
Biden serpente, dat onbevlect
 
Nu bi haer es; het gaet ende sprectaant. Ga naar voetnoot139-141
 
In dat eerdsche paradijs.aant.
 
Oec eest seer listich, subtijl en wijs.Ga naar voetnoot143
 
Ga naar margenoot+By dien soe hopic stille ocht ludeGa naar voetnoot144
145[regelnummer]
Den mensce te bedriegene.
Lucifer
 
Dat worden de crude
 
Dier toe dienen, seker soe doent.Ga naar voetnoot146
 
Scoey duvel, scoey! Ten doech gesermoentGa naar voetnoot147
 
Niet langere; hets den besten sinGa naar voetnoot148
 
Tot onzen profite.
Nijt
 
Tword groet ghewin
150[regelnummer]
Der ganser hellen, maecht soe gescien.Ga naar voetnoot150
 
Dits wech.Ga naar voetnoot151
 
Ic heb de stat versien
 
Daer de here na sijn gelieven
 
In heeft gestelt Adam en Yeven,
[pagina 61]
[p. 61]
 
Om daer te verdienen, sonder lac,Ga naar voetnoot154
155[regelnummer]
De vroude daer hi ons selve uut stac,Ga naar voetnoot155
 
Dwelc ons te lidene es onsoete.
 
Tsus, laet geworden: yuust te gemoeteGa naar voetnoot157
 
Comt mi tserpent; dat lopic smeekenaant. Ga naar voetnoot158
 
Mit bliden geveerte. Dits wel .j. teekenGa naar voetnoot159
160[regelnummer]
Van voortgange mijns bedrijfs geveyst.Ga naar voetnoot160
 
Zerpent, hoord mi: ic heb ghepeyst
 
Nutte saken, reyn int becliven,Ga naar voetnoot162
 
Tot uwen orbore.Ga naar voetnoot163
Tserpent
 
Consti die bedriven,
 
Daer wildic toe hulpen en pinen eenpaerlic,Ga naar voetnoot164
165[regelnummer]
Haddics de macht.Ga naar voetnoot165
Nijt
 
Jaghi soe, claerlic.
 
Ja, wildi werken bi minen avise?Ga naar voetnoot166
 
Ga naar margenoot+In midden van desen paradise
 
Daer steet een boem, si u gewaecht,Ga naar voetnoot168
 
Die orborlike vruchten draecht.Ga naar voetnoot169
170[regelnummer]
Wiste Adam hoe datse smaken,
 
Hi soudse plucken.
Tserpent
 
Wat connen si maken,Ga naar voetnoot171
 
Die vruchten alsoe hoge gepresen,
 
Ochtse Adaem nutte?Ga naar voetnoot173
Nijt
 
Soe wordhi genesen
 
Vander natuerliker doot.
[pagina 62]
[p. 62]
175[regelnummer]
Oec wordhi verheven en also groot,
 
Volmaect en van so hoger weerden,
 
Al es diene hier sciep van eerden.Ga naar voetnoot177
 
Ende voord soe soudi onverspletenGa naar voetnoot178
 
Alle die grote sciencien weten,Ga naar voetnoot179
180[regelnummer]
Die liggen verborgen inden here,
 
Diene hier stelde.
Tserpent
 
Nu dan, ic keere
 
Tot Yeven. Canicser toe beringen,Ga naar voetnoot182
 
Si salre Adame wel toe bringen,
 
Niet jegenstaende dat God verbood.
185[regelnummer]
Der vrouwen list es alsoe grood,
 
Dat si volcomen selen haer saken,Ga naar voetnoot186
 
Al souden sire qua note om smaken.Ga naar voetnoot187
 
Dus werdet best soe aen geleit
 
Om voordganc te hebbene.Ga naar voetnoot189
Nijt
 
Hets claer besceit.
190[regelnummer]
Ga naar margenoot+Gaet vrou Yeven aen subtylic,Ga naar voetnoot190
 
Het sal volcomen.Ga naar voetnoot191
Tserpent
 
Gheerne, vrilic;
 
Ic saelt besorgen op een cort.Ga naar voetnoot192
 
Vertrec! ic meent ons orboer wort.
 
Yeve, vrouwe van desen vergiere,Ga naar voetnoot194
195[regelnummer]
Die hier de here reyn van bestiereGa naar voetnoot195
 
By sijnre groter gracien wrachte,
 
Om dat ghi ende al u geslachteGa naar voetnoot197
 
Verdienen sout, om cort verclaren,Ga naar voetnoot198
 
De glorie, daer dingele in waren,
[pagina 63]
[p. 63]
200[regelnummer]
Ja, vrouwe, bi sijnre groter genade -
 
Maer wildi werken bi minen rade,
 
Ic weet u selc avijs te gevene,
 
Dat u ewelic steet te levene,Ga naar voetnoot203
 
Ende selt oec weten hoe ende watteGa naar voetnoot204
205[regelnummer]
Van allen wijsheden.
Yeve
 
Serpent, wats datte?
 
Waert soe, daer wildic mi toe pinen!Ga naar voetnoot206
 
Wats de sake?
Tserpent
 
Van goeder minenGa naar voetnoot207
 
Staet hier een boem in desen pleyne,Ga naar voetnoot208
 
Wies appele soe soet sijn ende soe reyne,
210[regelnummer]
Diere nutte, hi leefde emmermeere.Ga naar voetnoot210
 
Oec soude hi sijn gelijc den here
 
In vruechden, in vreden, sonder verdriet,
 
Teewigen dagen.Ga naar voetnoot213
Yeve
 
Ga naar margenoot+Na dijn bediet
 
Serpent, waert groet om ons, vorwaer!Ga naar voetnoot214
215[regelnummer]
Adam, verstaet mijn redene claer:
 
Ic bringe u meere, die emmer geproeftGa naar voetnoot216
 
Moet sijn ende die ons sere behoeftGa naar voetnoot217
 
Te doene, want wijs selen genesenGa naar voetnoot218
 
Vander doot.
Adam
 
Wat soude dat wesen,
220[regelnummer]
Vrou Yeve, dat ghi met nernste begeertGa naar voetnoot220
 
Aen mi? Eest dat ghijt mi vercleert,Ga naar voetnoot221
[pagina 64]
[p. 64]
 
Ic salre in doen sonder verdrachGa naar voetnoot222
 
Tuwer liefden, dies ic vermach.Ga naar voetnoot223
 
Want noode so soudic u vererren,Ga naar voetnoot224
225[regelnummer]
Soet redelic si.Ga naar voetnoot225
Yeve
 
Dan sonder merren,
 
Adam, so wilt na mijn begeren
 
Deser vrucht nutten, sonder ontberen,Ga naar voetnoot227
 
Van die in midden staet gegroyt
 
Den paradise; want claerlic doyt:Ga naar voetnoot229
230[regelnummer]
Ghi werter bi, dats wel mijn weten,
 
Ontsterfelic en groot.
Adam
 
Ja? hebdi vergheten
 
Dat ons de here sonder genoetGa naar voetnoot232
 
Van diere vrucht te eten verboet?
 
Ende dat wi elder na ons gevoechGa naar voetnoot234
235[regelnummer]
Van allen vruchten nutten genoech,
 
Maer dat wi emmer niet en dadenGa naar voetnoot236
 
Teghen tgebod?
Ga naar margenoot+
Yeve
 
Laet u geraden,
 
Lieve Adam! Op alle trouwe,Ga naar voetnoot238
 
Et vander vrucht.Ga naar voetnoot239
Adam
 
Ach weerde vrouwe,
240[regelnummer]
Wi en hebben emmer geen noot van dien,Ga naar voetnoot240
 
Te doene tegen des heren verbien.
 
Hier staet soe menegen boem seer lieflic
[pagina 65]
[p. 65]
 
Gegroyt, wiens vruchten sijn gerieflicGa naar voetnoot243
 
Van scine, van roke, ende oec van smaken.Ga naar voetnoot244
245[regelnummer]
Wat node waers, dat wy dan brakenaant.
 
Tgebod Gods ende tegen sijn woerden
 
In contrarien dan overhoerden,Ga naar voetnoot247
 
Die ons tsier lieften heeft besnedenGa naar voetnoot248
 
Te deser hoecheyt?
Yeve
 
Keeren, sijt te vredenGa naar voetnoot249
250[regelnummer]
Adam! Wi selen den here wel payen.Ga naar voetnoot250
 
Getroest u dies, laet u gerayen.
 
Wi selender vrame bi ontfaen,Ga naar voetnoot252
 
Dat hopic. Hout, siet!Ga naar voetnoot253
Adam
 
Ic saelt bestaen,
 
Al eest mi tegen; maar tuwen begeerne
255[regelnummer]
En willic mi niet pinen te weerne. -Ga naar voetnoot255
 
Ic hebt gedaen. God laet ons vromenGa naar voetnoot256
 
Ende tenen salegen ynde comen!
Selete cort.
God
 
Ic, die ben ende hebbe ghemaectaant.
 
Ga naar margenoot+Alle dinc ende van nieute omstaectGa naar voetnoot259
260[regelnummer]
Ende op rechtverdicheit gescepen,Ga naar voetnoot260
 
Ben nu bi redenen in dien begrepen,Ga naar voetnoot261
 
Dat ic justicie sal doen barenGa naar voetnoot262
[pagina 66]
[p. 66]
 
Op hen, die overhorich warenGa naar voetnoot263
 
Mijns geboots, reyn int behagen.Ga naar voetnoot264
265[regelnummer]
Dies selen sire penitencie om verdragenGa naar voetnoot265
 
Soe lange, als recht met redenen brieft,Ga naar voetnoot266
 
Dats hem van desen boete gelieft.Ga naar voetnoot267
 
Dan sal mijn gramscap sijn geswicht
 
Ende peys dan weder tot hen ghestichtGa naar voetnoot269
270[regelnummer]
Vanden sonden, die si in myGa naar voetnoot270
 
Hebben bedreven.
 
Adam, waer sy?Ga naar voetnoot271
Adam sal comen met eenen blade gedect, Ende Yeve oec.
Adam
 
Here, ic hoorde u stemme ende wert in vare,Ga naar voetnoot272
 
Mids dat ic naect dus ben int clare.Ga naar voetnoot273
God
 
Adam, wie hevet u doen weten,
275[regelnummer]
Dat ghi naect waert? Dan, du hebs ghetenGa naar voetnoot275
 
Der vrucht des houts, dwelc ic verboet?
Adam
 
Dwijf, die ghi als mijn genoet
 
Teenre ghesellinnen hebt gegeven,
 
Gaf mi den raet.
God
 
Twi hebstuut bedreven?Ga naar voetnoot279
[pagina 67]
[p. 67]
Yeve
280[regelnummer]
Tserpent heeft mi bedrogen int waenGa naar voetnoot280
 
Mids sinen rade.
Ga naar margenoot+
God
 
Wantstuut hebt gedaen,Ga naar voetnoot281
 
Serpent, soe seldi vermalendijt
 
Sijn ende bliven tewiger tijt
 
Onder alle dieren ende beesten ter erden.
285[regelnummer]
Ende tusscen di ende dwijf sal werden
 
Viantscap, ende haren ende uwen sade,Ga naar voetnoot286
 
Ende u hoet sal vroech ende spadeGa naar voetnoot287
 
Bedruct wesen onder haer voete.
 
Ende Yeve, ic sal di onsoeteGa naar voetnoot289
290[regelnummer]
Vermenichfuldegen u ermoe.Ga naar voetnoot290
 
In arbeide seldi spa ende vroeGa naar voetnoot291
 
Dijn kinder baren, ende sonder fijnGa naar voetnoot292
 
Seltstu onder tsmants macht sijn.
 
Adam, om dat ghi sonder nootGa naar voetnoot294
295[regelnummer]
Uut uws wijfs rade, dwelc ic verboot,aant. Ga naar voetnoot295
 
Aet vanden bome, sal deerde, wilt merken,
 
Vermalendijt sijn in uwen werken:
 
In arbeide seldi van haer gevoet sijn.
 
Dornen, distelen, aldus moet sijn,
300[regelnummer]
Sal si u bringen; crude seldi eten
 
Der eerden; oec seldi int zweten
 
Dijns aenscijns dijn broet eten vornoemt,aant. Ga naar voetnoot302
 
Tot dat ghi weder ter erden coemt.Ga naar voetnoot303
 
Want van slike ende van eerden
305[regelnummer]
Sidi gemaect, ende weder selt werden,Ga naar voetnoot305
 
Mids dien dats tu dus hebt gebrokenGa naar voetnoot306
[pagina 68]
[p. 68]
 
Mijn hoge gebod; tmoet sijn gewroken,Ga naar voetnoot307
 
Des en can nyemen doen beweerte.Ga naar voetnoot308
 
Bi mi moet risen rechts begeerte;Ga naar voetnoot309
310[regelnummer]
So wel hem diet volcht ende na mi hayt.Ga naar voetnoot310
 
 
 
Ga naar margenoot+Waer sidi, mijn ingele? Hebdi genayt
 
Van desen besondegen haer lieder cleere,Ga naar voetnoot312
 
Soe ict beval?
Een Ingel
 
Siet, ja wi, here.
 
Si sijn bereet tot uwen vermane,Ga naar voetnoot314
315[regelnummer]
Soet redelic sy.
God
 
Nu, doetse hen ane.
 
Ic sal hem hulpen decken haer leeGa naar voetnoot316
 
Ende slutense hier uut deser stee,
 
Daer van nu voert na desen tijtGa naar voetnoot318
 
Ne geen natuerlic mensce en blijt,Ga naar voetnoot319
320[regelnummer]
Ja, sonder enege die int versterkenGa naar voetnoot320
 
Mijn prophecie selen vol werken,Ga naar voetnoot321
 
Ter vramen van hem die na dbehorenGa naar voetnoot322
 
In minen name werden herboren
 
Int salege doepsel, sonder verlaet,Ga naar voetnoot324
325[regelnummer]
Tot haren behouwe. Nu, Adam, gaet!
 
Hier uut moetti gesloten werden
 
Ewelic, om u overterden.Ga naar voetnoot327
 
Ghi hadt te wensche al uwen cuere.Ga naar voetnoot328
 
Serubin, blijfter staende vuere.
[pagina 69]
[p. 69]
330[regelnummer]
Met uwen zwerde, sonder sparen,Ga naar voetnoot330
 
Seldi dese suver stat bewaren.
 
Hets mijn bevelen dat ghijt doet.
Dingel Cherubin
blijft staende tot Adams doot
 
O here vol gracien, in uwer oetmoetGa naar voetnoot333
 
Ghevic mi over, sonder verdrach.Ga naar voetnoot334
335[regelnummer]
Ga naar margenoot+Ghi hebbet al in uwer behoet,Ga naar voetnoot335
 
Want ghi in uwer genaden soet
 
Hebt doen verscheeden nacht ende dach.Ga naar voetnoot337
 
Van uwer groetheit niemen en mach
 
Te vollen begripen, benic wel vroet.Ga naar voetnoot339
340[regelnummer]
Ghi blijft ende waert, eer oude plach.Ga naar voetnoot340
 
Grondeloes vloyende soe es u vloet.Ga naar voetnoot341
 
Dies men u lof toe scriven moet.
Selete; sanc of spel
Adam
 
O laes, wat salic nu bestaen,Ga naar voetnoot343
 
Erm, onsalich knecht, vol rouwen!Ga naar voetnoot344
345[regelnummer]
Wat salic maken, waer salic gaen?
 
Hoe hebdijt, erm keytijf, gebrouwen?Ga naar voetnoot346
 
In weelden haddi u mogen houwen,Ga naar voetnoot347
 
Daer ghi nu ellindich blijft.
 
Die duecht wilt lonen met ontrouwen,Ga naar voetnoot349
350[regelnummer]
Hets redelic dat hijs druc bedrijft.Ga naar voetnoot350
 
Ic heb gesteken ende ghekijftGa naar voetnoot351
 
Tegen den meester der meesteren gemeene.Ga naar voetnoot352
[pagina 70]
[p. 70]
 
My selven hebbicker mede ontlijftGa naar voetnoot353
 
Ende ewelic brocht in bitteren weene.
Yeve
355[regelnummer]
Ay laes, nu vinden wi ons alleene,
 
Die tierst van Gode waren bevrijt!Ga naar voetnoot356
 
Tserpent, die scalke beeste onreene,Ga naar voetnoot357
 
Heeft ons by rade aldus ontwijt.Ga naar voetnoot358
 
Wy moesten emmer sijn benijt,Ga naar voetnoot359
360[regelnummer]
Om dat wi dus in eren saten.
 
Wi hebben ons qualic daer in gequijt,
 
Dies sijn wi nu aldus verwaten!Ga naar voetnoot362
Adam
 
Ga naar margenoot+Vrou Yeve, ten can ons niet gebaten,
 
Dat wi veel meer rouwen dreven.Ga naar voetnoot364
365[regelnummer]
Maer hopen wi inder caritaten,
 
Die ons de here van desen wil geven.Ga naar voetnoot366
 
Wi hebben ons selven brocht int snevenGa naar voetnoot367
 
Onversien, bi dommen rade.Ga naar voetnoot368
 
Dies laet ons bidden den here verheven,
370[regelnummer]
Dat hi ons toene sijn genade.
Yeve
 
Gheminde man, hout, nemt dees spade,Ga naar voetnoot371
 
Daer mede soe moetti wercs beginnen.
 
Met bitteren arbeide ende met smadeGa naar voetnoot373
 
Soe moeten wi onsen nootdorst winnen.Ga naar voetnoot374
Adam
375[regelnummer]
Laes, int paradijs daer bynnen
 
En hadden wi des ne genen noet,
 
Want alle vruchten, na tsheren verzinnen,Ga naar voetnoot377
 
Die wiesen alsoe hise geboet,
 
Eer hi ons dus daer buten sloet.
Selete; pause
[pagina 71]
[p. 71]
Nijt
380[regelnummer]
O Lucifer, meester, verhuecht u, lieve!
Lucifer
 
Hoe gevaren, Nijt?Ga naar voetnoot381
Nijt
 
Juust tonsen gerieve
 
Eest comen, wi en souden cume anders wenscen.
Lucifer
 
Eest waer, duvel, eest waer?
Nijt
 
Jaet, alle menscen
 
Ga naar margenoot+Die moeten nu sterven, dats verloren!Ga naar voetnoot384
385[regelnummer]
Ende dan selense ons toebehoren
 
Ende bliven bi ons hier inder qualen,Ga naar voetnoot386
 
Ocht thoechste recht sal moeten falenGa naar voetnoot387
 
Ende dat voertstel des groets heren.Ga naar voetnoot388
 
Maer hemel ende erde soude eer verkeren,
390[regelnummer]
Eer hi veranderde luttel of yetGa naar voetnoot390
 
Die regle van rechte.
Lucifer
 
Dats wel bespiet!Ga naar voetnoot391
 
Hulpe longeren, nu horic vry!Ga naar voetnoot392
 
Comt dus die mensce met ons hier bi,
 
Soe sal hi betalen ons gequel,
395[regelnummer]
Dat wi hier lyen!
Nijt
 
Mijn mager vel,Ga naar voetnoot396
 
Dat ic dus na heb liggen verbiten,Ga naar voetnoot397
 
Es nu soe vrolic, het waent spliten,
 
Om dies dat ic den mensce, verheven
 
Met Gode, dus heb gebracht int sneven!
[pagina 72]
[p. 72]
400[regelnummer]
Hadde hi de vroude beseten so soete,Ga naar voetnoot400
 
Ic hadde af gheeten hande en voete,Ga naar voetnoot401
 
En haen wijs hem niet connen bewerenGa naar voetnoot402
 
Haer welvaert.Ga naar voetnoot403
Lucifer
 
En weet mi hoe gebeeren.
 
Mi selven en canic niet bedwingen!
405[regelnummer]
Ic sal uut minen velle springen
 
Van bliscepen, dat ghise dus uut duechden
 
Hebt getrocken. Soe groten vruechden
 
En hadde noyt duvel vor desen int lijf!Ga naar voetnoot408
 
Ga naar margenoot+Nijt, ic geef u vor dit bedrijf,Ga naar voetnoot409
410[regelnummer]
Dat ghi aen Adame hebt bedreven,
 
Dat ghi voert ewelic selt levenGa naar voetnoot411
 
Op deser werelt ende daer na erfelic
 
Seldi wesen altoes onsterfelic;
 
Oec blijfdi hier met mi gecroentGa naar voetnoot414
415[regelnummer]
Inder hellen.
Nijt
 
Soe worden gehoentGa naar voetnoot415
 
Veel sielen, die ic noch sal betrapen.
 
Ende clerke, moencke, canoenke, papen,Ga naar voetnoot417
 
Die pittereren selen te strieGa naar voetnoot418
 
Op anderen, bi giericheien en bi nie,Ga naar voetnoot419
420[regelnummer]
Die salic hier noch met hopen bringen
 
En doense in onsen ketel springenGa naar voetnoot421
 
Van boven neder, bi menegen cuddeGa naar voetnoot422
 
Ongetelt!
Lucifer
 
Ic lache dat ic scudde,
 
Om dat de mensce, die was verheven,
[pagina 73]
[p. 73]
425[regelnummer]
Aldus der gracien es ontdreven,Ga naar voetnoot425
 
Die hem die here dor sijn gena
 
Verleende, ende sal nu moeten met sma
 
Bi ons sijn. Twas een abel practike,Ga naar voetnoot428
 
Dat ment soe coecte!
.j. Duvel
 
Noyt des gelike
430[regelnummer]
En hoorde geen duvel singen noch lesenGa naar voetnoot430
 
Van liste! Nijt, ghi sult claer wesenGa naar voetnoot431
 
Lucifers raet in allen dingen;
 
Ghi selt allene meer wercs toe bringenGa naar voetnoot433
 
Ga naar margenoot+Dan al de duvels of neckers broetGa naar voetnoot434
435[regelnummer]
Der ganser hellen. De sake eyscht spoet
 
Om te vervolgene tot meer profijts,Ga naar voetnoot436
 
Hoe dat verkeerde.Ga naar voetnoot437
Lucifer
 
Nu toe, in tijts
 
Vor den rechtere, soet behoert,
 
Eer dat vercoele; wi selen hem dwoert
440[regelnummer]
Verhalen, dat hi hen lieden spelde,Ga naar voetnoot440
 
Als hise int paradijs ierst stelde.
 
Dan als wijt hem aldus vor bringen,Ga naar voetnoot442
 
Hi en saels niet loechenen.Ga naar voetnoot443
Nijt
 
Hi en canse niet verdingen
 
Bi rechte; ende anders in genen kereGa naar voetnoot444
445[regelnummer]
Dan redene ende recht en gheert de here.Ga naar voetnoot445
 
Tegen recht en ginchi niet een hoyGa naar voetnoot446
 
Om hemel en eerde.
[pagina 74]
[p. 74]
Lucifer
 
Scoy duvel, scoy
 
Tot vor den rechtere; het geeft wel vrame
 
Ter stont te besoekene. Brinct met Adame,Ga naar voetnoot449
450[regelnummer]
Dat hi sijn vonnesse hoer. Laet sien,Ga naar voetnoot450
 
Na sijn mesdragen sal recht gescien,Ga naar voetnoot451
 
Dat hopic aen die gerechticheGa naar voetnoot452
 
Des groets heren.
Nijt
 
Nu ghi moet me,Ga naar voetnoot453
 
Adam, aenhoren tvonnesse van Gode.
455[regelnummer]
Ghi hebt contrarie sinen gebode
 
Bi uwen consente willen sondegen.Ga naar voetnoot456
 
Ga naar margenoot+Dies seldi van ons horen becondegenGa naar voetnoot457
 
Wat boeten datter toe behoert
 
Tselker mesdaet; ende ghi, tert voert,Ga naar voetnoot459
460[regelnummer]
Yeve. Ghi hebt bedreven tfeit,
 
Dus moettier oec an.
Adam
 
Het es de waerheit,
 
Dat wi bi onversienen raeGa naar voetnoot462
 
Tgebod braken; des hoert genae
 
Des heren ter saken, om cort verclaren.Ga naar voetnoot464
465[regelnummer]
Want wiere doch verleit in warenGa naar voetnoot465
 
Van u, viant, die ons uut spite
 
Brocht hebt aldus te Gods verwite.Ga naar voetnoot467
 
Ende uut u es, lude en stille,
 
Geresen den swaren overwille,Ga naar voetnoot469
470[regelnummer]
Die wi in mensceliker natieGa naar voetnoot470
 
Broesscelic wrachten; dies hort wel gracie
 
Vanden rechtere. Dit aengesien,
 
Hopix genade.
[pagina 75]
[p. 75]
Lucifer
 
Neen, wacht u van dien!Ga naar voetnoot473
 
Van gracien en wasser niet gesproken.
475[regelnummer]
In rechte begeric, dat si gewrokenGa naar voetnoot475
 
Die sonde des overwils, bedreven
 
Van u beiden, en dat int snevenGa naar voetnoot477
 
Ghi ende u afcomst gemeeneGa naar voetnoot478
 
Ewelic bliven selt in weene,
480[regelnummer]
Want ghi verhoert hebt den volleestereGa naar voetnoot480
 
Des hemels enter erden.
Nijt
 
Alsoe waest, meestere!Ga naar voetnoot481
 
Ga naar margenoot+Dat sijn de crude, vor waer soe sijnt!Ga naar voetnoot482
 
Al waerdi van ons in dien gepijnt,Ga naar voetnoot483
 
Dat ghi dit deet en hebt gedaen,
485[regelnummer]
Ghi haddet mogen wederstaen,
 
Want ghi van Gode hadt uwen wille
 
Te doene; aldus te desen gescilleGa naar voetnoot487
 
En hoert geen gracie, ic zegt u plat.Ga naar voetnoot488
 
Ende oft ghi uwen wille hadtGa naar voetnoot489
490[regelnummer]
Te doene, en consti dan ons bezwaringeGa naar voetnoot490
 
Niet wederstaen, tes al plaringeGa naar voetnoot491
 
Dat ghier tegen te seggen moegt weten.
 
Bi rechte salment u af meten.Ga naar voetnoot493
 
Tes verloren veel gemautGa naar voetnoot494
495[regelnummer]
Ocht gepluert.
Lucifer
 
Mi hoert, alst naut,Ga naar voetnoot495
 
Oec daer in te sprekene een woert.
 
O alder rechtverdichste rechter, hoert!
 
Ic bid u, dat ghi hier op let:
 
Ghi hebt den mensce gegeven .j.wet
[pagina 76]
[p. 76]
500[regelnummer]
Ende in menichfuldegher wyseGa naar voetnoot500
 
Gestelt in uwen paradyse
 
Ende hem geseit en weten laten:
 
Te wat uren si vanden houte aten,Ga naar voetnoot503
 
Dat daer in midden der pleyne stoet,
505[regelnummer]
So sou hi sterven. Dus, rechter goet,
 
De mensce heeft ongehorsamheit
 
Bewijst ende u gebod weerleit.Ga naar voetnoot507
 
Dies eyschic, datti sterve al vorenGa naar voetnoot508
 
Ende dat mi dan sal toe behoren
510[regelnummer]
Sijn siele, ende daer na emmermeere
 
Ga naar margenoot+Sijnder nacomers.
Nijt
 
Tes redelic, heere,Ga naar voetnoot511
 
Want de mensce, also men weet,
 
Heeft afgeworpen u zuver cleetGa naar voetnoot513
 
Ende es uwer gracien contrarie vonden
515[regelnummer]
Ende ons cleder aen gedaen van sonden.Ga naar voetnoot515
 
Ten es geen wonder, dat ghi u bolcht:Ga naar voetnoot516
 
Hijs u ontgaen ende ons gevolcht.Ga naar voetnoot517
 
Ende oft hi, here, aldus int fijnGa naar voetnoot518
 
Met u niet en wilde, so moesti met ons sijn.
520[regelnummer]
Want u contrarie in recht bedietaant. Ga naar voetnoot520
 
Ons gebod dede ende duwe liet.
 
Aldus en can hi hem niet bewerenGa naar voetnoot522
 
Bi genen rechte, na ons vercleren,
 
Hi en moet ons ewelic horen toe
525[regelnummer]
Ende al de sine.
God
 
Lieve Adam, hoe
 
So hebdi u selven hier toe gegeven?
[pagina 77]
[p. 77]
 
Waerdi van mire gracien moe,
 
Daer ic u toe hadde verheven?
 
Ghi hadt hier binnen mogen leven
530[regelnummer]
Termijn van redeliken jaren;Ga naar voetnoot530
 
Dan haddi ewelic, sonder sneven,Ga naar voetnoot531
 
Daer boven in dewige vruecht gevaren.
 
Nu es verloren dijn mesbaren;
 
De regle van rechte sal moeten gescien.Ga naar voetnoot534
535[regelnummer]
De duvels eysschen om u mesvaren,Ga naar voetnoot535
 
Dat ic u wise te hem lien.Ga naar voetnoot536
 
Wetti iet te seggene te dienGa naar voetnoot537
 
Ga naar margenoot+In u behulp op tsviants treeken,Ga naar voetnoot538
 
Sprect op! Elcx sake wel oversien,Ga naar voetnoot539
540[regelnummer]
Soe en sal hier niemen geen recht gebreken.
Adam
 
Lacen, here God, en weet wat spreken!Ga naar voetnoot541
 
Ic kynne, dat ic de sonde dede.Ga naar voetnoot542
 
Maer genadechlic soe wiltse wrekenGa naar voetnoot543
 
Op my ende minen nacomers mede.
545[regelnummer]
Selen die moeten den ewigen vrede
 
Derven om onser beider sonden,
 
Dan dunct mi geen gerechtichede.Ga naar voetnoot547
 
En si mesdadich niet en sijn vondenGa naar voetnoot548
 
Anders dan wise hebben gebonden
550[regelnummer]
In sonden, bi onversienen rade,Ga naar voetnoot549-50
 
Mi dunct, hier hoert wel toe genade.
Nijt
 
Antworde van desen, here, wilt verstaen.Ga naar voetnoot552
 
Die sondare die moet loen ontfaen,
 
Na dat es sijn weerdichedeGa naar voetnoot554
[pagina 78]
[p. 78]
555[regelnummer]
Van hem, daer hi de sonde aen dede.
 
Oec sidi geduerech rechter, here;Ga naar voetnoot556
 
Dus moet de beteringe emmermereGa naar voetnoot557
 
Vanden sondare sijn bedreven,
 
Die tsegen u in sonden sneven.
560[regelnummer]
Oec dor u groetheit, hort wes ic meene,Ga naar voetnoot560
 
Waer die emende veel te cleeneGa naar voetnoot561
 
Van hem gedaen, die tfeit selve wrachte.
 
Dus moet dan arnen al tgeslachte.Ga naar voetnoot563
 
Ende noch, en dade uws selfs gevoech,aant.
565[regelnummer]
En waer u dit niet groet genoech
 
- U grote mogentheit aen ghesien -,
 
Ga naar margenoot+Wistmen meer wraken te doen gescien
 
Dan aenden mensceliken knecht.Ga naar voetnoot564-68
 
Bi redenen, ende dies versuekic recht,Ga naar voetnoot569
570[regelnummer]
Here, op een cort, sonder verdrach.Ga naar voetnoot570
God
 
O mensce, wat horic van di, o wach!
 
Rechts soe salic mi moeten bewinden.Ga naar voetnoot572
 
Want na dat redene en recht vermach,
 
En condier geen onscout tegen vinden.Ga naar voetnoot573-74
575[regelnummer]
Ic dede u lieden als mijn vermindenGa naar voetnoot575
 
Ende coes u te mire glorien bequame,Ga naar voetnoot576
 
Maer ghi hebt u laten verblinden;
 
Dies salder u af risen blame.Ga naar voetnoot578
 
Want al dat mensceliken name
580[regelnummer]
Voert aen sal dragen, na desen tijt
 
Geboren werdende van Adame,
 
Die worden van mi vermalendijt
[pagina 79]
[p. 79]
 
Ende geefse u over in u berijt,Ga naar voetnoot583
 
Viant. Wanneer si selen sterven,
585[regelnummer]
Soe seldise om deser sonden spijtGa naar voetnoot585
 
Met u inder hellen erven.
 
Dit vonnesse gevic te deser werven.
Lucifer
 
Lof, rechter, van uwen rechte vercoren.Ga naar voetnoot588
 
Wi dancken ons uwer weerdicheien!Ga naar voetnoot589
Nijt
590[regelnummer]
Ghi hebt gemindert onsen toren.Ga naar voetnoot590
 
Lof, rechter, van uwen rechte vercoren.
Lucifer
 
Wy selen gaen stampen en smorenGa naar voetnoot592
 
Ende tegen hem lieden ons coken bereyen.Ga naar voetnoot593
Ga naar margenoot+
Nijt
 
Lot, rechter, van uwen rechte vercoren.
595[regelnummer]
Wi bedancken ons uwer werdicheyen!
Lucifer
 
Scoyen wi, duvel, sonder beyenGa naar voetnoot596
 
Tot inden groten kakebo!Ga naar voetnoot597
 
Gawi de plaetse lingen en breyen:Ga naar voetnoot598
 
Het comter nu al, des ben ic vro!
Nijt
600[regelnummer]
Het worter bestiert, seg, so, heer, so!Ga naar voetnoot600
 
Laet werden, laet wassen Adams tronc.Ga naar voetnoot601
 
Si moeten alle in desen noGa naar voetnoot602
[pagina 80]
[p. 80]
 
Bi ons springen enen spronc,
 
Ja, sijnse out of sijnse jonc!Ga naar voetnoot604
Lucifer
605[regelnummer]
Ghi helle, hoert wes ic doe bekint:
 
Doet maken alrande instrumint
 
Van ruesters, van craulen en van tangen,Ga naar voetnoot607
 
Daer ghi den mensce met selt ontfangen,
 
Van cupen, van pannen ende van ketelen,
610[regelnummer]
Van pecke en van gloyende zeetelen,
 
Om yegeliken nae sinen state
 
Tontfane, coninge en prelate.
 
Al saelter comen, rijf en raf!Ga naar voetnoot613
 
Maect u bereescap en comes af,Ga naar voetnoot614
615[regelnummer]
Sijt blide en vro! Helle, maect feeste,
 
Het wert al onse, beide minste en meeste!
Groet gerommel ende geruusch salmen inde helle maken met alrehande geruchte. Ende dan selete
Adam seit tot sinen kinderen:
 
Ga naar margenoot+Och lieve, geminde kinder vercoren,
 
Wi hebben de gracie Gods verloren.
 
Des moeten wi alle als erme slaven
620[regelnummer]
Labueren, luken, dersschen en gravenGa naar voetnoot620
 
Ende winnen in regen, in couden, met sere,
 
Daer wy bi leven.
.j. Kint
 
Lof hebbe die Here,Ga naar voetnoot622
 
Die mach ons troesten van allen hindere!
Adam
 
O laes, mijn uutvercoren kindere,
625[regelnummer]
Ic werde versleten, out en cranc.Ga naar voetnoot625
 
Dus dese ellinde valt mi te lanc,
[pagina 81]
[p. 81]
 
Want ic heb hier in pinen sware
 
Geleeft over .ixc. jare.
 
Dies mijn siecte es ongemeten.Ga naar voetnoot629
630[regelnummer]
Lacen, nu soudic geerne weten,
 
Wanneer dat ic de medicine
 
Gecrigen sal van mire pine.
 
Woude mi yemen den zin ontbinden,Ga naar voetnoot633
 
Soe waric vroe.
Dander Kint
 
Wildi yet sindenGa naar voetnoot634
635[regelnummer]
Ten paradise, datmen daer vrage
 
Om medicine tot onsen behage,Ga naar voetnoot636
 
Hoe dat u boete sal gescienGa naar voetnoot637
 
Van uwer qualen?
Adam
 
Set, gaet besienGa naar voetnoot638
 
Ten paradise in corten stonde,aant. Ga naar voetnoot639
640[regelnummer]
Want mi lanct na mijn gesonde.Ga naar voetnoot640
 
Ga naar margenoot+Dies vraecht den ingel, wanneert sal wesen
 
Dat ic mire qualen worde genesenGa naar voetnoot642
 
Ende hoemen blusschen mochte dmesval.Ga naar voetnoot643
 
Gaet, spoet u, lieve.
Set
 
Wel vader, ic sal
645[regelnummer]
Daerwert lopen met groter haesten
 
Ende besoeken ten alder naestenGa naar voetnoot646
 
Die medicine, die u mach falen.Ga naar voetnoot647
 
Adieu, dits wech, om cort verhalen:Ga naar voetnoot648
 
God wil u hoeden altijt vor lee.Ga naar voetnoot649
Adam
650[regelnummer]
Lieve kinder, mi es soe wee!
[pagina 82]
[p. 82]
 
Mijn herte wert zwaerder dan .j. loot.Ga naar voetnoot651
 
Lacen, mi naect de bitter doot!
 
Mijn aderen crempen, mi cout mijn bloet.Ga naar voetnoot653
 
Ic moet van hier.
.j. Kint
 
Hebt goeden moet,
655[regelnummer]
Vercorne vader, ic hoep ghi saen
 
Vertroest selt werden.
Adam
 
En mach niet ontgaen
 
Der doot, mi wert soe wee ter herten.Ga naar voetnoot657
 
En can niet meer van groter smerten.
 
Mijn zenuwen crympen, mi faelgeren de sinnen.Ga naar voetnoot659
660[regelnummer]
Dus leyt mi te mijnder cameren bynnen.
 
Mijn herte bezwijct my, ic werde soe cranc
 
De doot die noept my.Ga naar voetnoot662
.j. Kint
 
Ga naar margenoot+O vaderlijc sceiden, wreet ende stranc,
 
Die nu den ganc der doot moet terden!Ga naar voetnoot663
 
Haddy mogen verbeyden dontfanc
665[regelnummer]
Van Sed eerlanc, oft ghi verlost mocht werden,
 
Die ten paradise wert es met groten scerden,
 
Het soude volherden u, hopic, algadereGa naar voetnoot664-67
 
Ga naar margenoot+Al dinen druck.
Dander Kint
 
O lieve vadere
 
Adam, nu sidi, soet God begeerde,
670[regelnummer]
Ga naar margenoot+Ghestorven. - Nu laetten ons inder eerdeGa naar voetnoot670
 
Begraven ende bidden Gode den here,
 
Dat hi sijn gracie op hem kere.
[pagina 83]
[p. 83]
.j. Kint
 
Wel broeder, ic ben bereet tot desen.
 
O laes, tmoet al gestorven wesen.
Dander Kint
675[regelnummer]
Orlof Adam, geminde vadere,Ga naar voetnoot675
 
Tenen sceidene so eest nu comen.
 
.IXc.ende.XXX.jaere hebdi geleeft te gadere,Ga naar voetnoot677
 
Nochtan hebdi nu inde genomen.
 
Wat mach den langen tijt dan vromen?Ga naar voetnoot679
Set
680[regelnummer]
God danc, ic heb so lange geronnen,Ga naar voetnoot680
 
Dat ic sie blieken gelijc der zonnenGa naar voetnoot681
 
Dat paradijs, groet van gewichte,Ga naar voetnoot682
 
Dwelc God met siere hant selve stichte
 
Tot tsmenscen vrame, reyn int gescien.Ga naar voetnoot684
685[regelnummer]
Oec hebbic den sconen ingel gesien,
 
Die God dor sijn hoge weerdeGa naar voetnoot686
 
Daer voer stelde met enen zweerde.
 
Des willic hem te desen stonden
 
Gaen vragen na mijns vader gesonden,Ga naar voetnoot689
690[regelnummer]
Met groten nernste, sonder versagen.Ga naar voetnoot690
 
Eerwerdich ingel, ic come u vragen
 
Na die over sware mesquameGa naar voetnoot692
 
Van minen geminden vader Adame,
 
Ocht enege medicine tot dienGa naar voetnoot694
695[regelnummer]
Bi gracien tsheren sal gescien.
 
Sier quetsen naem hi geerne bet,Ga naar voetnoot696
 
Dies bidt hi om raet.
Ga naar margenoot+
Dingel vor tparadijs
 
Verstaet mi, Set!aant.
 
Ic sal u seggen, hoe en waer mede,
[pagina 84]
[p. 84]
 
Dat hi sire qualen, die hem let,Ga naar voetnoot699
700[regelnummer]
Gecrigen sal gesondichede.
 
Dit es den boem, daer hi aen dedeGa naar voetnoot701
 
De sonde hier inden paradise.
 
Bi hem soe sal hem oec den vredeGa naar voetnoot703
 
Comen in menichfuldeger wise.
705[regelnummer]
Ghi selt verstaen: met desen rise,Ga naar voetnoot705
 
Die ic van desen bome u trac,
 
Daer sal Adam, die oude grise,Ga naar voetnoot707
 
Bi werden verlost sijn ongemac.
 
Gaet henen, plant mi desen tac
710[regelnummer]
Uwen vader onder sijn hoet.Ga naar voetnoot710
 
Hi sal op groyen, sonder lac,Ga naar voetnoot711
 
Ende werden een boem scoen en groet.
 
Adame soe seldi vinden doot.
 
Dus doet als ic u heb geseit.
715[regelnummer]
Bi desen wert hi verloest sier nootGa naar voetnoot715
 
En brocht tot sire gesondicheit
 
Van selker qualen als hi in leit.
Set
 
Lof en danc, God, Here bequame,Ga naar voetnoot718
 
Soe moet u ewelic toe vloyen,
720[regelnummer]
Dat uten rise tot smenscen vrameGa naar voetnoot720
 
Medicine van sonden sal bloyen.
 
Maer lacen, den ghenen sal seer vernoyen,Ga naar voetnoot722
 
Die selen liggen in bitteren clagen,
 
Na tgene dat God sijn gracie sal spoyenGa naar voetnoot724
725[regelnummer]
Op trijs, dat medicine sal dragen.
 
Ga naar margenoot+Orlof, her ingel! Na Gods behagenGa naar voetnoot726
 
Soe sal u hoge begeerte gescien.
 
Doch hopic, sal yemen gebyen den dagen,Ga naar voetnoot728
 
Datmen vruchtbarich dit rijs sal sien.
[pagina 85]
[p. 85]
730[regelnummer]
Om te volcomene als van dien,Ga naar voetnoot730
 
Dat mi die ingel maecte cont,
 
Soe willic sier hoger begeerten plienGa naar voetnoot732
 
Ende planten trijs in corter stont,
 
Ten teekene dat noch sal maken gesont,Ga naar voetnoot734
735[regelnummer]
Bi gracien tsheren, al ons geslachte
 
Ende dier nu bitterlic liggen gewontGa naar voetnoot736
 
Inder demster hellen grachte.Ga naar voetnoot737
 
Ic bevele u, rijs, des heren crachte.Ga naar voetnoot738
Hier salmen singen of spelen, Ende dan comt Lucifer.
Lucifer
 
O duvels alle, versterct u neringe!Ga naar voetnoot739
740[regelnummer]
Hier wert so over grote geeringeGa naar voetnoot740
 
Vanden sielen die hier zweymen,Ga naar voetnoot741
 
Wi en selense waer weten heymen.Ga naar voetnoot742
 
Mijn buuc sal bersten int verblien
 
Van deser conscilien.Ga naar voetnoot744
Nijt
 
Tmoet hier al lien,
745[regelnummer]
Dat vanden geslachte van Adame
 
Es comen. Dat blijct aen Abrahame
 
Ende Melchisedech, den iersten pape,Ga naar voetnoot747
 
Die hier oec sit.
Lucifer
 
Hets tonsen betrape,
 
Ga naar margenoot+Dat bi naturen geboren es:Ga naar voetnoot748-49
750[regelnummer]
Jacob, Joseph ende Moyses,
 
Josue, Sampsoen ende meer andere,
[pagina 86]
[p. 86]
 
Yesse, Salemoen ende Alexandere,Ga naar voetnoot752
 
David, Job ende Ezechias,
 
Daneel ende oec Ysayas;
755[regelnummer]
En soudse half niet connen bedienGa naar voetnoot755
 
Wat hier getont es.Ga naar voetnoot756
Nijt
 
Den duvel van lien!
 
Het comt hier al, eest leec of clerc!
 
Hoe wijs, hoe constich, of hoe sterc
 
Dat si sijn mogen, tcomter al na.
760[regelnummer]
En elc sit hier na sinen sta.Ga naar voetnoot760
 
Den last valt groet, al doe wijt geerne.
 
Wie saelt ons beletten?
Lucifer
 
Twaer quaet te beweerne.Ga naar voetnoot762
 
Niemen en mocht ons so verdullen,
 
Wi[ne] selen den groten kakebo vullen!Ga naar voetnoot763-64
765[regelnummer]
Noit scuere en was so vol gestommeltGa naar voetnoot765
 
Met scoven!
Groet geruchte inde helle.
Nijt
 
Hoort hoemen rommelt!
 
Het duncken mi horselen die daer swermen,
 
Soe crijsschen de zielen.
Lucifer
 
Laet criten, laet kermen!
 
Wy selen ons selven aen hem wreken.
[pagina 87]
[p. 87]
770[regelnummer]
Scoy wech, laet ons de brander vort steken.Ga naar voetnoot770
Ga naar margenoot+ Gheruchte.
Dits tclagen ende tkermen inde helle vanden vaders.
Adam
 
O alder rechtverdichste rechter verheven,
 
Hort mi, Adam, het dunct mi tijt,
 
Want inden boeken so staet gescreven:
 
Nader grootheit der sonden bedrevenGa naar voetnoot774
775[regelnummer]
Soe moetment beteren sonder respijt.
 
Ende wie dat in dootsonden blijtGa naar voetnoot776
 
(Vintmen inder scrifturen claer),
 
Die moet der penitencien lijtGa naar voetnoot778
 
Daer voer gedogen ende int gestrijtGa naar voetnoot779
780[regelnummer]
Der pinen bliven menich jaer.
 
O here, nu eest wel oppenbaer,
 
Dat wi .vM. jaer tuwer weerdenGa naar voetnoot782
 
Hier hebben geseten, ende op der erden
 
.IXc. jaer oec hebben gedaen
785[regelnummer]
Penitencie; dies wilt opslaen
 
U ogen van gracien tonser vrame,
 
Here, dor uwen weerdegen name!
Yeve
 
Eest u bequame, o here, ic, Yeve, bid u om genaGa naar voetnoot788
 
Der mesdaet, die bi minen ra
790[regelnummer]
Gesciet es, dwelc alle creaturen
[pagina 88]
[p. 88]
 
Genieten, dat mi nu rout te spa.Ga naar voetnoot791
 
Ontfermt u onser sonden qua,
 
Die donsculdege met ons besueren
 
In desen kerkere.
.i. Ander
 
Hoe lange saelt dueren?
795[regelnummer]
O God, of ghi den hemel scordet,Ga naar voetnoot795
 
Ga naar margenoot+Soe waer ons allen wel ghesciet,
 
Met uwer claerheit tdoncker dorbordet,
 
Ende brocht ons daermen ewelic siet!
David
 
O waer sijn, here, die ontfermicheden,Ga naar voetnoot799
800[regelnummer]
Die ghi besworen hebt vorleden
 
Davitte, dinen knecht getrouwe,
 
Die hier nu met bitteren rouwe
 
In zwaerder ellinden sit geplaecht?
 
Ontfermt sijns, die u dliden claecht,
805[regelnummer]
Want seker, wi sijn in bitteren sere!
Job
 
O God, antwordt mi, lieve here,
 
Hoe vele gerechticheiden van mesdadenGa naar voetnoot807
 
Ic, Job, sal moeten liden noch meere,
 
Ende wilter mi cortelinge af ontladen!Ga naar voetnoot809
810[regelnummer]
Oec toent mi, here, dor u genaden,
 
Twi ghi u aenscijn bercht dus langeGa naar voetnoot811
 
Vor my? Hoe moechdi ons dus gestadenGa naar voetnoot812
 
Te laten inder duvele bedwange?
 
Tverdinken van desen valt mi seer strange!Ga naar voetnoot814
815[regelnummer]
O here, ontbint den zwaren bant!
 
Ic loefdu met woerden ende met sange;
 
Nu houdi mi, scint, vor uwen viant.Ga naar voetnoot817
Ysayas
 
Alsoe ic inder scrifturen vant,
[pagina 89]
[p. 89]
 
Doen ic op de werelt was,
820[regelnummer]
Doe dedic van doen u allen becant,Ga naar voetnoot820
 
Als die prophete Ysayas.
 
Soe seidic u, hoe dat ic las,
 
Dat .j. kint soude sijn geboren
 
Ga naar margenoot+Van eenre maecht, sijt seker das,Ga naar voetnoot824
825[regelnummer]
Dat lossen soude dat was verloren.Ga naar voetnoot822-825
 
Dat kint soude na sijn behorenGa naar voetnoot826
 
Heten God, na mijn verclaren.
 
Dus vriende, soe ic u seide te voren,
 
Saelt al volscien. Drijft geen mesbaren:Ga naar voetnoot829
830[regelnummer]
Den tijt die naect ons sonder sparen!Ga naar voetnoot830
Adam
 
Verhuecht u, vriende, ende blijft in hopen:Ga naar voetnoot831
 
Die prophecie en mach niet liegen.
.i. Ander
 
De gracie Gods steet al noch open.
 
Verhuecht u, vriende, ende blijft in hopen.
David
835[regelnummer]
Hoe ons dees demsterheit mach nopen,Ga naar voetnoot835
 
Gods woert en sal ons niet bedriegen.
Adam
 
Verhuecht u, vriende, ende blijft in hopen,
 
Die prophecie en mach niet liegen.
Sanc of spel.
Bitter Ellinde op crucken, ermelic gecleet.
Bitter Ellende
 
Lof heb de gracie des heren volmaect!
840[regelnummer]
Doch benic met groter pinen geraectGa naar voetnoot840
 
Tot op dees werelt, soemen siet,
 
Daer ic eens mijn vriendinne liet,
 
Die mi beloefde hier in mijn stede
[pagina 90]
[p. 90]
 
Te blivene, ende heet Innege Bede,
845[regelnummer]
Ende es getrouwe, altoes bereit
 
Vor de hoghe drievuldicheit.
 
Daer willic aen gaen sonder versagenGa naar voetnoot847
 
Ga naar margenoot+Ende haer dat bitter liden clagen,
 
Die Moyses ende haer vriende gemeeneGa naar voetnoot849
850[regelnummer]
Gedogen in den kerker steeneGa naar voetnoot850
 
Der hellen, te haren ongevoege,Ga naar voetnoot851
 
Op dat sijt vor den hoechsten droege;Ga naar voetnoot852
 
Hen souts, dat hopic, gracie gescien.
 
God danc, doch hebbicse versien!Ga naar voetnoot854
855[regelnummer]
Dies hopic een sake goet van gewinne.
 
God gruetu, vrouwe!
Innich Gebet
 
God loens u, vriendinne.Ga naar voetnoot856
 
De gracie des heren wil u bescermen.Ga naar voetnoot857
 
Ghi scijnt sere mesmaect.Ga naar voetnoot858
Ellindicheit
 
Dat ben ic, wachermen!
 
Soet blijct en was noit niemen soe weeGa naar voetnoot859
860[regelnummer]
Als my.
Innich Gebet
 
Hebdi de beene ontwee,Ga naar voetnoot860
 
Dat ghi soe deerlic, en weet hoe,Ga naar voetnoot861
 
U leede sleept?
Ellindicheit
 
Jaic, en trugbeen toe.Ga naar voetnoot862
 
En can gestupen, gecnielen, gebucken.Ga naar voetnoot863
 
Dies moetic jammerlic op mijn crucken
[pagina 91]
[p. 91]
865[regelnummer]
Dus henen sweyven in zwaerder allinde,Ga naar voetnoot865
 
Alsoe ghi siet.
Innich Gebet
 
Wie sidi, geminde?
 
Ghi scijnt so druckich dat ghi mi deert.Ga naar voetnoot867
 
Hoe es u name?
Ga naar margenoot+
Ellindicheit
 
Dat wert u vercleert,
 
Wie dat ic ben, van ende tende,Ga naar voetnoot869
870[regelnummer]
Ende wanen ic come. Och, Bitter EllendeGa naar voetnoot870
 
Soe es mijn name. Hort mi vertellen:
 
Die oude vaders, die inder hellen
 
Noch liggen moeten [ende] houden stede,Ga naar voetnoot873
 
Die namen geerne, Innich Gebede,Ga naar voetnoot874
875[regelnummer]
Sercoers van haren bitteren lidene.
 
Dus, vrouwe, wistise te verblidene,Ga naar voetnoot876
 
Ghi daetter wel aen boven maten.
 
Want si hebben u hier gelaten
 
In haer stat om Gods behagen,Ga naar voetnoot879
880[regelnummer]
Dat ghi haer boetscap sout gewagenGa naar voetnoot880
 
Aenden here, die u vermintGa naar voetnoot881
 
Om u snelheit.
Innich Gebet
 
Dats waer, ic kint,Ga naar voetnoot882
 
Dat si mi te meneger stede
 
Gelast hebben als Innich Gebede,
885[regelnummer]
Dat ic hen soude sijn bereet,Ga naar voetnoot885
 
Soet inden soutere ende elder steet,Ga naar voetnoot886
 
Die Moyses, Saelmon ende DavitGa naar voetnoot887
 
Ordineerden. Maer dat ghijt wit:Ga naar voetnoot888
[pagina 92]
[p. 92]
 
Mijn jagen, mijn vliegen ende mijn volgenGa naar voetnoot889
890[regelnummer]
En baet niet; de heer es [so] verbolgen,
 
Dat ic hem, vrouwe, in desen saken
 
En der aenrueren noch genaken.Ga naar voetnoot892
 
Hi es verherdicht al in eenGa naar voetnoot893
 
Ende ruect mijns lutter.
Ellindicheit
 
Ga naar margenoot+Ach lacen, neen!Ga naar voetnoot894
895[regelnummer]
Soe bliven si verloren plets,Ga naar voetnoot895
 
Mijn vriende vercoren.
Innich Gebet
 
Sijt niet te wets,Ga naar voetnoot896
 
Allindicheit, gheminde vrouwe;
 
Ic hebber een vriendinne getrouwe
 
Biden here, die mi te gerieve
900[regelnummer]
Ons tale sal vueren.
Ellindicheit
 
Wie esse, lieve,Ga naar voetnoot899-900
 
Die tuwer talen sal sijn bereit
 
Vor den meesten?Ga naar voetnoot902
Innich Gebet
 
Ontfermicheit
 
So es van deser vrouwen den name,
 
Die vor den here es soe bequame,Ga naar voetnoot904
905[regelnummer]
Dat onmogelic waer te tellene,
 
Hoe hise vermint.
Ellindicheit
 
Pijnt u derweert tstellene,Ga naar voetnoot906
 
Innich Gebet, ic bids als vuere.Ga naar voetnoot907
 
Want saelt gescien, dat wert bi huere,Ga naar voetnoot908
[pagina 93]
[p. 93]
 
Dat hopic, ende bi niemen el.Ga naar voetnoot909
910[regelnummer]
Dus spoetter u mee.
Innich Gebet
 
Ellindicheit, wel
 
Ic hope si en sal mi niet verhoren.Ga naar voetnoot911
 
Mit minen eggere salic gaen borenaant. Ga naar voetnoot912
 
Nernstelic inden hemel een gatGa naar voetnoot913
 
Ende vliegen tot hare.
Ga naar margenoot+
Ellindicheit
 
Ghi en moecht niet bat.Ga naar voetnoot914
915[regelnummer]
Doet de bederve sonder vermien,Ga naar voetnoot915
 
Datter de ouders af verblien.aant. Ga naar voetnoot916
Sanc of spel, Ende Innich Gebet sal die wile metten eggere een gat willen boren inden hemel etc., ende seggen boven:
Innich Gebet
 
O alderhoechste here almechtich,
 
Lof heb u gracie, die mi so crechtich
 
Maect, dat ic ten hemele dus saen
920[regelnummer]
Des menscen bederve hier heb gedaen.Ga naar voetnoot919-20
 
Want alsoe sciere als mi vercleert
 
De mensce, soe weet die hi begeert,Ga naar voetnoot921-22
 
Eest God selve, sentinne oft sant.Ga naar voetnoot923
 
Noit snelder bode men en vant
925[regelnummer]
Dan ic, Innich Gebede, si.Ga naar voetnoot925
 
Ontfermicheiden so benic bi.Ga naar voetnoot926
[pagina 94]
[p. 94]
 
Dies willic haer minlic gaen vertogenGa naar voetnoot927
 
Mijn hoge bederve.
Ontfermicheit
 
Hoe comdi gevlogen
 
Dus snellic, geminde vrou eersame?
930[regelnummer]
Wanen es ditte?
Innich Gebet
 
Vrouwe, van Adame
 
So comic, die tot mi dede sinden
 
Op der erden seer Bitter AllindenGa naar voetnoot932
 
Die nemmermeer, also si dede gewach,Ga naar voetnoot933
 
Hier boven selve niet comen en mach.
935[regelnummer]
Dus heefse mi haren sin ontbondenGa naar voetnoot935
 
Ga naar margenoot+Ende mi met nernste aen u gesondenGa naar voetnoot936
 
Om, vrouwe, te nemen met u raetGa naar voetnoot937
 
Ende dat ghi dan wort haer avecaet,
 
Als ghi selve wet, dat es van noeGa naar voetnoot939
940[regelnummer]
Ende haer behoeft.Ga naar voetnoot940
Ontfermicheit
 
Sijt willecome, boe,Ga naar voetnoot940
 
Maer segt mi Bitter Ellinden bedrijf:Ga naar voetnoot941
 
Esse niet ermelic?Ga naar voetnoot942
Innich Gebet
 
Soe maten wijf
 
En sach noit mensce met ogen ane.
 
Haer waer seer ongereet te stane,Ga naar voetnoot944
945[regelnummer]
Hadsi niet crucken, daer si op leende.Ga naar voetnoot945
 
Si hulsde, si bulsde, si crochte, si steende;Ga naar voetnoot946
 
Haer cleeder dorscuert ende al berost,Ga naar voetnoot947
 
Haer scoen dorgaet, haer cousen vermost,Ga naar voetnoot948
[pagina 95]
[p. 95]
 
Haer hoet dorsmeten, haer wangen dorpletst,Ga naar voetnoot949
950[regelnummer]
Haer nese dorblutst, haer ogen dorcretst,Ga naar voetnoot950
 
Te halven so crupse [met swaren ontluste].aant. Ga naar voetnoot951
 
In .lijc. jaeren en hadse ruste.Ga naar voetnoot952
 
Eest wonder, vrouwe, al es si verbeentGa naar voetnoot953
 
Van selken tormente?
Ontfermicheit
 
Och lacen, neent!
955[regelnummer]
Mijn sinne verscricken, mijn hert weent bloet,
 
Dat si dit liden dus doegen moet.
 
Dies willic van haren overterdeneGa naar voetnoot957
 
Haer advocaet bestaen te werdeneGa naar voetnoot958
 
Vor den here gebenedijt.
960[regelnummer]
Ic ga tot hem, hets meer dan tijt.
Ga naar margenoot+ Selete opt cortste. Die wile salmen Gode bloet sien sitten.
Ontfermicheit tot Gode
 
O alderhoechste, mogenste en mechtichste,
 
Rechtverdichste rechter en warechtichste,
 
Ic, Ontfermicheit, die in minnen
 
Wonachtich es tuwer herten binnen,
965[regelnummer]
- Noit niemen en coster mi uut gedriven;
 
Mijn woninge moet daer ewelic bliven,
 
Ocht de werelt opt corte verginge! -Ga naar voetnoot967
 
Hoert dan wies ic u sunderlingeGa naar voetnoot968
 
Met groten nernste ben vercleerende:
970[regelnummer]
Dats dat ic intelic ben begerende,Ga naar voetnoot970
 
Dat ghi de gevangene, die sijn gevaen,
 
Telivereert, here, en wiltse ontslaen.Ga naar voetnoot972
 
Dies ben ic tu als Ontfermicheit
 
Met nernste biddende.
[pagina 96]
[p. 96]
Gherechticheit
 
Ja? al ghereit!Ga naar voetnoot974
975[regelnummer]
Men doe haer gereetscap, si biddes, boye.aant. Ga naar voetnoot975
 
Op dats u, here, niet en vernoye,Ga naar voetnoot976
 
Mi geliefter oec toe te sprekene
 
Als Gerechticheit, die te verstekene
 
Niet en mach sijn, ic seggu twi:Ga naar voetnoot978-79 Ga naar voetnoot979
980[regelnummer]
Want also wel benic als siGa naar voetnoot980
 
In uws selfs herte, here, verlichtaant.
 
Ende op mi hebdijt al gesticht,Ga naar voetnoot982
 
Dat bevaen heeft hemel en eerde.Ga naar voetnoot983
 
Aldus dan dor u hoge weerdeGa naar voetnoot984
985[regelnummer]
So sidi mi sculdich dan int clareGa naar voetnoot985
 
Te horne, alsoe wel als hare.
 
Ga naar margenoot+Haer soetelic spreken mach niet gehoert sijn
 
Sonder mijn antworde.
God
 
Wilt niet gestoert sijn
 
Op anderen, weerde lieve vriendinnen.Ga naar voetnoot989
990[regelnummer]
Ghi wet, mijn sinnen vierich dorboert sijn
 
Noyaellic met uwer beider minnen.Ga naar voetnoot990-91
 
Dies seldi mi duegdelic laten bekinnen
 
Uwer beider gebreke in wedersie;Ga naar voetnoot992-93
 
Ende alsic uws vortstels ben te bynnen,
995[regelnummer]
Soe salic sonder enich envie
 
U beiden payen van desen gestrie.Ga naar voetnoot994-96
Ontfermicheit
 
Te goeder tijt, here, te vreden blivicaant.
 
In u sentencie; mer noode so kivicGa naar voetnoot997-98
 
Tegen mire suster Gerechticheit.
[pagina 97]
[p. 97]
1000[regelnummer]
Maer scade sceet vrienscap, soemen seit.Ga naar voetnoot1000
 
Dies sijt mi gunstich van dat mi noest,Ga naar voetnoot1001
 
Dats dat ghi derme menscen vertroest,Ga naar voetnoot1002
 
Ocht si moeten gemeynlic alleGa naar voetnoot1003
 
Verloren sijn inden mesvalle.
1005[regelnummer]
Want David seit ten cleeren bescouwe:Ga naar voetnoot1005
 
Den tijt comt datmender ontfermen souwe;Ga naar voetnoot1006
 
Dies benic begerende, dat dan gescie
 
Vlues op een cort.
Gherechticheit
 
Van cleinen bedie
 
Es u vortstel, soe ghijt bediet.Ga naar voetnoot1008-9
1010[regelnummer]
Ghi hebbet scrifture noch qualic dorwiet,Ga naar voetnoot1010
 
Want dat God sprac, dats uutgenomen:Ga naar voetnoot1011
 
Boven alle dander moet dat volcomen.Ga naar voetnoot1012
 
Ga naar margenoot+Hi seide, dat sterven moet groet en cleene,
 
Adam mit sinen navolgers gemeene.
1015[regelnummer]
Van dier tijt, dits ander besceet,Ga naar voetnoot1015
 
Dat Adam inden appel beet
 
Toten jonxten dage, seide hi toe.Ga naar voetnoot1017
 
Cnuwt dat woert wel!Ga naar voetnoot1018
Ontfermicheit
 
Suster, ic doe.
 
Al en dadijs so scerpelic niet vermaen,
1020[regelnummer]
Ic soudu ten nausten emmer verstaen.Ga naar voetnoot1019-20
 
Maer, Gerechticheit, suster, u woerdeken sniden
 
Als sceerse; mer benic om overlidenGa naar voetnoot1022
[pagina 98]
[p. 98]
 
Ghestelt, here vader, in uwen moet,
 
Waertoe soe benic dan te goet?Ga naar voetnoot1024
1025[regelnummer]
En magic niet in u gedochte
 
Volcomen daermen mi toe wrochte,Ga naar voetnoot1026
 
So blijft de werelt met allen tenden,Ga naar voetnoot1027
 
Want u Gerechticheit sout al scenden,Ga naar voetnoot1028
 
Dat wezen sal ende menscelic leeft.
1030[regelnummer]
Dies seg ic: neen.
Gherechticheit
 
Dwoert dat God heeft
 
Gesproken, suster, dan mach niet falen.Ga naar voetnoot1031
 
Al waerdi noch so suet van talen,
 
U en steet dat Gode niet tontsmekene.Ga naar voetnoot1033
 
En sal u seggen bi desen tekene:Ga naar voetnoot1034
1035[regelnummer]
Worde Adam niet dewige doot besurende,
 
Gerechticheit en waer niet ewelic durende,
 
Ende na dat ic gescreven vinde,
 
So es Gods waerheit sonder ynde.
 
Ende aldus dan na u verstaen,Ga naar voetnoot1039
1040[regelnummer]
Ga naar margenoot+Soe soude de waerheit Gods vergaen.
 
Ontfermicheit, suster, dan mach niet sijn,
 
Dat wetti selve wel.
Ontfermicheit
 
Verstaet den fijn.Ga naar voetnoot1042
 
Tscrifture seit, daer ics mi aen houwe:Ga naar voetnoot1043
 
God sciep den mensce, om datti souwe
1045[regelnummer]
De glorie besitten, alsoe ic las,
 
Daer Lucifer uutgeworpen was.
 
Daer was hi toe geordineert,
 
Vander Gods gracien geviseert,Ga naar voetnoot1048
 
Ende te bescouwene die ewige claerheit
1050[regelnummer]
Van Gods aenscine; nu na de waerheit.
 
Daer ghi, Gerechticheit, op dinct,
 
Eest dat ghi dit den mensce niet en gehinct,Ga naar voetnoot1052
[pagina 99]
[p. 99]
 
So en zal de wille noch de macht fijnGa naar voetnoot1053
 
Van sinen makere niet volbracht sijn,
1055[regelnummer]
Want hijs niet, soe ic seide te voren,Ga naar voetnoot1055
 
En maecte om te bliven verloren.
 
Maer wilde hine ter glorien maken,
 
Hi moet sijns makers wille dan smaken.Ga naar voetnoot1058
 
Dan can hem niemen wederstaen,Ga naar voetnoot1059
1060[regelnummer]
Of Gods wille moet falen.
Gherechticheit
 
Hoert mijn vermaen,
 
Suster Ontfermicheit: dat ghi segt
 
Luyt vremde, want na dat ghi sprect,
 
Soe soude de mensce van sinen mesdaden
 
Ongecorrigeert bliven en bi genaden
1065[regelnummer]
Quijt gaen van dat hi mesdoet.Ga naar voetnoot1064-65
 
So dadense hem so lief quaet als goet.Ga naar voetnoot1066
 
Ga naar margenoot+Ghi en ergeweert niet, suster, versinde ghijt,Ga naar voetnoot1067
 
Na u voertstel.
Ontfermicheit
 
Neen, suster, bekinde ghijt,
 
Dan hebbic u niet te voren geleit;Ga naar voetnoot1069
1070[regelnummer]
Maer de wise meester die seitGa naar voetnoot1070
 
In sinen boeke, nu hort na mi,
 
Dat God vele geringere siGa naar voetnoot1072
 
Den mensce tontfermen, sijt seker des,
 
Dan hine te verdoemen es.
1075[regelnummer]
Want sijn grote ontfermicheit besnedenGa naar voetnoot1075
 
Es meerder dan smenscen quaetheden.
 
Ende om dat dit prueflic ende claer es,Ga naar voetnoot1077
 
Soe eest noet, temelic, dat waer es,Ga naar voetnoot1078
[pagina 100]
[p. 100]
 
Dat de mensce van sinen bedrive
1080[regelnummer]
Verlost si, dan hi verloren bliveGa naar voetnoot1079-80
 
Ewelic, suster. Hier mede ic slute
 
Ende begeers recht.
Gherechticheit
 
En heb noch niet ute!Ga naar voetnoot1082
 
Hier op willic antworde geven.
 
Segt doch: waer vondi noit gescreven,Ga naar voetnoot1084
1085[regelnummer]
Wie dat mesdede, om cleer verstaen,
 
Hi en moeste bi Rechte correxie ontfaen?Ga naar voetnoot1085-86
 
Dus Adam es mesdadich vonden,Ga naar voetnoot1087
 
Dies moet hi aernen dan sijn sondenGa naar voetnoot1088
 
Ewelic, geduerich, sonder fijn,Ga naar voetnoot1089
1090[regelnummer]
Want alle die leven of selen sijn,
 
En souden na groetheit des heren
 
De sonden gebeteren na der lerenGa naar voetnoot1090-92
 
Vander ewiger scrifturen.
 
Ga naar margenoot+Dus moet hise ewelic besueren,
1095[regelnummer]
Hi en sijn geslachte me.aant. Ga naar voetnoot1095
 
Dit seggic als Gerechtiche.
De Waerheit
 
Heer vader, ic bid u om een woert
 
Ten besten te sprekene. Ic heb gehoert,
 
Dat mijn susteren in gescilleGa naar voetnoot1099
1100[regelnummer]
Gevallen sijn om des menscen wille,
 
Dat qualic vuecht, here, mocht [ict] gelien,aant. Ga naar voetnoot1101
 
Dat si dus jegen elc anderen strien.
 
Dus soudicse als Waerheit geerne versamen
 
Ende enegen, here; maer na dbetamenGa naar voetnoot1103-04
1105[regelnummer]
Van mi, Waerheit, en van hem beyen,
[pagina 101]
[p. 101]
 
Dat si in dit gedinge voerseyen,Ga naar voetnoot1104-06
 
Soe waert wel noet, datmen dan vonde
 
Yemen, die beterde tsmenscen sondeGa naar voetnoot1108
 
Metter doot ende dat uut trouwen,Ga naar voetnoot1109
1110[regelnummer]
Die inde sonde niet en waer gehouwen,Ga naar voetnoot1110
 
Die Yeve ende Adam bedreef.
 
Dus, vondemen yemen, die suver bleef
 
Ende ombesmet, ende claer van desen,Ga naar voetnoot1113
 
Die soude tgeslechte al mogen genesen.Ga naar voetnoot1114
1115[regelnummer]
Ende anders so en maecht niet gescien
 
Bi mi als Waerheit.
Ontfermicheit
 
Dan onder ons drienGa naar voetnoot1115-16
 
Soe laet ons met begeerten groet
 
Besueken, of yemen der ewiger dootGa naar voetnoot1118
 
Vanden sonden Adaems bedrevenGa naar voetnoot1119
1120[regelnummer]
Onsculdich en onbesmet es bleven.
 
Wat segdi dies, Gerechticheit?
Ga naar margenoot+
Gherechticheit
 
Neent, sustere, want tscrifture seit
 
Inden latine, claer becondicht:Ga naar voetnoot1123
 
Wi hebben alle in Adam gesondicht;
1125[regelnummer]
Oec en es niemen, na Davids leere,Ga naar voetnoot1125
 
Si en hebben gesondicht jegen den here.
De Waerheit
 
Susteren, om u te besceideneGa naar voetnoot1127
 
Als Waerheit, gelieft mi u te leideneGa naar voetnoot1128
 
Ten chore der ingelen, verstaet den fijn.Ga naar voetnoot1129
1130[regelnummer]
Want daer noch enege ingele in sijn,
[pagina 102]
[p. 102]
 
Die noyt noch en mesdaden in sonden
 
En ongehouden sijn en ontbondenGa naar voetnoot1132
 
Van Adams mesdaet, dit es waer.
 
Dies gawi onder ons drien tot daer;
1135[regelnummer]
Ic hope, wy wordender bi gevraemt.Ga naar voetnoot1135
 
Siet, sustere, daer steeter veel versaemt;Ga naar voetnoot1136
 
Als Ontfermicheit doet de relacien!Ga naar voetnoot1137
Ontfermicheit
 
O heilege ingele van hoger nacien,Ga naar voetnoot1138
 
Sonder blamacien
1140[regelnummer]
Sidi bi Waerheiden, miere suster, vonden,Ga naar voetnoot1139-40
 
Regnerende in jubilacien.Ga naar voetnoot1141
 
Sonder falacienGa naar voetnoot1142
 
Biddic geerne, hoert mijn orconden:Ga naar voetnoot1143
 
Soude yemen die sonden
1145[regelnummer]
Afdoen willen van Adame,
 
Ende tenegen stonden
 
Sterven willen om smenscen vrame?
 
Dat waer mi uterlic seer bequame.Ga naar voetnoot1148
 
Als Ontfermicheit doe ics bede,Ga naar voetnoot1149
1150[regelnummer]
Ga naar margenoot+Die vor u knielt in smenscen stede.Ga naar voetnoot1150
Een Ingel
 
Vrou Ontfermicheit, u tale besnedenGa naar voetnoot1151
 
Hebben wi gehoert ende tuwer beden
 
Souden wi ons vuegen als van dien.Ga naar voetnoot1153
 
Wies der heileger drievuldichedenGa naar voetnoot1154
1155[regelnummer]
Ghelieft van desen, sijt dies te vreden,Ga naar voetnoot1155
 
Dat moet wel van ons gescien.
 
Hier en es niemen int oversien,Ga naar voetnoot1157
 
Die den natuerliken doot verdriet,
[pagina 103]
[p. 103]
 
Eest God begerende tot ons lien.
1160[regelnummer]
Wy willen alle geerne plien,Ga naar voetnoot1160
 
Wies dat de here aen ons gebiet.
 
Dus werdet u, vrouwe, van ons bediet.
Ontfermicheit
 
Lof hebt ghi, ingele! Mijn susteren beie,
 
Laet ons vor den here dan gaen,
1165[regelnummer]
Want, soe mi die ingel seye,
 
Soe doen sijt, wilt hijt hebben gedaen.Ga naar voetnoot1166
Gherechticheit
 
Neen suster, dat hebdi qualic verstaen;Ga naar voetnoot1167
 
Ghi sout mi so mijns rechts verdringen.Ga naar voetnoot1168
 
Si moestent minlic selve aengaen,Ga naar voetnoot1169
1170[regelnummer]
De here en machser niet toe dwingen!
 
De sake die soude mi dus ontspringenGa naar voetnoot1171
 
En fortse so worde gerekent dat feit.Ga naar voetnoot1172
 
De doot en mach hem niet verlingen,Ga naar voetnoot1173
 
Diet doen sal; dats verloren geseit.
De Waerheit
1175[regelnummer]
Nu dan, ghi ingele, ic als Waerheit
 
Die spreke u toe, wilt mi verzinnen.Ga naar voetnoot1176
 
Ga naar margenoot+Heeft yemen ten mensce selc onst geleyt,Ga naar voetnoot1177
 
Datti de doot wilt sterven uut minnen,
 
So mogense dewige vroude gewinnen
1180[regelnummer]
Ende inden hemel besitten dees ste.Ga naar voetnoot1180
 
Doet mi daer af u jonst bekinnen,Ga naar voetnoot1181
 
Des biddic u, ingele, als de Waerhe.
Hier swigen sy alle.
 
Si swigen gemeyn op alle be!Ga naar voetnoot1183
 
Anderwerf vragic, of ghi wilt sterven
1185[regelnummer]
Om den mensce ten ewigen vree
 
Te bringene? Noch vragicx u derdewerven,
[pagina 104]
[p. 104]
 
Och niemen en antwert tonser bederven?Ga naar voetnoot1187
Ontfermicheit
 
O laes, den troest, die wi hier vindenGa naar voetnoot1188
 
Es cranc! Latet ons gaen ontbindenGa naar voetnoot1189
1190[regelnummer]
Gode, den almechtegen here.
 
Hi sal ons beraden, hopic sere,Ga naar voetnoot1191
 
Of de mensce blijft onverloest,Ga naar voetnoot1192
 
En crigen wi anders genen troest.Ga naar voetnoot1193
 
Dies gaic als vriendinne getrouwe
1195[regelnummer]
Tot Gode den vader met groten rouwe.
 
Here vader, onder der ingele scare
 
En es nu niement int oppenbare,Ga naar voetnoot1197
 
Die hem uyt minnen wilt laten ontliven,Ga naar voetnoot1198
 
Noch oec ter werelt dies werdich ware,Ga naar voetnoot1199
1200[regelnummer]
Om te verlossen den armen sondare.
 
Sal hi dan dus verloren bliven?
 
Ghi moecht doch alle leet verdriven!
 
Ic bids u, staet hem nu in staden,Ga naar voetnoot1203
 
Als u Ontfermicheit.
God
 
Ga naar margenoot+Wilt mi beradenGa naar voetnoot1204
1205[regelnummer]
Suete sone, ende hoert mijn woerde.
 
U susteren drie sijn buten tradeaant. Ga naar voetnoot1206
 
Gevallen ende sere van discoerde.Ga naar voetnoot1207
 
Gherechticheit als die gestoerdeGa naar voetnoot1208
 
Begeert, dat Adam blive in weene;Ga naar voetnoot1209
1210[regelnummer]
Ontfermicheit wilten te minen acoerde
 
Bringen en sijn geslachte gemeene.Ga naar voetnoot1210-11
 
Hoe salict maken, en stoerder eene?Ga naar voetnoot1212
 
Want alle beide moeticker plegen.Ga naar voetnoot1213
[pagina 105]
[p. 105]
 
Dadict niet, sone, hoert wies ic meene:
1215[regelnummer]
Ic ginge miere hoger godheit tegen.Ga naar voetnoot1215
 
Dies wilt mi tesen avise gewegen.Ga naar voetnoot1216
De Soen Gods
 
O vader, uwen wille van dien,
 
Soet Recht begeert, moet wel gescien.
 
Wi en mogen niet bat, noch ghi noch icke,Ga naar voetnoot1219
1220[regelnummer]
Dan trecht in hout van desen sticke.Ga naar voetnoot1220
 
Dus salmen Recht ende Waerheit vragen,
 
Wats hem van desen best sal behagen.Ga naar voetnoot1222
 
Dat dunct mi goet, eest soe u wille.
De Heilege Geest
 
O vader, laet zwichten dit gescille.Ga naar voetnoot1224
1225[regelnummer]
Dies biddic u, als Heilich Geest,
 
In u als wortele ende keest
 
Eenwillich, volmaect ende onversceyen.Ga naar voetnoot1226-27
 
Wes u behaecht, gelieft ons beyen,Ga naar voetnoot1228
 
Als u ende mi, sonder mestermen;Ga naar voetnoot1229
1230[regelnummer]
Want doch ons proper es ontfermen.Ga naar voetnoot1230
 
Wat ghi begeert, dats oec mijn raet.
De Vrede
 
Ga naar margenoot+Ic als Vree, here, na dat staet,Ga naar voetnoot1232
 
Bid der Waerheit ende u om hulpe.
 
Die gaf den raet, dat hi dit stulpe.Ga naar voetnoot1234
1235[regelnummer]
Ghi sijt genadich in allen keere.Ga naar voetnoot1235
[pagina 106]
[p. 106]
De Waerheit
 
Soe seggic dan als Waerheit, heere,
 
Yegelijcs saken wel oversien:Ga naar voetnoot1237
 
Sal den mensce sorcoers gescien,Ga naar voetnoot1238
 
Dat wort bi rechte van uwen sone;Ga naar voetnoot1239
1240[regelnummer]
Ende dat bi redenen, om dat gone
 
Elken in recht sta ende ombegrepen.Ga naar voetnoot1240-41
 
Bi hem was ierst de mensce gescepen.Ga naar voetnoot1242
 
Oec es gescreven, alsoe ic las,
 
Dat alle dinc bi hem gescepen was.
1245[regelnummer]
Dies laet ons sire wijsheit dan duer oetmoetGa naar voetnoot1245
 
Bidden om sijn hulpe soet
 
Siere vrienden, die sijn in bitteren weene.Ga naar voetnoot1247
Ontfermicheit
 
O sone des vaders, in duechden reene,Ga naar voetnoot1248
 
Ic, vrou Ontfermicheit, bid met seere
1250[regelnummer]
Vor u vriende, groet en cleene,
 
Die bliven verloren emmermeere
 
Ten si, bi uwer sueter leere,
 
Dat ghi hens duegdelic wilt ontfermen.Ga naar voetnoot1252-53
 
Dan u genadicheyt op hen keereGa naar voetnoot1254
1255[regelnummer]
Ende wilt gedincken haer bitter kermen.
 
Niemen dan ghi en machse bescermen!
God
 
Mi, sone, na dat gewarich toe bringenGa naar voetnoot1257
 
Van miere dochter Ontfermicheden,
 
Soe es mi zwaer ende groet verlingen,Ga naar voetnoot1259
1260[regelnummer]
Ga naar margenoot+Dat si daer sitten in onvreden,
 
Die mi dicwile in tiden voerleden
 
Hebben gedaen eere ende vrame:
[pagina 107]
[p. 107]
 
Patriarken ende propheten besnedenGa naar voetnoot1263
 
Ende meest de af comst van Adame.Ga naar voetnoot1264
1265[regelnummer]
Dus dan, het waer mi seer bequame,
 
Haddi de minne tot hem so groet,Ga naar voetnoot1266
 
Woudise met uwen sueten nameGa naar voetnoot1267
 
Verlossen ende sterven de bitter doot.
De Soen Gods
 
O vader, twi eest, dat recht geboot,Ga naar voetnoot1269
1270[regelnummer]
Dat ic sal moeten boeten de sake
 
Ende ontsluten, dat Adam sloet,
 
Met pinen ende met ongemake
 
Meer dan hi soude? Versint mijn sprake,Ga naar voetnoot1273
 
Heilege Geest, dat vragic dy,
1275[regelnummer]
Die alsoe mechtich es als wy.
God
 
Mijn lieve sone, de sake aen hoert:
 
Ic ben soe uterlic gestoertGa naar voetnoot1277
 
Op den mensce, ic segt u naect,
 
Dat mi leet es, dat icken heb gemaect.
1280[regelnummer]
Ende tusscen den ingelen, ic seg u mee,
 
Ende den mensce, es oec een vee.Ga naar voetnoot1281
 
Ende ghi sijt middel persoen int weesen,Ga naar voetnoot1282
 
Mi ende tsheilichs Geests in desen.
 
Soe sidi sculdich, verstaet int cleere,
1285[regelnummer]
Hier af te sine een middeleere,
 
Om te peysene tuwen wenscheGa naar voetnoot1286
 
De vete tusscen mi ende den mensche
 
Ende tusscen die ingelen, die in gescille
 
Ga naar margenoot+Oec liggen; aldus soe es mijn wille,
1290[regelnummer]
Dat ghi, sone, de sake aen gaetGa naar voetnoot1290
 
Ende sijts een middeleere.Ga naar voetnoot1291
De Waerheit
 
Voert mede verstaet,
[pagina 108]
[p. 108]
 
Wies dat ic uut des vaders monde,Ga naar voetnoot1292
 
Sone Gods, als die Waerheit orconde:Ga naar voetnoot1293
 
Ghi hebt de cracht ende macht warachtich
1295[regelnummer]
Van uwen vader ontfaen almechtich;
 
Oec hebdi sijn wijsheit groet sonder getal;
 
Ende wie dees sake aenveerden sal,
 
Moet doen bi also wisen zecrete,Ga naar voetnoot1298
 
Datter de viant niet af en weete.
1300[regelnummer]
Want, here, geraecte hijt te verhorne,Ga naar voetnoot1300
 
Hi soude hem pinen u doot te storneGa naar voetnoot1301
 
Ende te beletten smenscen profijt.
 
Dus dan, ghi die de wijsheit sijt,aant.
 
Selt best de sake al oversien
1305[regelnummer]
Tes menscen vrame ende doense gescien
 
Ten siensten; dit slutic als Waerheit,Ga naar voetnoot1306
 
Dat u behoert.
Gherechticheit
 
Dats wel gheseit,Ga naar voetnoot1307
 
Bi redenen, die ic, als Recht, sal gheven.
 
Bi wijsheiden ontfinc de mensce sijn leven
1310[regelnummer]
Ende was van eerden, alsoe ic thoone,
 
Bi u geordineert als de soone.Ga naar voetnoot1311
 
Dus es hi u bi enegen saken
 
Ontrocken, so moettien weder maken.Ga naar voetnoot1312-13
 
Ende bat behoert u, sone, nu merc,
1315[regelnummer]
Te volcomen uws selves werc,aant.
 
Ga naar margenoot+Die[t] mi recht te gronde besochte,aant.
 
Dan dat u een ander vol wrochte.Ga naar voetnoot1314-17
 
Alsus soe lidic onbevreest,Ga naar voetnoot1318
 
Dat God u vader noch Heilich GeestGa naar voetnoot1319
1320[regelnummer]
En betaemt den mensce, hoe dat si,
[pagina 109]
[p. 109]
 
Te verlossene, sone, tegen di,Ga naar voetnoot1321
 
Want ghijt voer hen sijt sculdich te doene.Ga naar voetnoot1322
God
 
Ghi wet doch wel mijn stercheit, sone;
 
Die hebdi oec in u bedwanc.Ga naar voetnoot1324
1325[regelnummer]
Ende die mensce es teeder en cranc.Ga naar voetnoot1325
 
Het es van node, diet wel verdacht,Ga naar voetnoot1326
 
Dat hi bi u ontfa dan cracht.Ga naar voetnoot1327
 
Aldus soe seggic ende es mijn raet,
 
Dat ghi des menscen bederve bestaetGa naar voetnoot1329
1330[regelnummer]
In minnen, reyn ende onbevreest.
 
Het hoert u bat dan den Heilegen Geest,
 
Soe ghi wel wet, sone, ocht dan mi.Ga naar voetnoot1332
De Sone
 
Heer vader, al dat u wille sy
 
Dat moet in mi altoes gescien.
1335[regelnummer]
Uwer hoger begeerten so blivic bi,Ga naar voetnoot1335
 
Minlic soe willic mi voegen te dien.
 
Die doot en willic niet ontsien;
 
Sterven willic in rechter minnen.
 
Met minen bloede salic haers plien,Ga naar voetnoot1339
1340[regelnummer]
Die nu sijn ter hellen binnen.
 
Hen willic vriendelic doen bekinnen,
 
Dat mi Ontfermicheit heeft ontstaect,Ga naar voetnoot1342
 
Vierich dorscoten mijn hert, mijn sinnen,
 
Ende metten strale van minnen geraect.Ga naar voetnoot1344
1345[regelnummer]
Ga naar margenoot+Dies wort van mi de doot gesmaect.Ga naar voetnoot1345
De Vrede sal Gerechticheit cussen ende segghen dit:
De Vrede
 
O Gerechticheit, hebt danc van desen
 
Ende alle die hier toe hulpich wesen.
[pagina 110]
[p. 110]
Ontfermicheit
 
Lof, werdich Gods sone gebenedijt!
 
Als Ontfermherticheit Gods togic mijn quale,Ga naar voetnoot1349
1350[regelnummer]
Daer ghi een medicijn af sijt
 
Ende een triacle int generale.Ga naar voetnoot1351
 
Aensiet, hoe ic met desen strale
 
Ben dorscoten om die onvrame,
 
Dat smenscen geslachte altemale
1355[regelnummer]
Moet liden die over zwaer mesquame.Ga naar voetnoot1355
 
Seert der beeten van Adame,Ga naar voetnoot1356
 
Soe heeft dees wonde ye sint gebloet.Ga naar voetnoot1357
 
Soet mi Ontfermherticheit betame,Ga naar voetnoot1358
 
Vindic u, Gods sone, nu gemoet.Ga naar voetnoot1359
1360[regelnummer]
U suete minne so in mi gloet,Ga naar voetnoot1360
 
Dat mi de quetse van desen gescichteGa naar voetnoot1361
 
In u herte mijns seers verlichte.Ga naar voetnoot1362
Gherechticheit
 
Lof, sone des vaders, tot mi genegen!
 
Als Gerechticheit Gods gevic orconde,
1365[regelnummer]
Dat ghi de balance van mi gedregen
 
Hebt effen geladen te deser stonde.Ga naar voetnoot1365-66
 
Want bi uwen rechtverdegen vondeGa naar voetnoot1367
 
So wert de mensce sijns drux verloest.Ga naar voetnoot1368
 
Dies rise u lof uut elken monde,
1370[regelnummer]
Dat ghi de uwe aldus vertroest!Ga naar voetnoot1370
Ga naar margenoot+
De Waerheit
 
Lof, sone des vaders, van dat ons noestGa naar voetnoot1371
 
Sijn wi bi uwen eygenen wille
 
Als susteren, ja, diet wel geloest,Ga naar voetnoot1373
[pagina 111]
[p. 111]
 
Verenìcht van onsen zwaren gescille.
1375[regelnummer]
Bi Waerheiden ende Rechte verstoert de hille.Ga naar voetnoot1375
Ontfermicheit
 
Lof specie, edel vruchtbarich tac,aant. Ga naar voetnoot1376
 
Sonder nommer soe es u weerde!Ga naar voetnoot1377
Gherechticheit
 
Lof bloyende rijs, dat Adam brac,
 
Lof specie, edel vruchtbarich tac!
De Waerheit
1380[regelnummer]
U vruchten sijn reyn ende sonder lac;Ga naar voetnoot1380
 
Noyt edelre vrucht en wies op eerde.
Ontfermicheit
 
Lof specie, edel vruchtbarich tac,
 
Sonder nommer soe es u weerde!
Gherechticheit
 
Ghi wert gebloeit uut Yessen geerde,Ga naar voetnoot1384
1385[regelnummer]
Also ons Balam heeft vorsproken.Ga naar voetnoot1385
De Waerheit
 
Ende ons inder scrifturen vercleerde,
 
Werdi gebloyt uut Yessen geerde.
Ontfermicheit
 
Gheen edelre bloeme noch soe vermeerde
 
En stont ter werelt noit ontploken.Ga naar voetnoot1389
Gherechticheit
1390[regelnummer]
Ghi wert gebloeyt uut Yessen geerde,
 
Alsoe ons Balam heeft vorsproken.
De Waerheit
 
Ga naar margenoot+Bi u soe wert de helle te broken!
[pagina 112]
[p. 112]
 
Voetsel van vramen leit in u keerne.Ga naar voetnoot1393
Ontfermicheit
 
U grote genaden staen wide ontploken,
1395[regelnummer]
Bi u soe wert de helle te broken!
Gherechticheit
 
Ghi sult sorcoersen met uwen roekenGa naar voetnoot1396
 
U vrienden, Lucifer te deerne!Ga naar voetnoot1397
De Waerheit
 
Bi u soe wert de helle te broken!
 
Voetsel van vramen leit in u keerne.
1400[regelnummer]
Al onduecht steet tot uwen beweerne!Ga naar voetnoot1400
Selete
Joachem
 
O makere ende stichtere van alder stichtinge,Ga naar voetnoot1401
 
Ic bidde uwen heilegen weerdegen name,
 
Dat mijn offerande ende mijn beghichtingeGa naar voetnoot1403
 
Inden tempel van duechden mach sijn bequame.Ga naar voetnoot1404
1405[regelnummer]
Ic sie de priesters; God geefs my vrame,Ga naar voetnoot1405
 
Als dat haer mijn onvruchtbaricheitGa naar voetnoot1406
 
Onversteken moet wesen, alsoet betame,Ga naar voetnoot1407
 
Inden tempel vol duechdeliker claerheit.
 
Met bescaemder herten, met groter zwaerheit,
1410[regelnummer]
Salic hier mijn offerande bewisen.Ga naar voetnoot1410
 
Vrame van duechden moeter uut rijsen.Ga naar voetnoot1411
Pause
 
O pyleren des tempels gesticht in vreden,Ga naar voetnoot1412
 
Ontfaet hier in onderhorichedenGa naar voetnoot1413
 
Mijn offerande ter Gods eeren.
1415[regelnummer]
Al wordic out ende zwaer van leden,
 
Van alder vruchtbaricheit af gesneden,
 
Ga naar margenoot+En wiltse mi niet blamelijc wederkeren!Ga naar voetnoot1417
 
Woude God mijn generacie vermeeren,Ga naar voetnoot1418
[pagina 113]
[p. 113]
 
Hi soude mi wel doer sijn hoge weerdeGa naar voetnoot1419
1420[regelnummer]
Natuerlike kinderen verleenen op eerde.
 
Dus nemtse int goe.
i Priester
 
Gaet uwer veerde!Ga naar voetnoot1421
 
U offerande die es seer onbequame.
ij Priester
 
Ghi sijt onvruchtbarich, tes scande en blame.
 
Ghi moet emmers verwaten sijn van Gode.Ga naar voetnoot1424
Bisscop
1425[regelnummer]
Ghi doet enichsins tegen Gods gebode,Ga naar voetnoot1425
 
Dat ghi dus onvruchtbarich blijft.
i Priester
 
Tes uws levens scult, dat ghi bedrijft,aant. Ga naar voetnoot1427
 
Anders en dorfdijs niemen op tygen.Ga naar voetnoot1428
Joachem
 
Ten es, oft God wilt.
Bisscop
 
Ghi moegt wel swigen!Ga naar voetnoot1429
1430[regelnummer]
Dat u God geen vruchtbaricheit toe en sint,
 
Dats een teeken, dat hi u niet en kint;Ga naar voetnoot1431
 
Ende en kint u God niet in u werken van minnen,
 
Twaer onredene, souden wi u dan kinnenGa naar voetnoot1433
 
Inden tempel van duechden, verchiert met eeren,
1435[regelnummer]
Hier sittende inde stad des heren,
 
Als die alle onduegden werpen ter nedere.Ga naar voetnoot1436
ij Priester
 
Hout daer u offerande!
[pagina 114]
[p. 114]
Joachem
 
Ga naar margenoot+Ic en begheerse niet wedere.
i Priester
 
Neen, dats om niet,Ga naar voetnoot1438
 
Want diemen onvruchtbarich siet,
1440[regelnummer]
Tes een teeken van quaden exemple.
ij Priester
 
Heft u van hier!
Bisscop
 
Gaet uten temple!Ga naar voetnoot1441
 
Wi refuseeren u nu dijn offerande.Ga naar voetnoot1442
 
Hout. Worptse hem na!Ga naar voetnoot1443
Joachem
 
Och, noyt meerder scande
 
En gescie my, lacen, noch sulken confuseGa naar voetnoot1444
1445[regelnummer]
Binnen minen geslachte.
i Priester
 
Nu, elc verhuse
 
Uten temple metter spoet
 
En volgen wi den bisscop opten voet.
Joachem
 
Och God, en hoe my de ogen leeken
 
Van drucke dor dese grote blaemte!Ga naar voetnoot1449
1450[regelnummer]
Men saels mi ewelijc scande spreken
 
Ende minen geslechte, noyt selken onvraemte!Ga naar voetnoot1451
 
O God, here, aensiet mijn grote scaemte,
 
Hoe ic inden tempel nu ben vercleent,Ga naar voetnoot1453
 
Om dat ghi my na der natueren betaemteGa naar voetnoot1454
1455[regelnummer]
Gheen vrucht op erterike en verleent.
 
Waer magics verdient hebben En weet wat meent.Ga naar voetnoot1456
 
Noyt en was mijn herte soe seere ontstelt.
[pagina 115]
[p. 115]
 
Al suchtende met natten ogen beweent
 
Ga naar margenoot+Willic mijn beestkens gaen wachten opt veltGa naar voetnoot1459
1460[regelnummer]
Ende bevelen mi der godliker gewelt.Ga naar voetnoot1460
Hier singen ende spelen inden trone. God sal seggen totten ingel:
God
 
Nu willic recht, het dunct mi tijt,Ga naar voetnoot1461
 
Mijn Ontfermicheit suet van seden
 
Gansen, die lange gehadt heeft strijtGa naar voetnoot1463
 
Jegen mine Rechtverdicheden.
1465[regelnummer]
Dus vliecht, mijn yngel, tot daer beneden
 
Aen enen, Joachemme genaemt,
 
Die es bevaen met zeericheden.Ga naar voetnoot1467
 
Om sijn onvruchtbaerheit es hi geblaemt.
 
Segt hem, dat hi niet bescaemt
1470[regelnummer]
En si, noch en draghe geen verlingen,Ga naar voetnoot1470
 
Want Anna sijn wijf, alsoet betaemt,
 
Die sal een salege vrucht voort bringen,
 
Soe salich, dat alle die lesen oft singen
 
Haer salicheit niet en souden gegronden.
1475[regelnummer]
Ghi sulten vinden nu ten stondenGa naar voetnoot1475
 
Bi sinen beesten, daer hi mi claecht
 
Seere bitterlijc, om waer orconden,Ga naar voetnoot1477
 
Dat Anna sijn wijf geen kint en draecht.
Dingel
 
O Here, na dat ghijt hebt gewaecht,Ga naar voetnoot1479
1480[regelnummer]
Soe salt gescien, sijt dies te binnen.Ga naar voetnoot1480
 
Ic sal hem blide ende onversaecht
 
U hoge bederven laten bekinnen.Ga naar voetnoot1482
Joachem
 
O God, here, met bedructen sinnen
 
Soe clagic u mijn bitter vernoysele.Ga naar voetnoot1484
[pagina 116]
[p. 116]
1485[regelnummer]
Ga naar margenoot+O Anna, vercorne bloeme vol minnen,
 
U vruchtbarich boem en draegt geen groysele.
 
O here, sint ons een overvloyseleGa naar voetnoot1487
 
Van uwer minliker gracien soet,
 
Dat den boem der natueren mach crigen bloysele,
1490[regelnummer]
Daer ons salige vrucht uut groyen moet.Ga naar voetnoot1490
 
Alsoe waerlijc als ghi uut rechter oetmoetGa naar voetnoot1491
 
Uter droger roetsen daet water springen,Ga naar voetnoot1492
 
Ga naar margenoot+Ende naemt al dysraelsche in u behoet,Ga naar voetnoot1493
 
Soe wilt ons met uwer gracien mingen,Ga naar voetnoot1494
1495[regelnummer]
Dat Anna een vrucht ter werelt mach bringen.
Dingel
 
Joachem, u seit God, ons here,
 
Dat ghi u selven te vreden steltGa naar voetnoot1497
 
Ende en truert noch en droeft niet meere,
 
Want uwen druc wert haest bevelt.Ga naar voetnoot1499
1500[regelnummer]
Ga naar margenoot+Aldus dan u niet meer en quelt
 
En gaet thuus. Hoert wies ic meyne:
 
God seit, dat ghi gecrigen selt
 
Een vrucht, van allen vruchten greyne.Ga naar voetnoot1503
 
Vol duechden wort si een fonteyne;Ga naar voetnoot1504
1505[regelnummer]
Elc sondaer sal in haer genaden
 
Hem mogen suveren van allen weyne;Ga naar voetnoot1506
 
Derfsonde die wert bi haer ontladen.Ga naar voetnoot1507
 
Ten tekene dat u God sal gestaden,Ga naar voetnoot1508
 
Soe sal u comen te gemoete
1510[regelnummer]
U wijf, bevreed van allen quaden,Ga naar voetnoot1510
 
Ende sal u bieden hoefsche groete
 
Ter guldender porten om stwifels boete.Ga naar voetnoot1512
Joachem
 
Lof, here, en danc soe hebt van dien,
 
Dat ghi den uwen aldus versiet!Ga naar voetnoot1514
[pagina 117]
[p. 117]
1515[regelnummer]
Den ewigen lof moet u gescien
 
Altoes dat ghi der uwer pliet!Ga naar voetnoot1516
 
Des willic, also mi es bediet,Ga naar voetnoot1517
 
Thuus keren ende stellen mi te vreden;
 
In hem, die mi dit weten liet,
1520[regelnummer]
Soe settic mijn ellendicheden.Ga naar voetnoot1519-20
 
Lof hebbe sijn gracie groet besneden,Ga naar voetnoot1521
 
Want ic ter guldender porten mach scouwen
 
(Dies danckic Gode met sueter beden)
 
Annen, mijnre geminder vrouwen.Ga naar voetnoot1524
1525[regelnummer]
Vor waer soe magict nu wel behouwen,Ga naar voetnoot1525
 
Dat mi seide die ingel soete!
 
Dies willic haer bieden huessche groete.
Pause lutter.
 
God gruetu, Anne, suete vercorne!
 
Ga naar margenoot+Los benic van allen torne,Ga naar voetnoot1529
1530[regelnummer]
Want mi dingel heeft verhuecht.
 
Dies gae wi te vreden, suver juecht!Ga naar voetnoot1531
 
Hi heeft mi bracht seer goede mare,
 
Dies benic vroe.Ga naar voetnoot1533
Anne
 
In groten vare
 
Wasic om u, vercorne man.
1535[regelnummer]
Om dies ic u te volgen beganGa naar voetnoot1535
 
Ende bid u vriendelic, hoert mijn vercleeren,
 
Dat ghi u emmer in Gods begeeren
 
Niet en verslaet, want waert sijn wille,Ga naar voetnoot1537-38
 
Wi cregen wel vrucht.
Joachem
 
Vrouwe, zwijcht al stille:
1540[regelnummer]
Daeraf so es mijn clagen gedaen!
 
Dies laet ons beide te vreden gaen,
 
Gode biddende als van dien,Ga naar voetnoot1542
[pagina 118]
[p. 118]
 
Datter ons salicheit in moet gescien,
 
Soe ic ben hopende vanden sticke.Ga naar voetnoot1544
1545[regelnummer]
Dies gawi te vreden, ghi en icke.aant.
Sanc; spel opt lanxste.
Ga naar margenoot+
Een Vanden Gebueren
 
En hoorde mijn dage noyt vremder abuus!Ga naar voetnoot1546
 
Wat seitmen van Joachem?
ij Gebuer
 
Hi es weder thuus,
 
Alsoe ic corts heb horen verclaren;Ga naar voetnoot1548
 
Ende oec en was hi in .vij. jaren
1550[regelnummer]
Soe vrolijc noch soe blide van moede,
 
Ja van gelate.Ga naar voetnoot1551
i Gebuer
 
Na dat ic bevroede,
 
Soe en waest niet goet, datmen hem dede
 
Ja alsulken onwerde ende confusichedeGa naar voetnoot1553
 
Ende vor alle tvolc alsoe bescaemde.
ij Gebuer
1555[regelnummer]
Mi docht, dat alsoe niet en betaemde,
 
Ja, mochtment seggen int openbaer!Ga naar voetnoot1556
i Gebuer
 
Thoet es thoet, dat latic daer.Ga naar voetnoot1557
 
Laet ons van onsen woerden stillen.Ga naar voetnoot1558
 
Dese papen makent, alsoe si willen;
1560[regelnummer]
Ic hebs meer gehoort, ic en segge niet hoe.Ga naar voetnoot1560
ij Gebuer
 
Het en hoert ons oec niet wel toe
 
Daerin te sprekene; dats anders nochtan.Ga naar voetnoot1562
[pagina 119]
[p. 119]
i Gebuer
 
Wilt ment hem witen?
ij Gebuer
 
Wat maechs de man?Ga naar voetnoot1563
 
Oft hem God geen vrucht en verleent,Ga naar voetnoot1564
1565[regelnummer]
Ga naar margenoot+Eest dan sijn scout?
i Gebuer
 
Wat? trouwen eer neent!Ga naar voetnoot1565
 
Hi creechse wel, waren si aen hem versien.Ga naar voetnoot1566
ij Gebuer
 
Gods gracie die moeter inne gescienGa naar voetnoot1567
 
Ende oec in onser alder leven,
 
Tsi hier oft eldere.
i Gebuer
 
Dat moet God gevenGa naar voetnoot1569
1570[regelnummer]
En wil den bescaemden sijn scaemte so lijen,Ga naar voetnoot1570
 
Datti na dese scaemte vor sijn scaemte noch moet verblien!Ga naar voetnoot1571
Selete.
Anna
 
O godlijc licht vol gracien claer,
 
U scijnte es blickende altoes eenpaer!Ga naar voetnoot1573
 
Op den uwen ghi hittelijc laeyt;Ga naar voetnoot1574
1575[regelnummer]
U grote gewichte es openbaerGa naar voetnoot1575
 
In hemel, in erde, grondeloes zwaer.
 
U vonc invierich altoes raeyt!Ga naar voetnoot1577
 
Lof hebt der vrucht, die ghi gesaeyt
 
Hebt in minen besondegen lichame.Ga naar voetnoot1579
[pagina 120]
[p. 120]
1580[regelnummer]
Ga naar margenoot+Mijn man, die teersten was ontpaeyt,Ga naar voetnoot1580
 
Sal nu des drux, here, sijn verfraeyt;Ga naar voetnoot1581
 
Ghebenedijt si dies u name!
 
Want seer bequameGa naar voetnoot1583
 
Soe wert mijn vrucht, ic heb[t] bevonden;aant. Ga naar voetnoot1584
1585[regelnummer]
Dies rise u lof, heere, tallen stonden!aant.
Pause: sanc of spel.
Joachem
 
Noyt blider man en was op eerde,
 
Want Anna, mijn wijf, soet God begeerde,
 
Die heeft, also mi es verclaert,
 
Een suete dochter nu gebaert.
1590[regelnummer]
Soe edel, soe reyn, soe scoen van live
 
En was ter werelt noyt van wive
 
Geboren! Lof hebt dies, hemelsche vader,
 
Want ghi mijn troest sijt en berader;Ga naar voetnoot1593
 
Dies sijt geloeft in ewegen tie!
Een Priester
1595[regelnummer]
Joachem, ghi scijnt seer blie.
 
Vercorne vrient, wats u gesciet?
 
Segt ons de sake.
Joachem
 
En soudic niet,
 
Ghi heren? Ic ben soe wel gepaeit!Ga naar voetnoot1598
 
God heeft sijn gracie op mi gespraeitGa naar voetnoot1599
1600[regelnummer]
Soe overvloedich, ja, diet wel vaet.Ga naar voetnoot1600
 
Ic, hopic, nemmeer en werd versmaet
 
Inden tempel, des ben ic vro,
 
Om mijn onvruchtbaerheit.
Dander Priester
 
Keren lieve, hoe soo?Ga naar voetnoot1603
 
Ga naar margenoot+Joachem, dats ons lief om horen!
Joachem
1605[regelnummer]
Noyt scoender kint en was geboren
[pagina 121]
[p. 121]
 
- Ghi heren, dat si u wel verclaert -
 
Dan Anna .j. dochter heeft gebaert,
 
Mijn lieve wijf. Dies soudic begeeren
 
Aen u beiden, om cort vercleeren,Ga naar voetnoot1609
1610[regelnummer]
Dat ghi mi enen sueten name
 
Wout condegen, soet haer best betame
 
Na haer scoenheit ende behoerte.Ga naar voetnoot1611-12
Een Priester
 
Welc tijt was des kints geboerte?
 
Joachem, vrient, doets ons gewach.
1615[regelnummer]
Dit horen wy gheerne.
Joachem
 
Den .viij. dach
 
Van september dat kint lofsamGa naar voetnoot1616
 
Van harer moeder ter werelt quam
 
Ende daer om spoet u sonder beyen.Ga naar voetnoot1618
 
Ic wil gaen thuus en doen bereyen
1620[regelnummer]
Mijn dingen, Alsoe daer toe behoert,aant.
 
Ende wilt mi volgen rechtevoert.Ga naar voetnoot1621
 
Dies biddic u, tes meer dan tijt,
 
Scep hem den name.
Dander Priester
 
GhebenedijtGa naar voetnoot1623
 
Moet sijn de vrucht om ons verhogen.Ga naar voetnoot1624
1625[regelnummer]
Maer hoe selen wijt heeten mogen,
 
Dit kint? Geselle, wilt mi beraen,Ga naar voetnoot1626
 
Ic bens te weets.
Deerste Pape
 
Ga naar margenoot+Bidt vol genaenaant. Ga naar voetnoot1627
 
Den oversten here met goeden avise,Ga naar voetnoot1628
 
Datti ons enen naem bewise,Ga naar voetnoot1629
[pagina 122]
[p. 122]
1630[regelnummer]
Als sijn heilege wille si.
 
Bidt dies met nernste.Ga naar voetnoot1631
Hier bidden si.
Dingel
 
Soe hoert na mi,
 
Wies dat ic u nu sal vercleeren:
 
Noemse Maria: dit seit hi di,
 
Die hoechste here; tes sijn begeren.
1635[regelnummer]
Den wreeden viant te sijnder deerenGa naar voetnoot1635
 
Ende alle den hemelscen heere ter vrame
 
Makic te binnen u deser meeren,Ga naar voetnoot1637
 
Dat Maria wert haren name.Ga naar voetnoot1638
 
Si wort den here alsoe betame,
1640[regelnummer]
Dat noyt haer weerde en was volscreven,aant. Ga naar voetnoot1640
 
Hoe hoge, hoe groet ende hoe bequame
 
Dat si daer boven sal sijn verheven.
 
Den staet der inglen sal haer aencleven.Ga naar voetnoot1643
Een Priester
 
Lof, salich kint, gebenedijtGa naar voetnoot1644
1645[regelnummer]
Van Gode, die ons dees boetscap brachte!
Dander Pape
 
In uwer moeder lichame gewijt,Ga naar voetnoot1646
 
Lof, salich kint, gebenedijt!
Een Priester
 
Ghespruyt, geboren dat ghi sijt
 
Uut Yesse, den edelen gheslachte.
Dander Pape
1650[regelnummer]
Lof, salich kint, gebenedijt
 
Ga naar margenoot+Van Gode, die ons dees bootscap brachte!
 
Van groter crachte, hoge inde[n] here,aant.
 
Soe sijn u machte onsprekelic seere.
[pagina 123]
[p. 123]
 
Dies vloye u lof toe emmermeere!
Selete; wech.
Anne
1655[regelnummer]
Lof, here, en danc in allen tien! -Ga naar voetnoot1655
 
Vercorne man, wilt u verblien:
 
Al es ons kint seer jonc van dagen,
 
Soet blijct, het es na Gods behagen
 
Seer wijs van sinne, suptijl en vroet,Ga naar voetnoot1659
1660[regelnummer]
Scoen, bequame, vol der oetmoet.
 
Nochtan en eest - God hebs gewout -Ga naar voetnoot1661
 
Nu recht omtrent maer .iij. jaer out.
 
Dus, waert u wille, ic sout wel raen,
 
Dat wise inden tempel daen,Ga naar voetnoot1664
1665[regelnummer]
Want si hevet mi gewaecht.
 
Wat segdier af, dochter?Ga naar voetnoot1666
Joachem
 
Mijn suver maecht,
 
Uwe begeerte als van dien,Ga naar voetnoot1667
 
Lief kint, die sal u wel gescien.
 
Dies segt mi - gaet mi me of tegen -Ga naar voetnoot1669
1670[regelnummer]
U wille sal sijn.
Ons Vrouwe, i. jonc kint
 
Vader, ic ben genegen
 
Altijt te doene na u bevelen
 
Ende Gode te dienene.
Anne
 
Dees vier gespeelen,
 
Maria, dochter, wilt met u leyen:aant. Ga naar voetnoot1673
 
Wijsheit en laet van u niet sceyen,
1675[regelnummer]
Ga naar margenoot+Oetmoedicheit es den anderen name,
 
Suverheit, de derde, die geeft vrame,Ga naar voetnoot1676
 
Ghehorsamheit om duecht verstiven.Ga naar voetnoot1677
 
Dese selen altoes met u bliven.
 
Nu kinder, tert op, weest onversaecht.Ga naar voetnoot1679
[pagina 124]
[p. 124]
1680[regelnummer]
Heere, ontfaet dees suver maecht
 
Met haren gespeelen, dies biddic dy,
 
En nemtse in hoeden.
Bisscop
 
In Gods namen sy!Ga naar voetnoot1682
 
Nu ga wy, dochter, onder u viven.
 
Dat ghi eendrechtich tsamen moet bliven,
1685[regelnummer]
Alsoe ic hope, na recht bekin,Ga naar voetnoot1685
 
Dat sal volcomen.
Joachim
 
Nu, kinder, tert in.Ga naar voetnoot1686
 
Dat alden hemelschen heere soetGa naar voetnoot1687
 
U reyn bestaen bequaem sijn moet!Ga naar voetnoot1688
 
Wi sceiden van u nu; als in desenaant. Ga naar voetnoot1689
1690[regelnummer]
Gods gracie wil altijt bi u wesen.Ga naar voetnoot1690
Bisscop
 
Lief kint, hoe es den name dijn?
Maria
 
Maria.
Bisscop
 
Wel moetti comen sijn!
 
In duechden wil u God gesterken.
 
Ghi selt nayen, stofferen en werkenGa naar voetnoot1694
1695[regelnummer]
De orlementen des tempels en voortGa naar voetnoot1695
 
Seldi u oefenen, alsoet behoort,
 
Ga naar margenoot+Ten geboden Gods in allen tyen.
 
Ter leeringen ende ter prophecien
 
Pijnt u te volgen in allen keere.Ga naar voetnoot1698-99
1700[regelnummer]
Seldi, Maria?
[pagina 125]
[p. 125]
Maria
 
Jaic geerne, heere!
Anna
 
Nu ga wi, Joachim, vercorne man,Ga naar voetnoot1701
 
Maria es inden tempel bleven.
Joachim
 
God wilse met duechden verlichten voort an.Ga naar voetnoot1703
Anna
 
Nu ga wi, Joachim, vercorne man.
Joachim
1705[regelnummer]
Die hemel ende erde heeft int gespan,Ga naar voetnoot1705
 
Die wille haer salegen voortganc geven.
Anna
 
Nu ga wi, Joachim, vercorne man,
 
Maria es inden tempel bleven.
Joachim
 
Haer onsprekelike wijsheit, haer duegdelijc leven,
1710[regelnummer]
Die sal noch, hopic, naer Gods gehingen,Ga naar voetnoot1710
 
Alle menscen salicheit in bringen.
 
Want na de wijsheit, die in haer gesticht es,
 
Si metten heilegen geest verlicht es.
 
Hoe soude haer joncheit anders beseffen
1715[regelnummer]
Den keest van duechden?Ga naar voetnoot1715
Anna
 
God wiltse verheffen
 
In duechden als alder weertste geminde,
 
Ga naar margenoot+Datter elc gracie ende troest aen vinde!
Selete.
Bisscop
 
Ghi heren, mi wondert alte sere,
 
En dede de gracie vanden here,Ga naar voetnoot1719
[pagina 126]
[p. 126]
1720[regelnummer]
Hoe dat Maria, dese suete maegt,
 
Dus jonc haer soe suptijlec draegt.Ga naar voetnoot1721
 
In allen dingen, dats openbaer,
 
Es si soe duegdelijc.Ga naar voetnoot1723
Een Priester
 
Dats seker waer,
 
Her bisscop. Wi en hebben noyt vernomen
1725[regelnummer]
Selc maegt hier inden tempel comen,
 
Van bedene, van werkene soe wijs, soe vroet,Ga naar voetnoot1726
 
Soe scoen, soe lieflijc en vol der oetmoet.
 
Ic en can gepeynsen, hoe dat syGa naar voetnoot1728
 
Na haer joncheit.
Bisscop
 
Wat raeddy my,Ga naar voetnoot1729
1730[regelnummer]
Ghi heren? Wi moeten den gebodeGa naar voetnoot1730
 
Gehoorsam wesen, al sceiden wi noode
 
Van deser maegt, om cort verclaren.Ga naar voetnoot1732
 
Si es seer nakende hueren jaren.Ga naar voetnoot1733
 
Onsprekelijc eest, datmen soude rueren
1735[regelnummer]
Van enegen jongen creatueren,
 
Dat sy mocht hebben alsulken sin,
 
En hadsi den heilegen geest niet in.Ga naar voetnoot1734-37
 
Want si es een vorme der reynicheitGa naar voetnoot1738
 
Ende der oetmoet.
Dander Priester
 
Vor waer geseyt,
1740[regelnummer]
Ga naar margenoot+Si es de sorchfuldichste ende de bequaemlijxste,Ga naar voetnoot1740
 
De gehorsamste ende de tamelijxsteGa naar voetnoot1741
 
In allen dingen, soet es beseven.Ga naar voetnoot1742
[pagina 127]
[p. 127]
 
Si leit bat yngelen- dan menscenleven;
 
Si es volmaect ende onbevlect.
Bisscop
1745[regelnummer]
Maecht fijn, daer Salamon af sprectaant. Ga naar voetnoot1745
 
In sinen cantiken, soe ic verzinne:Ga naar voetnoot1746
 
‘Ghi sijt met allen scoen, mijn vriendinne!Ga naar voetnoot1747
 
In u en es geen smette gesticht.Ga naar voetnoot1748
 
Scoender dan de zonne ende boven dlicht
1750[regelnummer]
Der sterren duytnemenste, ongebreckelijxsteGa naar voetnoot1750
 
Fonteine vloyende inder gracien, de reckelijxsteGa naar voetnoot1751
 
Die noyt ter werelt ontfinc wesen.’
 
Wat saels gescien?
Deen Priester
 
Nu, als te desenGa naar voetnoot1753
 
Wille ons de here verlenen spoet,Ga naar voetnoot1754
1755[regelnummer]
Dat tonser salicheit wesen moet.
Selete. Dan sal Ons Vrouwe groot sijn.
Joachim
 
Anna, vercorne geminde vrouwe,
 
Daer ic in duegden mi toe betrouwe,Ga naar voetnoot1757
 
Eest wonder, dat mi therte verhuecht es,
 
Als Maria, de duegdelike kersouwe,Ga naar voetnoot1759
1760[regelnummer]
Besprayt es metten hemelscen douweGa naar voetnoot1760
 
Van gracien, daer elkerlijc in verhuecht es.
 
Want si tverchiersele van alder duecht es,Ga naar voetnoot1762
 
Oetmoedelijc inden tempel des heren
 
Boven alle meechden, dwelc ons een vruecht es.
1765[regelnummer]
Salicheit moeter by vermeeren.Ga naar voetnoot1765
Ga naar margenoot+
Anna
 
Joachim, geminde man vol eren,
[pagina 128]
[p. 128]
 
Si en salder niet lange in mogen bliven.
Joachim
 
Soe machse haer tot huwelike state keren,Ga naar voetnoot1768
 
Oft in suverheden haer selven bescriven.Ga naar voetnoot1769
Anna
1770[regelnummer]
Gods gracie die wil in haer becliven,Ga naar voetnoot1770
 
Want si scier hubaer wesen sal,Ga naar voetnoot1771
 
Reyn, duegdelijc boven alle wiven.Ga naar voetnoot1772
 
Dies lovic den oversten here van al.
Joachim
 
Hi, die hemel ende erde, berch ende dal
1775[regelnummer]
Gemaect heeft, die laetse voort regieren;Ga naar voetnoot1775
 
Hi salse best hueden voor ongeval
 
Ende duegdelic tsijnder gelieften bestieren.Ga naar voetnoot1777
Anna
 
Nu laet ons met herten goedertieren
 
Loven den here, tes meer dan tijt,
1780[regelnummer]
Dat Maria soe duegdelijc es van manierenGa naar voetnoot1780
 
Dor de gracie des heren gebenedijt.
Joachim
 
Lof, goddelijc wesen, diet al verblijt,Ga naar voetnoot1782
 
Ingelen, menscen, hemel ende erde.
Anna
 
Lof, specie vol duechden, der yngelen jolijt.Ga naar voetnoot1784
Joachim
1785[regelnummer]
Lof, goddelijc wesen gebenedijt.
Anna
 
Lof, die fonteyne van gracien sijt;
 
Onsprekelic es u hoge weerde.
[pagina 129]
[p. 129]
Ga naar margenoot+
Joachim
 
Lof, godlijc wesen, diet al verblijt,aant.
 
Ingelen, menscen, hemel ende erde.
1790[regelnummer]
Dat Maria, die meegdelike geerde,Ga naar voetnoot1790
 
Met uwer gracien dus es versien,
 
Dies moet u ewigen lof gescien.
Bisscop
 
Na Gods gebod moet u verclaert sijn:
 
Alle meegden, die verjaert sijn,Ga naar voetnoot1794
1795[regelnummer]
Die trecken thuus bi vader ende moedere
 
Ende nemen man als haren behoedere.
 
Dit benic gebiedende sonder respijt.Ga naar voetnoot1797
 
Maria, ghij hebt oec uwen tijt,
 
Die daer toe steet; reyn, suver geerde,
1800[regelnummer]
Ghi moet oec huwen.Ga naar voetnoot1800
Maria
 
By uwer weerde,
 
Eerwerdich vadere, ic hebbe in my
 
Genomen, op dat Gods wille sy,Ga naar voetnoot1801-02
 
Dat ic mijn reinicheit ende mijn trouwe
 
Gode almechtich offeren souwe.
1805[regelnummer]
Dus soudic geerne houden Gode
 
Mijn opset van dien, ende den gebode
 
Niet contrarie en ware van dien.Ga naar voetnoot1806-07
Bisscop
 
Maria, dat en mach niet gescien
 
Na mijn verstaen; ic en weets hoe keren.Ga naar voetnoot1809
1810[regelnummer]
Almechtich God, here alder heren,
 
Wilt ons verlichten met saleger leeren
 
In duegden tot onser sielen bate:
 
Oft Maria, wiens duegden altijt vermeeren,Ga naar voetnoot1813
 
Ga naar margenoot+Hier bliven sal inden tempel des heren
1815[regelnummer]
Oft haer voegen tot huwelijken state.
[pagina 130]
[p. 130]
i Priester
 
Balseme van gracien, suet honich rate,aant. Ga naar voetnoot1816
 
Wilt u grote genadicheit hier bewisen.
ij Priester
 
Verwerft ons in glorien de hemelsce sate,Ga naar voetnoot1818
 
Daer men de sielen mach ewich spisen.
Bisscop
1820[regelnummer]
Soe datter elc confoort van duechden in vate,Ga naar voetnoot1820
 
Balseme van gracien, reyn honichrate.
ij Priester
 
Verwerft ons inder glorien de hemelsce gesate,
 
Daer men de sielen mach ewich spisen.
Bisscop
 
Balseme van duechden, reyn honichrate,
1825[regelnummer]
Wilt u grote genadicheit haer bewisen,
 
Wiens lof dat niemen en can volprisen.Ga naar voetnoot1826
Dingele
 
Her bisscop, hoort de redene mijn:
 
Alle, die van Davits geslachte sijn,
 
Die bringen droege roeden sonder vernoyen;Ga naar voetnoot1829
1830[regelnummer]
Ende de wiens dat daer sal bloyen,Ga naar voetnoot1830
 
Sal Marien hebben in hoedenGa naar voetnoot1831
 
Te huwelike; wilt u hier met spoeden.
Bisscop
 
Lof, cracht, des alle crachten cracht hebben,Ga naar voetnoot1833
 
Dat ghi u vrienden aldus versiet.Ga naar voetnoot1834
i Priester
1835[regelnummer]
Wel hem, die u in haer gedacht hebben.Ga naar voetnoot1835
 
Lof, cracht, des alle crachten cracht hebben.
[pagina 131]
[p. 131]
Ga naar margenoot+
Bisscop
 
Wat dat wi, menscen, in duechden gewracht hebben,Ga naar voetnoot1837
 
Bi uwer duecht soe en eest al niet.Ga naar voetnoot1838
ij Priester
 
Lof, cracht, des alle crachten cracht hebben,
1840[regelnummer]
Dat ghi u vrienden aldus versiet.
Bisscop
 
Nu salic sonder te letten yetGa naar voetnoot1841
 
Alle dat van [Davits] geslechte geresen esaant. Ga naar voetnoot1842
 
Ende tot huweliken state bequaeme int wesen es,
 
Gaen doen versamen met groter spoede.
1845[regelnummer]
Laet sien, wie Marien, vol der oetmoede,
 
Sal vallen te goede; si es soe duegdelijc.Ga naar voetnoot1846
i Priester
 
Elc mach int herte wel wesen vruegdelijc,
 
Al Davits geslechte mach wel verblien!
 
Tert voort, ghi heren, in allen sien.Ga naar voetnoot1849
i Jongelinc
1850[regelnummer]
Gods werken sijn wonderlijc te verstane.
ij Jongelinc
 
Wie sal sijn wijsheit dan gronderen?Ga naar voetnoot1851
iij Jongelinc
 
Het gaet verre buten minen vermane.Ga naar voetnoot1852
i Jongelinc
 
Gods werken sijn wonderlijc te verstane.
iij Jongelinc
 
Nu pinen wi na sbisscops bevel te gane
1855[regelnummer]
Ten temple, daer elc mach veryubileren.Ga naar voetnoot1855
[pagina 132]
[p. 132]
i Jongelinc
 
Gods werken zijn wonderlijc te verstane.
ij Jongelinc
 
Ga naar margenoot+Wie sal sijn wijsheit dan gronderen?
iij Jongelinc
 
Die hem in wijsheden met wijsheden fonderen,Ga naar voetnoot1858
 
Doent sonder vaer.Ga naar voetnoot1859
ij Jongelinc
1860[regelnummer]
Die wise dolen meest.
i Jongelinc
 
Dats emmers waer!Ga naar voetnoot1860
iij Jongelinc
 
Te beter hebben sijt, die goet clerc sijn.Ga naar voetnoot1861
i Jongelinc
 
Ja, wat segdijs? Moet niet een wonderlic werc sijn,
 
Dat Maria, de maegt, reyn van gedachte,
 
Bi Gods bevelene uut Davids geslachte
1865[regelnummer]
Enen man sal trouwen, geseit vor al,
 
Niet wetende, wie dat hi wesen sal,Ga naar voetnoot1865-66
 
Dan si in Gods begeerte te vreden es?Ga naar voetnoot1867
ij Jongelinc
 
Menich maecht, die opten dach van heden es,
 
En soude soe lichte niet gepayt sijn.Ga naar voetnoot1869
iij Jongelinc
1870[regelnummer]
Die haer gecrigen sal, mach wel verfrayt sijn,Ga naar voetnoot1870
 
Want haer minlijc opsien es soe sedelijc.Ga naar voetnoot1871
i Jongelinc
 
Ende Maria, die oetmoedege maecht seer vredelijc,
[pagina 133]
[p. 133]
 
Sal op Gods betrouwen, soet jonst huer riet,
 
Enen man gaen trouwen, al en kint sijs niet.Ga naar voetnoot1873-74
ij Jongelinc
1875[regelnummer]
Wie hoerde noit wonderliker dingen?
iij Jongelinc
 
Die sijn rijsken bloyende sal bringen,Ga naar voetnoot1876
 
Ga naar margenoot+Sal de maegt trouwen, dats openbaer.
i Jongelinc
 
Dat teeken sal groot sijn.
ij Jongelinc
 
Dats emmers waer!Ga naar voetnoot1878
 
Men sach sulc wonder noyt gevallen.Ga naar voetnoot1879
iij Jongelinc
1880[regelnummer]
Diense geburen sal van ons allen,Ga naar voetnoot1880
 
Es van Gode seer uutvercoren.
i Jongelinc
 
Op eerde en was noit scoender geboren.
 
Haer scoenheit verlicht al tscijn der sonnen.Ga naar voetnoot1883
ij Jongelinc
 
Haren meegdeliken lichaem es soe dor ronnenGa naar voetnoot1884
1885[regelnummer]
Met minnen tot duegdeliker ingloedicheit!Ga naar voetnoot1885
iij Jongelinc
 
Si es soe vol der oetmoedicheit;
 
Elker herten geeft si goet exempele.
i Jongelinc
 
Hets de vorsienichste vanden tempele,Ga naar voetnoot1888
 
De wijste, de oetmoedichste ende de reynste,
[pagina 134]
[p. 134]
1890[regelnummer]
De gehorsamste den here ende de serteynste,Ga naar voetnoot1890
 
Die noyt op groyende was in duechden.
ij Jongelinc
 
Dat esse warechtich.
iij Jongelinc
 
Si es soe vol vruechden,
 
Dat noyt op eerde en quam haers gelike,
 
Alsoet wel blijct.
i Jongelinc
 
Ic ben mechtich ende rike,
1895[regelnummer]
Maer mocht mi de scoen maegt geburen,Ga naar voetnoot1895
 
Ga naar margenoot+Ic dancte Gode der goeder aventuren.Ga naar voetnoot1896
 
Ende ic wilder herte ende sin toe leggen
 
Huer te beminnene.
ij Jongelinc
 
Alsoe mochten wi oec seggen:
 
Hier en es niement, vaet mijn vercleren,Ga naar voetnoot1899
1900[regelnummer]
Hi en soudse te huwelike wel begeren,
 
Marien, die een bescut vor toren es.Ga naar voetnoot1901
iij Jongelinc
 
Hi salse wel crigen, diere toe geboren es.
 
Ic meynder noch sulc es, diere na lesen sal.aant. Ga naar voetnoot1903
i Jongelinc
 
Sijn roede sal bloyen, die brudegoem wesen sal.Ga naar voetnoot1904
1905[regelnummer]
Ga wi ten temple de maecht aenscouwen.
ij Jongelinc
 
Tes messelic, wie ons meskief genesen sal.Ga naar voetnoot1906
 
Sijn roede sal bloyen, die brudegoem wesen sal.
[pagina 135]
[p. 135]
iij Jongelinc
 
Sijn aventuere es groet, die in desen sal
 
Gode behagen ende de maget trouwen.
i Jongelinc
1910[regelnummer]
Sijn roede sal bloyen, die brudegoem wesen sal.
 
Ga wi ten temple de maegt aenscouwen.
 
God wil ons met siere gracien bedouwen!
Bisscop
 
Inden name des heren, hoort alle, die sijt
 
Van Davids geslechte sonder verwijtGa naar voetnoot1914
1915[regelnummer]
Te huwene: brinct elc een roeGa naar voetnoot1915
 
Droege, dat God sijn gracie doe
 
Tot onser salicheit, hoe dat geet.
i Van Davids Geslechte
 
Her bisscop, wi sijn alle bereet
 
Naer u gebod, soet redene si.Ga naar voetnoot1919
1920[regelnummer]
Ga naar margenoot+Joseph tert voort.
Joseph
 
Wat hanct aen my?Ga naar voetnoot1920
 
Ghi heren, wilt mi dies verdragen,Ga naar voetnoot1921
 
Ic bens onwerdich.
Bisscop
 
Hoort mi gewagen:
 
Wiens roede dat bloyt, mach wel verblien,
 
Want hi sal trouwen der maegt Marien,
1925[regelnummer]
Joachems dochter, na Gods bevel.
 
Stect op u roeden! - O God Emanuel,
 
Hoe mach dit wesen? dits vremt bediet:Ga naar voetnoot1927
 
Hier en bloyt een ynckel roede niet.
 
Nochtan seide dingle int openbaer,Ga naar voetnoot1929
1930[regelnummer]
Dat soude gescien.
i Priester
 
Joseph, comt naer,Ga naar voetnoot1930
[pagina 136]
[p. 136]
 
Weest onderhorich naer dbetamen.Ga naar voetnoot1931
 
Stect op u roede, en wilt u niet scamen;
 
Wat God begeert, dat moet gescien.
Joseph
 
Ghi heren, dat kennic, maer al in dien
1935[regelnummer]
Benic bereet in alder maten;Ga naar voetnoot1934-35
 
Maer dees soe mochti mi wel verlaten.Ga naar voetnoot1936
Bisscop
 
Lof, here, die niement en can geliken!aant. Ga naar voetnoot1937
 
Hier doedy openbaerlijc bliken,
 
Dat alle dinc es in u vermogen.
1940[regelnummer]
Joseph, ghi moecht u wel verhogen,Ga naar voetnoot1940
 
Want God die heeft u uutvercoren
 
Boven al dandere; nu na dbehoren,
 
Josep, soe moetti trouwen te wive
 
Marien reyn, suver, bequame van live,Ga naar voetnoot1944
1945[regelnummer]
Ga naar margenoot+Alsoet de overste here begeert.
Joseph
 
Her bisscop, dat en wert u niet geweert.Ga naar voetnoot1946
Bisscop
 
Nu, Joseph, in onderhorichedenGa naar voetnoot1947
 
Soe geloefdy den here, dat ghi met vreden
 
Ende met getrouwicheden, in werken van minnen,
1950[regelnummer]
Marien, vol der oetmoedeger sinnen,Ga naar voetnoot1950
 
Volstandich bi bliven selt emmermeereGa naar voetnoot1951
 
Sonder af sceiden?
Joseph
 
Dat gelovic haer ende Gode den here
 
Vor u, her bisscop, als man van trouwen.
[pagina 137]
[p. 137]
Bisscop
 
Dat geloefdy oec, Maria?
Maria
 
Jaic, here.
Bisscop
 
God laet u wel houwen!Ga naar voetnoot1954
1955[regelnummer]
Nu, Joseph, vrient, wilt u bereiden
 
Thuus wert te treckene sonder beiden.
 
Maria, dochter, ende Joseph, ghi,
 
Weest onderhorich.
Joseph
 
In Gods namen si. -Ga naar voetnoot1958
 
Maria, laet ons gaen gereetscap maken,Ga naar voetnoot1959
1960[regelnummer]
Soet ons betaemt, van alle saken:
 
Ic wil gaen trecken ongeletaant. Ga naar voetnoot1961
 
Te Bethleem wert.
Maria
 
Ende ic te Nazareth.
 
Gods gracie wil ons alsoe gewegen,Ga naar voetnoot1963
 
Datter sinen lof in sy gelegen.
Ga naar margenoot+
God
1965[regelnummer]
Gabriel, hoert: wilt u bereyen;aant.
 
Sijt snel en wil niet langer beyen.
 
Ic wil aen nemen menscen natuere,
 
Volcomen dat die propheten seyenGa naar voetnoot1968
 
Van mire hoger gebuertelicheyenGa naar voetnoot1969
1970[regelnummer]
Aen een meechdelike figure,Ga naar voetnoot1970
 
Om te verlossen, die daer int sureGa naar voetnoot1971
 
Lange bedruct hebben geseten;
 
Die willic nu als creatureGa naar voetnoot1973
 
Bringen, daer ewelic geduere
[pagina 138]
[p. 138]
1975[regelnummer]
Mijn grote bliscap ongemeten.
 
Gabriel, ic doet u weten,
 
Dat ghi selt trecken te Nazaret.
 
Daer seldi vinden in secretenGa naar voetnoot1978
 
Maria, die maget onbesmet.
1980[regelnummer]
Haer seldi seggen ongelet
 
Van minen wegen in corter spacien:Ga naar voetnoot1981
 
‘God gruetu sonder wee, vol gracien!’aant. Ga naar voetnoot1982
 
Dat segt haer vanden monde Gods.
Gabriel
 
O here, behouden uws geboods,aant. Ga naar voetnoot1984
1985[regelnummer]
Mi wondert, hoet u gelieven souweGa naar voetnoot1985
 
Menscheit te nemen aen een vrouwe,
 
Al es si suver, ic segt u bloet,Ga naar voetnoot1987
 
En sterven natuerlic dan de doot,
 
Ende ghi onsterfelic sijt, soet claer es.Ga naar voetnoot1989
1990[regelnummer]
Want de mensce, soet oppenbaer es,
 
Met sonden ontreint es en besmet,Ga naar voetnoot1991
 
Contrarie sgebods en uwer wet.
 
Dits hoech verstaen, ic segt u vrilic.Ga naar voetnoot1993
God
 
Ga naar margenoot+Gabriel, dees maecht heeft mi so blilic
1995[regelnummer]
Gedanct, geloeft, als haren verminden,Ga naar voetnoot1995
 
Ghi en selter blame noch smette in vinden.
 
Dies es mijn herte in haren bedwange.Ga naar voetnoot1997
 
Gescreven staet in Salamoens sange:Ga naar voetnoot1998
 
Mijn liefste vriendinne eest, hoe dat si,
2000[regelnummer]
Want si es geheilicht in my.
 
Ende op wien sal rusten Gods geest,aant.
 
Dan opten oetmoedegen alder meest?
[pagina 139]
[p. 139]
 
Dus segt haer voert sonder respijt:Ga naar voetnoot2003
 
‘De here es met di, gebenedijt
2005[regelnummer]
Soe sidi boven alle vrouwen!’
Gabriel
 
O claerheit, die niemen en mach dorscouwen,
 
Hets meer dan tijt, ic lide verwonnenGa naar voetnoot2007
 
Grondeloes sijn u hoge connenGa naar voetnoot2008
 
Ende u genaden onbesnedenGa naar voetnoot2009
2010[regelnummer]
Uut uwer hoger godlicheden.Ga naar voetnoot2010
 
Om, here, te quitene die nu sterven,Ga naar voetnoot2011
 
Soe werdic nernstich ter bederven.Ga naar voetnoot2012
Pause cort. Gabriel knielt vor Marien, ende si leit en leest in haer camere, haer hande te Gode wert hebbende.
Gabriel
 
Van Gods wegen, suver vercorne,
 
Los van allen smetten, reyne,
2015[regelnummer]
Soe comic tu, in tsviants toorne:Ga naar voetnoot2015
 
Ghi selt verlossen die verloorne!
 
Hi wilt hem rusten in uwen pleyneGa naar voetnoot2017
 
Ende wilt vertroesten vor die veleyne,
 
Ga naar margenoot+Die liggen inder duvele tra.Ga naar voetnoot2018-19
2020[regelnummer]
Ave, gracia plena!
Hier verscricse haer.
 
Maria, vrouwe, sijt onversaecht!
 
Natuerlic seldi baren een kintGa naar voetnoot2022
 
Ende werden moeder ende bliven maecht.
 
Die gracie des heren heeft u vermint;Ga naar voetnoot2024
2025[regelnummer]
Jhesus saelt heten, mi wel versint,
 
De hoechste van deser werelt wijt.
[pagina 140]
[p. 140]
 
Ghi sijt, soemen gescreven vint,
 
Vor alle vrouwen gebenedijt!
Maria
 
Her ingel, die hier dus comen sijt,
2030[regelnummer]
Seer verwondert mi van dien;
 
En kinde noyt man ter werelt wijt,Ga naar voetnoot2031
 
In wat manieren saelt dan gescien?aant.
Dingel
 
Suver maecht, sijts onbevreest!
 
Gods gracie heeft u daer toe bereit.
2035[regelnummer]
Ghescien saelt biden heilegen geest
 
Mids uwer groter oetmoedicheit.Ga naar voetnoot2036
 
Ten tekene van dien, vor waer geseit,
 
Heeft Elizabeth, u nichte, ongewaentGa naar voetnoot2038
 
Enen sone ontfaen in haer outheit
2040[regelnummer]
En es nu in haer seste maent,
 
Nochtan datsi onvruchtbaer sy,Ga naar voetnoot2041
 
Ten dae Gods gracie.Ga naar voetnoot2042
Maria
 
Her ingel, soe ghi
 
Mi seit, soe moet met mi verkeren.Ga naar voetnoot2043
 
In Gods genaden soe keeric my:Ga naar voetnoot2044
2045[regelnummer]
Ga naar margenoot+Siet hier de deerne Gods ons heren!Ga naar voetnoot2045
Gabriel
 
Reyn maecht vol eren, suete Marie,
 
Die gracie Gods heeft u om vaen.Ga naar voetnoot2047
 
Een godlike hemelsce tresorieGa naar voetnoot2048
 
Seldi voort bliven sonder vergaen.
2050[regelnummer]
Orlof, ic keere ten hemel saen.Ga naar voetnoot2050
Selete.

margenoot+
bl 4a
voetnoot76
hoe gaat het toch? (vgl. vs. 381). Nijt is de gepersonifieerde afgunst.
voetnoot77
aengescreven: opgetekend.
voetnoot78
het boek des levens, vgl. Fil. 4, 3 en Apoc. 3, 5; 20, 12 en 21, 27; metten: bij de.
voetnoot79
met sere: hoort bij het volgende.
voetnoot80
wachermen: helaas.
voetnoot81
verganc: einde.
voetnoot83
ghewelt: macht.
voetnoot84
dies: daarom.
voetnoot85
keytiven: rampzaligen.
voetnoot86
die Hem door mijn raad vertoornden.
voetnoot87
door uw gezindheid, ingeving, beroofden wij ons van.
voetnoot88
erve: erfenis.
voetnoot89
dies: daarom.
voetnoot90
smae = smade: schande.
voetnoot93
laten wij ons inspannen.
voetnoot94
in de strik te brengen.
voetnoot95
ringen: overmeesteren, in zijn macht brengen.
voetnoot96
indien gij daarbij behulpzaam bent.
voetnoot98
sneven: verderf.
voetnoot99
door ons was het plan bedacht.
margenoot+
bl. 4b
voetnoot100
weerde: waardigheid, heerschappij.
voetnoot101
uit afgunst en uit hovaardij. De dichter combineert hier de opvatting der oudste kerkvaders en van Origenes betreffende Lucifers opstand.
voetnoot102
mesluc: ongeluk.
voetnoot104
soe: zoals.
voetnoot107
vrilic: waarlijk.
voetnoot108
voor de omschrijving met sijn (of worden) en part. pres. zie p. 49.
voetnoot109
dat ik mij loop te verbijten (in de oorspronkelijke betekenis van: stuk bijten; vgl. zich opvreten).
voetnoot110
hatye: haat, nijd; vgl. vs. 401.
voetnoot111
ongenuechte: ongenoegen, kwaadheid; daarvan ondervindt uw tand de onaangename gevolgen (Mnl. W. VII 569). Zie Aant.
voetnoot112
dor cnauwelt: stuk gebeten.
voetnoot113
gegeten.
voetnoot115
fautsoen: uiterlijk; ‘ik loop weg te kwijnen’.
voetnoot116
zo kwelt het mij.
voetnoot117
bat: beter.
voetnoot118
bevellen: tegenhouden.
voetnoot120
claerlic: kennelijk.
voetnoot121
wies: op wie.
margenoot+
bl. 5a
voetnoot123
naar ons hier sturen; trouwen: natuurlijk.
voetnoot124
verdullen: misleiden.
voetnoot125
gestelt: geroepen.
voetnoot126
in Zijn hoge liefde.
voetnoot128
gecken: bedriegen.
voetnoot129
demster: duisternis.
voetnoot130
dit ben ik van plan listig uit te voeren.
voetnoot131
kondt gij dat bewerken.
voetnoot132
versconen: mooier worden.
voetnoot133
zeer aangenaam worden; ik zal hem wel te schande maken.
voetnoot135
Hovaardij en Hebzucht zullen, het ook ‘klaarstoven’.
voetnoot136
ik weet de wijze hoe te handelen wel op te zetten.
voetnoot137
ik weet de wijze hoe te handelen wel op te zetten.
bekoor de vrouw.
voetnoot139-141
ik geef het haar het best in door middel van de slang die zij nu voor onschuldig houdt.
voetnoot143
subtijl: sluw.
margenoot+
bl. 5b
voetnoot144
door deze (de slang) hoop ik, hoe dan ook,
voetnoot146
dat doen ze zeker.
voetnoot147
scoey: vooruit, er hoeft niet langer gepraat te worden.
voetnoot148
sin: plan.
voetnoot150
als het zo kan gebeuren.
voetnoot151
ik ben weg (nu volgt een korte pauze, waarin Nijt zich begeeft naar de plaats, waar het paradijs is voorgesteld). Ik zie daar de plaats.
voetnoot154
lac: smet.
voetnoot155
vroude: vreugde; uut stac: uit verdreef.
voetnoot157
tsus: sss, gebaar om stilte te verzoeken, de speler legt een vinger op de mond; laet geworden: wacht eens even.
voetnoot158
smeeken: vriendelijk toespreken.
voetnoot159
geveerte: uiterlijk, manier van doen; dit is wel een voorteken dat mijn geveinsd werk succes zal hebben.
voetnoot160
geveerte: uiterlijk, manier van doen; dit is wel een voorteken dat mijn geveinsd werk succes zal hebben.
voetnoot162
reyn int becliven: die succes beloven.
voetnoot163
orbor: voordeel; kondt gij die ten uitvoer brengen.
voetnoot164
pinen eenpaerlic: zonder ophouden moeite voor doen.
voetnoot165
ja, die hebt gij, beslist.
voetnoot166
avijs: raad.
margenoot+
bl. 6a
voetnoot168
het zij u gezegd d.i. ik zeg het u.
voetnoot169
orborlike: nuttige.
voetnoot171
maken: bewerken.
voetnoot173
indien Adam ze nuttigde? Dan zou hij verlost worden.
voetnoot177
zoals Hij is die hem hier uit aarde schiep.
voetnoot178
onverspleten: ongedeeld, volkomen.
voetnoot179
sciencie: kennis.
voetnoot182
beringen: er toe overhalen.
voetnoot186
volcomen: volvoeren.
voetnoot187
al zouden zij er slechte vruchten van plukken.
voetnoot189
het is wel duidelijk.
margenoot+
bl. 6b
voetnoot190
spreek Vrouwe Eva listig aan.
voetnoot191
volcomen: gelukken; vrilic: waarlijk.
voetnoot192
op een cort: spoedig.
voetnoot194
vergier: hof.
voetnoot195
reyn van bestiere: onberispelijk in Zijn werk.
voetnoot197
om dat: opdat.
voetnoot198
om cort verclaren: kort gezegd.
voetnoot203
dat gij eeuwig zult leven.
voetnoot204
hoe ende watte: het waarom en de inhoud.
voetnoot206
wildic mi toe pinen: wilde ik mijn best voor doen.
voetnoot207
van goeder minen: schoon van uiterlijk (hoort bij boem).
voetnoot208
pleyne: lieflijk oord.
voetnoot210
diere nutte: die ervan zou nuttigen.
voetnoot213
naar uw uitleg.
margenoot+
bl. 7a
voetnoot214
zou het voor ons belangrijk zijn.
voetnoot216
ik breng u een tijding die in elk geval moet nagegaan worden.
voetnoot217
en waarnaar wij beslist moeten handelen.
voetnoot218
want wij zullen daardoor.
voetnoot220
met nernste: met aandrang.
voetnoot221
eest: is het.
voetnoot222
ik zal met betrekking daartoe zonder uitstel om uwentwille doen wat ik kan.
voetnoot223
ik zal met betrekking daartoe zonder uitstel om uwentwille doen wat ik kan.
voetnoot224
vererren: boos maken.
voetnoot225
indien het redelijk is; merren: dralen, wachten.
voetnoot227
zonder te wachten.
voetnoot229
claerlic doyt: het is duidelijk; (doeyen: bijvorm van doen Mnl. W. II 228); want = want het.
voetnoot232
de here sonder genoet: de almachtige Heer (lett. zonder gelijke).
voetnoot234
elders, naar onze lust.
voetnoot236
als wij maar beslist niet tegen Zijn gebod handelden.
margenoot+
bl. 7b
voetnoot238
op alle trouwe: op mijn eer.
voetnoot239
et: eet.
voetnoot240
wij hebben volstrekt niet nodig.
voetnoot243
gerieflic: aangenaam.
voetnoot244
scijn: uiterlijk; roke: reuk.
voetnoot247
in strijd met Zijn woorden dan ongehoorzaam waren.
voetnoot248
Die ons volgens Zijn behagen heeft bestemd.
voetnoot249
keeren: uitroep: te drommel (oorspr. Kerst, Christ); te vreden: gerust.
voetnoot250
payen: tevreden stellen.
voetnoot252
vrame: voordeel.
voetnoot253
hout: neem aan. Ik zal het doen.
voetnoot255
wil ik mij geen moeite geven mij te verzetten.
voetnoot256
God late het ons baten.
Selete, andere vorm voor silete, imper. meerv. van Lat. silere = zwijgen. Oorspronkelijk een aanmaning tot het publiek om te zwijgen. Later duidt het evenals sanc, spel of pause een pauze in het spel aan, vooral een muzikaal intermezzo, of eenvoudig wisseling van speeltoneel; vgl. p. 27 noot 4.
margenoot+
bl. 8a
voetnoot259
uit niets ingericht.
voetnoot260
op rechtvaardigheid gegrondvest.
voetnoot261
ben nu terecht hiertoe besloten.
voetnoot262
baren: doen blijken.
voetnoot263
overhorich: ongehoorzaam.
voetnoot264
reyn int behagen: ten volle behaaglijk.
voetnoot265
daarom zullen zij er boete om ondergaan.
voetnoot266
als het recht gebiedt naar rede.
voetnoot267
dat het (nl. het recht) hierom boete van hen eist.
voetnoot269
en weer vrede met hen gesloten.
voetnoot270
in my: tegen mij.
voetnoot271
waer sy: hier een duidelijk voorbeeld hoe deze woorden konden worden tot het oproepen van een speler.
voetnoot272
in vare: bevreesd.
voetnoot273
int clare: kennelijk.
voetnoot275
dus gij hebt gegeten.
voetnoot279
waarom hebt gij het gedaan?
voetnoot280
int waen (= wanen): in mijn gedachte. Of moet men hier lezen: ic waen (conjectuur van Endepols, Museum 1932, p. 123).
margenoot+
bl. 8b
voetnoot281
wantstuut: omdat gij het.
voetnoot286
bedoeld is: en tussen haar zaad en uw zaad.
voetnoot287
hoet: hoofd.
voetnoot289
ik zal u pijnlijk uw ellende vermenigvuldigen.
voetnoot290
ik zal u pijnlijk uw ellende vermenigvuldigen.
voetnoot291
in barensweeën.
voetnoot292
fijn: einde.
voetnoot294
zonder noodzaak op aanraden van uw vrouw, hetgeen ik verbood (t.w. het volgende).
voetnoot295
zonder noodzaak op aanraden van uw vrouw, hetgeen ik verbood (t.w. het volgende).
voetnoot302
zie Aant.
voetnoot303
totdat gij weer tot de aarde terugkeert.
voetnoot305
en gij zult dat weer worden.
voetnoot306
mids dien dats: omdat; tenzij de vorm dats een verschrijving is voor dat, moet men aannemen, dat in deze causale conjunctie de genitief gebruikt is naar analogie van mids + genit.
voetnoot307
het moet gestraft worden.
voetnoot308
dat kan niemand afweren.
voetnoot309
door Mij moet het verlangen naar recht (in de mens) opkomen d.w.z. ik ben het beginsel van het recht; vgl. het volgend vers.
voetnoot310
en naar Mij verlangt.
margenoot+
bl. 9a
voetnoot312
van deze zondaars hun kleren.
voetnoot314
zij zijn klaar op uw bevel, zoals het redelijk is.
voetnoot316
lee: ledematen.
voetnoot318
waarin van nu hierna geen gewoon mens meer verblijft.
voetnoot319
waarin van nu hierna geen gewoon mens meer verblijft.
voetnoot320
ja, behalve enkelen (t.w. Henoch en Elia, zie Hebr. 11, 5), die als vervulling Mijn profetie zullen verwezenlijken.
voetnoot321
ja, behalve enkelen (t.w. Henoch en Elia, zie Hebr. 11, 5), die als vervulling Mijn profetie zullen verwezenlijken.
voetnoot322
ten nutte van hen die op de gepaste wijze.
voetnoot324
zonder einde. De dichter denkt hier aan allen die door het doopsel behouden worden.
voetnoot327
overterden: overtreden.
voetnoot328
gij hadt naar uw wens alles wat gij verkoost.
voetnoot330
sonder sparen: waarschijnlijk in de letterlijke betekenis van het woord d.i. zonder iemand te sparen.
voetnoot333
oetmoet: goedertierenheid.
voetnoot334
sonder verdrach: geheel en al.
margenoot+
bl. 9b
voetnoot335
gij hebt alles in uw macht.
voetnoot337
hebt doen scheiden; vgl. Gen.
voetnoot339
dat weet ik zeker.
voetnoot340
eer ouderdom (tijd) bestond.
voetnoot341
ofschoon men dit vers kan opvatten als: de stroom uwer genade vloeit grondeloos, denk ik hier eerder aan de mystieke opvatting van God als een grondeloze stroom (vgl. Ruusbroec).
voetnoot343
bestaen: beginnen.
voetnoot344
knecht: man; rouw: smart.
voetnoot346
hoe hebt gij, arme ongelukkige, het aangelegd.
voetnoot347
in geluk hadt gij kunnen blijven.
voetnoot349
duecht: goedheid.
voetnoot350
het is redelijk dat hij daarom droefheid lijdt.
voetnoot351
ik heb gestreden en getwist.
voetnoot352
de heer van alle heren, de opperste Heer.
voetnoot353
(zedelijk) gedood.
voetnoot356
die eerst door God waren beschermd.
voetnoot357
scalke: bedrieglijke.
voetnoot358
ontwijd, beroofd van onze onschuld.
voetnoot359
emmer: zeker, beslist.
voetnoot362
verwaten: vervloekt.
margenoot+
bl. 10a
voetnoot364
dat wij nog veel meer droefheid zouden tonen.
voetnoot366
God als de heer der liefde.
voetnoot367
int sneven: ten val.
voetnoot368
onversien: onberaden.
voetnoot371
hout: neem aan; vgl. vs. 253.
voetnoot373
smade: schande.
voetnoot374
nooddorst: nooddruft.
voetnoot377
volgens Gods beschikking.
voetnoot381
hoe is het gegaan?
margenoot+
bl. 10b
voetnoot384
daar is niets aan te doen.
voetnoot386
quale: ellende.
voetnoot387
ocht: of, dan wel.
voetnoot388
voertstel: voornemen, beschikking.
voetnoot390
luttel of yet: in enig opzicht.
voetnoot391
bespiet: aangelegd.
voetnoot392
hulpe longeren: bastaardvloek, oorspr. Gods longen; dat hoor ik graag.
voetnoot396
vgl. vs. 109; na: bijna.
voetnoot397
het dreigt te barsten.
voetnoot400
bedoeld is: bij God.
voetnoot401
gheeten: gegeten; vgl. vs. 113.
voetnoot402
indien wij hen hiervan niet hadden kunnen afhouden, van hun voorspoed.
voetnoot403
ik weet niet hoe (gek) ik zal doen (hem gebeeren).
voetnoot408
in zijn lichaam, in zijn bast.
margenoot+
bl. 11a
voetnoot409
bedrijf: handelwijze.
voetnoot411
een wel felle satire op de wereld en een parodie op de beloften aan Adam.
voetnoot414
zult gij heersen.
voetnoot415
gehoent: bedrogen.
voetnoot417
moencke: monniken; canoenke kanunniken.
voetnoot418
die het om strijd zullen gemunt hebben; Mnl. W. VI 389.
voetnoot419
op elkaar uit hebzucht en uit afgunst.
voetnoot421
de ketel der hel, een attractie bij de opvoering van mysteriespelen.
voetnoot422
in ongetelde aantallen.
voetnoot425
van de genade is beroofd.
voetnoot428
't was een fraai kunststuk.
voetnoot430
weer een parodie op zang en gebed, vgl. vs. 1473.
voetnoot431
claer: ontegenzeglijk.
voetnoot433
toe bringen: tot stand brengen.
margenoot+
bl. 11b
voetnoot434
neckers broet: het gebroed van de nikkers.
voetnoot436
om voort te zetten tot meer voordeel.
voetnoot437
hoe dat ook veranderd is d.w.z. al is het ook (reeds) zo veranderd.
voetnoot440
verhalen: herhalen; spelde: sprak.
voetnoot442
vor bringen: herinneren.
voetnoot443
hij kan niet voor hen pleiten volgens het recht.
voetnoot444
in genen kere: in geen enkel opzicht.
voetnoot445
gheert: begeert.
voetnoot446
niet een hoy: geen hooispriet, in 't geheel niet.
voetnoot449
besoeken: recht zoeken, een zaak aanhangig maken.
voetnoot450
De Vreese leest: Dat hi sijn vonnesse hoer (i.e. Eva) laet sien.
voetnoot451
na: naar, volgens.
voetnoot452
hopic aen: verwacht ik van
voetnoot453
me: mede.
voetnoot456
bi uwen consente: door uw toestemming.
margenoot+
bl. 12a
voetnoot457
becondegen: verkondigen.
voetnoot459
tert: treed.
voetnoot462
met onbedachten rade.
voetnoot464
vgl. vs. 198.
voetnoot465
wiere = wi er.
voetnoot467
in Gods toorn.
voetnoot469
overwille: ongehoorzaamheid.
voetnoot470
die wij als zwakke mensen (lett. de zwakke menselijke natuur).
voetnoot473
neen, pas 'ns op.
voetnoot475
gewroken: gestraft.
voetnoot477
int sneven: door uw val.
voetnoot478
uw gehele nageslacht.
voetnoot480
omdat gij ongehoorzaam zijt geweest aan de Schepper.
voetnoot481
waest: was het.
margenoot+
bl. 12b
voetnoot482
voorwaar zij zijn het.
voetnoot483
in dien gepijnt: daarin bekoord.
voetnoot487
te desen gescille: in dit proces.
voetnoot488
vgl. vs. 71.
voetnoot489
oft: indien.
voetnoot490
bezwaringe: bekoring.
voetnoot491
plaringe: zotteklap.
voetnoot493
naar recht zal men het u toemeten.
voetnoot494
gemaut: gejankt.
voetnoot495
gepluert: te keer gegaan; alst naut: als het er op aankomt.
voetnoot500
menichfuldegh is hier vreemd; is het een verschrijving voor: in menichfuldeghender wijs: om zich te vermenigvuldigen? Het indirect gebruik van bijv. naamw. komt in deze tekst meer voor, vgl. o.a. vs. 530.
voetnoot503
wanneer zij van de boom zouden eten.
voetnoot507
getoond en uw gebod verworpen.
voetnoot508
al voren: vooreerst.
margenoot+
bl. 13a
voetnoot511
van zijn nakomelingen.
voetnoot513
u zuver cleet: het kleed der zuiverheid, smetteloosheid.
voetnoot515
versta: Ende heeft.
voetnoot516
bolcht: belgt.
voetnoot517
hijs u ontgaen: hij heeft u verlaten.
voetnoot518
oft: indien; int fijn: tenslotte.
voetnoot520
omdat hij tegen u in; in recht bediet: precies gezegd.
voetnoot522
beweren: verdedigen; (en can hi niet ...) hi en moet: of hij moet.
voetnoot530
een redelijk aantal jaren.
voetnoot531
sonder sneven: zonder te sterven.
voetnoot534
er zal naar recht moeten gehandeld worden.
voetnoot535
mesvaren: slechte daad.
voetnoot536
wise: bij vonnis toewijs.
voetnoot537
te dien: hierop.
margenoot+
bl. 13b
voetnoot538
tot uw voordeel tegen de listen van de duivel.
voetnoot539
als ieders zaak goed is bekeken.
voetnoot541
en = ic en, ic: met ontkenning.
voetnoot542
kynne: beken.
voetnoot543
genadechlic: met nadruk op dit woord
voetnoot547
dan = dat en, met ontkenning bij geen.
voetnoot548
en: indien.
voetnoot549-50
anders dan voor zover wij ze in zonden hebben gebonden met onbedachten rade.
voetnoot552
van desen: hierop.
voetnoot554
in overeenstemming met de waardigheid van hem.
voetnoot556
geduerech: bestendig; de Rechter is eeuwig, dus moet ook de straf eeuwig zijn (Mak).
voetnoot557
emmermere: beslist.
voetnoot560
op grond van uw grootheid.
voetnoot561
entende: boete.
voetnoot563
arnen: boeten.
margenoot+
bl. 14a
voetnoot564-68
en, was het niet dat het uw eigen wens was, dan zou het voor u nog niet voldoende zijn - uw hoge majesteit in aanmerking genomen -, indien men een groter straf kon bedenken dan alleen voor de mens, die maar een dienaar is.
voetnoot569
terecht, en daarom vraag ik recht.
voetnoot570
op een cort: snel.
voetnoot572
ik zal recht moeten gaan uitoefenen.
voetnoot573-74
want naar rede en recht kondt gij er geen verontschuldiging voor vinden.
voetnoot575
u lieden: is waarschijnlijk meew. voorw.; ik deed voor u, ik behandelde u als mijn beminden. Zie voor dit gebruik Mnl. W. II 238.
voetnoot576
bequame: heerlijk.
voetnoot578
daarom zal er voor u schande uit voortvloeien.
voetnoot583
berijt: macht.
voetnoot585
om de schandelijkheid van deze zonde.
voetnoot588
begin van een rondeel, zie Inleiding. van uwen rechte vercoren: wegens uw uitmuntende rechtspraak.
voetnoot589
wij betuigen onze dank wegens uw gunstbewijs.
voetnoot590
toren: verdriet.
voetnoot592
stampen en smoren: razen en het vuur oppoken.
voetnoot593
en in afwachting van hen onze ‘pot’ klaarmaken.
margenoot+
bl. 14b
voetnoot596
vooruit, duivel.
voetnoot597
kakebo: helse ketel; met toespeling op cacare (Endepols).
voetnoot598
verlengen en verbreden; met toespeling op de behoefte aan meer ruimte in de hel (De Vreese).
voetnoot600
alles wordt erheen geleid; zò, vgl. hedendaags gebruik met de duim omhoog.
voetnoot601
tronc: stam, afstammelingen.
voetnoot602
no: nood, ellende.
voetnoot604
na dit vers een korte pauze.
voetnoot607
roosters, drietandige vorken en tangen; zie E. Haslinghuis, De duivel in het drama der Middeleeuwen.
voetnoot613
alles zal het er komen, zonder onderscheid.
voetnoot614
maakt uw toebereidselen en maakt het af.
margenoot+
bl. 15a
voetnoot620
arbeiden, omheiningen maken, dorsen.
voetnoot622
waarvan wij leven.
voetnoot625
werde: word (ingressief begrip); cranc: zwak.
voetnoot629
ongemeten: onuitsprekelijk.
voetnoot633
wilde mij iemand de verklaring geven.
voetnoot634
yet: iemand, Mnl. W. III 800.
voetnoot636
tot onze hulp.
voetnoot637
boete: genezing.
voetnoot638
ga op onderzoek uit.
voetnoot639
hier volgt de legende van Seth (zie Inleiding).
voetnoot640
ik verlang naar mijn gezondheid, gezond te worden.
margenoot+
bl. 15b
voetnoot642
van mijn ziekte.
voetnoot643
en hoe men een einde zou kunnen maken aan de ellende.
voetnoot646
en zo spoedig mogelijk zoeken.
voetnoot647
die u mogelijk ontbreekt, die gij nodig hebt.
voetnoot648
vgl. vs. 151.
voetnoot649
lee: leed.
voetnoot651
wert: wordt, vgl. vs. 661.
voetnoot653
mijn bloed wordt koud.
voetnoot657
ik kan niet.
voetnoot659
mijn zintuigen begeven mij.
voetnoot662
noept: overvalt; stranc: hard.
margenoot+
Eerste strook a
voetnoot663
terden: treden.
voetnoot664-67
hadt gij mogen afwachten hoe Seth weldra zal vernemen of gij kunt verlost worden - Seth die met haast naar het paradijs is gegaan -, het zou aan al uw leed een einde maken (i.v. volherden Mnl. W. IX 838).
margenoot+
Eerste strook b
margenoot+
bl. 16a
voetnoot670
laetten: laat hem.
voetnoot675
orlof: vaarwel.
voetnoot677
de leeftijd van Adam was volgens Genesis 930 jaar.
voetnoot679
vromen: baten.
voetnoot680
geronnen: steeds doorgelopen.
voetnoot681
blicken: schitteren.
voetnoot682
uitgestrekt.
voetnoot684
als ongerepte schepping.
voetnoot686
in Zijn hoge waardigheid.
voetnoot689
gesonde: gezondheid.
voetnoot690
met aandrang.
voetnoot692
naar de zeer zware ziekte.
voetnoot694
of enige genezing hierin.
voetnoot696
van zijn ziekte zou hij gaarne genezen.
margenoot+
bl. 16b
voetnoot699
let: kwelt.
voetnoot701
de boom der kennis van goed en kwaad, hier geïdentificeerd met de boom des levens.
voetnoot703
hem: t.w. de boom.
voetnoot705
rijs: tak.
voetnoot707
Adam 3e naamval.
voetnoot710
hoet: hoofd.
voetnoot711
sonder lac: zonder gebrek, volmaakt.
voetnoot715
sier noot: uit zijn nood.
voetnoot718
bequame: lieve.
voetnoot720
omdat uit de tak tot heil van de mens.
voetnoot722
vernoyen: verdrieten.
voetnoot724
in afwachting van (het ogenblik) dat God Zijn genade zal doen dauwen. De verklaring Mnl. W. VII 1766 (na - nadat) is wel niet juist.
margenoot+
bl. 17a
voetnoot726
na: overeenkomstig.
voetnoot728
gebyen = gebiden: beleven, Mnl. W. II 965; de datief is vreemd.
voetnoot730
om te volbrengen alles waarvan.
voetnoot732
sier = sijnre; aan zijn hoge verlangen voldoen.
voetnoot734
dat: dat het
voetnoot736
dier: van hen die.
voetnoot737
in de donkere hellepoel.
voetnoot738
ik beveel u aan, tak, aan de macht van de Heer.
voetnoot739
verhoogt uw inspanning.
voetnoot740
hier komt zulk een grote gadering, opeenhoping.
voetnoot741
zweymen: zweven, verblijven.
voetnoot742
heymen: bergen.
voetnoot744
conscilien: gezelschap; de dichter gebruikt spottend de naam van een kerkvergadering; lien, liden: gaan, komen.
voetnoot747
de eerste priester; vgl. Gen. 14, 18.
margenoot+
bl. 17b
voetnoot748-49
het is onze buit, alles wat uit de menselijke natuur geboren is.
voetnoot752
Alexander de Grote vertoeft in de middeleeuwen meermalen in het gezelschap van patriarchen en profeten (Mak).
voetnoot755
bedien: opnoemen.
voetnoot756
getont: opgestapeld in tonnen; voor de duivel, wat 'n mensen!
voetnoot760
en ieder zit hier ‘naar staat en stand’
voetnoot762
men zou het moeilijk kunnen verhinderen.
voetnoot763-64
niemand zou ons zo kunnen misleiden dat wij niet.
voetnoot765
volgestommelt: volgetast.
voetnoot770
laa ons de brandende staken voor de dag halen.
De Vaders zijn de rechtvaardigen uit het Oude Verbond. Met de hel is bedoeld het voorgeborchte der hel, de limbus patrum. Deze werd op het toneel meestal voorgesteld als een met zware tralies afgesloten kerker. Verder is bekend, dat het scherp dogmatische onderscheid, dat de Kerk maakte (en maakt) tussen hel, vagevuur en voorgeborchte, voor de gewone gelovige niet of nauwelijks bestond (De Vreese).
margenoot+
bl. 18a
voetnoot774
volgens de grootte.
voetnoot776
het mnl. woord dootsonde dekt blijkbaar niet altijd het begrip doodzonde volgens de kerkelijke leer. Doodzonde is vaak de benaming voor wat thans hoofdzonde heet (De Vreese).
voetnoot778
der penitencien lijt: de doorgangsplaats der boete d.i. het voorgeborchte.
voetnoot779
't gestrijt der pinen: de hevigheid van smarten.
voetnoot782
tussen val en verlossing zijn volgens middeleeuwse opvatting ongeveer 5000 jaar verlopen, vgl. vs. 952. tuwer weerden: volgens (de wil) Uw(er) hoogheid.
voetnoot788
eest u bequame: gelieft het u.
voetnoot791
genieten: bezuren.
voetnoot795
indien Gij de hemel opende, vgl. Jes. 64, 1.
margenoot+
bl. 18b
voetnoot799
Ps. 89 (88), 50.
voetnoot807
verdiende straffen voor mijn zonden, vgl. Job 13, 23.
voetnoot809
cortelinge: binnen korte tijd.
voetnoot811
twi: waarom; Job. 13, 24a.
voetnoot812
hoe moechdi gestaden (toestaan) ons dus te laten enz.
voetnoot814
tverdinken: het overdenken; strange: hard.
voetnoot817
scint: schijnt het; Job. 13, 24b.
voetnoot820
van doen: van toen af, toen reeds.
margenoot+
bl. 19a
voetnoot824
das: daarvan.
voetnoot822-825
vgl. Jes. 7, 14.
voetnoot826
na sijn behoren: volgens zijn recht.
voetnoot829
zal het allemaal gebeuren; weeklaagt niet.
voetnoot830
sonder sparen: weldra.
voetnoot831
hier begint een rondeel.
voetnoot835
hoezeer ons deze duisternis moge kwellen.
voetnoot840
doch: inderdaad.
voetnoot847
aen gaen: heengaan.
margenoot+
bl. 19b
voetnoot849
en al haar vrienden (d.i. van Innich Gebet).
voetnoot850
kerker steen: gevangenis, kerker der hel.
voetnoot851
te haren ongevoege: met smart.
voetnoot852
opdat zij (d.i. Innich Gebet) het lijden tot voor God zou dragen; dit vers sluit aan bij vs. 848.
voetnoot854
ik zie haar inderdaad.
voetnoot856
loens u: lone u daarvoor.
voetnoot857
wil: moge.
voetnoot858
mesmaect: slecht er aan toe.
voetnoot859
naar het schijnt was er voor niemand zoveel verdriet als voor mij.
voetnoot860
ontwee: gebroken.
voetnoot861
en weet = ic en weet.
voetnoot862
de ruggegraat bovendien.
voetnoot863
stupen: buigen. Werkw. met ge- zijn typerend voor de taal der Bliscapen.
voetnoot865
sweyven: dolen.
voetnoot867
druckich: bedrukt.
margenoot+
bl. 20a
voetnoot869
van ende tende: van a tot z, volledig.
voetnoot870
wanen: vanwaar.
voetnoot873
en verblijven.
voetnoot874
die zouden gaarne, o Innich Gebet, hulp krijgen.
voetnoot876
wist gij ze, kondt gij ze.
voetnoot879
in haer stat: in hun plaats.
voetnoot880
gewagen: overbrengen.
voetnoot881
vermint: liefheeft.
voetnoot882
ik erken het.
voetnoot885
dat ik voor hun dienst zou klaar staan.
voetnoot886
zoals het in het boek der Psalmen en elders staat.
voetnoot887
met Moyses is volgens De Vreese bedoeld de oratio Moysis d.i. Psalm 90. Saelmon zou het Hooglied of het Boek der Spreuken zijn. David zijn de Psalmen Davids.
voetnoot888
ordineerden: maakten; wit: weet.
voetnoot889
i.v.m. jagen en vliegen vgl. vs. 882; volgen: ijveren.
voetnoot892
niet durf aanspreken.
voetnoot893
Hij is geheel en al verhard.
margenoot+
bl. 20b
voetnoot894
en bekommert zich weinig om mij.
voetnoot895
plets: ronduit.
voetnoot896
wees niet terneergeslagen (wets van wedde = pand), vgl. vs. 1627, Mnl. W. IX 1874.
voetnoot899-900
om wille van mij voor ons zal pleiten.
voetnoot902
den meesten: de Allerhoogste.
voetnoot904
die aan de Heer zo aangenaam is.
voetnoot906
haast u daarheen.
voetnoot907
als vuere: zoals tevoren.
voetnoot908
dat geschiedt door haar.
voetnoot909
el: anders.
voetnoot911
verhoren: weigeren te luisteren naar.
voetnoot912
egger: boor. Zie Aant.
voetnoot913
met ijver.
margenoot+
bl. 21a
voetnoot914
gij kunt niet beter (doen).
voetnoot915
doe wat nodig is zonder na te laten.
voetnoot916
ouders: Oudvaders; vgl. Selete na vs. 770.
Toneelaanwijzing: die wile ondertussen; ende seggen boven: in elk geval bevond de hemel zich hoger dan het toneel, hij was waarschijnlijk door middel van een gordijn afgesloten.
voetnoot919-20
dat ik zo spoedig naar de hemel de nood van de mens hier heb overgebracht. Voor doen in de bet. van brengen zie Mnl. W. II 244.
voetnoot921-22
want zodra de mens het mij meedeelt, weet het ook degene, wiens tussenkomst hij inroept (Mak); weet. weet het.
voetnoot923
sentinne: vrouwelijke heilige.
voetnoot925
si: ben.
voetnoot926
ik nader nu Ontfermicheit.
voetnoot927
vertogen: uiteenzetten mijn hoge nood.
voetnoot932
seer: snel.
voetnoot933
die in het geheel niet, naar zij zeide.
voetnoot935
haar bedoeling uiteengezet.
margenoot+
bl. 21b
voetnoot936
met nernste: met aandrang.
voetnoot937
met u te overleggen.
voetnoot939
van noe: nodig.
voetnoot940
boe: bode.
voetnoot940
boe: bode.
voetnoot941
maar vertel mij de toestand van Bitter Ellende.
voetnoot942
ermelic: armoedig, ellendig; zulk een ongelukkige vrouw.
voetnoot944
zij zou beslist niet kunnen staan.
voetnoot945
leende: steunde.
voetnoot946
zij rochelde, zij hoestte, zij kermde, zij kreunde.
voetnoot947
berost: vuil.
voetnoot948
haar schoenen vol gaten, haar kousen bevuild.
voetnoot949
haar hoofd vol bulten, haar wangen met blauwe plekken geslagen.
voetnoot950
haar neus gekneusd, haar ogen opengekrabd.
voetnoot951
zij kan nauwelijks kruipen met grote moeite; lees wsch. onluste.
voetnoot952
vgl. vs. 782.
voetnoot953
is het wonder, als ze buiten zichzelve is.
voetnoot957
overterdene: onvertreden in de zin van uitzonderlijke toestand; zie Mnl. W. V 2312.
voetnoot958
bestaen: op zich nemen.
Toneelaanwijzing: bloet: duidelijk zichtbaar.
margenoot+
bl. 22a
voetnoot967
of de wereld zou in korte tijd vergaan.
voetnoot968
wat ik u speciaal.
voetnoot970
intelic: innig, vurig.
voetnoot972
telivereert: bevrijdt.
voetnoot974
ja? toe maar.
voetnoot975
men sta voor haar klaar, zij vraagt het, jongen! Zie Aant.
voetnoot976
indien het u, Heer, niet mishaagt.
voetnoot978-79
die niet op zij gezet kan worden.
voetnoot979
twi: waarom.
voetnoot980
ben ic ... verlicht: schitter ik.
voetnoot982
op mij hebt gij alles gegrondvest.
voetnoot983
dat bevat.
voetnoot984
om Uw hoge waardigheid.
voetnoot985
int clare: klaarblijkelijk.
margenoot+
bl. 22b
voetnoot989
op anderen: op elkaar.
voetnoot990-91
gij weet dat mijn gemoed brandt van oprechte liefde voor u beiden (Mak).
voetnoot992-93
daarom moet gij mij goed doen kennen u beider grieven van beide zijden.
voetnoot994-96
en als ik op de hoogte ben van wat gij naar voren brengt, dan zal ik zonder partijdigheid u beiden tevreden stellen in deze strijd.
voetnoot997-98
welaan, Heer, ik aanvaard Uw uitspraak. Zie Aant.
voetnoot1000
schade brengt een scheiding in de vriendschap.
voetnoot1001
noest: verdriet.
voetnoot1002
vertroest: helpt.
voetnoot1003
anders moeten zij allen.
voetnoot1005
ten cleeren bescouwe: alleszins duidelijk.
voetnoot1006
datmender: dat men zich over hen.
voetnoot1008-9
snel; van geringe betekenis is wat gij naar voren brengt, zoals gij het uitlegt.
voetnoot1010
gij hebt de Schrift nog slecht doorvorst (doorwien, zie Mak, Rhet. Gloss.).
voetnoot1011
dat gaat voor.
voetnoot1012
volcomen: gebeuren.
margenoot+
bl. 23a
voetnoot1015
dits ander besceet: dat is nog iets anders.
voetnoot1017
seide hi toe: zei Hij erbij.
voetnoot1018
cnuwt: overdenkt.
voetnoot1019-20
al zoudt gij er niet zo scherp aan herinneren, ik zou u beslist zeer nauwkeurig verstaan.
voetnoot1022
sceerse: scheermessen; het beeld herinnert aan Ps. 52, 4. Maar ben ik, Heer Vader, in Uw gemoed gesteld om er zonder meer aan voorbij te gaan, d.i. voor niets.
voetnoot1024
te goet: dienstig.
voetnoot1026
bereiken waartoe men mij heeft geschapen.
voetnoot1027
dan gaat de wereld uiteindelijk beslist verloren.
voetnoot1028
scenden: in het verderf storten.
voetnoot1031
dan = dat en; evenzo vs. 1041, 1059 en 1069.
voetnoot1033
het past u niet dat God af te bidden.
voetnoot1034
door dit bewijs.
voetnoot1039
na u verstaen: zoals gij het verstaat.
margenoot+
bl. 23b
voetnoot1042
begrijp goed.
voetnoot1043
ics mi: ik mij hiervoor.
voetnoot1048
geviseert: voorbeschikt.
voetnoot1052
gehinct: toestaat.
voetnoot1053
fijn: voortreffelijk.
voetnoot1055
hijs: met genit. afhankelijk van niet: hij hem.
voetnoot1058
smaken: in zich gevoelen.
voetnoot1059
dan = dat en; wederstaen: beletten.
voetnoot1064-65
ongestraft blijven en door de genade vrij gaan van waarin hij zondigt.
voetnoot1066
zo zou het Hem onverschillig zijn of zij kwaad of goed deden.
margenoot+
bl. 24a
voetnoot1067
gij voert geen bewijzen aan, zuster, begrijpt gij het, in wat gij naar voren brengt.
voetnoot1069
dan = dat en.
voetnoot1070
de wise meester: Ecclesiasticus.
voetnoot1072
geringer: sneller, eerder bereid.
voetnoot1075
besneden: volmaakt.
voetnoot1077
prueflijc: blijkbaar.
voetnoot1078
zo volgt daaruit op een gepaste wijze - wat waar is -.
voetnoot1079-80
dat de mens uit zijn zondige toestand verlost wordt, (eerder) dan dat.
voetnoot1082
en verlang hierin recht. Ik ben nog niet uitgesproken.
voetnoot1084
noit: ooit.
voetnoot1085-86
dat wie zondigde - welverstaan - niet door het recht gestraft moest worden.
voetnoot1087
mesdadich: zondig.
voetnoot1088
aernen: boeten.
voetnoot1089
fijn: einde.
voetnoot1090-92
de levenden, ook die in de toekomst, kunnen volgens de Schrift de zonden niet uitboeten.
margenoot+
bl. 24b
voetnoot1095
me: mede.
voetnoot1099
in twist geraakt zijn.
voetnoot1101
wat kwalijk past, Heer, als ik het mag zeggen. Zie Aant.
voetnoot1103-04
versamen ende enegen: bij elkaar en tot overeenstemming brengen (Mak).
voetnoot1104-06
maar volgens mij, de Waarheid, en volgens hen beiden t.w. wat zij in dit geding naar voren hebben gebracht.
voetnoot1108
beterde: boette.
voetnoot1109
uut trouwen: uit liefde.
voetnoot1110
sluit aan bij vs. 1108; gehouwen: gebonden.
voetnoot1113
claer: zuiver.
voetnoot1114
genesen: redden.
voetnoot1115-16
en anders kan het niet geschieden volgens mij, de Waarheid.
voetnoot1118
besueken: onderzoeken.
voetnoot1119
vanden sonden Adaems bedreven: Adaems schijnt hier apokoinou te staan, waarbij het verband met sonden direct, dat met bedreven indirect is.
margenoot+
bl. 25a
voetnoot1123
claer becondicht: duidelijk gezegd.
voetnoot1125
volgens de leer van David; het is niet duidelijk waar de dichter hier op doelt.
voetnoot1127
te besceidene: bescheid geven, antwoorden.
voetnoot1128
behaagt het mij u te leiden.
voetnoot1129
den fijn: het fijne, de ware toedracht
voetnoot1132
en vrij en niet gebonden.
voetnoot1135
gevraemt: gebaat.
voetnoot1136
daar staan er veel bij elkaar.
voetnoot1137
de relacien doen: het woord voeren; voer het woord als Ontfermicheit zijnde.
voetnoot1138
nacien: natuur.
voetnoot1139-40
zonder blaam zijt gij door Waarheid, mijn zuster, bevonden.
voetnoot1141
jubilacie: heerlijkheid.
voetnoot1142
falacie: bedrog.
voetnoot1143
orconden: boodschap.
voetnoot1148
dat zou mij bijzonder verheugen.
voetnoot1149
doe ics (= ic des) bede: vraag ik dit.
margenoot+
bl. 25b
voetnoot1150
in de plaats van de mens.
voetnoot1151
besneden: schoon.
voetnoot1153
als van dien: wat dat betreft.
voetnoot1154
wies: wat; eveneens vs. 1161.
voetnoot1155
sijt dies te vreden: wees daar gerust; op.
voetnoot1157
int oversien: goed bezien.
voetnoot1160
plien: volbrengen.
voetnoot1166
sijt = si het; hijt = hi het.
voetnoot1167
qualic: verkeerd.
voetnoot1168
mijns rechts: uit mijn recht.
voetnoot1169
minlic aengaen: uit liefde op zich nemen.
voetnoot1171
ontspringen: ontgaan.
voetnoot1172
fortse: als geweld.
voetnoot1173
verlingen: tegenstaan.
voetnoot1176
verzinnen: begrijpen.
margenoot+
bl. 26a
voetnoot1177
is iemand de mens zo genegen.
voetnoot1180
stillustratie: plaats.
voetnoot1181
laat mij daarop uw gunstig antwoord horen.
voetnoot1183
zij zwijgen allen op ieder verzoek.
voetnoot1187
of niemand antwoordt in ons voordeel.
voetnoot1188
troest: hulp.
voetnoot1189
cranc: gering; ontbinden: uiteenzetten.
voetnoot1191
beraden: uitkomst geven.
voetnoot1192
of: ofwel.
voetnoot1193
en crigen wi: als wij niet krijgen.
voetnoot1197
int oppenbare: klaarblijkelijk.
voetnoot1198
ontliven: doden.
voetnoot1199
dies = die des: die het.
voetnoot1203
sta hem nu bij.
margenoot+
bl. 26b
voetnoot1204
beraden: raad geven.
voetnoot1206
buten trade: het spoor bijster geraakt.
voetnoot1207
en zijn het zeer oneens (Mak).
voetnoot1208
als die gestoerde: gekrenkt als zij is.
voetnoot1209
weene: droefheid.
voetnoot1210-11
Ontfermicheit wil hem en zijn hele geslacht met mij verzoenen (Mak).
voetnoot1212
zonder dat ik een hunner ontstem.
voetnoot1213
plegen: rekening houden met.
voetnoot1215
ik zou ingaan tegen Mijn majesteit.
voetnoot1216
tesen avise gewegen: in dit beraad geleiden.
voetnoot1219
bat: beter, anders.
voetnoot1220
dan het recht op dit stuk bepaalt.
voetnoot1222
wats = wat des, wat hierin.
voetnoot1224
beslecht dit geschil.
voetnoot1226-27
als wortele ende keest: als oorsprong en kern (van de godheid) (hoort bij u). De Vader is de grond van de godheid; de Geest is daarmede een van wil, volmaakt en niet gescheiden.
voetnoot1228
ons beyen: t.w. de Vader en de H. Geest.
voetnoot1229
als u ende mi: namelijk U en mij; als: zoals dikwijls in deze tekst gebruikt met de bet.: namelijk; hs. wi. De kopiist dacht blijkbaar aan de eenheid van wil der drie Personen en schreef wi i.p.v. mi. Sonder mestermen: zonder tweedracht.
voetnoot1230
proper: eigen.
margenoot+
bl. 27a
voetnoot1232
zoals het staat.
voetnoot1234
dat degene die de raad gaf, dit ook oplosse (Mak).
voetnoot1235
in ieder opzicht.
voetnoot1237
ieders zaken wel overwogen zijnde.
voetnoot1238
sorcoers: hulp.
voetnoot1239
dat geschiedt rechtens door uw Zoon.
voetnoot1240-41
en dat met reden, omdat deze (uw Zoon) voor ieder partij als rechter staat en wel onkreukbaar. Zie W.H. Beuken, Kanttekeningen bij de beide Bliscapen. Leuv. Bijdr. 1969, p. 64; hs staende.
voetnoot1242
bi hem: door Hem.
voetnoot1245
duer oetmoet: op grond van Zijn goedertierenheid.
voetnoot1247
siere = sijnre, voor Zijn.
voetnoot1248
reene: voortreffelijk, uitmuntend.
voetnoot1252-53
tenzij naar Uw zoete leer, dat Gij u over hen met kracht wilt ontfermen.
voetnoot1254
wendt dan Uw genade tot hen.
voetnoot1257
na dit geloofwaardig aangevoerde.
voetnoot1259
verlingen: verdriet.
margenoot+
bl. 27b
voetnoot1263
besneden: voortreffelijk, heilig.
voetnoot1264
meest de afkomst: de meeste nakomelingen.
voetnoot1266
haddi: hadt Gij.
voetnoot1267
woudt Gij hen in Uw lieve Persoon.
voetnoot1269
waarom is het dat het recht verlangt.
voetnoot1273
eerder dan hij zelf (dat) zou doen.
voetnoot1277
uterlic gestoert: hevig verstoord.
voetnoot1281
vee: vete, verschil van mening.
voetnoot1282
de middenpersoon; weesen: d.i. het goddelijk Wezen.
voetnoot1286
peysen: beslechten.
margenoot+
bl. 28a
voetnoot1290
aengaet: op U neemt.
voetnoot1291
sijts = sijt des, daarvan zijt.
voetnoot1292
wies: dat wat.
voetnoot1293
orconde: getuig.
voetnoot1298
moet het doen in zo wijs geheim.
voetnoot1300
kwam hij het te weten.
voetnoot1301
hij zou zich inspannen Uw dood te verijdelen.
voetnoot1306
ten siensten: ten beste; slutic: besluit ik.
voetnoot1307
dat het Uw taak is.
voetnoot1311
door U gemaakt.
voetnoot1312-13
dus is hij U door een of andere oorzaak ontnomen, dan moet Gij hem (in zijn staat) herstellen.
margenoot+
bl. 28b
voetnoot1314-17
en meer past het U, Zoon, let wel, Uw eigen werk af te maken - als men het tot op de grond zou nazoeken - dan dat een ander het voor U zou volbrengen.
voetnoot1318
aldus beken ik.
voetnoot1319
dat: dat het.
voetnoot1321
tegen di: vergeleken met U.
voetnoot1322
voer hen: boven hen.
voetnoot1324
die bezit Gij ook.
voetnoot1325
cranc: zwak.
voetnoot1326
als men er goed over zou nadenken.
voetnoot1327
bi u: door U.
voetnoot1329
dat Gij U aantrekt wat de mens nodig heeft.
voetnoot1332
ocht: of.
voetnoot1335
ik sluit mij aan bij Uw hoge wil.
voetnoot1339
zal ik voor hen zorgen.
voetnoot1342
ontstaect: ontstoken, in het volgende vers d.m.v. een synoniem herhaald. Voor argumenten tegen de opvatting: in haar bedwang gebracht, zie Maks uitg. aant. bij dit vers.
voetnoot1344
strael: pijl.
margenoot+
bl. 29a
voetnoot1345
daarom zal ik de dood ondergaen.
voetnoot1349
togic: toon ik.
voetnoot1351
en een geneesmiddel voor allen.
voetnoot1355
de ondraaglijk zware smart.
voetnoot1356
sedert de appelbeet.
voetnoot1357
ye sint: altijd sinds die tijd.
voetnoot1358
zoals het mij, Ontfermicheit, aangenaam is.
voetnoot1359
gemoet: te moede.
voetnoot1360
gloet: gloeit.
voetnoot1361
dat mij de wonde van deze pijl.
voetnoot1362
mijn smart verlicht (genit. separationis vgl. vs. 1368).
voetnoot1365-66
dat Gij de weegschaal, door mij gedragen, nu hebt in evenwicht gebracht. Gerechticheit wordt meestal voorgesteld met een weegschaal (Timmers art. 1203 in werk genoemd in Aant. bij vs. 1376).
voetnoot1367
want door Uw rechtvaardige oplossing.
voetnoot1368
wert: wordt.
voetnoot1370
vertroest: helpt.
margenoot+
bl. 29b
voetnoot1371
noest: kwelt.
voetnoot1373
als men het goed uitlegt.
voetnoot1375
verstoert: wordt ontkracht.
voetnoot1376
hier beginnen drie rondelen, achtereenvolgens ingezet door Ontfermicheit, Gherechticheit en Waerheit; specie: kruid. Zie Aant.
voetnoot1377
sonder nommer: onmetelijk, onuitsprekelijk.
voetnoot1380
sonder lac: zonder smet.
voetnoot1384
wert (wordt) gebloeit: bloeit op uit de tak van Jesse.
voetnoot1385
vorsproken: voorspeld; de dichter verwart de voorspelling van Balaam (de ster die zal opgaan uit Jacob) met die van Jesaja (de stamboom van Jesse).
voetnoot1389
ontploken: ontloken.
margenoot+
bl. 30a
voetnoot1393
Uw pit is heilrijk voedsel.
voetnoot1396
Gij zult helpen met Uw geuren.
voetnoot1397
Lucifer ten spijt.
voetnoot1400
alle kwaad kunt Gij afweren.
voetnoot1401
schepper van al het geschapene.
voetnoot1403
beghichtinge: begiftiging, gave.
voetnoot1404
tempel van duechden: schone tempel; vgl. vs. 1408 en 1434.
voetnoot1405
vrame: geluk.
voetnoot1406
haer: hun d.i. de priesters.
voetnoot1407
onversteken: niet verwerpelijk.
voetnoot1410
bewisen: brengen.
voetnoot1411
hoge winst moge er uit voortvloeien.
voetnoot1412
steunpilaren van de tempel nl. de priesters, op vrede gegrondvest.
voetnoot1413
in onderhoricheden: welwillend.
margenoot+
bl. 30b
voetnoot1417
wilt ze niet tot mijn smaad weigeren.
voetnoot1418
vermeeren: beroemd maken.
voetnoot1419
in Zijn hoge waardigheid.
voetnoot1421
dus neemt ze goedgunstig aan. Ga heen.
voetnoot1424
gij zijt stellig vervloekt door God.
voetnoot1425
Bisscop = hogepriester. Gij handelt op een of andere wijze.
voetnoot1427
het is de schuld van het leven dat gij leidt (-Mak).
voetnoot1428
niemand anders moogt gij daarvan de schuld geven.
voetnoot1429
dat is het niet, als God mij toelaat (het te zeggen)
voetnoot1431
kint: erkent.
voetnoot1433
onredene: onredelijkheid.
voetnoot1436
wij, die alle kwaad bestrijden.
margenoot+
bl. 31a
voetnoot1438
neen, dat helpt niet.
voetnoot1441
maakt u weg van hier.
voetnoot1442
refuseeren: weigeren.
voetnoot1443
pak aan, gooi ze hem achterna.
voetnoot1444
gescie: geschiedde; confuse: smaad.
voetnoot1449
van droefheid over deze grote schande.
voetnoot1451
onvraemte: tegenspoed.
voetnoot1453
vercleent: vernederd.
voetnoot1454
in het kader der natuur.
voetnoot1456
en = ic en; wat = wat het.
margenoot+
bl. 31b
voetnoot1459
wachten: hoeden.
voetnoot1460
gewelt: macht.
Toneelaanwijzing: in den trone: in de hemel.
voetnoot1461
recht: zoals billijk is.
voetnoot1463
gansen: genezen, vgl. vs. 1350 en 1357.
voetnoot1467
die met droefheid is vervuld.
voetnoot1470
verlingen: verdriet.
voetnoot1475
sulten: zult hem t.w. Joachem.
voetnoot1477
om naar waarheid te spreken.
voetnoot1479
zoals Gij het hebt gezegd.
voetnoot1480
weet dit wel.
voetnoot1482
bederve: verlangen, wil.
voetnoot1484
vernoysele: verdriet.
margenoot+
Tweede strook a
voetnoot1487
overvloysele: overvloed.
voetnoot1490
moet: moge.
voetnoot1491
oetmoet: goedertierenheid.
voetnoot1492
roetsen: rotsen.
margenoot+
Tweede strook b
voetnoot1493
en alle Israëlieten in Uw hoede naamt.
voetnoot1494
mingen: doorstromen, vervullen.
voetnoot1497
dat gij uzelf tot rust brengt d.w.z. gerust zijt, vgl. vs. 1518.
voetnoot1499
bevelt: weggenomen.
margenoot+
bl. 32a
voetnoot1503
de bloem van alle vruchten.
voetnoot1504
wort: zal zijn.
voetnoot1506
weyne: droefheid.
voetnoot1507
ontladen: weggenomen.
voetnoot1508
dat: dat het; gestaden: toestaan, verlenen.
voetnoot1510
bevrijd van alle verdriet.
voetnoot1512
om alle twijfel weg te nemen.
voetnoot1514
versiet: helpt.
voetnoot1516
steeds draagt Gij zorg voor de Uwen.
voetnoot1517
bediet: gezegd.
voetnoot1519-20
op Hem werp ik al mijn bekommernissen.
voetnoot1521
besneden: heerlijk.
voetnoot1524
de genitief voor de objektsverhouding komt bij persoonsnamen veel voor.
voetnoot1525
ik kan het nu wel voor waar houden. Toneelaanwijzing: kleine pauze.
margenoot+
bl. 32b
voetnoot1529
bevrijd ben ik van alle leed.
voetnoot1531
suver juecht: lieve vrouw.
voetnoot1533
vroe: blij; vare: vrees.
voetnoot1535
daarom ben ik u achterna gegaan.
voetnoot1537-38
dat gij volstrekt niet over Gods wil bedroefd zijt.
voetnoot1542
God biddende wat dit betreft.
voetnoot1544
zoals ik hoop in deze zaak.
Toneelaanwijzing: zang; geruime tijd spelen.
margenoot+
bl. 33a
voetnoot1546
en = ic en; vremder abuus: zonderlinger zaak.
voetnoot1548
corts: pas.
voetnoot1551
gelate: uiterlijk, manier van doen; ja: is hier en in vs. 1553 en 1556 stopwoord.
voetnoot1553
zulk een smaad en schande; alsulken = alsulc ene.
voetnoot1556
als men dat zo eerlijk mag zeggen.
voetnoot1557
hoet = hoofd, dus: baas is baas, daar spreek ik niet van.
voetnoot1558
stillen: zwijgen.
voetnoot1560
hebs = heb des, heb daarvan.
voetnoot1562
dat is ook anders.
voetnoot1563
wil men hem er een verwijt van maken? wat kan de man er aan doen?
voetnoot1564
oft: indien.
margenoot+
bl. 33b
voetnoot1565
zeker voorwaar niet.
voetnoot1566
hij zou ze (de vruchten) wel krijgen, als ze voor hem bestemd waren.
voetnoot1567
moeter: moge er.
voetnoot1569
hetzij hier of elders.
voetnoot1570
en (God) moge wie beschaamd is gemaakt, in zijn beschaamdheid zò leiden, dat hij zich daarna over deze beschaamdheid nog moge verblijden.
voetnoot1571
en (God) moge wie beschaamd is gemaakt, in zijn beschaamdheid zò leiden, dat hij zich daarna over deze beschaamdheid nog moge verblijden.
voetnoot1573
Uw glans straalt onophoudelijk en onveranderlijk.
voetnoot1574
hittelijc laeyt: brandt fel.
voetnoot1575
gewichte: macht.
voetnoot1577
Uw gloeiend licht straalt voortdurend.
voetnoot1579
besondeg: zondig.
margenoot+
bl. 34a
voetnoot1580
die eerst bedroefd was.
voetnoot1581
zal nu van zijn droefheid verlost zijn.
voetnoot1583
bequame: lieflijk.
voetnoot1584
is mijn vrucht, ik weet het.
voetnoot1593
berader: helper.
voetnoot1598
gepaeit: getroost.
voetnoot1599
gespraeit: uitgestort.
voetnoot1600
als men het goed begrijpt.
voetnoot1603
vgl. vs. 249.
margenoot+
bl. 34b
voetnoot1609
van u beiden, kort gezegd.
voetnoot1611-12
condegen: mededelen, zoals 't meest zou passen volgens haar schoonheid en naar de eis.
voetnoot1616
lofsam: prijzenswaardig.
voetnoot1618
beyen: dralen.
voetnoot1621
rechtevoert: regelrecht.
voetnoot1623
bedenk de naam voor het kind.
voetnoot1624
tot onze vreugde.
voetnoot1626
beraen: raad geven.
margenoot+
bl. 35a
voetnoot1627
ik zit er mee, ik weet het niet; vol genaen: deemoedig.
voetnoot1628
met goeden avise: met overleg. Misschien ook hoort vol genaen bij den oversten here, zodat het betekent: die vol genade is.
voetnoot1629
bewise: aanwijze, aangeve.
voetnoot1631
met nernste: met aandrang.
voetnoot1635
tot verderf van de hardvochtige duivel.
voetnoot1637
deel ik u deze boodschap mede.
voetnoot1638
wert = wort: zal worden.
voetnoot1640
volscreven: ten volle beschreven; het verband met de twee volgende verzen kan worden aangegeven door t.w. Mak wijst op de mogelijkheid in vs. 1640 te lezen naer i.p.v. haer.
voetnoot1643
zal haar toekomen, zal zij bezitten.
voetnoot1644
hier begint een rondeel op Maria.
voetnoot1646
gewijt: geheiligd.
margenoot+
bl. 35b
voetnoot1655
te allen tijde.
voetnoot1659
suptijl: fijn van geest.
voetnoot1661
God hebs gewout: lett. als God het wil, bij God.
voetnoot1664
daen = daden: zouden doen.
voetnoot1666
segdier = seg di er.
voetnoot1667
als van dien: wat dit betreft.
voetnoot1669
is het naar mijn zin of niet.
voetnoot1673
zie Aant.
margenoot+
bl. 36a
voetnoot1676
vrame: voordeel.
voetnoot1677
om de deugd te versterken.
voetnoot1679
treedt naar boven (het altaar op).
voetnoot1682
sy: zij het.
voetnoot1685
zoals ik hoop, als ik goed zie, dat het zal gebeuren.
voetnoot1686
zoals ik hoop, als ik goed zie, dat het zal gebeuren.
voetnoot1687
al den hemelscen heere: de gehele schaar der engelen.
voetnoot1688
bestaen: ondernemen.
voetnoot1689
als in desen: hierin, Mnl. W. I 367; zie Aant.
voetnoot1690
wil: moge, id. vs. 1693 en 1703.
voetnoot1694
stofferen: versieren; werken: borduren.
voetnoot1695
orlementen: ornamenten, sieraden.
margenoot+
bl. 36b
voetnoot1698-99
span u in oplettend te zijn bij de lering en de (lezing der) profetieën. Volgens De Vreese is ter leeringen ende ter prophecien plaatsbepaling bij volgen in allen keere.
voetnoot1701
hier begint een rondeel.
voetnoot1703
verlichten: versieren.
voetnoot1705
heeft int gespan: in Zijn macht.
voetnoot1710
gehingen: toestemming.
voetnoot1715
keest van duechden: de kern der deugden.
margenoot+
bl. 37a
voetnoot1719
indien de genade van de Heer het niet deed.
voetnoot1721
haer draegt: zich gedraagt; vgl. vs. 1659.
voetnoot1723
duegdelijc: voortreffelijk.
voetnoot1726
van bedene: in het bidden.
voetnoot1728
ik kan mij niet voorstellen hoe dat (mogelijk) is volgens haar jeugd.
voetnoot1729
ik kan mij niet voorstellen hoe dat (mogelijk) is volgens haar jeugd.
voetnoot1730
den gebode: het voorschrift, vgl. vs. 1793.
voetnoot1732
om cort verclaren: eerlijk gezegd.
voetnoot1733
hueren jaren: de huwbare leeftijd; vgl. ‘zij heeft de jaren’.
voetnoot1734-37
het is niet te zeggen dat men van enig jong meisje (er staat meerv.) zou kunnen zeggen, dat zij zulk een gemoedsgesteltenis zou kunnen hebben, als zij niet de H. Geest in zich had.
voetnoot1738
vorme: toonbeeld; reynicheit: zuiverheid.
margenoot+
bl. 37b
voetnoot1740
bequaemlijxste: lieflijkste.
voetnoot1741
tamelijxste: zedigste.
voetnoot1742
zoals bekend is.
voetnoot1745
fijn: edel.
voetnoot1746
cantiken: het Hooglied t.w. 4, 7; naar ik weet.
voetnoot1747
met allen: geheel.
voetnoot1748
op u is geen vlek gekomen, gij zijt zonder vlek.
voetnoot1750
ongebreckelijxste de volmaaktste.
voetnoot1751
reckelijxste: uitnemendste.
voetnoot1753
wat moet er gebeuren? (genit. afhankelijk van wat); nu, als te desen: vgl. vs. 1689.
voetnoot1754
spoet: voorspoed, geluk.
voetnoot1757
op wier voortreffelijkheid ik mij verlaat.
voetnoot1759
vgl. vs. 7.
voetnoot1760
besprayt: besproeid.
voetnoot1762
tverchiersele: het sieraad.
voetnoot1765
zaligheid moge er door verkondigd worden.
margenoot+
bl. 38a
voetnoot1768
kan zij zich in de huwelijke staat begeven.
voetnoot1769
of zich verbinden tot een maagdelijk leven.
voetnoot1770
becliven: groeien.
voetnoot1771
scier hubaer: weldra huwbaar.
voetnoot1772
duegdelijc: voortreffelijk.
voetnoot1775
Die moge haar verder leiden.
voetnoot1777
en haar voortreffelijk naar Zijn welgevallen besturen.
voetnoot1780
dat Maria zo voortreffelijk van levenswijze is.
voetnoot1782
hier begint een rondeel op Maria.
voetnoot1784
jolijt: vreugde.
margenoot+
bl. 38b
voetnoot1790
de maagdelijke roede; Maria wordt genoemd de roede van Jesse.
voetnoot1794
verjaert sijn: de jaren hebben, vgl. vs. 1733.
voetnoot1797
dat beveel ik zonder uitzondering.
voetnoot1800
met uw verlof.
voetnoot1801-02
ik heb op mij genomen, indien het Gods wil is.
voetnoot1806-07
mijn voornemen daaromtrent, indien het niet in strijd is met het gebod hierover.
voetnoot1809
zoals ik het zie; ik weet niet hoe ik in deze moet handelen.
voetnoot1813
vermeeren: toenemen.
margenoot+
bl. 39a
voetnoot1816
zie Aant.
voetnoot1818
(ge)sate: woonplaats.
voetnoot1820
zo dat iedereen er vermeerdering van deugden door verwerve.
voetnoot1826
wier lof niemand ten volle kan prijzen, uitspreken.
voetnoot1829
die zullen blijmoedig dorre takken brengen.
voetnoot1830
de: die, degene.
voetnoot1831
in hoeden: als behoeder.
voetnoot1833
Lof, Kracht, waarvan alle krachten hun kracht hebben; hier begint een rondeel op Maria.
voetnoot1834
versiet: zorgt voor.
voetnoot1835
in hun gedachten hebben.
margenoot+
bl. 39b
voetnoot1837
wat wij mensen ook aan goeds volbracht hebben.
voetnoot1838
bij uw voortreffelijkheid vergeleken is het allemaal niets.
voetnoot1841
zonder ook maar even te wachten.
voetnoot1842
alles wat uit Davids geslacht gesproten is; zie Aant.
voetnoot1846
ten deel zal vallen; zij is zo voortreffelijk.
voetnoot1849
treedt naar voren, heren, van alle kanten.
voetnoot1851
gronderen: doorgronden; hier begint een rondeel.
voetnoot1852
boven wat ik ervan kan zeggen.
voetnoot1855
veryubileren: zich verheugen.
margenoot+
bl. 40a
voetnoot1858
die zich met wijsheid toeleggen op wijsheid.
voetnoot1859
vaer: vrees.
voetnoot1860
emmers: beslist, zeker.
voetnoot1861
goet clerc: goed en geleerd.
voetnoot1865-66
en nog wel, terwijl zij niet weet.
voetnoot1867
maar alleen dat zij.
voetnoot1869
gepayt: tevreden.
voetnoot1870
verfrayt: verheugd.
voetnoot1871
want haar beminnelijk aanzien is zo zedig.
voetnoot1873-74
zal, vertrouwende op God, zoals (Gods) gunst (= de genade) het haar ingaf, een man gaan trouwen, al kent zij niets van hem.
voetnoot1876
rijsken: takje.
margenoot+
bl. 40b
voetnoot1878
emmers: ongetwijfeld.
voetnoot1879
gevallen: gebeuren.
voetnoot1880
wie ze tebeurt zal vallen.
voetnoot1883
verlicht: verhoogt, overtreft?
voetnoot1884
dor ronnen: doorstroomd, vervuld.
voetnoot1885
van vurige liefde voor de deugd.
voetnoot1888
vorsienichste: de meest zorgzame.
voetnoot1890
serteynste: standvastigste.
voetnoot1895
vgl. vs. 1880.
margenoot+
bl. 41a
voetnoot1896
voor het geluk.
voetnoot1899
let op mijn woorden.
voetnoot1901
die een bescherming tegen leed.
voetnoot1903
ik denk dat er nog menigeen is die er om bidden zal; zie Aant.
voetnoot1904
hier begint een rondeel met staartvers.
voetnoot1906
het is onzeker wie onze tegenslag zal genezen.
voetnoot1914
van Davids geslacht zonder blaam.
voetnoot1915
te huwene: hoort bij sijt: huwbaar zijt.
voetnoot1919
soet redene si: zoals het redelijk is.
margenoot+
bl. 41b
voetnoot1920
wat is aan mij gelegen?
voetnoot1921
wilt mij daarvan vrijstellen.
voetnoot1927
dit is een vreemde geschiedenis.
voetnoot1929
int openbaer: heel duidelijk.
voetnoot1930
naer: nader.
voetnoot1931
wees gehoorzaam, zoals het betaamt.
voetnoot1934-35
dat erken ik, wat dat aangaat, ben ik in elk opzicht bereid (Mak); de zin van maer in vs. 1934 is niet duidelijk.
voetnoot1936
maar hiervan zou ik gaarne door u ontheven zijn.
voetnoot1937
evenaren.
voetnoot1940
verhogen: verheugen.
voetnoot1944
schoon van uiterlijk.
margenoot+
bl. 42a
voetnoot1946
geweert: geweigerd.
voetnoot1947
in gehoorzaamheid.
voetnoot1950
vervuld van ootmoed.
voetnoot1951
volstandich: standvastig.
voetnoot1954
laet = laet het; houwen: houden.
voetnoot1958
si: zij het.
voetnoot1959
gereetscap maken van alle saken: alles gereed maken.
voetnoot1961
ongelet: onverwijld; zie Aant.
voetnoot1963
moge ons zo geleiden.
margenoot+
bl. 42b
voetnoot1968
(wil) volcomen: wil vervullen.
voetnoot1969
gebuertelicheyen: geboorte.
voetnoot1970
aen een meechdelike figure: uit een maagd, vgl. vs. 1986.
voetnoot1971
int sure: in droefheid.
voetnoot1973
als creature: als schepsel, als mens (hoort bij ic).
voetnoot1978
in secreten: in afzondering.
voetnoot1981
in corter spacien: in (deze) korte woorden.
voetnoot1982
sonder wee: een zinspeling op het woord ave; zie Aant.
voetnoot1984
met welnemen van Uw gebod.
voetnoot1985
het verwondert mij hoe het U zou behagen.
voetnoot1987
bloet: ronduit.
voetnoot1989
ende: terwijl.
voetnoot1991
ontreint: besmeurd.
voetnoot1993
dit is moeilijk te verstaan, ik zeg het U vrijmoedig.
margenoot+
bl. 43a
voetnoot1995
verminde: beminde.
voetnoot1997
in haar macht, aan haar overgegeven.
voetnoot1998
Salamoens sange: het Hooglied; deze woorden vindt men niet in het Hooglied; ze worden alleen aan Salomo toegeschreven om ze meer gezag te verlenen (Mak).
voetnoot2003
sonder respijt: onverwijld.
voetnoot2007
ik geef mij gewonnen.
voetnoot2008
connen: weten.
voetnoot2009
onbesneden: oneindig.
voetnoot2010
(voortvloeiende) uit Uw hoge Godheid.
voetnoot2011
quiten: verlossen.
voetnoot2012
(zo) ga ik snel doen wat nodig is. Toneelaanwijzing: leit en leest: ligt te bidden.
voetnoot2015
tu, in tsviants toorne: naar u, de duivel ten spijt.
voetnoot2017
hij wil rusten in uw heerlijkheid (heerlijke schoot).
margenoot+
bl. 43b
voetnoot2018-19
en wil troost brengen voor de ongelukkigen die liggen in de poel der hel. Misschien is vor een fout in het handschrift.
voetnoot2022
op natuurlijke wijze (dit in tegenstelling met haar ontvangenis).
voetnoot2024
heeft vermint: bemint.
voetnoot2031
en kinde = ic en (be)kinde.
voetnoot2036
mids: om wille van.
voetnoot2038
ongewaent: nooit verwacht.
voetnoot2041
nochtan dat: ofschoon.
voetnoot2042
ten dae = het en dade: tenzij door.
voetnoot2043
verkeren: vergaan; de lezing Mnl. W. VIII 1895 is onjuist.
voetnoot2044
op Gods genade vertrouw ik.
margenoot+
bl. 44a
voetnoot2045
deerne: dienstmaagd.
voetnoot2047
heeft u omvangen.
voetnoot2048
tresorie: schatkamer, vgl. vs. 34.
voetnoot2050
orlof: vaarwel.
de rest van 44b is wit

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken