Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Die eerste Bliscap van Maria en Die sevenste Bliscap van Onser Vrouwen (1978)

Informatie terzijde

Titelpagina van Die eerste Bliscap van Maria en Die sevenste Bliscap van Onser Vrouwen
Afbeelding van Die eerste Bliscap van Maria en Die sevenste Bliscap van Onser VrouwenToon afbeelding van titelpagina van Die eerste Bliscap van Maria en Die sevenste Bliscap van Onser Vrouwen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.57 MB)

XML (0.56 MB)

tekstbestand






Editeur

W.H. Beuken



Genre

drama

Subgenre

sinnespel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Die eerste Bliscap van Maria en Die sevenste Bliscap van Onser Vrouwen

(1978)–Anoniem Bliscapen van Maria–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 215]
[p. 215]

Aantekeningen

Die Eerste Bliscap

Dierste Prologhe.

Vermoedelijk werd deze proloog bij de opvoering in de zestiende eeuw door twee spelers gesproken, zoals men kan besluiten uit het plaatsen van het cijfer I naast de vss. 1, 13, 21, 24, 28, 40, 54, 67 en 72, en van het cijfer II naast 7, 19, 22, 25, 36, 46, 64 en 70.

19 Volgens Van Eyck a.p. is vs. 19 de inleiding op de groet die gevormd wordt door het volgende rondeel. ‘De tekst is blijkbaar bedorven, doordat de overschrijver, toen hij aan vs. 7 was (Sijt willecome), door de overeenkomstige inhoud van de twee eerst aangehaalde regels uit het spoor raakte. In plaats van vs. 2 koos hij vs. 1, hetgeen hun overeenstemmende zin ook gemakkelijk maakte, maar om vs. 1, de inleidende regel, voor regel 7 te kunnen gebruiken, moest hij het niet rijmende “smal” in “cleyne” veranderen, waardoor een in het triolet niet thuishorend vierde rijmwoord op “eyne” in het rondeel terechtkwam. Voor het begin van zijn tiende vers was hij daardoor gedwongen “Sijt willecome” te gebruiken, dat daardoor nu echter op een totaal verkeerde plaats staat’. Van Eyck neemt derhalve aan, dat het rondeel oorspronkelijk aldus heeft geluid:

na de inleidende regel: Voert gruetic u minlic, groet ende smal:

 
Sijt willecome, edele en gemeyne,
 
Die hier dus minlic sijt versaemt
 
In desen melodyosen pleyne.
 
Sijt willecome, edele en gemeyne!
 
Tprieel uut Troyen, den edelen greyne,
 
Gegroyt, gebloeyt, es Bruesel genaemt.
 
Sijt willecome, edele en gemeyne,
 
Die tonser feesten hier sijt versaemt.
 
Wy grueten u minlic, soet betaemt.

De laatste (staartregel) is afsluitend naar zijn inhoud door zijn eerste, inleidend tot het volgend onderdeel door zijn tweede helft.

Van Eeghem a.p. komt tot dezelfde conclusie, behoudens dat de tweede regel van het rondeel evenals de laatste luidt:

 
Die tonser feesten hier sijt versaemt.

24 Uit de Cornicke van Brabant (1414): O Bruessel, edele roese reyn ... ryke pryel van Troien.

41 Mede in verband met de historische feiten, in de proloog vermeld, (zie Inleiding) beschouwt Van Eyck de verzen 41-44 als een interpolatie van 1448 in de tekst van 1441. ‘Tussen vs. 40 en wat nu vs. 45 is, zal, ook hier overeenkomstig des dichters praktijk, een versregel gestaan hebben, die naar zijn stof als overleiding of inleiding tot deel vier diende, maar formeel, namelijk door herhaling van een rijm, nog bij deel 3 behoorde ... Bij aandachtige lezing missen wij hem niet alleen theoretisch - d.i. vanuit de merkwaardige vormsymmetrie - maar bovendien

[pagina 216]
[p. 216]

door het ontbreken van een inhoudsschakel van dezelfde zinswaarde als bijvoorbeeld invoeging van een woord als “dus” in vs. 45 zou hebben. In een der binnenrijmen van 41 en 42: altemet of verlet zou het eindrijm van de verloren regel behouden kunnen zijn’.

71 Het is mogelijk dat vs. 71 en 72 moeten omgezet worden, waardoor een terzet ontstaat (vs. 69, 70 + 72, 71), waarvan de drie regels door binnenrijm gekenmerkt zijn. Zie hierover W.H. Beuken, Verstechniek in de beide Bliscapen. (Inl. p. 41).

76 Deze interpunctie op grond van vs. 381. De Vreese en Mak plaatsen een uitroepteken na Wy (vs. 77).

99 Later tussen was en den bijgeschreven jerst (= het eerst).

111 i.z. tande: In een bespreking van de uitgave van De Vreese (Museum 1932, p. 123) schrijft Endepols: Kan de lezing tande in vs. 111 niet een schrijffout zijn voor hande?

136 weed in hs. verbeterd uit werd.

141 es het gaet ende sprect doorgehaald en in margine vervangen door dus wert sy begect.

142-145

in hs. doorgehaald en aan de voet der bladzijde vervangen door twee andere, onleesbare verzen.

158 2e helft t/m 193 doorgehaald en vervangen door:

 
Compt my tserpent dat vliegicken inne
 
twert al vruecht tot onsen gewinne tserpent
 
Yeve vrouwe van desen vergiere

245 waers in hs. verbeterd uit waert

258 naast dit vers primo, hetgeen volgens De Vreese betekent, dat een acteur die meer dan één rol speelt, voor het eerst optreedt. Deze opmerking komt in het handschrift meermalen voor, maar wordt hier niet herhaald.

295 hs. ws, een spelling voor uws die vaker in dit handschrift voorkomt.

302 Mak plaatst een vraagteken en schrijft: ‘de emendatie van Moltzer (verdoemd) nóch de vertaling van Verdam (met name) en De Vreese (bovengenoemd) zijn geheel bevredigend’.

Vorenoemen betekent volgens Mnl. W. ook: bepalen, bedingen. Kan men hierbij denken aan een ellips met sijnde, zodat de betekenis is: bepaald zijnde, zoals bepaald is? Vgl. 299: aldus moet sijn.

0520 hs. rechts.

564 hs. ws.

639 hs. stonde verbeterd uit stonden

697 later vóór Dingel bijgeschreven Cerubin

912 D. Th. Enklaar in Kanttekeningen bij middelnederlandse lectuur (Bundel opstellen van oud-leerlingen aangeboden aan Prof. Dr. C.G.N. de Vooys; herdrukt in D. Th. Enklaar, Lezende in Buurmans hof, Zwolse Reeks van taal- en letterkundige Studies. Zwolle, 1956), p. 54 denkt aan de ‘verhardheid des Heren’. Hij wijst er op, dat de voorstelling dat de hemel verhard is wegens de zonden der mensen, in het Oude Testament herhaaldelijk voorkomt: Lev. 26, 19; Deut. 28, 23; 3 Reg. 8, 35. Overigens is het boren een naïeve en populaire voorstelling van de werking van het gebed.

916 Vóór de volgende toneelaanwijzing bijgeschreven Silete.

951 met svaren ontluste naderhand op rasuur bijgeschreven.

975 i.z. boye. Mnl. W. I 1351 wordt gedacht aan bode, tijding, bericht. B. van den

[pagina 217]
[p. 217]

Berg, N.Tg. 32, 366 denkt aan verband met het subst. bui. Schönfeld, N.Tg. 33, 40, wijst op Noordhollands-Fries boi, booi = jongen. J.W. Muller, Ts. 58 (1939) verwijst naar nnl. boi en eng. boy, waarmee de vorm verwant is. Het woord hoort thuis in alle voorheen of nog heden Fries sprekende gewesten en was eerst en meest in gebruik als liefkozende ‘vlei- of troetelnaam’.

981 hs. ws.

997 de betekenis ‘welaan’ voor te goeder tijt deelt de Eerste Bliscap met de Sevenste vs. 1391. Deze betekenis is blijkens Mnl. W. VIII 344 zeldzaam.

1095 naderhand bijgevoegd int feyt en aan Gerechtiche voor het rijm toegevoegd yt.

1101 ict niet in het hs., de toevoeging is een conjectuur van Verdam; dit vers staat apokoinou.

1206 hs. traden.

1303 de voorstelling van de Zoon als de Wijsheid is bekend.

1315 hs. ws.

1316 hs. Die.

1376 De hier volgende rondelen hebben betrekking op Christus. Daar de benaming tak of roede uit Jesse meestal op Maria wordt toegepast, veronderstelt Mak ‘dat er enkele Mariasymbolen, wellicht zelfs gehele regels uit een Marialof in het triolet zijn binnengeslopen. Of moeten we het zo verstaan, dat in het eerste triolet de lof van de twijg, in het tweede van de bloem (Christus) en in het derde van de eigenschappen van de bloem wordt bezongen?’ Ik meen dat alle drie de rondelen de lof van Christus bevatten, zoals uit het verband en de plaats in het stuk blijkt. Volgens J.J.M. Timmers, Symboliek en iconografie der christelijke kunst, art. 204, wordt de boom uit Jesse bekroond door de beeltenis van Christus, of, nog vaker, van Maria met het Kindje Jezus.

1427 hs. ws.

1545 Na de toneelaanwijzing zijn acht verzen (1572 t/m 1579), die bij prolepsis waren geschreven, uitgekrast.

1584 hs. heb.

1585 Naast de toneelaanwijzing in latere hand nota.

1620 Alsoe volgens hs.

1627 Naast pape later bijgeschreven priestere; id. boven vs. 1646 en 1650.

1640 hs. vorscreven.

1652 hs. ind'e.

1673 Waaraan de dichter de namen der vier gespeelkens heeft ontleend, is niet duidelijk. De Legenda Aurea spreekt van ‘de andere maagden’ in de tempel. In de Meditationes worden een aantal deugden genoemd, die Maria aan God vraagt en wordt Hieronymus geciteerd, die o.a. haar wijsheid, ootmoed en zuiverheid roemt. In het Leven van Jezus van Ludolf van Saksen (1300-1350) worden als haar deugden vermeld: wijsheid, ootmoedigheid, fijnzinnigheid, liefde, zuiverheid en ‘alle deugden’. Waarschijnlijk moeten wij in de allegoriserende trek der vier gespelen een teken zien van de geest van de tijd, die de dichter tot deze oorspronkelijke voorstelling inspireerde.

1689 Mak leest dit vers aldus:

Wi sceiden van u; nu als in desen, met expletief als.

1745 hs. sijn i.p.v. fijn.

1788 hs. Jochim op rasuur van Joachim.

1816 Van Eyck a.p. ziet in 1816 t/m 1825 een rondeel. ‘De verzen 1818 en 1819 moeten

[pagina 218]
[p. 218]

dan worden geschrapt. Zo spreekt ieder van de twee priesters één keer, en elk iets anders, maar de bisschop na ieder van hen, dus tweemaal. 1818 zou dus dezelfde zijn als 1822, maar 1818 heeft ritmisch de beste lezing’.

1842 Davits later ingevoegd.

1903 Mnl. W. IV 398 verklaart: ‘die door lezen het geheim zal trachten op te sporen, of hij de uitverkorene zal zijn’.

1937 vóór Bisscop als in 1585 nota.

1961 Voor een verblijf van Maria te Nazareth en van Jozef te Bethlehem zie Mak, Middeleeuwse kerstvoorstellingen p. 22.

1965 Boven dit vers als bij 916 Silete van latere hand.

1982 Voor woordspelingen met de naam Ave, Eva zie Mak 1. a.w. p. 25.

1984 hs. ws.

2001 het rusten van de H. Geest werd in de kunst der Vlaamse primitieven voorgesteld bij de uitbeelding der Annunciatie.

2032 Naast Dingel bijgeschreven Gabriel.

2055 Voor deze verklaring van in weder sye zie het bij vs. 1240 van de kommentaar genoemde artikel van W.H. Beuken.

2071 Naast dit vers in andere hand: u van my mach werden gheseyt en aan de voet der bladzijde:

 
En die fame breijt // vrij sonder helen
 
Dat tcorenbloemken tavont wat sots sal spelen.

2081 Van Eyck in zijn meermalen genoemde art. stelt voor op grond van vs. 3 en van de eisen van het ritme te lezen: der heileger drievuldicheit.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken