Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Die eerste Bliscap van Maria en Die sevenste Bliscap van Onser Vrouwen (1978)

Informatie terzijde

Titelpagina van Die eerste Bliscap van Maria en Die sevenste Bliscap van Onser Vrouwen
Afbeelding van Die eerste Bliscap van Maria en Die sevenste Bliscap van Onser VrouwenToon afbeelding van titelpagina van Die eerste Bliscap van Maria en Die sevenste Bliscap van Onser Vrouwen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.57 MB)

XML (0.56 MB)

tekstbestand






Editeur

W.H. Beuken



Genre

drama

Subgenre

sinnespel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Die eerste Bliscap van Maria en Die sevenste Bliscap van Onser Vrouwen

(1978)–Anoniem Bliscapen van Maria–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

[Die sevenste Bliscap van onser Vrouwen]

Sint Jan
 
Ga naar margenoot+O hoge, eerwerdege, gebenedie
 
Maget vrye,Ga naar voetnoot62
 
Tresoer, daer alder werelt scatGa naar voetnoot63
 
In lach besloten na claren belye;Ga naar voetnoot64
65[regelnummer]
Want, suete Marie,
 
Wi cochten daer met de hemelsce stat;
 
Den dau van gracien es in u nat,Ga naar voetnoot67
 
...............aant. Ga naar voetnoot68
 
Des hemels ende der erden gevloyt;
70[regelnummer]
Die heeft ons in u suver bat,Ga naar voetnoot70
 
Der specien vat,Ga naar voetnoot71
 
Gedwegen ende met genaden bespoyt.Ga naar voetnoot72
 
Oetmoedege Vrouwe, u niet en vernoytGa naar voetnoot73
 
Dat ic ghemoytGa naar voetnoot74
75[regelnummer]
Dus worde u minen troest te gevene;Ga naar voetnoot75
 
Want ic ontfinc, invierich gegloytGa naar voetnoot76
 
Ende hittich dorbroyt,Ga naar voetnoot77
[pagina 145]
[p. 145]
 
Den last, geminde, van uwen aenclevene.Ga naar voetnoot78
 
Dies blivic voort in minen levene,
80[regelnummer]
Hoge verhevene,
 
In u hoede, soet u betame,Ga naar voetnoot81
 
U biddende dat u si bequame.Ga naar voetnoot82
Maria
 
Jan, geminde vrient vercoren,
 
Lacen! ghi wet hoet met my steet:
85[regelnummer]
Gods jongeren hebbic alle verloren.
 
Die mi te troesten plagen te voren,Ga naar voetnoot86
 
Achermen! die sijn my ongereet.Ga naar voetnoot87
 
Si sijn getrocken, verre ende breet,
 
Dwoort Gods tot sinen bevele bedien.Ga naar voetnoot89
90[regelnummer]
Ga naar margenoot+Alsoe hi selve den orboer weet,Ga naar voetnoot90
 
Tot sijnder begeerten, tsi cout of heet,
 
Moet sinen wille altoes gescien.
 
Dus, Jan, vercorne vrient, in dienGa naar voetnoot93
 
Dat ic my selven nu vinde alleene,
95[regelnummer]
Soe biddic u, wilt de woerde aensien
 
Die mijn kint sprac tot ons lien,Ga naar voetnoot96
 
Daer ic stont in bitteren weene.Ga naar voetnoot97
 
Hi gaf mij u hoede, ende el negheene.Ga naar voetnoot98
 
Hi seide: ‘Wijf, sich daer u kint.
100[regelnummer]
Jan, dits dijn moeder.’ Hoort, wes ic meene.
 
Dus blijft mi bi, in duegden reene,
 
Want hi u vor dandere hoechst heeft gemint.
Jan
 
O Vrouwe, daer te voren noch sint
 
Dat de werelt heeft gestaen,
105[regelnummer]
Seggic vor waer, en loegens twint,Ga naar voetnoot105
 
En was soe ermen wissel gedaen,Ga naar voetnoot106
 
Want, Vrouwe, ghi moestet daer ontfaen
 
Eens visschers sone, cleyn van geslachte,Ga naar voetnoot108
 
Voer hem, die, na sijn vermaen,Ga naar voetnoot109
[pagina 146]
[p. 146]
110[regelnummer]
Hemel, ende erde van nyeute wrachte.Ga naar voetnoot110
 
Niet min, eerwerdege, de hoge van machteGa naar voetnoot111
 
Deet om een beter, des sijt te vreden.Ga naar voetnoot112
 
Al sidi gestelt tot mijnder wachte,Ga naar voetnoot113
 
Ic en kynne mi niet werdich genoech om treden
115[regelnummer]
Den wech, die ghi voer mi waert leden.Ga naar voetnoot115
Maria
 
Jan, vrient, laet u dies genuegen,Ga naar voetnoot116
 
In alsoe velen alst God begeert;Ga naar voetnoot117
 
Sijt dies gevreet, hi saelt wel vuegen,aant. Ga naar voetnoot118
 
En daer op niet en murmereert.aant.
Sint Jan
120[regelnummer]
Ga naar margenoot+Ic dancke u, suete maget weert,
 
Dat ghi mijns te vreden sijt.Ga naar voetnoot121
 
De gracie Gods heeft u vercleertGa naar voetnoot122
 
Daer mede, dat ghi geheilicht blijt.Ga naar voetnoot123
 
Dus, weerde bloeme gebenedijt,
125[regelnummer]
Een huusken hebbic noch staende hier bi,
 
Daer moegdi in leiden uwen tijt,Ga naar voetnoot126
 
Eest u gelieflic, maget vri.Ga naar voetnoot127
 
Hier onder den berch, verstaet wel mi,
 
Van Syon, suete ende oec bequame,
130[regelnummer]
Soe steet dit huus. Alsulc alst si,Ga naar voetnoot130
 
Soe ghevict u, Vrouwe, ent u betame.Ga naar voetnoot131
Maria
 
Jan, dat es my seere gename,
 
Want wel ter goeder plaetsen steet
 
Om visenteren sonder blameGa naar voetnoot134
135[regelnummer]
De steden, daer God sijn passie leet.
 
Die willic dagelijcs, daer icse weet,
 
Visenteren tot sijnder eeren,
[pagina 147]
[p. 147]
 
Tsi daermen doopte oft besneet,Ga naar voetnoot138
 
Gheeselde oft cruuste om sijn verseren.Ga naar voetnoot139
140[regelnummer]
Daer willic mi ynnechlijc toe keerenGa naar voetnoot140
 
Om te besuekene met wille goet,
 
Uut rechter devocien sijns loofs vermeeren,Ga naar voetnoot142
 
Dat hi daer stortte sijn heilege bloet.
Sint Jan
 
O suete moeder ende maget soet,
145[regelnummer]
Als ghi daer sijt, tot elker stede,Ga naar voetnoot145
 
Soe biddic u vriendelijc, dor oetmoet,Ga naar voetnoot146
 
Ga naar margenoot+Dat ghi my doet in uwen gebede,Ga naar voetnoot147
 
Want sijn gracie die es u mede,
 
Hi en sal u nemmermeer verhoren.Ga naar voetnoot149
150[regelnummer]
Wat si, ghi bringet in Gods vrede,Ga naar voetnoot150
 
Dat weet ic wel, biddier hem voren.Ga naar voetnoot151
Maria
 
Jan, mijn goede vrient vercoren,
 
Mijn hulpe en weert u niet ontseit,
 
Noch nyemens die na sijn hulde sporenGa naar voetnoot154
155[regelnummer]
En hopen aen sine genadicheit;
 
In haren troeste wordic bereit.Ga naar voetnoot156
Jan
 
Nu, gawy met anderen voort in minnen,Ga naar voetnoot157
 
Tot Gode gelieft dat hi ons hale.
Maria
 
Sijn heilege gracie laet hi ons kinnen,
160[regelnummer]
Gawy met anderen voort in minnen.
[pagina 148]
[p. 148]
Jan
 
Sijn godheit doe ons genade gewinnen,
 
Dat wi ontvlien der helscer quale.Ga naar voetnoot162
Maria
 
Nu gawi met anderen voort in minnen,
 
Tot Gode gelieft dat hi ons hale
165[regelnummer]
Uut desen ellindegen eerdscen dale.
Selete cort. Die wile besuect si de steden, ende si gaen wech.
i Jode
 
Claer, dese temptacie van desen wiveGa naar voetnoot166
 
Es quaet te lidene, selc van bedrive,Ga naar voetnoot167
 
Want, dat luttel es gesien,
 
Si popelt, si leest, si buecht haer knien,Ga naar voetnoot169
170[regelnummer]
Si weent, si carmt, nu hier, nu daer,
 
Ga naar margenoot+In allen plaetsen.
ij Jode
 
Dat doetse voer waer.
 
Ic siet soe node, mi dunct ic splite.Ga naar voetnoot172
 
Si makes oec te vele.
i Jode
 
Tes recht tenen spiteGa naar voetnoot173
 
Van ons, ende onser wet eest blamelic
175[regelnummer]
En diese regeren.
ij Jode
 
Tes onbetamelic,Ga naar voetnoot175
 
Dus openbaerlic dat si gaet stupen,Ga naar voetnoot176
 
Cnielen, wagebaerden en crupenGa naar voetnoot177
 
In allen steden, daer haer kint leet
 
Enege scoffieringe.Ga naar voetnoot179
[pagina 149]
[p. 149]
i Jode
 
Tes onbesceet.Ga naar voetnoot179
180[regelnummer]
Daedsijt doch heymelic, ondertidenGa naar voetnoot180
 
Dat tfolc niet en mercte!
ij Jode
 
Soe mochtment liden;Ga naar voetnoot181
 
Maer nu maect si selken geveert,Ga naar voetnoot182
 
Recht al waert der pinen weert,aant. Ga naar voetnoot183
 
Als quansus hi ware een coninc der Joden.Ga naar voetnoot184
i Jode
185[regelnummer]
Si heeft hem eren genoech geboden,
 
Al waer hi een heildom oft een sant.Ga naar voetnoot186
 
Maer thout al elder: wi worden gescant,Ga naar voetnoot187
 
Worden si, diet taenscouwene plegen,Ga naar voetnoot188
 
Bekeert ende te harer secten genegen.Ga naar voetnoot189
190[regelnummer]
Oec wasser menich, alsoe wi merken,
 
Ga naar margenoot+Die hem na gingen.Ga naar voetnoot191
ij Jode
 
Ende alle haer werken
 
Sachmen soe duegdelic daer si geet;
 
Maer tes al geveyst.Ga naar voetnoot193
i Jode
 
Vor waer, en weet,
 
Maer docht u goet, ic wist ons raetGa naar voetnoot194
195[regelnummer]
Om dit te beletten.
ij Jode
 
Hoe?
[pagina 150]
[p. 150]
i Jode
 
Den potestaetGa naar voetnoot195
 
Selen wijt opt corte gaen vercleren,Ga naar voetnoot196
 
Ende dan, men later hem met geberen.Ga naar voetnoot197
 
Hi saelt haer, sonder veel gescals,Ga naar voetnoot198
 
Wel doen laten.
ij Jode
 
Vele ongevals
200[regelnummer]
Worder af nakende onser wet,Ga naar voetnoot200
 
Ja, wort niet in tijts beletGa naar voetnoot201
 
En strangelic genomen metten tandenGa naar voetnoot202
 
Van dies macht hebben.
i Jode
 
Noyt soe veel scandenGa naar voetnoot203
 
En hadden de Joden van haren kinde,
205[regelnummer]
Als si hier af wel mochten ten inde,Ga naar voetnoot205
 
Waert so datmens niet en vermaendeGa naar voetnoot206
 
Vor den rechter.
ij Jode
 
Hi comt hier gaende.
 
Ga naar margenoot+Dits yuust, wi willen hem spreken anGa naar voetnoot208
 
Van deser saken.
i Jode
 
Aenveertten danGa naar voetnoot209
210[regelnummer]
Op tcorte, eer dat hi ons ontgae.Ga naar voetnoot210
ij Jode
 
Here, geliefdet uwer genae,Ga naar voetnoot211
 
Wi souden u geerne in corter sprake
 
Wat nyeus vercleren.Ga naar voetnoot213
[pagina 151]
[p. 151]
Potestaet
 
Ja? wats de sake?
 
Ghi scijnt gestoort, wat hebdi vernomen?
215[regelnummer]
Eest yet lastichs?
i Jode
 
Jaet; wi sijn comenGa naar voetnoot215
 
Tot u met nernste versuekende raetGa naar voetnoot216
 
Op dese Maria, die hier gaet;Ga naar voetnoot217
 
Het scijnt si gect, en weet hoet si,Ga naar voetnoot218
 
Met onser wet.
Potestaet
 
Ja? waer by?Ga naar voetnoot219
220[regelnummer]
Bedrijfse oft doetse yet onreensGa naar voetnoot220
 
Ons in contrarien?
ij Jode
 
Jaes, here, en neens.Ga naar voetnoot221
 
Ic sal u seggen van haren bestiere.Ga naar voetnoot222
 
Sie toent ons dagelics selken maniereGa naar voetnoot223
 
Van vremden geveerten int openbare,
225[regelnummer]
Als oft haer kint een heilichdom ware;
 
Soe nijchse, soe stuypse in allen steden,Ga naar voetnoot226
 
Daer haer sone sijn passie heeft leden.
 
Ga naar margenoot+Ghi en saecht noit wijf so overlijc drabbenGa naar voetnoot228
 
Over en weder.
i Jode
 
Si sal de steene uut scrabben,
230[regelnummer]
Soet scijnt bi wilen, daer haer kint leetGa naar voetnoot230
 
Tsiere doot weert.
[pagina 152]
[p. 152]
ij Jode
 
Waer dat si weet,
 
Dat haren sone gesciet confuse,Ga naar voetnoot232
 
TAnnas oft in Pylatus huse,
 
Ende tanderen steden, daer loopse dagelijc
235[regelnummer]
Bidden en lesen.
i Jode
 
Tes ons meshagelijc,
 
Gemerct si mochte met selker nacienGa naar voetnoot236
 
Enege bringen in murmeracien,Ga naar voetnoot237
 
Slechte, onnosele, dies niet en gevroenGa naar voetnoot238
 
Haer quade secte.
Douwere
 
Wat salmen haer doenGa naar voetnoot239
240[regelnummer]
Daer bi? na recht, secreet gesproken,Ga naar voetnoot240
 
Wi hebben ons hoech genoech gewrokenGa naar voetnoot241
 
Aen Jhesum, dien wi dleven namen,
 
Al en bringen wi de moeder oec niet in blamen.Ga naar voetnoot243
 
Om datse met rouwe haer kint beweent,
245[regelnummer]
Salmense daer om dooden?
Potestaet
 
Met rechte neent,
 
Want elc moederlijc herte die mint
 
Bi rechter natueren geerne haer kint.
 
Maer waerse hem vremde, ent haer gesciet,Ga naar voetnoot248
 
Ga naar margenoot+Soe en soudemens haer gedogen niet.Ga naar voetnoot249
250[regelnummer]
Men mocht haer dan met rechte aen sprekenGa naar voetnoot250
 
Van ongelove, ende dat soe wrekenGa naar voetnoot251
 
Aen hare, met pinen int openbare,
 
Dat yegeliken exemple wareGa naar voetnoot253
[pagina 153]
[p. 153]
 
Om een castien telker ure,Ga naar voetnoot254
255[regelnummer]
Diet hoerde vermonden.
Douwere
 
Dit wijst natuere,Ga naar voetnoot255
 
Dat dit wijf dese minne bestaet.Ga naar voetnoot256
 
Waer bi? ten was noyt kint soe quaet,
 
Die moeder en sout met rechte minnen.Ga naar voetnoot258
 
Aldus dan, wildijt wel versinnen,
260[regelnummer]
Soe en eest der moeder niet mesprijst,Ga naar voetnoot260
 
Dat si natuerlike minne bewijst
 
Tot haren kinde; om wel verstaen,
 
Mesdoet si luttel.
ij Jode
 
Daer hanct meer aen,Ga naar voetnoot263
 
Dat ic u niet en hore solveren,Ga naar voetnoot264
265[regelnummer]
Op dwelke ic nu wille erguerenGa naar voetnoot265
 
Tot uwer correctien, na datse bedrijftGa naar voetnoot266
 
Met harer devocien. Als si doot blijft,
 
Wat meyndi, wat mochter af gescien
 
Met haren lichame? Tes vremder gesien.Ga naar voetnoot269
270[regelnummer]
Ja, mochten sine onder hen gewinnen,Ga naar voetnoot270
 
Haer vriende, die noch Jhesum minnen,
 
Si soudender reliquien willen af maken,
 
Tot onsen spite.Ga naar voetnoot273
i Jode
 
Dat sijn de saken;
 
Ga naar margenoot+Daer soudense den duvel met allen af brouwenaant. Ga naar voetnoot274
275[regelnummer]
En tfolc bekeren.
[pagina 154]
[p. 154]
Douwere
 
Dies weetic ons mouwen;Ga naar voetnoot275
 
Sijt dies te vreden, dat salic verwerren.Ga naar voetnoot276
 
Waerse doot, men salse verberrenGa naar voetnoot277
 
In cleynen pulvere, my wel versint,Ga naar voetnoot278
 
En sayen de asschen tegen den wint
280[regelnummer]
Alsoe dunne, dat si wech wayen
 
Elc versceiden.Ga naar voetnoot281
ij Jode
 
Soe mochti ons payen;
 
Maer seker, twaer anders groet verlies,
 
Dat mense gaen liete.
Potestaet
 
Neen, wacht u diesGa naar voetnoot283
 
Kinder, al haddi noch geswegen,
285[regelnummer]
Tes langen tijt over een gedregen.Ga naar voetnoot285
 
Wi weten oec wat, alst comt aent nypen;Ga naar voetnoot286
 
Laet elken gewerden. Maer tsijn al pypen,aant. Ga naar voetnoot287
 
Wie hem wilt sporren tegen de gaert:Ga naar voetnoot288
 
Tswaerste verweecht.
i Jode
 
Tes goet verwaert.Ga naar voetnoot289
290[regelnummer]
Men sal den viant altoes ontsien,Ga naar voetnoot290
 
Hoe cranc hi es. Maecht soe gescienGa naar voetnoot291
 
Alsoe ghi ons nu hier vertrect,Ga naar voetnoot292
 
Soe worden de jongeren wel begect,Ga naar voetnoot293
 
Want si hopense, als domme dwase,Ga naar voetnoot294
295[regelnummer]
Hoge te verheffene.Ga naar voetnoot295
[pagina 155]
[p. 155]
Douwere
 
Ga naar margenoot+Ic seg u jase,
 
Maer de contrarie sal hem gebueren.
ij Jode
 
Wi sijns gepaeyt.
Douwere
 
En sorchter niet vueren,aant. Ga naar voetnoot297
 
Maer hout u vrilic aen ons woort,Ga naar voetnoot298
 
Al in secreet; en of ghi yet hoortGa naar voetnoot299
300[regelnummer]
Van dien eer wy, om cort vermaen,Ga naar voetnoot300
 
Dat laet ons weeten.
i Jode
 
Twort gedaen,
 
Daer aen en derf u twivelen niet.Ga naar voetnoot302
 
Adieu, myn heren.
Potestaet
 
Ghebrect u yetGa naar voetnoot303
 
Des wi vermogen, ter waerheden,Ga naar voetnoot304
305[regelnummer]
Getroest u des; elc ga in vreden.aant. Ga naar voetnoot305
Selete. Maria leit in haer gebede in haer camere.
Maria
 
O laes! God Here! Wat salic bestaen?Ga naar voetnoot306
 
Salic van troeste dus bliven versteken?Ga naar voetnoot307
 
Mijn herte mocht my in drucke ontgaen.Ga naar voetnoot308
 
Ay laes! God Here! Wat salic bestaen?
310[regelnummer]
Ic ben in sulken rouwe bevaen,Ga naar voetnoot310
 
Mi dunct al soude mi therte breken.Ga naar voetnoot311
 
O laes! God Here! Wat salic bestaen?
 
Salic van troeste dus bliven versteken?
 
En can van drucke nauwe gespreken,Ga naar voetnoot314
[pagina 156]
[p. 156]
315[regelnummer]
Dat hi my laet, mijn liefste geminde!
 
Ic en was vertroest van deser weken,Ga naar voetnoot316
 
Ga naar margenoot+Des blivic beswaert in groter alinde.
 
Dagelijcs datti my versinde,Ga naar voetnoot318
 
Daer hi met bluschte mijn verdriet;
320[regelnummer]
Altoes soe hoordic van minen kinde
 
By sinen yngel doch emmer yet;Ga naar voetnoot321
 
Nu en wasic in drie dagen niet
 
Vertroest. Elaes! Wat maecht bedien?Ga naar voetnoot323
 
Waer es mi dese mesquame gesciet,Ga naar voetnoot324
325[regelnummer]
Datti my laet dus onversien?Ga naar voetnoot325
 
En weet te clagene hoe noch wien!Ga naar voetnoot326
Selete. Die wile salmen den hemel op doen, daer God sit, ende seggen toten ingel Gabriel
God
 
Nu willic recht, het dunct mi tijt,Ga naar voetnoot327
 
Mijnder suver moeder gebenedijtGa naar voetnoot328
 
In mijnder glorien hier ontbien;
330[regelnummer]
Den ertscen druc willic haer quijt
 
Maken, ende bringense int hoge jolijt,Ga naar voetnoot331
 
Daer haer niet en mach messcien.Ga naar voetnoot332
 
Soe ict bi redenen hebbe versien,Ga naar voetnoot333
 
Soe es sijs weert, ende el negheene,Ga naar voetnoot334
335[regelnummer]
Dat haer mijn gracie sal gescien.
 
Grotelic boven al anderen lienGa naar voetnoot336
 
Sal si de upperste sijn alleene.
 
Ic hebse daer lange gelaten in weene,Ga naar voetnoot338
 
Daer si volstentich in es bleven,Ga naar voetnoot339
340[regelnummer]
En vast geduerich gelijc den steeneGa naar voetnoot340
[pagina 157]
[p. 157]
 
Es therte te myweert bleven reene;
 
Dus wert si hoechst der hoechster verheven.Ga naar voetnoot342
 
Gabriel, bode, haest, sonder snevenGa naar voetnoot343
 
Moetti mijn hoge gebod volbringen.
Ga naar margenoot+
Gabriel
345[regelnummer]
Hets redelic, Here, want u aenclevenGa naar voetnoot345
 
Es juecht en voetsel van allen dingen.Ga naar voetnoot346
 
Ghi hebbet al in u beringen,Ga naar voetnoot347
 
Boven ende onder, hoghe verlichtere.Ga naar voetnoot348
 
Tsi stuer of wreet, ghi connet bedwingen;Ga naar voetnoot349
350[regelnummer]
Van allen erge sidi een swichtere;Ga naar voetnoot350
 
Ghi wert uut ouden een nuwe stichtere,Ga naar voetnoot351
 
Ende nyemen en mach u werc volsinnen;Ga naar voetnoot352
 
Duegdelic sidi een medeplichtereGa naar voetnoot353
 
Tot hen die uwe genade bekinnen;Ga naar voetnoot354
355[regelnummer]
Dies maect my uwer begeerten te binnen.Ga naar voetnoot355
God
 
Gabriel, dat icse minne es redelic.
 
Die mi vor al selve heeft vercoren,Ga naar voetnoot357
 
Die willic bi mi doen eren vredelic,Ga naar voetnoot358
 
Want ic van haer wou sijn geboren.
360[regelnummer]
Die suverste ende reynste verre te vorenGa naar voetnoot360
 
Es si voer alle die ic weet.Ga naar voetnoot361
 
Die seldi, sonder enich verstoren,Ga naar voetnoot362
 
Vor my hier halen; doet mijn beheet.Ga naar voetnoot363
 
Ghi selt te dragene oec sijn bereet
365[regelnummer]
Een palmrijs uten paradyse;Ga naar voetnoot365
 
Daer bi seldi haer doen besceetGa naar voetnoot366
 
Haer doot, ende segt haer bi avise,Ga naar voetnoot367
[pagina 158]
[p. 158]
 
Dat icse ontbie, die hoge van prise,
 
Te mijnder vruecht, reyn van behage,Ga naar voetnoot369
370[regelnummer]
Want siere in vriendeliker wiseGa naar voetnoot370
 
Sal wesen binnen derden dage.aant.
Gabriel
 
Eerwerdich Sceppere, en ben niet trageGa naar voetnoot372
 
Ga naar margenoot+Tot uwer bederven; die en mach niet bliven.Ga naar voetnoot373
 
Hets recht dat ic haer bliscap drage,
375[regelnummer]
Want si es bloeme van allen wiven.
 
Dies willic, om haer lof verstiven,Ga naar voetnoot376
 
Mi spoeden om tpalmrijs bequame,Ga naar voetnoot377
 
Datmen eerbarlic int bedrivenGa naar voetnoot378
 
Sal dragen vor haren soeten lichame.
380[regelnummer]
Gebenedijt si haren name,
 
Die in haer duecht es suver bleven,
 
Soe datter noyt no smette no blame
 
In haren lichame en was beseven.Ga naar voetnoot383
 
Dies wort si hoge bi u verheven.
 
 
385[regelnummer]
Verhuecht u, gebenedide Vrouwe,
 
Suver kersouwe,Ga naar voetnoot386
 
U lieve kint heet my orconden,Ga naar voetnoot387
 
Datti u met des hemels douwe,
 
Al vri van rouwe,Ga naar voetnoot389
390[regelnummer]
Wilt besprayen tot ewigen stonden.Ga naar voetnoot390
 
Salich der saliger sidi vonden.Ga naar voetnoot391
 
Na Gods vermondenGa naar voetnoot392
 
Soe seldi u tot hem bereyen;
 
Want ghi seere hoechlic sonder gronden.Ga naar voetnoot394
395[regelnummer]
Ende los van sonden,
 
Binnen derden dage selt sceyen
[pagina 159]
[p. 159]
 
Uut deser broesscher keytivicheyen,Ga naar voetnoot397
 
Daer na u beyenGa naar voetnoot398
 
Marteleers, maegden ende confessoren,Ga naar voetnoot399
400[regelnummer]
Die u hoechlijc selen geleyenGa naar voetnoot400
 
Met weerdicheyenGa naar voetnoot401
 
Daer boven inder yngelen coren,
 
Ter vruecht, Vrouwe, na u toebehoren.Ga naar voetnoot403
Ga naar margenoot+
Maria
 
Suet ingel, dat es mi seere bequame.
405[regelnummer]
En hadde noyt geen meerder vruecht.Ga naar voetnoot405
 
Dies biddic u, oft u tseggen betame,Ga naar voetnoot406
 
Hoe es u name,
 
Die mi dus uterlic seere verhuecht?Ga naar voetnoot408
 
Segt mij dat, oft ghijt seggen muecht.Ga naar voetnoot409
Gabriel
410[regelnummer]
Jaic, Vrouwe, ic saelt u geerne belien:Ga naar voetnoot410
 
Ic quam u yerst gebenedienGa naar voetnoot411
 
Metter Gods gracien groet van crachte;
 
Ic waest die u, sonder vermyen,Ga naar voetnoot413
 
Den mogenden, hogen, eerwerdegen, vrien,Ga naar voetnoot414
415[regelnummer]
Saligen, Heilegen Geest in brachte;
 
Gabriel heetic, reyne van gedachte,Ga naar voetnoot416
 
Ende bring u die benedixie bloet,Ga naar voetnoot417
 
Die God de Here, groet van machte,
 
Tot salicheden suet en sachte
420[regelnummer]
Jacoppe, sinen vrient, ontboet.aant. Ga naar voetnoot420
 
Dit palmrijs, eerwerdege Vrouwe minyoet,Ga naar voetnoot421
 
Bringic u uten paradise,
 
Om datmen dit, Vrouwe, na u dootGa naar voetnoot423
[pagina 160]
[p. 160]
 
Dragen sal uut minnen devoetGa naar voetnoot424
425[regelnummer]
Vor uwen fiertel van hogen prise.Ga naar voetnoot425
 
Als mennen in oetmoedeger wiseGa naar voetnoot426
 
Ter erden sal dragen, suver geminde,
 
Salmen u vor gaen met desen rise
 
Na sijn bevel, diet al versinde.Ga naar voetnoot429
Maria
430[regelnummer]
Dies lovic minen eerwerdegen kinde,
 
Dat my dese eere aldus gesciet,
 
Ga naar margenoot+Datti minlijc dus in mijn yndeGa naar voetnoot432
 
Bi sijnder genaden soe wel versiet.Ga naar voetnoot433
 
Maer, suete yngel, doet my bediet,Ga naar voetnoot434
435[regelnummer]
Oftic den viant sal moeten scouwenGa naar voetnoot435
 
Eer ic sterve; om dat verdriet
 
Soe es my therte bevaen met rouwen.Ga naar voetnoot437
 
Woude hi mijn ogen beloken houwen,Ga naar voetnoot438
 
Dat ic den viant niet en sage.
440[regelnummer]
Gabriel, lieve vrient, vol trouwen,Ga naar voetnoot440
 
Bidt Gode datti mi dies verdrage.Ga naar voetnoot441
Gabriel
 
O Vrouwe, en sijt in ghenen versageGa naar voetnoot442
 
Voer hem, maer stelt u des te vreden.Ga naar voetnoot443
 
Ghi hebt den viant beraden plageGa naar voetnoot444
445[regelnummer]
Met uwer groter oetmoedicheden,
 
Ende hebten soe onder voet getreden,Ga naar voetnoot446
 
Datti hem ewelic sal ververenGa naar voetnoot447
 
Van uwen sueten, suveren seden;Ga naar voetnoot448
 
Want nyemen dan ghi en mag hem deren
450[regelnummer]
Naest Gode. Ghi selten ewelic weeren,Ga naar voetnoot450
 
Waer datti comt, na u gebien,
 
Ende oec, vor wien ghijt sult begeren
[pagina 161]
[p. 161]
 
Mids uwer gracien, daer sal hi vlien.
 
Van hem en mach u niet messcien.Ga naar voetnoot454
Maria
455[regelnummer]
Lof u gescie, almechtich Heere,
 
Die my met gracien dus versiert
 
Ende my, erme, bewijst dees eere
 
Met uwen yngel wel gemaniert.
 
Dies biddic u vort, dat ghijt bestiert,aant. Ga naar voetnoot459
460[regelnummer]
Dat u apostelen, mijn broeders gemeene,
 
Ga naar margenoot+Versamen mogen ongescoffiertaant. Ga naar voetnoot461
 
Ende wesen te miere uutvaert reene,
 
Op dat ic doch niet en sterve allene;
 
Want de Joden onbequameGa naar voetnoot464
465[regelnummer]
Souden sturberen groot en cleene,Ga naar voetnoot465
 
Hadden sijs macht, minen lichame.
 
Dus dan, dor uwen sueten name,
 
Mijn lieve sone, nemt dies ware,Ga naar voetnoot468
 
Ende dat ic scouwen mach sonder blame
470[regelnummer]
U jongeren, der apostelen scare,
 
Ende orlof nemen int openbareGa naar voetnoot471
 
Aen hen, die u met herten minnen.
 
En sachse in soe menegen jare;Ga naar voetnoot473
 
Laat mi noch troest van hen gewinnen.
Gabriel
475[regelnummer]
Maria Vrouwe, sijt dies te binnen,Ga naar voetnoot475
 
Al sijnse verre, tes in sijn machte,
 
Die Daniele, wilt wel versinnen,Ga naar voetnoot477
 
Voetsel toesant met sijnre crachte;
 
Want Abecuc, die hem teten brachte,
480[regelnummer]
Was menich hondert milen versceeden;Ga naar voetnoot480
 
Nochtan God sijnre vriende gedachte
 
Ende dedene tot Daniele leeden.Ga naar voetnoot482
 
Al heefti dapostelen oec willlen breedenGa naar voetnoot483
 
In verren lande, wide geseten,Ga naar voetnoot484
[pagina 162]
[p. 162]
485[regelnummer]
Gelievet sijnre genadicheden,aant. Ga naar voetnoot485
 
Ghi selter haest tidinge af weten.
 
Een vat vol gracien, ongespleten,Ga naar voetnoot487
 
Sidi volmaect, gebenedijt
 
Boven alle andere hoechst ongemeten,Ga naar voetnoot489
490[regelnummer]
En bliven selt in ewiger tijt.Ga naar voetnoot490
 
Ga naar margenoot+Adieu, dits wech, in vreden blijt:Ga naar voetnoot491
 
Na minen woerden sal u gescien,
 
De gracie Gods heeft u versien.Ga naar voetnoot493
Maria
 
Lof deser bliscap, in mi gemaectGa naar voetnoot494
495[regelnummer]
Bi des yngels sueten ingevene!Ga naar voetnoot495
 
Nu benic met alder vruecht onstaect.Ga naar voetnoot496
 
Lof deser bliscap in my gemaect!
 
Lof hebt, die mi ontbiet dus naect,Ga naar voetnoot498
 
Dat ic sal comen ten ewigen levene!
500[regelnummer]
Lof deser bliscap, in my gemaect
 
Bi des yngels sueten ingevene.
 
Los van snevene,Ga naar voetnoot502
 
Getroest, van alder noot bevrijt,Ga naar voetnoot503
 
Salic aenscouwen als die verhevene
505[regelnummer]
Minen lieven sone gebenedijt.
 
Lof hem gescie in ewiger tijt!
Selete: Hier sal Jan staen predeken den volke inder stat van Ephesen.
Sint Jan
 
Tot uwer vramen, meerder en mindere,Ga naar voetnoot507
 
Die hier sijt comen om aenhoren
 
Dat woert Gods, mijn weerde kindere,
510[regelnummer]
Ic biddu, en willet niet verstoren.Ga naar voetnoot510
 
Saeyt men u yet, laet niet verlorenGa naar voetnoot511
[pagina 163]
[p. 163]
 
Tsaet daer voetsel bi gesciet.Ga naar voetnoot512
 
Suvert u herte en weert den doren,Ga naar voetnoot513
 
Daer tsaet bi te verdwinen pliet.Ga naar voetnoot514
515[regelnummer]
Want dicker vele dan gers en grietaant. Ga naar voetnoot515
 
Soe sayt doncruut de lede viant,Ga naar voetnoot516
 
Daer hi de goede vruchten siet
 
Ga naar margenoot+Becloven in goet winnende lant.Ga naar voetnoot518
 
Al sidi gevallen, biet hem de hant,
520[regelnummer]
Die u mach hulpen uten onreenen.Ga naar voetnoot520
 
Ontcnoept van ongelove den bant;Ga naar voetnoot521
 
Of neen, u siele saelt noch beweenen.Ga naar voetnoot522
 
En laet u herte soe niet versteenen,
 
Ghi en leert den hoechsten Scepper kinnen,
525[regelnummer]
Die u de gracie wilde verlenen,
 
Datti u sciep uut rechter minnen.
 
De doot wildi om u gewinnen;Ga naar voetnoot527
 
Aenden cruce storti sijn bloet,
 
Om datti u, met viereger sinnen,
530[regelnummer]
Woude lossen uter helscer gloet.
 
Daer bi hier penitencie doetGa naar voetnoot531
 
Ende wilt dat kerstendom ontfaen,
 
En vreest de doot, soe sidi vroet.
 
Ghi sult in dewige bliscap gaen.
535[regelnummer]
Want dese werelt heeft God doen staenGa naar voetnoot535
 
Soe ghise siet, reyn van aenscouwe,
 
Om datti u inder vruechden baenaant. Ga naar voetnoot537
 
Bi sinen yngelen stellen souwe.
 
Peinst niet, ghi kindere, waert datti wouweGa naar voetnoot539
540[regelnummer]
Dees werelt ontmaken, die ghi hier siet,Ga naar voetnoot540
 
Ende dit nyeuwe verkeren int ouwe,
 
Sijn vroude en bleefs te minder niet;Ga naar voetnoot542
 
Want eer dat uut hem selven [ghesciet],aant. Ga naar voetnoot543
[pagina 164]
[p. 164]
 
Datti de werelt van nyeute wrachte,Ga naar voetnoot544
545[regelnummer]
Soe was sijn godheit sonder verdriet
 
Soe wel als nu, diet wel bedachte;Ga naar voetnoot546
 
Maer om u menscelic geslachte
 
Bi hem te bringen in sijn vruecht,
 
Ga naar margenoot+Soe dede hi bliken sijn grote machte
550[regelnummer]
Ende stelde dees werelt dus in haer yuecht,Ga naar voetnoot550
 
Des ghi hem niet voldancken en muecht.Ga naar voetnoot551
 
Sijn wonderlic werc es sonder gronden,Ga naar voetnoot552
 
Want hi mids sijnre heileger duechtGa naar voetnoot553
 
Om uwer salicheit hem liet wonden.
555[regelnummer]
Dies laet ons dan in allen stonden
 
Hem dancken, minnen ende ontsien,Ga naar voetnoot556
 
En vreesen de doot, en scuwen de sonden;
 
Want nyemen en can der doot ontvlien.
 
Ten mach geen dinc soe haest gescien,
560[regelnummer]
In hemel, in eerde, ten es hem cont,Ga naar voetnoot560
 
Ende alle datti wilt gebien,
 
Dat moet gescien in corter stont.
 
Vaet dit in dijnre herten gront,Ga naar voetnoot563
 
Des biddic u allen met ynneger beden,
565[regelnummer]
Hoe Ihesus Christus was dor wontaant.
 
Ende dor u allen de doot heeft leden.Ga naar voetnoot566
 
Inden name der Drievuldicheden,
 
Den Vader, den Sone, den Heilegen Geest,
 
Sceedic van u, blijft alle in vreden,
570[regelnummer]
Maer smaect wel miere woerden keest,Ga naar voetnoot570
 
Ende dat ghi dinen Scepper vreest.
Hier selen comen twee ingle met enen cleede ende omslaen Sint Janne ende tcleet sal scinen als een wolke. Ende soe bedect selen sine voeren vor Marien dore, oft anderssins, soet best es.
[pagina 165]
[p. 165]
De ghene die saten te predecacien inde stat van Ephesen
i Gebuer
 
Ga naar margenoot+Wat ou! en siedi niet, ghi lie?Ga naar voetnoot572
ij Gebuer
 
Wat, ghebuer?
i Gebuer
 
Mi dunct ic sie
 
Een overwonderlic werc hier barenGa naar voetnoot574
575[regelnummer]
Aan desen predecare.
iij Gebuerinne
 
Ic sachen henen varenGa naar voetnoot575
 
In een wolke, alsoe my dochte,
 
Deeddi niet?
i Gebuer
 
En weet wat wesen mochte.Ga naar voetnoot577
 
Het es seere wonderlic te verstane,
 
Aldus een wolke te omvaneGa naar voetnoot579
580[regelnummer]
Enen man, ende als een winken
 
Wech te vuerene.aant.
ij Gebuer
 
Men saels gedinckenGa naar voetnoot581
 
Hier binnen Ephesen, dat weetic clare,
 
Hierna noch over ijc jare;
 
Want, in presencien van ons gemeene,Ga naar voetnoot584
585[regelnummer]
Eest niet seer vremde?aant.
iij Gebuerinne
 
Ten es niet cleeneGa naar voetnoot585
 
Te gronderene, wat sal bedien.Ga naar voetnoot586
[pagina 166]
[p. 166]
i Gebuer
 
Wonderlike werken selen gescien,
 
Es te duchtene, teneger steden.Ga naar voetnoot588
ij Gebuer
 
God wille al ons vriende bevreden!Ga naar voetnoot589
590[regelnummer]
Ga naar margenoot+Elc es hem sculdich te verveerne.Ga naar voetnoot590
 
Twas een groet leerere.
iij Gebuer
 
Ic hoorden soe geerne,Ga naar voetnoot591
 
Want alle sijn woerden gaven bediet,Ga naar voetnoot592
 
Diese wel verstont. Hi en achtes niet,Ga naar voetnoot593
 
Waest hoge of neder, wijf of man,
595[regelnummer]
Hi gaf elken tsine.
i Gebuer
 
Dat doet de selke nochtanGa naar voetnoot595
 
Nu te vele plaetsen diemen vint,
 
Daermen de hoyke hanct tegen den wint;Ga naar voetnoot597
 
Ja, geestelic en weerlic, mochtment wel seggen,Ga naar voetnoot598
 
Elc int sine, diet scone omleggenGa naar voetnoot599
600[regelnummer]
Vor hen die mechtich sijn van state,
 
Uut vreesen, om miede, om loen, om bate.Ga naar voetnoot601
 
Nochtan, sal diepe wonde genesen,
 
Men moetse tyntelen.Ga naar voetnoot603
ij Gebuer
 
Het moet soe wesen.
 
Ic sie men vint nu officiereGa naar voetnoot604
605[regelnummer]
Van vele officien, die de maniereGa naar voetnoot605
 
Recht maken met woerden en met gebare,
 
Als oft geen ander God en ware
[pagina 167]
[p. 167]
 
Dan die si dienen, - sijn die niet sot? -
 
Ende doen hem meer eren dan haren God,Ga naar voetnoot609
610[regelnummer]
Om titelic goet, om weerlic eere;Ga naar voetnoot610
 
Dit sietmen dagelijcs.
iij Gebuer
 
Die doolen seere.
 
Nochtan eest waer. Maer claer, van desenGa naar voetnoot612
 
Ga naar margenoot+Gelike en quam noyt binnen Ephesen
 
Van predecare, soe ict can gemerken,
615[regelnummer]
Noch die bat volchde metten werken
 
Na sinen woerden, sonder omwympelen,Ga naar voetnoot616
 
Dats goet exempel.
i Gebuer
 
Dat eest ons sympelen,Ga naar voetnoot617
 
Mi ende andere, die niet en wetenGa naar voetnoot618
 
Dan men ons seit.
ij Gebuer
 
En can niet vergeten,Ga naar voetnoot619
620[regelnummer]
Wat dit wonder sal mogen bedien;
 
Tes recht een mirakele.
iij Gebuer
 
Mocht doch gescien,
 
Datti hier weder tonser vrame
 
Dwoert Gods noch bedieden quame,Ga naar voetnoot623
 
Soe waer ons allen wel gesciet.
625[regelnummer]
Wat maecht meenen?Ga naar voetnoot625
i Gebuer
 
Claer, anders niet
 
Dan biden werken Gods almechtichGa naar voetnoot626
 
So en eest toecomen. Het blijct warechtichGa naar voetnoot627
 
Datti wel es metten Here.
 
Dies rise hem lof toe emmermeere,
[pagina 168]
[p. 168]
630[regelnummer]
Ende laet tot onser alder vramenGa naar voetnoot630
 
Vergaen ten besten.
ij Gebuer
 
Elc segge dies amen,
 
Ende bidden Gode met genynde,Ga naar voetnoot632
 
Dat hine ons cortelic weder sindeGa naar voetnoot633
 
Ga naar margenoot+Tot onser bederven, ende van mesvalleGa naar voetnoot634
635[regelnummer]
Ons wille behueden.
iij Gebuer
 
Dies bidden wi alle
 
Neernstelic met inneger be.
 
Nu gawi tsamen in onsen vre,
 
Ende loven den Here gebenedijt.
 
Adieu, dits wech, in vreden blijt.Ga naar voetnoot639
Sint Jan
640[regelnummer]
O alre hoechste verlichtere des sijns,Ga naar voetnoot640
 
Der werelt behoudere, wat es nu mijns?
 
Waer benic aldus gevlogen - dits vri -Ga naar voetnoot642
 
Met deser wolken? Heere, ontdect miGa naar voetnoot643
 
U hoge begeerte, ende maect mi vroet
645[regelnummer]
Wes u gelieft, Here; ende ontdoet
 
Mijn ogen, dat ic worde versinnendeGa naar voetnoot646
 
De redene van desen. Ic worde bekinnende,Ga naar voetnoot647
 
Dunct mi, - eest waer, soe est abuus? -Ga naar voetnoot648
 
Den berch van Syon en mijn huus,
650[regelnummer]
Daer Maria, Gods moeder volmaect,
 
In woent. Hoe benic nu hier geraect
 
Dus haest? Dit moet wat groets bedien;
 
Salicheit moeter ons bi gescien.Ga naar voetnoot653
 
Ic wil gaen cloppen best aen de duere.
655[regelnummer]
Ouseg, Maria.Ga naar voetnoot655
[pagina 169]
[p. 169]
Maria
 
Wie es daer vuere?aant.
 
Van Gods wegen, vrient, wildi inne,
 
Segt wie ghi sijt.
Jan
 
Ic bent, vriendinne,
 
Ga naar margenoot+Jan, u sone, reyn suver maecht,
 
Ic biddu, dat ghi u niet en versaechtGa naar voetnoot659
660[regelnummer]
Mi in te latene; gebenedijt
 
Soe seldi bliven.
Maria
 
Ach, Jan, sidijt,
 
Vercorne vrient? Lof Gode van al,
 
Dat ic u nu aenscouwen sal
 
Vor mijn doot! segt, hoet u geet
665[regelnummer]
En wanen ghi comt.Ga naar voetnoot665
Jan
 
Seker en weet,
 
Maria, Vrouwe, maer wilt gevroen:Ga naar voetnoot666
 
Ic stont en predicte een sermoen
 
Binnen Ephesen. Soe vremden dinc
 
Es selden gesciet, want mi omvinc
670[regelnummer]
Een wolke, ende bracht mi sonder verdrietGa naar voetnoot670
 
Hier voer dit huus, soe ghi my siet,
 
Recht in een swerc. Dits vremde sake,Ga naar voetnoot672
 
Ic en weet niet hoe ic hier gerake,
 
Noch oec waer bi, want geen vermaenGa naar voetnoot674
675[regelnummer]
En hebbic gehadt.
Maria
 
Dies moetti ontfaenGa naar voetnoot675
 
Ewegen lof ende sonder mincken,Ga naar voetnoot676
 
Die dus siere vriende wilt gedincken
 
Ende aldinc can ten besten bringen.
 
Sijn wijsheyt gaet voer alle dingen,
[pagina 170]
[p. 170]
680[regelnummer]
Sinen godliken wille mach niemen keeren.
 
Sijt willecome inden name des Heeren,
 
Jan, die u hier heeft gesonden.
 
Ga naar margenoot+Ic sal u de waeromme orconden,Ga naar voetnoot683
 
Dat God dees grote sake bestoetGa naar voetnoot684
685[regelnummer]
U hier te bringene.
Jan
 
Och, Vrouwe, soe doet,
 
Des biddic u, geminde vercorne,
 
Want my lancter na te hoorneGa naar voetnoot687
 
Wat dinge dat bedieden mochte,
 
Dat mi dees wolke tot hier dus brochte,
690[regelnummer]
Ende watter Gode gelieflic siGa naar voetnoot690
 
Bi te bewisene.
Maria
 
Hoort dan na my;Ga naar voetnoot691
 
Jan, ten es sonder redene niet,
 
Dat u God hier comen liet
 
Tot mijnder begeerten, als vrient ter noot;Ga naar voetnoot694
695[regelnummer]
Want mi God biden yngel ontboet,
 
Dat ic serteyn tot sinen behageGa naar voetnoot696
 
Soude sceiden binnen derden dage
 
Van deser broesscher menscelicheden.Ga naar voetnoot698
 
Dies biddic u met devoter beden,
700[regelnummer]
Gevoudender hande, met knien gebogen,
 
Met druckeger herten, met natten ogen,Ga naar voetnoot701
 
Dat ghi de suete woerden versintGa naar voetnoot702
 
Van uwen Meester, doen hi als kint
 
Mi u beval; sijt mijns behoeder.
705[regelnummer]
Hi seide: ‘Siet daer uwe moeder’.aant.
 
Tot mi soe seidi: ‘Dats dijn sone’.
 
Gedinct dies nu - dat di God lone! -Ga naar voetnoot707
 
Des daer gescie tusscen ons beyen,
 
Ende en wilt ter noet van my niet sceyen,Ga naar voetnoot709
[pagina 171]
[p. 171]
710[regelnummer]
Ga naar margenoot+Want, claer, het naect seere minen ynde.
 
Dus sijt mijn troest.
Jan
 
Bidt niet, geminde,
 
Maer beveelt sonder verdrachGa naar voetnoot712
 
Al dat der moeder vanden kinde
 
Gescien mach; vri van meswindeGa naar voetnoot714
715[regelnummer]
Salic u hoeden soe ic best mach.
 
Maer, Vrouwe, mi wondert u geclach.aant.
 
Souddi te rechte nu druckich wesen,
 
Ende u de yngel dede gewach,Ga naar voetnoot718
 
Dat ghi sonder ommeslachGa naar voetnoot719
720[regelnummer]
Hoge ten hemele selt sijn geresenGa naar voetnoot720
 
Bi uwen sueten kinde gepresen?
 
Hoe mach u enegen druc gederen?Ga naar voetnoot722
 
Ghi sout te rechte werden genesen
 
Van allen seere, die uut ghelesenGa naar voetnoot724
725[regelnummer]
Wort boven alle marteleren
 
In vruechden, na uus soens begeren.
Maria
 
Jan, sone, verstaet wel wat ic meene.
 
Al eest, dat ict met ogen beweene
 
Dat sceiden van hier, my wel versint,
730[regelnummer]
Mijn bliscap dat ic niet en vercleene;aant. Ga naar voetnoot730
 
Mijn herte dat es vol vruechden reene.
 
Mijns weenens en verdruevic twint.aant. Ga naar voetnoot732
 
Hoe dogen oetmoedelic doen bekint
 
Haer werc inder natuerlicheyen.
735[regelnummer]
Die vruecht, die doghe int herte vint,
 
Es nuttelic dat si die ontbint;
 
Dus doet de bliscap dogen screyen
 
Ga naar margenoot+Den genen die na vruecht verbeyen.
Jan, knielende
 
O vader, der glorien werkere,Ga naar voetnoot739
740[regelnummer]
Der druckeger sinnen een verlichtere,Ga naar voetnoot740
[pagina 172]
[p. 172]
 
Tot allen duegden een versterkere,Ga naar voetnoot741
 
Volmaect van allen erge een swichtere,Ga naar voetnoot742
 
Sijt uwer sueter moeder meplichtereGa naar voetnoot743
 
Nu inde ure van harer doot.
745[regelnummer]
Hulpt ons versamen, hoechste richtere,Ga naar voetnoot745
 
Van uwen jongeren een conroot.Ga naar voetnoot746
 
Soudsi versceeden aldus bloetGa naar voetnoot747
 
Van deser werelt, twaer onbetame;
 
Dies staet haer bi te harer noetGa naar voetnoot749
750[regelnummer]
Doer uwen gebenediden name.
Maria
 
Jan, die yngel Gods bequameGa naar voetnoot751
 
Seide, des willic wel betrouwen,
 
Dat icse alle tot mijnder vrameaant.
 
Vor mijn doot bi mi sal scouwen.
755[regelnummer]
Aldus so willen wiere ons aen houwenGa naar voetnoot755
 
Ende stellen ons te vreden van dien.Ga naar voetnoot756
 
God saelt so wel te passe vouwen,Ga naar voetnoot757
 
Dat wise cortelinge selen sien;
 
Daer en sal geen twivel in gescien.
Selete, hier selen dapostelen versamen met eender wolken vor Marien duere, hem sere verwonderende.
Peter
760[regelnummer]
O Here, wilt uwer graden plegenGa naar voetnoot760
 
Aen mi! waer benic? waer wordic gedregen?
 
Slapic of wakic? wat eest van my?
 
Waer vindic mi selven noch? sie ic vry?Ga naar voetnoot763
 
Ga naar margenoot+Beenic alleene hier? Mij dunct neen ic.
765[regelnummer]
Lof Gode! ic sie hier oec, dat meenic,
 
Van minen bruederen. God huede ons van plagen!
 
Wat wonder es dit? Ic wil hen vragen
[pagina 173]
[p. 173]
 
Na dit bestier; dits vremt bediet.Ga naar voetnoot768
 
Wanen comdi, mijn brueders?Ga naar voetnoot769
Andries
 
Wi en wetens niet,
770[regelnummer]
Wanen wi comen, noch hoe, noch waer
 
Dat wi hier sijn.
Peter
 
Hebt gheenen vaer,
 
Hoept inden Here gebenedijt,
 
Hi sal ons bestieren.
Pauwels
 
Hoo, Peter, sidijt?
 
Mijn lieve geselle, nu beenic te vreden.
775[regelnummer]
Ic hope dat God dit wonder als hedenGa naar voetnoot775
 
Om een beter tot salicheyen
 
Ons heeft gedaen. Wi waren versceyen
 
Seere verre van een, dwoort Gods te leerne;
 
Nu heeft ons God gevuecht te keerne,aant. Ga naar voetnoot779
780[regelnummer]
Ende hier versaemt op cort termijn.
 
Heyl moets ons bueren.Ga naar voetnoot781
Mathijs
 
Dat moet waer sijn,
 
Ende onsen tijt alsoe te besteene,Ga naar voetnoot782
 
Dat hem gelieve ons te bevreene
 
Van alle blameliken werke,
785[regelnummer]
Dat ons mocht nosen.aant. Ga naar voetnoot785
Andries
 
Ga naar margenoot+Ic sta en merke
 
Dese plaetse. Mijn bruers, alsict versinne,Ga naar voetnoot786
 
Dunct mi dat icker my aen bekinne,
 
Alsic oec doe, en twivels niet,
 
Dat es den berch van Syon, siet,
[pagina 174]
[p. 174]
790[regelnummer]
Daer ic dicke hebbe willen verkeren;Ga naar voetnoot790
 
Dits thuus daer oec de moeder ons Heren
 
In woent. Lof Gode, nu weetict claer,
 
Wy sijnder vore.
Peter
 
Serteyn, tes waer.
 
Gheminde bruers, nu ben ic blie;
795[regelnummer]
Ic salder gaen cloppen. O Vrouwe Marie,
 
Laet in u vriende, die tuwen gebieGa naar voetnoot796
 
Hem presenteren.
Marie
 
Wie sijn die lie?
 
Jan, die scinen herde ruut,Ga naar voetnoot798
 
Dat si soe cloppen.
Jan
 
Twas recht den luutGa naar voetnoot799
800[regelnummer]
Van Peteren, Vrouwe, soe mij dochte.
 
Ic sal gaen weten wiet wesen mochte.Ga naar voetnoot801
 
Hi wilt er emmer inne, soet scijnt.Ga naar voetnoot802
 
Wie es daer vore?
Peter
 
U vriende sijnt,
 
Jan, Gods jongeren, die in corter spacienGa naar voetnoot804
805[regelnummer]
Hier nu versaemt sijn.
Jan
 
Van deser gracien
 
Ga naar margenoot+Lovic Gode, dat ic u scouwe
 
Nu tonser noot. Maria Vrouwe,
 
Comt, hulpt ontfaen na haer betamen
 
Gods jongeren, die tot uwer vramen
810[regelnummer]
Hier sijn versaemt in 't openbaer
 
Tot uwer eren.
[pagina 175]
[p. 175]
Maria
 
Ach! sidi daer,
 
Gods uutvercorne vriende gemeene?Ga naar voetnoot812
 
Sijt willecome, in duegden reene,
 
Mijn herte verlicht my recht van dien,Ga naar voetnoot814
815[regelnummer]
Dat ic u mach te samen sien
 
Vergadert in duegden ende in minnen.
 
Hoe mochtic meerder vruecht gewinnen,
 
Dan daer my therte met es dorvluegen?aant. Ga naar voetnoot818
 
Hoe salic u bewisen muegenGa naar voetnoot819
820[regelnummer]
Der groter gunst die ic u gan?Ga naar voetnoot820
 
Van blijscapen dat ic nauwe en can
 
Gespreken, dat ic u aenscouwe
 
Voer mijn ynde.
Peter
 
Vercorne Vrouwe,
 
Wi seggen u danc in corter spacien
825[regelnummer]
Van uwer volmaecter visentacien,Ga naar voetnoot825
 
Die ghi ons tonsen willecome tuecht,Ga naar voetnoot826
 
Ende bidden u voort, volmaecte yuecht,Ga naar voetnoot827
 
Eest dat ghi yet aen ons begeert,
 
Dat ghi ons minlijc dat vercleert;
830[regelnummer]
Want al ons vermogen, tsy na of breet,Ga naar voetnoot830
 
Wes u gelieft, es u bereetGa naar voetnoot831
 
Van ons allen, meerder en mindere,
 
Ga naar margenoot+Tot uwer eeren.
Maria
 
Danc hebt, mijn kindere.
 
God laet mi sonder uwen nootaant. Ga naar voetnoot834
835[regelnummer]
Aen u verdienen.
Jan
 
Dits wonder groot,
[pagina 176]
[p. 176]
 
Geminde bruers, dat dit gesciet,
 
Datmen u allen te samen siet
 
Vergadert nu te deser steden.
 
Ghi waert soe menege mile verscedenGa naar voetnoot839
840[regelnummer]
Dwoort Gods te leerne; hoe comt dit toe?
 
Segt ons dbediet.
Bertelmeeus
 
Wi en weten hoe,Ga naar voetnoot841
 
Seker, Jan, dan bi Gods gracien;
 
Want wi in alte corter spacien
 
Hier quamen. Wi waren op geheven
845[regelnummer]
Elc tsijnder plaetsen en sonder snevenGa naar voetnoot845
 
Bi een versaemt in corter tijt
 
Ende tot hier bracht. Gebenedijt
 
Moet sijn de Here, die alles macht heeft.
Jan
 
Dat God dit wonder aen ons gewracht heeft
850[regelnummer]
Ter eren sire moeder na dbetamen,Ga naar voetnoot850
 
Ende oec den kerstene gelove tot vramen,
 
Des moet hi ewelic na desen
 
Van allen tongen gesalicht wesen,Ga naar voetnoot853
 
Die ons met eenre ogen opslageGa naar voetnoot854
855[regelnummer]
Hier dus versaemt.
Peter
 
Ga naar margenoot+Jan, vrient, ic vrage
 
Bi orlove ende oft u gelieflic si,Ga naar voetnoot856
 
Waer bi dat comt, tverwondert my,
 
Want wi hebben door Gods eere,Ga naar voetnoot858
 
Menech jaer, lof heb de Heere,
860[regelnummer]
Versceeden geweest, beyde achter en voort,Ga naar voetnoot860
 
Om te vercleerne sijn salige woort,
 
Alsoe hi ons mondelinge beval.
 
Nu vinden wi ons te samen al,
[pagina 177]
[p. 177]
 
Onwetens; dus lust ons wel te hoorneGa naar voetnoot864
865[regelnummer]
Dit hoge bewijs.Ga naar voetnoot865
Maria
 
Salege vercoorne
 
Vriende, dat salic u bedien.
 
Het es gesciet in tsviants toorne,Ga naar voetnoot867
 
Ende ter eeren van ons lien.
 
Mijn ogen die hadden u geerne gesien,
870[regelnummer]
Eer ic van deser werelt moet;
 
Dus heeft my God dat laten gescien,
 
Soe mi die yngel maecte vroet;
 
Dus, lieve kinderen, elc nemt vor goet:Ga naar voetnoot873
 
Uut mire begeerten soe eest geresen,Ga naar voetnoot874
875[regelnummer]
Dat my God dese eere dus doet.
 
Gebenedijt soe moet hi wesen!
Pauwels
 
O bloem der bloemen, hoge gepresen,
 
Wiens roke den sieken geeft confortacie,aant. Ga naar voetnoot878
 
Ghi sijt een specie, die can genesenGa naar voetnoot879
880[regelnummer]
Hen allen die hopen in uwer gracie.
 
Lof dat ic in mijns levens spacieGa naar voetnoot881
 
Sal mogen gebien ende sien ten claren,Ga naar voetnoot882
 
Ga naar margenoot+Dat ghi sonder tribulacie
 
Met uwen kinde te hemel selt varen.
Peter
885[regelnummer]
Lof sijns, die my hier wilde gesparen
 
Soe lange, dat ic oec sal gebienaant.
 
Datti boven alle martelaren
 
Sijnder heileger moeder sal benedien.Ga naar voetnoot888
 
Ic can geen meerder vruecht gelienGa naar voetnoot889
890[regelnummer]
Dan ic dat metten ogen aensage,
 
Dat si ter hemelscer melodien
 
Sal trecken, na haers liefs kints behage.
[pagina 178]
[p. 178]
Bertelmeus
 
Mijn herte ontpluyct, dat ics gewaghe,Ga naar voetnoot893
 
Dat de blusschersse van onsen sondenGa naar voetnoot894
895[regelnummer]
Ende de verbiddersse van onsen mesdrageGa naar voetnoot895
 
Voer ons in dewige vruecht wort vonden.Ga naar voetnoot896
 
Dies laet ons met reynen suveren grondenGa naar voetnoot897
 
Loven den Here in beden soet,
 
En datti ons nu en tallen stonden
900[regelnummer]
In sire gracien gesterken moet.
Jacop
 
O Vrouwe, nemt ons int behoet,Ga naar voetnoot901
 
Als ghi daer sijt in jubilacien;
 
Behuet ons vander hellen gloet,
 
Ende weert van ons al quade temptacien.
Mathijs
905[regelnummer]
Bescermt ons, Vrouwe, van desperacien
 
Als ghi daer sidt bi uwen sone;
 
Laet druppen van uwer hoger gracien
 
Op ons hier neder uten trone.Ga naar voetnoot908
Philips
 
Ga naar margenoot+Verhuecht u, Vrouwe, want uwe crone
910[regelnummer]
Wert boven alle cronen verchiert;Ga naar voetnoot910
 
Soe groten bliscap noch soe scone
 
En was van herten noyt gevisiert.Ga naar voetnoot912
Symon
 
U hoge inwesen wel gemaniertGa naar voetnoot913
 
Dat wert begaeft met selken gichtenGa naar voetnoot914
915[regelnummer]
Ende met soe groter wijsheit bestiert,Ga naar voetnoot915
 
Soe dat al erterike sal verlichten.Ga naar voetnoot916
[pagina 179]
[p. 179]
Matheus
 
Den wreeden viant seldi swichtenGa naar voetnoot917
 
Tot haren profite die u eeren;Ga naar voetnoot918
 
Den wech des levens seldi ons slichten;Ga naar voetnoot919
920[regelnummer]
Dies moet u lof voort ewelic meeren.Ga naar voetnoot920
Andries
 
U vruecht mach nimmermeer verkeren;Ga naar voetnoot921
 
U lof sal groyen, suete Marie,
 
Onder de zalege, sonder verseeren,Ga naar voetnoot923
 
Van eewen tot eewen in ewigen tye!
925[regelnummer]
Dies bidt vor ons, gebenedie.
Maria
 
Danc hebt der visentacien reene,Ga naar voetnoot926
 
Die my, lief brueders, van u gesciet.
 
Van groter bliscap dat ict beweene,
 
Die mijn herte toecomende siet;Ga naar voetnoot929
930[regelnummer]
Want ic weet wel, en twivels niet,
 
Den tijt es nakende die dingel seye.
 
Na dat mijn kint my weten liet,Ga naar voetnoot932
 
Eest nuttelic dat ic my bereye.
 
Dus waert dan goet dat men my leyeGa naar voetnoot934
935[regelnummer]
Op mijn bedde, in minnen devoet.Ga naar voetnoot935
 
Ga naar margenoot+Tes nuttelijc dat ic mij bereye
 
Den tijt, die mi mijn kint ontboet.Ga naar voetnoot937
Jan
 
Eerwerdige maget sonder genoet,Ga naar voetnoot938
 
U begeerte die sal volcomen.Ga naar voetnoot939
940[regelnummer]
Hulpt alle de moeder des Heren groot
 
Te bedde, brueders, het sal u vromen.Ga naar voetnoot941
 
Haer duegden staen soe uutgenomenGa naar voetnoot942
 
Gewortelt uten paradise.Ga naar voetnoot943
[pagina 180]
[p. 180]
 
Uut Davids geslechte soe essi oec comen,
945[regelnummer]
Bi Yesse gespruut in reynder wise.Ga naar voetnoot945
 
O suver seborie van hogen prise,Ga naar voetnoot946
 
Marie, die droecht den hemelscen scat,
 
Wi bidden u dat u gracie riseGa naar voetnoot948
 
Op ons, reyn meegdelic suver vat.
Peter
950[regelnummer]
Lect daer alsoe, daer essi bataant. Ga naar voetnoot950
 
Op haer bedde dan ergens el.Ga naar voetnoot951
 
O suver fonteyne, vol gracien nat,Ga naar voetnoot952
 
Nemt ons voort in u bestel.Ga naar voetnoot953
 
Versaecht u niet vor geen gequel,Ga naar voetnoot954
955[regelnummer]
Daar u de doot bi mach genaken;Ga naar voetnoot955
 
Want Vrouwe, ic weet te voren wel,Ga naar voetnoot956
 
Ghi en seltse natuerlic niet gesmaken,Ga naar voetnoot957
 
Ende dat mids dien, verstaet de saken,Ga naar voetnoot958
 
Als u lief kint sijn passie leet,
960[regelnummer]
Soe die propheten te voren spraken,
 
Dat u sijn passie therte dorsneet.aant. Ga naar voetnoot961
 
Alsoet van u gescreven steet,
 
Soe leeddi daer soe groten pineGa naar voetnoot963
 
Van rouwe, die u was soe wreet,Ga naar voetnoot964
965[regelnummer]
Ga naar margenoot+Soe dat u herte verkeerde in tsine.Ga naar voetnoot965
 
Hoe souddi dan, godlike divine,Ga naar voetnoot966
 
Noch eens gesterven, diet eens hebt leden?Ga naar voetnoot967
 
Neen ghi, vorwaer, sijt dies te vreden.Ga naar voetnoot968
Maria
 
In my moet bliken sijn groet begeren,
970[regelnummer]
Sijn heilege gracie wil mi besprayen,Ga naar voetnoot970
[pagina 181]
[p. 181]
 
Sijn wijsheit wil minen sin vercleren,Ga naar voetnoot971
 
Sijn duecht wil al mijn erch verteren;Ga naar voetnoot972
 
Ic en can my niewers af ververen,Ga naar voetnoot973
 
Want in my voncken syn berrende layen.Ga naar voetnoot974
975[regelnummer]
Tot sijnder gelieften, soe mach hi sayenGa naar voetnoot975
 
Selc saet als in my can becliven.Ga naar voetnoot976
 
Laet hi sijn suetheit op mi wayenGa naar voetnoot977
 
Uut sinen goddeliken rayen,Ga naar voetnoot978
 
Hi sal mi therte wel verfrayen,Ga naar voetnoot979
980[regelnummer]
Dat ic tot hem, om een verstiven,Ga naar voetnoot980
 
In allen saken volstentich sal bliven.Ga naar voetnoot981
Jan
 
Lof hebt, oetmoedege Vrouwe vercoren!Ga naar voetnoot982
 
U groot begeren wort Gode bequame.Ga naar voetnoot983
Peter
 
Want ghi en vreest noch wee noch toren;Ga naar voetnoot984
985[regelnummer]
Lof hebt, oetmoedege Vrouwe vercoren!
Pauwels
 
Ghi sijt de rose al sonder doren,
 
Ende moeder en maecht tot onser vrame.
Jan
 
Lof hebt, oetmoedege Vrouwe vercoren!
 
U groot begeren wert Gode bequame,
990[regelnummer]
Gebenedijt es dinen name.
Ga naar margenoot+ Selete. hier selen dapostelen in bedingen liggen. Ende die wile comt Lucifer ende roept sijn dieneers, om te sinden na Marien siele.
[pagina 182]
[p. 182]
Lucifer
 
Ou! duvels, neckers, refuys van boeven,Ga naar voetnoot991
 
Moetmen u aldinc voer besoeven?Ga naar voetnoot992
 
Datmen u villen moet als een puut!Ga naar voetnoot993
 
Waer sidi? Ou, seg!
Alle
 
Hier meestere.
Lucifer
 
Soe comt hier uut,
995[regelnummer]
Valsce verraders, onnutte cockine,Ga naar voetnoot995
 
Ghi ligt en mest, al waerdi swine,Ga naar voetnoot996
 
Van ledicheden; crupt uten neste!
 
Wat bedrijfdi?
i Viant
 
Wi doen ons beste,Ga naar voetnoot998
 
Tormenten en pinen de sielen swaerlic,
1000[regelnummer]
Braden en stoken.
Lucifer
 
Ghi doet den duvel baerlicGa naar voetnoot1000
 
Mi dunct ghi sijt de meeste deel stille.
 
Mochtic wel plagen na minen wille,Ga naar voetnoot1002
 
Ic soude meer sielen alleene beswarenGa naar voetnoot1003
 
Dan alle de duvels die noyt gewaren.
1005[regelnummer]
Ghi en hebt geen werc meer inde le,Ga naar voetnoot1005
 
Dat tachten es.
ij Viant
 
Bi uwer weerdiche,Ga naar voetnoot1006
 
Lucifer, meester, wi sijn u getrouwe
 
Ga naar margenoot+In allen dienste.
[pagina 183]
[p. 183]
Lucifer
 
Dat sidi, vrouweGa naar voetnoot1008
 
Soet scijnt, ghi sijt van groten bedrive.Ga naar voetnoot1009
1010[regelnummer]
Haer wat segdi van desen wive,
 
Tsmans moeder, die eens ons helle brac?Ga naar voetnoot1011
 
Daer moesti heenen.
Beide
 
Wy, meester?
Lucifer
 
Ja, sonder gecrac.Ga naar voetnoot1012
 
Si leit opt sceiden, trect rasch tot daer,Ga naar voetnoot1013
 
Tempteren, becoren, hebt genen vaer,Ga naar voetnoot1014
1015[regelnummer]
Doet al u beste in alder maten,
 
Dat wi ons wreeken.
i Viant
 
Dan sal niet baten,Ga naar voetnoot1016
 
Want onser geen tot enegen stondenGa naar voetnoot1017
 
En costse noit gebringen tot sondenGa naar voetnoot1018
 
In geenre manieren, cleyn noch groot;
1020[regelnummer]
Maer si heeft ons menegen nootGa naar voetnoot1020
 
Beraden, als ghi wel wet; ic wane,
 
Dats pine verloren.
ij Viant
 
Ic had liever te gane
 
In alde tormenten der heltscher pine,
 
Dan eens bi desen wive te sine,
1025[regelnummer]
Al hadden wijt alle te samen begrepen,Ga naar voetnoot1025
 
Ja, die u dienen.
Lucifer
 
Tes verloren gepepen,Ga naar voetnoot1026
 
Ga naar margenoot+Ghi moetter henen. Wat meyndi ghi,
[pagina 184]
[p. 184]
 
Dat si soe mechtich mach sijn als hi?
 
Dats verre versceiden, want si es puereGa naar voetnoot1029
1030[regelnummer]
Van erden, als mensce, en de natuere
 
Es broesch ende oec de doot es wreet.
i Viant
 
Tes waer, ic kent, maer ic en weet
 
Niemen ter werelt, met corten waerden,aant. Ga naar voetnoot1033
 
Die ons meer scaet. My cremt de swaerdenGa naar voetnoot1034
1035[regelnummer]
Van vreesen, wanneer ic haren name
 
Hoer noemen.
Lucifer
 
Dats grote blame,
 
Keytijfs, voer u. Souddi ontsienGa naar voetnoot1037
 
Een sympel wijf?
ij Viant
 
Si hebbent goet gebien,Ga naar voetnoot1038
 
Diemen niet wederseggen en mach.Ga naar voetnoot1039
1040[regelnummer]
Mocht sijn, wi namens wel verdrach.Ga naar voetnoot1040
 
Maer Lucifer, meester, eest u bevelen,
 
En twivelt niet, serteyn wi selen
 
De sake soe metten tanden gripen,Ga naar voetnoot1043
 
Machmense op enegen cant genypen,Ga naar voetnoot1044
1045[regelnummer]
Ghi selter af horen blide meere,Ga naar voetnoot1045
 
Hoet ons vergeet.
Lucifer
 
Dats dat ic beghere,
 
Daer sprecti als vriende, daer houdics mi an,
 
Ic saelt oec bekinnen.Ga naar voetnoot1048
i Viant
 
Nu, gawi dan;
 
Ga naar margenoot+Dit werc es nu op ons versceenen.Ga naar voetnoot1049
[pagina 185]
[p. 185]
1050[regelnummer]
Hier eest te doene. Brue! brue!
Michael
 
Waer wildi heenen,
 
Ghi helsce draken? Vliet sonder blijf,Ga naar voetnoot1051
 
Terter niet naerdere.
ij Viant
 
Wy eisschen dit wijfGa naar voetnoot1052
 
Van rechte, al esse in uwer hoe,Ga naar voetnoot1053
 
Als een puer mensce.Ga naar voetnoot1054
Michael
 
Si en hoort u niet toe,
1055[regelnummer]
Satanas, want si es suver en reyne
 
Van sonden, van smetten, als een fonteyne,
 
Alsoet van hare gescreven steet
 
In Canticis.
i Viant
 
Ghi sijt ons te wreet,Ga naar voetnoot1058
 
Michael, laet ons gebruken ons rechte
1060[regelnummer]
Als over dmenschelike geslechte,Ga naar voetnoot1060
 
Soet God geboet; dan mach niet bliven,Ga naar voetnoot1061
 
Wi eysschent u.
Michael
 
En wil u niet verdrivenGa naar voetnoot1062
 
Van uwen rechte, verstaet wel my,
 
Want God seit selve in Genesy,aant. Ga naar voetnoot1064
1065[regelnummer]
Datti viantscap sal setten claer
 
Tusscen u ende dwijf.
ij Viant
 
Ic kent, tes waer,Ga naar voetnoot1066
 
Maer oftse dit es, verstaet mi wel,
 
Ga naar margenoot+En weeten wi niet.
[pagina 186]
[p. 186]
Michael
 
Ten es geen el,Ga naar voetnoot1068
 
Want ghi hebtse altijt gehaet,
1070[regelnummer]
Soet blijct. Oec hebbense versmaetGa naar voetnoot1070
 
De Joden, die niet en geloven des,Ga naar voetnoot1071
 
Dat si moeder ende maget es,
 
Dwelc comt uut uwen valscen sae,Ga naar voetnoot1073
 
Dat ghi gesayt hebt, en mids den raeGa naar voetnoot1074
1075[regelnummer]
Van u, heltsch viant, soe hebben de Joden
 
Haer scaemte en confuse gebodenGa naar voetnoot1076
 
Onverdient; ende oec haer kint
 
Gedoot, gepassijt, alsoet scint.Ga naar voetnoot1078
 
Wat wildi meer, segt, valsch fenijn?Ga naar voetnoot1079
1080[regelnummer]
Es dit niet dwijf?
i Viant
 
Saelt aldus sijn,
 
Soe bliven wi met allen beroeftGa naar voetnoot1081
 
Onser heerscapien ende verdoeftGa naar voetnoot1082
 
Van enen wive, dwelc geet te naerGa naar voetnoot1083
 
Den Gods rechte.
ij Viant
 
Dat doet voer waer.
1085[regelnummer]
Tes hert om liden. Wist mens raet!Ga naar voetnoot1085
Michael
 
En wetti niet wel, datter noch staet
 
In Canticorum, dat si esGa naar voetnoot1087
 
‘Terribilis ut castrorum acies’,
 
Dats verveerlic, diet wel merke,Ga naar voetnoot1089
1090[regelnummer]
Ghelijc den casteele of bollewerke.
 
Wien esse verveerlic el dan dy,Ga naar voetnoot1091
 
Ga naar margenoot+Als haren viant? Tert achtere!Ga naar voetnoot1092
[pagina 187]
[p. 187]
i Viant
 
Ay my! amy!
 
Ligt af, Michael, ghi doet my seere,Ga naar voetnoot1093
 
Ghi sijt ons te mechtich.
Michael
 
Noch sprac God meere
1095[regelnummer]
In Genesy, dat si soude onsoeteaant. Ga naar voetnoot1095
 
Dijn hooft bedrucken onder haer voete.aant. Ga naar voetnoot1096
 
Tes recht: al brac Eva bi dijnre list
 
Tgebod Gods, tes al gecistGa naar voetnoot1098
 
Bider oetmoet der maecht Marien,aant.
1100[regelnummer]
De welke ons es, dit moetti lien,Ga naar voetnoot1100
 
Een moeder der salicheit, dits claere als glasaant. Ga naar voetnoot1101
 
Oec bescrijft Ysaias,Ga naar voetnoot1102
 
Inden .X. cappittel, na claer bewisen:Ga naar voetnoot1103
 
‘Uut Yesse sal een roede op risen’.
1105[regelnummer]
Ende David in den Soutere seit voortGa naar voetnoot1105
 
Inden persoen des vaders dit woort:
 
‘De here sal sinden de roede dijnre cracht
 
Uut Syon, om te hebben de macht
 
Ende heerscapie, verstaet dit wel,
1110[regelnummer]
Inde middelt dijnre viande’. Wie es dit el
 
Dan Marie, soet es in scine,
 
Dijn gheesele ende dijn ewige pine?Ga naar voetnoot1110-12
 
Si heefti alle dijn macht benomen.aant.
 
Wat doetstu hier?
ij Viant
 
Wi moestender comen.
1115[regelnummer]
Wi en dorsten Lucifer niet verhoren;Ga naar voetnoot1115
 
Hi es te wreet.
Ga naar margenoot+
i Viant
 
Ic seyt te voren.
 
Maer watti seit, dat moet gehoort sijn.Ga naar voetnoot1117
[pagina 188]
[p. 188]
 
Hi sal nu overlic seere gestoort sijn.Ga naar voetnoot1118
 
Wie sal voer hem nu dorren lien?Ga naar voetnoot1119
ij Viant
1120[regelnummer]
Laet ons van achter in slupen besien,Ga naar voetnoot1120
 
Hi sal wel weeten hoet hier vaert.Ga naar voetnoot1121
Michael
 
Ghi helsce honden, trect ongespaertGa naar voetnoot1122
 
Inden afgront dijnre forneyse;Ga naar voetnoot1123
 
Want Jhesus Christus heeft bracht te peiseGa naar voetnoot1124
1125[regelnummer]
Adaems mesdaet met sinen bloede,aant. Ga naar voetnoot1125
 
Ende Maria mids haren oetmoede
 
Es mechtich, wie haer sal roepen ane,
 
Alle u crachten te wederstane.
 
Op! rasch van hier! en ruymt de ste.
Beide
1130[regelnummer]
Amy! Amy! ghi brect ons de le.aant. Ga naar voetnoot1130
 
Des moet de leede duvel wouwen,Ga naar voetnoot1131
 
Die ons dit bierken dus heeft gebrouwen.
 
Al quamen alle de duvels met my,
 
En commer nemmermeer soe by,Ga naar voetnoot1134
1135[regelnummer]
Al gave my Lucifer oec dbevel.
ij Viant
 
Soe en salic oec, dat wetic wel.
 
Bue! hue! wech! wech!
Selete. Hier sal God spreken, van boven oft onder, soe men wilt, tot sinen hemelscen heere.
God
 
Ga naar margenoot+Marteleren, ingelen ende patrierken,
 
Maegden, ghi heilegen! comt, hulpt mi werken
1140[regelnummer]
Een werc dat my voer al behaecht.
[pagina 189]
[p. 189]
 
Den kerstene gelove om een versterken,Ga naar voetnoot1141
 
Willic, invierich, mit hittegen vlerken,Ga naar voetnoot1142
 
Hier halen miere moeder, der suvere maecht.aant.
 
Haer bi sijn mi soe wel behaecht,Ga naar voetnoot1144
1145[regelnummer]
Dat icse inden ewigen vrede
 
Wil halen. Des wort u allen gewaecht,Ga naar voetnoot1146
 
Dats mijn begeerte. U niet en verdraecht,Ga naar voetnoot1147
 
Ghi en moet emmer trecken mede.
 
Ic wilse inder glorien stede
1150[regelnummer]
Stellen en doen haer spannen crone,
 
Daer mense ewelic aenbede,aant. Ga naar voetnoot1151
 
Doer die minne, die si mi dede,Ga naar voetnoot1152
 
Bi mi ende minen vader scone.
 
Dit willic dat haer gescie te loone.
i Ingel
1155[regelnummer]
Uwen heilegen wille, Here, moet becliven.aant. Ga naar voetnoot1155
 
Uwe gracie moet volstentich bliven
 
Op hem allen, die u minnen.Ga naar voetnoot1157
 
Lof moets gescien in u bedriven!Ga naar voetnoot1158
 
Van ewen tot ewen, in mannen, in wiven,
1160[regelnummer]
Moet men u gracie te vollen versinnen.Ga naar voetnoot1160
 
Lof rise der hoger coninginnen,
 
Die u dus duegdelic heeft gedient,
 
Dat alle ingelen ende seraphinnen
 
Bliscap inde glorie gewinnen,
1165[regelnummer]
Die ghi haer gunstelic toent als vrient.
 
Dies wort haer lof bi ons vercombient.Ga naar voetnoot1166
ij Ingel
 
Ga naar margenoot+O hoge, vol gracien, sonder blame,aant. Ga naar voetnoot1167
 
Geminde, eersame,Ga naar voetnoot1168
 
Daer God dese minne hier om doet risen.Ga naar voetnoot1169
1170[regelnummer]
Gebenedijt si dinen name,
[pagina 190]
[p. 190]
 
Want selke vrameGa naar voetnoot1171
 
En wilde hi noit aen niemen bewisen.
 
Aldus en machmen niet volprisenaant. Ga naar voetnoot1173
 
U hoechde groot gebenedijt.Ga naar voetnoot1174
1175[regelnummer]
Du sels ons laven als voetsel der spisenGa naar voetnoot1175
 
Ende verjolisenGa naar voetnoot1176
 
Al themelsce heer verre ende wijt.
 
U lof moet groyen talder tijt.
Confessor
 
O hoge vercorne, salige bruut,
1180[regelnummer]
Comt bi ons in ons deduut.Ga naar voetnoot1180
 
Ghi werter ontfaen met selker eren,
 
Dat alle lovere, gers ende cruut,Ga naar voetnoot1182
 
Als tongen van clerken gaven geluut,aant. Ga naar voetnoot1183
 
Si en souden den lof niet connen vermeren.Ga naar voetnoot1184
1185[regelnummer]
Die u es nakende sonder verseren.Ga naar voetnoot1185
Maria
 
O uutvercorne brueders, het naect
 
Seere minen ynde, ic hebt verstaen.
 
Gereetscap waer u goet gemaect,Ga naar voetnoot1188
 
Want sciere met my sal sijn gedaen.Ga naar voetnoot1189
1190[regelnummer]
Bereit de palme, daer seldi met gaen
 
Vor minen fiertere, God deet bevelen.Ga naar voetnoot1191
 
Mijns loofs hebbic gehoort vermaenGa naar voetnoot1192
 
Hoge, van allen saligen keelen;Ga naar voetnoot1193
 
Oec horic de yngle singen en spelen
1195[regelnummer]
Ga naar margenoot+Soe suete, dat minen geest verlinctGa naar voetnoot1195
 
Hier langer te sine, want sonder helen,aant.
 
Hi wilt daermen dus suetelic sinct.aant.
 
Och, lieve brueders, ic biddu, brinct
[pagina 191]
[p. 191]
 
Alle gereetscap; in dat jolijt
1200[regelnummer]
Soe wilt mijn geest, het dunct hem tijt.Ga naar voetnoot1198-1200
Peter
 
Vrouwe, dats al te voren versien,
 
En moeyt u des noch cleyn noch groot,Ga naar voetnoot1202
 
Betrout ons dies; u sal gescien
 
Na ons vermuegen, soet u es noot,
1205[regelnummer]
Ent Gode gelieft, die ons geboot.Ga naar voetnoot1205
God tot sijnder moeder
 
Comt, mijn weerde duve reyne,
 
Comt, ic werde u troest gemeyneGa naar voetnoot1207
 
Ewich voort an sonder vermyen.Ga naar voetnoot1208
 
Comt, mijn uutvercorne greyne,Ga naar voetnoot1209
1210[regelnummer]
Comt, vol gracien bat en fonteyne,Ga naar voetnoot1210
 
Daer ic af dwoech de sondege bleyne.Ga naar voetnoot1211
 
Comt hier metten gebenedien,Ga naar voetnoot1212
 
Die uwen lof selen belien
 
Voort aen met haren salegen monden.
1215[regelnummer]
Comt inder hoechster melodien,
 
Comt te mijnder rechter syen,
 
Comt in alder yngelen verblien,
 
Ter groter bliscap sonder gronden.
 
Comt, ghi wort de hoechste vondenGa naar voetnoot1219
1220[regelnummer]
Van alder ganser werelt wijt.
 
Comt, uutvercorne, het dunct mi tijt.
Maria
 
Lof, Here, ic hebbe u stemme gehoort.
 
Ga naar margenoot+Nu en willic hier niet langer leven.
 
Lof, kint, dat ghire mi toe vercoort,Ga naar voetnoot1224
1225[regelnummer]
Bi u dus hoge te sine verheven!
 
Mijn brueders, nu wilt my orlof geven
 
Van hier te treckene, wy moeten sceyen;
[pagina 192]
[p. 192]
 
Mijn sone ende alle sijn suet aenclevenGa naar voetnoot1228
 
Met groter bliscap na my beyen.
Jan
1230[regelnummer]
Vrouwe, soe wil hi u geleyen,
 
Die Here vol alder crachten crachte,
 
Ende als ghi sijt ter weerdicheyen,Ga naar voetnoot1232
 
Soe doet ons, Vrouwe, in u gedachte.Ga naar voetnoot1233
Maria
 
Orlof, vriende, die mijns hier wachteGa naar voetnoot1234
1235[regelnummer]
Hebt genomen, lof rise u lien!aant.
 
Orlof, Jan, die mijns kints machte
 
In visioene hebt oversien!Ga naar voetnoot1237
 
Orlof, Symoen Peter, bi wien
 
Dit weerde geselscap wert bestiert!Ga naar voetnoot1239
1240[regelnummer]
Orlof, Andries, die mijns wout plien,Ga naar voetnoot1240
 
Ende mi in minnen hebt gehantiert!Ga naar voetnoot1241
 
Orlof, Jacop, wel gemaniertaant. Ga naar voetnoot1242
 
Soe hebdi u gedregen tot my!
 
Orlof, Pauwels, die ongeviertGa naar voetnoot1244
1245[regelnummer]
Mi altoes stont getrouwelic by!
 
Philippus, Matheeus, orlof! waer sy?Ga naar voetnoot1246
 
U duecht en es tot mi niet cleene.
 
Orlof, mijn vriende, verre en by!
 
Soe groten bliscap haddic noit gheene.
1250[regelnummer]
Mijn geest wilt wech.
Hier sterft si.
Jan
 
Ga naar margenoot+Nu niemen en weene,
 
Want sagent de Joden, die ons benyen,
 
Si mochten seggen, hoort wes ic meene,Ga naar voetnoot1252
 
Wy daden dat wi hen castien,Ga naar voetnoot1253
[pagina 193]
[p. 193]
 
Dat es na der scriftueren belien,
1255[regelnummer]
‘Dat nyemen en sal ontsien de doot’;
 
Dus mochtense seggen, sonder vermyen,Ga naar voetnoot1256
 
Wi daden datmen hem verboot.
Peter
 
Tes waerheit bloet; maer laet ons beden,Ga naar voetnoot1258
 
Ende loven den Here met bliden sinne
1260[regelnummer]
Dat hi in selker weerdicheden
 
Bi hem wilt halen ons lieve vriendinne;
 
Haer siele die vaert ten hemel inne.aant.
Hier selen dapostelen alle cnielen oft si haer gebet lasen ende de
..........................
God
 
Sijt willecome, salige uutvercorne,
 
Die welke in des viants toorneGa naar voetnoot1264
1265[regelnummer]
Verdiendet in gracien mids uwer duecht,Ga naar voetnoot1265
 
Dat ic van u wert de geboorne,
 
Om [te] verlossene de verloorne.
 
Sijt willecome te mijnre vruecht!
 
Ghi hebt begrepen, reyn suver juecht,Ga naar voetnoot1269
1270[regelnummer]
In uwen lichame suete ende reene
 
Die groote der werelt(?), dies ghi u muechtGa naar voetnoot1271
 
Verbliden, want al in u verhuecht,Ga naar voetnoot1272
 
Dat ic ye sciep, tsi groot of cleene.Ga naar voetnoot1273
 
Willecome, mijn uutvercorne alleene!aant. Ga naar voetnoot1274
 
Ga naar margenoot+.................
 
.................
 
.................
Sint Jan
1275[regelnummer]
Mijn brueders, ter Gods weerdicheyenGa naar voetnoot1275
[pagina 194]
[p. 194]
 
Laet ons den lichaem doen bereyenGa naar voetnoot1276
 
Na sijn betaemte, alsoe men plietGa naar voetnoot1277
 
Na onser wet.
Peter
 
Ghi, bruederen, siet,
 
Dese drie maegden die selen gaen
1280[regelnummer]
Den lichaem visiteren, wilt verstaen,Ga naar voetnoot1280
 
Alsoet costume es, ende cleeden
 
Na haer behoefte ende bereeden,Ga naar voetnoot1282
 
Altoes om haren lof vermeren;Ga naar voetnoot1283
 
Seldi niet, kindere?
i Maecht
 
Jawi, ghi heren,
1285[regelnummer]
Wi selen geerne, eest u bequamelic,Ga naar voetnoot1285
 
Ons beste doen. Si was soe tamelic,Ga naar voetnoot1286
 
Dat wijs u weten danc van dien,
 
Dat wise geloeft sijn onder ons drienGa naar voetnoot1288
 
Te visenteerne. Wildijs betrouwen,Ga naar voetnoot1289
1290[regelnummer]
Wi doent seer geerne.
Pauwels
 
Jawi, jouffrouwen,Ga naar voetnoot1290
 
En bidden u om u hulpe van desen,
 
Want claer, het sal vergouden wesenGa naar voetnoot1292
 
Vanden Here, daert al aen steet,
 
Des sidi seker.
ij Maecht
 
Wy sijn al bereet,
1295[regelnummer]
Ga naar margenoot+U begeerte wort sciere gedaen,
 
Tot haren love wi gaent bestaen;Ga naar voetnoot1296
 
Dies wilt vertrecken, ghi mans gemeene,
[pagina 195]
[p. 195]
 
Ende laet ons bider maecht alleene.Ga naar voetnoot1298
Selete. Die wile sullen sise bereyen.
iij Maecht
 
Ghi brueders, waer si? ic coem u seggen:aant. Ga naar voetnoot1299
1300[regelnummer]
Comt, hulpt ons inden fierter leggen
 
Dese heilege maegt, vol gracien groot,
 
Geen dwaen noch cuusscen en was haer noot,Ga naar voetnoot1302
 
Dies moet haer ewigen lof gescien.
 
Geen menselic ogen en mochten aensienGa naar voetnoot1304
1305[regelnummer]
Haer claerheit, die uut haer rayede, scinen.aant. Ga naar voetnoot1305
 
Wi en sijn niet weert, des wi ons pinen,Ga naar voetnoot1306
 
Dat wi haer meer genaken souwen;
 
Comt ons te hulpen.
Andries
 
Wi selen. Ghi vrouwen
 
Ontdoet den fierter. Alsoe - daer -Ga naar voetnoot1309
1310[regelnummer]
Legt suetelic neder.Ga naar voetnoot1310
Peter
 
Si en es niet swaer.
 
Dat was gedaen met cleinder pine.
 
Lof hebs de Here!
Jan
 
Luuct toe de scrine.Ga naar voetnoot1312
 
Alsoe. En laetse ons niet seer quellen.aant. Ga naar voetnoot1313
 
Brinct de bare.
Bertelmeus
 
Hulptser op stellen.Ga naar voetnoot1314
1315[regelnummer]
De bare es hier. Nu - daer - alsuetelic
 
Ga naar margenoot+Setse neder.
[pagina 196]
[p. 196]
Pauwels
 
Het valt al guetelic,Ga naar voetnoot1316
 
Dat wi werken te harer vrame.
 
Gebenedijt si dies haer name,
 
Elken tot enen exemple bekint,Ga naar voetnoot1319
1320[regelnummer]
Dat alle duecht uut hare begint.
 
Daer leitse eerbaer. Den hogen vrede
 
Vloye haer toe! Waer willen wire mede?Ga naar voetnoot1322
 
Jan, doet ons bediet van desenGa naar voetnoot1323
 
Waer sal den lichaem begraven wesen?
God
1325[regelnummer]
Mijn bruers, dat salic u gewagen:
 
Den suveren lichaem seldi dragen
 
In dat dal, hoort wes ic meene,
 
Van Josephat sonder versagen.Ga naar voetnoot1328
 
Ghi selt daer vinden, reyn int behagen,Ga naar voetnoot1329
1330[regelnummer]
Een nyeu graf, suet, suver en reene.
 
Maer blijft voort biden lichame gemeene,Ga naar voetnoot1331
 
Tot leden sijn der dage drieGa naar voetnoot1332
 
Ende ic mijn gracie u verleene,
 
Dat ghi verstaen selt, groot en cleene,
1335[regelnummer]
Wat ic begeere dat voort gescie.
 
Soe edelen lichaem en was nye,Ga naar voetnoot1336
 
Noch soe vol gracien van groten bedie,Ga naar voetnoot1337
 
Ende nemmermeer voort geen sijn en mach
 
Als dese, daer ic selve in lach.
1340[regelnummer]
Hiermet latic u minen vrede.
 
Ic trecke in mijnder glorien stede.
Jan
 
Lof, Heere, dat u dit geweerde!Ga naar voetnoot1342
 
Ga naar margenoot+Wes wi vermogen, wort tuwer eren.Ga naar voetnoot1343
[pagina 197]
[p. 197]
Peter
 
Lof hebt, die ons dit selve vercleerde!
1345[regelnummer]
Lof, Heere, dat u dit geweerde!
Pauwels
 
Lof u gescie in hemel ende erde!
 
Glorie moet ewich in u vermeeren!
Jan
 
Lof, Heere, dat u dit geweerde!
 
Wes wi vermogen wort tuwer eren,
1350[regelnummer]
Want sonder verkerenGa naar voetnoot1350
 
Soe es u vruecht ende sonder termijn,Ga naar voetnoot1351
 
Reyn sonder verserenGa naar voetnoot1352
 
Met uwer leren.Ga naar voetnoot1353
 
Gedinct dan voort der knechten dijn,
1355[regelnummer]
Dat si uus loofs volstentich sijn.aant. Ga naar voetnoot1355
 
----------------
Peter
 
Nemt op de bare, bi goeden avise.Ga naar voetnoot1356
 
Jan, gaet vore metten palmrise,
 
Dat de almechtege God ons sant.
 
Hout, siet, draget in u hant;Ga naar voetnoot1359
1360[regelnummer]
Dingel bracht, soet God begeerde,
 
Uten paradise.
Jan
 
Bi uwer weerde,Ga naar voetnoot1361
 
Peter, vrient, het hoort u toe
 
Te dragene vor mi, ende seg u hoe:
 
Want doen Ons Here van henen sciet,
1365[regelnummer]
Ons allen hi u een herde lietGa naar voetnoot1365
 
Ende stelde ons, Peter, in uwer hoeden.
 
Ga naar margenoot+Aldus eest goet dan om gevroeden,Ga naar voetnoot1367
 
Dat ghi de hoechste sijt van ons allen.
 
Dus moets u nu de eere gevallenGa naar voetnoot1369
[pagina 198]
[p. 198]
1370[regelnummer]
Dit rijs te dragene na claer bedienGa naar voetnoot1370
 
Als ons overste.
Peter
 
Dan sal niet gescienGa naar voetnoot1371
 
Bi rechte, alsic sal seggen, Jan.Ga naar voetnoot1372
 
Daer es noch veel meer redenen an,Ga naar voetnoot1373
 
Dat ghijt sculdich te dragen sijt
1375[regelnummer]
Ende ewelic ons overste blijt;Ga naar voetnoot1375
 
Want God ons Here heeft u geseit
 
In visioene sijn heymelicheit,Ga naar voetnoot1377
 
Datti noyt te geenre stede
 
Negenen van ons allen en dede;
1380[regelnummer]
Ende oec soe sidi suver en reyne,
 
Als maegt bekint, dwelc ic meyne,
 
Dat deser maegt oec wel betame,
 
Dat hi si suver van lichame,
 
Die dit edel rijs vorbaerGa naar voetnoot1384
1385[regelnummer]
Vor haer sal dragen.
Pauwels
 
Jan, hi seit waer.
 
Wi begeren in rechter oetmoet,Ga naar voetnoot1386
 
Dat ghijt nu vor ons allen doet.
 
Peter heeft wel de redene geproeft:Ga naar voetnoot1388
 
Met meegden men meegden te eren behoeft.aant.
1390[regelnummer]
Dus draecht dat rijs gebenedijt,
 
Want u betaemt.
Jan
 
Ter goeder tijt,Ga naar voetnoot1391
 
Ga naar margenoot+Na dat ghire alle met sijt te vreden,Ga naar voetnoot1392
 
Ontfa ict in onderhoricheden.Ga naar voetnoot1393
 
Nu ga wi voort inden selven name,
[pagina 199]
[p. 199]
1395[regelnummer]
Dat den Here moet sijn bequame.Ga naar voetnoot1395
 
Peter en Pauwels, heft op de bare,
 
Looft alle Gode met stemmen clare.
Hier heffense de bare op ende singen: Exit de Egypto. Alleluia. Ende dinglen inden trone selen oec singen ende orglen. Dan comen de Joden als sijt horen, en maken contenancie.
i Jode
 
Wat rampe es ditte? tuten mi doren?aant. Ga naar voetnoot1398
 
Of droemet mi? wa! tes verloren,Ga naar voetnoot1399
1400[regelnummer]
Al hordictic tot morgen, tes seker sanc;aant. Ga naar voetnoot1400
 
En hoordi niet singen, gebuere?
ij Jode
 
Ic hore groet geclanc.
 
En weet niet wat mi selven gesciet es,Ga naar voetnoot1402
 
Noch wat dinge dat hieraf dbediet es.Ga naar voetnoot1403
 
Ic ben recht in mi selven vereent;Ga naar voetnoot1404
1405[regelnummer]
Wat willet wesen, gebuer?
i Jode
 
En weet wat meent,Ga naar voetnoot1405
 
Som duncket mi orgelen en somtijts snaren,Ga naar voetnoot1406
 
Ende somtijts sanc.
ij Jode
 
Het sal hem verbarenGa naar voetnoot1407
 
In ander manieren eer lanc termijn,Ga naar voetnoot1408
 
Dat seldi vinden.
[pagina 200]
[p. 200]
i Jode
 
Wat maecht oec sijn?
1410[regelnummer]
Ga naar margenoot+Om waer seggen, tes een vremt geveert.Ga naar voetnoot1410
 
Eest boven oft ondere?
ij Jode
 
Tes meest derweert.Ga naar voetnoot1411
 
Mi lanct te wetene, wat sal gescienGa naar voetnoot1412
 
Bi deser vruecht.
i Jode
 
Hoo! ic hebt gesien.Ga naar voetnoot1413
 
Nu weetict meest, dits goet bestel,Ga naar voetnoot1414
1415[regelnummer]
Het sijn de kerstene, dat merkic wel,
 
Die ginder dus comen tenen versameGa naar voetnoot1416
 
Al singende, ende bringen den dooden lichame
 
Vanden wive, die Jhesum droech,
 
Den groten prophete.
ij Jode
 
Wi hebbens genoech.Ga naar voetnoot1419
1420[regelnummer]
Rasscelic lopen wijt doen verstaen
 
Den Potestaet; tsal anders vergaen
 
Metten lichame, hebben wijs geval,Ga naar voetnoot1422
 
Dan si wanen.
i Jode
 
Dat peynsic dat sal.
 
Wistense onser liede meenen,Ga naar voetnoot1424
1425[regelnummer]
Al singense nu, si mochten wel weenen
 
Eer lanc; wi mochten van haren sange
 
Wel droefheit maken.
ij Jode
 
Wi beiden te lange,
 
Eer tvolc versaemt wort int gemeyne,Ga naar voetnoot1428
 
Trijst somwijls lanc.Ga naar voetnoot1429
[pagina 201]
[p. 201]
i Jode
 
Ga naar margenoot+Te wapenen! te wapenen! groet en cleine!
1430[regelnummer]
Haestelic, die ons vriende sijt,
 
Te wapenen! te wapenen! het es tijt;
 
Oft neen, wi hebbent aenden hals.Ga naar voetnoot1432
 
Te wapenen!
Potestaet
 
Wat maecti gescals!
 
Hoe roepti soe? hoe leelic gebeerdy!Ga naar voetnoot1434
ij Jode
1435[regelnummer]
Waer om, here?
Potestaet
 
Al tfolc verveerdi
 
Met uwen gelate. Hoe hebdi u soe?Ga naar voetnoot1436
 
Tloept al te hope!
i Jode
 
Lacen, tes van noe,Ga naar voetnoot1437
 
Want en beletti niet de daet,
 
Wi seggen u wel, her Potestaet,
1440[regelnummer]
Ons allen sal naken veel verdriets.
 
Dat wijf dat du dy vermietsGa naar voetnoot1441
 
Te verberrene, waerse doot,Ga naar voetnoot1442
 
Die draechtmen nu met vrouden groot
 
Te grave, ende meynense met groter weerdenGa naar voetnoot1444
1445[regelnummer]
Na haer costume gaen doen ter erden.
 
Dus, pijndijs niet haestelic te wederstane,Ga naar voetnoot1446
 
Tsal volcomen.Ga naar voetnoot1447
Potestaet
 
Elc sciet wat ane!
 
Deen een jacke, dander een pansier,Ga naar voetnoot1448
[pagina 202]
[p. 202]
 
De derde een huve! Dits goet bestier,Ga naar voetnoot1449
1450[regelnummer]
Tes juust bespiet, laetse ons omringen,Ga naar voetnoot1450
 
Ga naar margenoot+Maect battaelgie!
Douwere
 
Laetse ons bespringenGa naar voetnoot1451
 
Op daverechte met onsen maetsuwen.aant. Ga naar voetnoot1452
 
Willense hen weeren, wi selense duwen;Ga naar voetnoot1453
 
Soe wee hen, datse noyt waren geboren,Ga naar voetnoot1454
1455[regelnummer]
Ons wet te cranckene.
ij Jode
 
Wie geeter voren,aant. Ga naar voetnoot1455
 
Siet toe, en make hem niet te breet,Ga naar voetnoot1456
 
Want, serteyn, si sijn seer wreet;Ga naar voetnoot1457
 
Ic duchte, als wise willen verlasten,Ga naar voetnoot1458
 
Si sullen ons na ons scaduwe tasten;aant. Ga naar voetnoot1459
1460[regelnummer]
Si hebbent som tanderen tiden gedaen,
 
Dat ic wel weet.
Potestaet
 
Ic sal voren gaen
 
Ende vaense als prince met cloeken moe.Ga naar voetnoot1462
 
Maer volgt mi corts, en siet wel toe,Ga naar voetnoot1463
 
Al sijnse wreet, hets al gedwas.Ga naar voetnoot1464
1465[regelnummer]
Weerense hen, smyt inden tas,Ga naar voetnoot1465
 
Dats mijn begeerte. Doet mijn bevelen.
 
Weest onversaecht.
i Jode
 
Wel here, wi selen,
 
Want sterc genoech soe es ons scare.
 
Datter XXX werven meer ware,
1470[regelnummer]
Wi selen hen seylen aen haer boort.Ga naar voetnoot1470
[pagina 203]
[p. 203]
 
Staet stille bi een, ic hebse gehoort,
 
Si comen, maer nyemen en wil hem ververen,Ga naar voetnoot1472
 
Si blivender alle.
Ga naar margenoot+
Potestaet
 
Laet my gebeeren,Ga naar voetnoot1473
 
Ic sal vernemen van haren bedriveGa naar voetnoot1474
1475[regelnummer]
Ende wat si meynen. - Segt mi, ketive,Ga naar voetnoot1475
 
Hoe hebdi u dus? wat moegdi jagenGa naar voetnoot1476
 
Met uwen sange? wat bringdi gedragen,
 
Daer ghi maect dit geveerte mede?Ga naar voetnoot1478
 
Ghi brinct in roeren al de stedeGa naar voetnoot1479
1480[regelnummer]
Ende doet ons allen grote blame.
 
Wat draechdi daer?
Jan
 
Den dooden lichame,
 
Die den eerwerdegen God almechtich
 
In haer selven besloot warechtich,Ga naar voetnoot1483
 
Als scepper des hemels ende der erde;
1485[regelnummer]
Dien willen wi na haer hoge weerde
 
Begraven. Wi sijnder toe gestelt
 
Van Gode almechtich.
Potestaet
 
Ic weds, her, ghi en seltGa naar voetnoot1487
 
Oft ghi en sijt sterker te wederstane
 
Dan wy alle. Ic slader hant aneGa naar voetnoot1489
1490[regelnummer]
Als prince, dat ic u calengiere.Ga naar voetnoot1490
 
Den lichaem wert gedaen te viere,Ga naar voetnoot1491
 
Sijns ondancs, dies noit pine bestoetGa naar voetnoot1492
 
Haer te verheffene.
Douwere
 
Worptse onder voetGa naar voetnoot1493
[pagina 204]
[p. 204]
 
Ter blamen van hen, die aldus gecken
1495[regelnummer]
Met onser wet.
Potestaet
 
Ga naar margenoot+Comt, hulptse af trecken,
 
Worpt inde more de partroeldie,Ga naar voetnoot1496
 
En slaet al doot dan de ramoeldie.Ga naar voetnoot1497
 
Ter droever tijt deet hen begonnen.Ga naar voetnoot1498
 
Smyt inden tas!
ij Jode
 
Ay lacen! wy en connen.
1500[regelnummer]
Ic en weet niet waer si sijn gevaren,Ga naar voetnoot1500
 
En sier nyemene; mijn ogen staren,aant. Ga naar voetnoot1501
 
Al waert bi nachte. Recht als den catere,
 
En weet waer duken.
Potestaet
 
Ach water! watere!Ga naar voetnoot1503
 
Mijn hande verberren mi aende scrine
1505[regelnummer]
Van desen like.
Douwere
 
Soe doen de mine,
 
En sijn veel droger dan een bast;Ga naar voetnoot1506
 
Si sijnder aen verdorret soe vast,
 
En canse getrecken uter hitteGa naar voetnoot1508
 
Vander fiertere.
i Jode
 
Wat duvel es ditte!
1510[regelnummer]
Benic nu dul? [dits my onsoete].aant. Ga naar voetnoot1510
 
Ic en sie nyemen, ic ligge [en wroete]
 
Al waric een puyt. Dits wonder groot,Ga naar voetnoot1512
 
Mijn lede sijn swaerder dan een loot.
[pagina 205]
[p. 205]
 
Achermen! my es in lanc soe swaerdere,Ga naar voetnoot1514
1515[regelnummer]
En mach niet op.
i Gebuer
 
En com er niet naerdere,aant. Ga naar voetnoot1515
 
Ic sal mij ...............
 
...................
 
...................
Hier ontbreekt in het handschrift een gehele katern, dus ongeveer 350 verzen.
 
Ga naar margenoot+En hebt geen twivel aen mijn woort,
 
Maer doet dit wonder voort vermaenGa naar voetnoot1517
 
En wilt in gansen gelove volstaen.Ga naar voetnoot1518
Thomaes cnielende
 
Lof, ombesmetteaant.
1520[regelnummer]
Reyn violette,Ga naar voetnoot1520
 
Maria Vrouwe,
 
Maegt ende moeder,
 
Daer ons behoeder
 
In rusten wouwe.
1525[regelnummer]
Uut shemels douwe,
 
Reyn kersouwe,Ga naar voetnoot1526
 
Sidi gegroyt
 
Tot onsen behouwe,
 
Altoes getrouwe
1530[regelnummer]
Met ons gemoyt.Ga naar voetnoot1530
 
Ic biddu, fonteyne, die overvloytaant.
 
Van gracien, reyne maegt Marie,
 
Vergeeft mi, want my seere vernoyt,Ga naar voetnoot1533
 
Dat ic bi u niet en was te tye.Ga naar voetnoot1534
1535[regelnummer]
God kint, dat ics mi seere vermyeGa naar voetnoot1535
 
Vor alle mijn brueders, groet en smal.
 
Doch willic bi hen gaen, wats gescie,aant.
 
En doen soe dingel my beval.
 
Ic hopicse tsamen vinden sal.aant.
Selete.
[pagina 206]
[p. 206]
Peter
1540[regelnummer]
O Here, alder menscen confoort,Ga naar voetnoot1540
 
Wat vruechden mach inden hemel risen?Ga naar voetnoot1541
 
Ic hebt seer lange wile gehoort.
 
Lof alder creatueren confoort,
 
Tes al in vrouden, suyt ende noort,
1545[regelnummer]
Al themelsce heer wilt verjolisen.Ga naar voetnoot1545
 
O Here, alder menscen confoort,
 
Wat vruechden mach inden hemel risen?
 
Ga naar margenoot+Wat maecht bedien?
Jan
 
Tes een bewisenGa naar voetnoot1548
 
Van groten saken en boven natuere,
1550[regelnummer]
Hoordijs niet, brueders?
Pauwels
 
Jaic, wel ter cuere.Ga naar voetnoot1550
 
Jan, ic hebber verwonderen in,
 
Wat wesen mach.
Andries
 
God geefs gewin
 
Alle sonderen ter sielen vramen,
 
Oft Gode behaecht.Ga naar voetnoot1554
Jan
 
Dies seggen wi amen
1555[regelnummer]
Met goeder herten, soet redene si.Ga naar voetnoot1555
 
Geminde brueders, elc hoort na mi:
 
Mi tuycht den sin claerlic van desenGa naar voetnoot1557
 
Dat Maria sal sijn verresen,
 
Met siele met live, als nu ter tijt,Ga naar voetnoot1559
1560[regelnummer]
Ende vaert int hemelsce jolijt
 
Bi haren geminden sone vercoren.
 
Dit es de vruecht die wi hier horen,
 
Daer en hebbic genen twivel in.
[pagina 207]
[p. 207]
Pauwels
 
Tmach soe wel wesen.
Jan
 
Ten es niet min.Ga naar voetnoot1564
Thomaes
1565[regelnummer]
Mijn brueders, Gods vrede si tewiger tijt
 
Bi ons! Want ghi nu druckich sijt,Ga naar voetnoot1566
 
Ga naar margenoot+Soe comic tot uwen troeste, eylaes!
 
Al merric lange.Ga naar voetnoot1568
Jan
 
Ey, Thomaes! Thomaes!
 
Lieve uutvercorne, geminde broeder,
1570[regelnummer]
U mach wel rouwen, dat ghi ons moeder,
 
Marie, die reyne suver maecht,
 
Van deser werelt niet sceyden en saecht;
 
Want noyt gesien en was vor desen
 
Deerliker, sueter doot.
Thomaes
 
Ic en mochter niet wesen,Ga naar voetnoot1574
1575[regelnummer]
Lieve brueders, ic was in Yndia
 
Na Gods bevel; ic bidde gena
 
U allen te samen als van dien.Ga naar voetnoot1577
 
Niet min ic sal u claer bedien,
 
Wat ic gesien hebbe ende verstaen
1580[regelnummer]
Onder wegen.
Peter
 
Doets ons vermaen,Ga naar voetnoot1580
 
Lieve Thomaes. Om cort recoort,Ga naar voetnoot1581
 
Wi hebben soe groten vruecht gehoort
 
Van sange ende melodiosen acoorde,
 
Dat noyt mensce tsgelijcs en hoorde.
1585[regelnummer]
Dus staen wi hier in twivel groot,
 
Wat wesen mach.
[pagina 208]
[p. 208]
Thomaes
 
Tes sonder genoet,Ga naar voetnoot1586
 
Want, sonder twivel, om cort verclaren,
 
Maria die es te hemel gevaren
 
Met siele, met live. Hout dit gewaerlic.Ga naar voetnoot1589
1590[regelnummer]
Ga naar margenoot+Ic hebt gesien, gehoort soe claerlijc.
 
Oec eest mi mondelinge geseit;
 
Ende, om te meerder sekerheit,
 
Es my haer gordelken gegeven
 
Van den ingle. Dus wilt begevenaant. Ga naar voetnoot1594
1595[regelnummer]
Alle twivel ende dolinge hier ave,Ga naar voetnoot1595
 
Ende laet ons tsamen gaen ten grave,
 
Eer dat wi voerder mormereren.Ga naar voetnoot1597
Jan
 
Lof God almechtich, Here der heren!
 
Hoe wonderlic es u werc om gronden!
1600[regelnummer]
Thomaes, ic hulpt u selve orconden,Ga naar voetnoot1600
 
Dat dit haer gordel was, sonder waen,
 
Datse te dragen plach.
Peter
 
Laet ons dan gaen
 
Ten grave, sonder langer beye.
Andries
 
Tes cleerlic soe. Want de Here seyeaant.
1605[regelnummer]
Hi wilde haer doen selc weerdichedeGa naar voetnoot1605
 
Gelijc als hi hem selven dede;
 
Ende oec betaemt haer alder eere;
 
Dus nyemen en twivele.
Peter
 
Met corten keere,Ga naar voetnoot1608
 
Laet ons beginnen dit graf tontdeckene;Ga naar voetnoot1609
1610[regelnummer]
Soe weten wi claer vanden verweckene.Ga naar voetnoot1610
 
Gods gracie en mach geen werc ontswichten.Ga naar voetnoot1611
[pagina 209]
[p. 209]
 
De erde es af, hulpt mi af lichten
 
Van deser scrine suetelic den sceele.Ga naar voetnoot1613
 
Siet, esser wat ynne?
Pauwels
 
Ga naar margenoot+Neent, luttel noch veleGa naar voetnoot1614
1615[regelnummer]
Van haren lichame; lof hebs de Here,
 
Diese verwecte!
Jan
 
Hier sijn haer cleere,
 
Suver en scone noch bleven int graf.
 
Nu laet ons Gode dancken hieraf,
 
Datti ons dese miracle groot
1620[regelnummer]
Heeft willen bewisen.
Peter
 
Ende hemels broetaant.
 
Es hier oec in, mijn broeders, besiet,
 
Op dat ons en soude twivelen niet.
 
Dies moet hi ewigen lof gewinnen!
Andries
 
Ghi brueders, comt, siet alle hier binnen,
1625[regelnummer]
Dat nyemen en twivele in sinen waenGa naar voetnoot1625
 
Des wercs, dat God hier heeft gedaen
 
Bi siere mogentheit, ende wat erenGa naar voetnoot1627
 
Hi sijnder moeder bewijst.
Bertelmeeus
 
Heere alder heren!
 
Hoe riect dit graf! Alsulken virtuutGa naar voetnoot1629
1630[regelnummer]
En gaf ter werelt nie specie no cruut,Ga naar voetnoot1630
 
Noch sulken guer als hier uut slaet.
Mathijs
 
O moeder, nu sijt ons advocaetaant. Ga naar voetnoot1632
 
Voer uwen sone, die u in desenaant.
 
Soe hogen gracie hier heeft bewesen;
[pagina 210]
[p. 210]
1635[regelnummer]
Dies moet u ewigen lof toe vloyen.
 
Ga naar margenoot+Laet u te biddene niet vernoyenGa naar voetnoot1636
 
Vor alle sondaren, tsi cleyn of groet,
 
Die u aanroepen in harer noet.
Jan
 
Lof, lieflike bruut des vaders gemint!Ga naar voetnoot1639
1640[regelnummer]
Lof, moeder, die hebt gebaert dit kint,
 
Maegt blivende, des Heilichs Geests vriendinne!aant. Ga naar voetnoot1641
 
Lof, suete fonteyne, daeruut dat rint,Ga naar voetnoot1642
 
Soe ons de heilege Scriftuere ontbint,Ga naar voetnoot1643
 
Dese iij rivieren groet van gewinne!Ga naar voetnoot1644
1645[regelnummer]
Lof hebt, die hemel ende erde hadt inne,
 
Alsoet den Here gelieven wouwe!
 
Lof, tabernacle, daer God sijn minne
 
In goet met gracien, tonsen bekinne.Ga naar voetnoot1648
 
Wi loven u alle, jonge ende ouwe,
1650[regelnummer]
Lof, lieflike, suete, suver kersouwe!
Andries
 
Lof, suete, eerwerdege balsemiere,Ga naar voetnoot1651
 
Reyn van bestiere,Ga naar voetnoot1652
 
Werdich al loofs in ewiger tijt;Ga naar voetnoot1653
 
Wel riekende specie, reyn goedertiere,
1655[regelnummer]
Diet al verchiereGa naar voetnoot1655
 
Bi uwen sone gebenedijt!Ga naar voetnoot1656
 
Lof, druve, die vol van gracien sijt!
Peter
 
Lof, cederen rijs, dat bloyende blijtGa naar voetnoot1658
 
Int hoge jolijt,
1660[regelnummer]
Boven alle bomen gestade.Ga naar voetnoot1660
 
Lof uus, leitsterre der werelt wijt,Ga naar voetnoot1661
 
Sonder respijtGa naar voetnoot1662
 
Leert ons treden de hemelsce trade.Ga naar voetnoot1663
[pagina 211]
[p. 211]
 
Ga naar margenoot+Lof, die inder natueren gradeGa naar voetnoot1664
1665[regelnummer]
Die Gods genade
 
Verdiendet tonser alder vramen!
 
Want mids uwer oetmoedegher dadeGa naar voetnoot1667
 
Gesciet de scadeGa naar voetnoot1668
 
Den viant, dat wi te boven quamen
1670[regelnummer]
Van onser quetseliker blamen!Ga naar voetnoot1670
Jan
 
Nu laet ons tsamen, alsoet betaemt,
 
Den Here dancken siere melder gracie,
 
De welke ons allen dus heeft versaemt,
 
Elc onversien, in corter spacie.Ga naar voetnoot1674
1675[regelnummer]
Wi moeten dit dal der tribulacie
 
Noch wandelen na des Heren gebien.
 
Dus niemen en heb geen mormeracie,Ga naar voetnoot1677
 
Den wille Gods die moet gescien,
 
Sijn gracie sal ons wel versien.Ga naar voetnoot1679
Peter
1680[regelnummer]
Orlof, lieve brueders, wi moeten sceyen,Ga naar voetnoot1680
 
Niet langere en mogen wi tsamen bliven.
Pauwels
 
Wi moeten gaen Gods wege bereyen.
 
Orlof, lieve brueders, wi moeten sceyen.
Jan
 
Elc bidde den Here met weerdicheyen,Ga naar voetnoot1684
1685[regelnummer]
Dat ons sijn gracie wille verstiven.Ga naar voetnoot1685
Peter
 
Orlof, lief brueders, wi moeten sceyen,
 
Niet langer en mogen wi tsamen bliven.
Andries
 
God doe beclivenGa naar voetnoot1688
[pagina 212]
[p. 212]
 
Ga naar margenoot+Sijn hoge gracie in onsen werke,
1690[regelnummer]
Datter sijn heilege gelove bi sterke
 
Tot alder menscen salicheden.
 
Adieu! dits wech, blijft alle in vreden!
 
Amen.Ga naar voetnoot1

margenoot+
bl. 3a
voetnoot62
vrye: edele.
voetnoot63
tresoer: schatkamer.
voetnoot64
na claren belye: zoals duidelijk is gezegd.
voetnoot67
nat: water, vgl. vs. 952.
voetnoot68
zie Aant.
voetnoot70
voor het beeld van het bad vgl. vs. 1210.
voetnoot71
voor vat vgl. vs. 487; specie: welriekend kruid, vgl. vs. 1630 en 1654.
voetnoot72
gewassen en met genade besproeid.
voetnoot73
u niet en vernoyt: laat het u niet verdrieten.
voetnoot74
ghemoyt: gedrongen.
voetnoot75
troest: steun, hulp.
voetnoot76
invierich gegloyt: zeer vurig doorgloeid.
voetnoot77
en doordrongen van brandende ijver.
voetnoot78
het bevel, beminde, in uw dienst te staan.
voetnoot81
te uwer bescherming, indien het u behaagt.
voetnoot82
dat u si bequame: dat het u aangenaam moge zijn.
voetnoot86
plagen: plachten.
voetnoot87
ongereet: onbereikbaar.
voetnoot89
naar Zijn bevel verkondigen.
margenoot+
bl. 3b
voetnoot90
zoals Hij zelf weet wat goed is.
voetnoot93
in dien dat: omdat.
voetnoot96
tot ons lien: tot ons beiden.
voetnoot97
in bitteren weene: in grote droefheid.
voetnoot98
uw bescherming en anders geen.
voetnoot105
en = ic en: ik ontken het geenszins.
voetnoot106
wissel: ruil.
voetnoot108
onaanzienlijk van afkomst.
voetnoot109
naar Zijn zeggen.
voetnoot110
uit niets schiep.
voetnoot111
niet min: evenwel.
voetnoot112
deet: deed het.
voetnoot113
tot mijnder wachte: onder mijn bescherming.
voetnoot115
leden: gegaan.
voetnoot116
neem genoegen met alles zoals God het begeert.
voetnoot117
neem genoegen met alles zoals God het begeert.
voetnoot118
wees daarop gerust.
margenoot+
bl. 4a
voetnoot121
met mij tevreden zijt.
voetnoot122
vercleert: verlicht.
voetnoot123
waardoor gij geheiligd blijft.
voetnoot126
daar kunt gij uw leven in doorbrengen.
voetnoot127
gelieflic: aangenaam.
voetnoot130
zo als het is.
voetnoot131
indien het u bevalt.
voetnoot134
om zonder opspraak te bezoeken.
voetnoot138
daermen = daer men en, waar men Hem.
voetnoot139
om Hem te pijnigen.
voetnoot140
daar zal ik mij vurig op toeleggen.
voetnoot142
sijns loofs vermeeren: om Zijn lof te verkondigen. Vermeeren = vermaren; vs. 1045 mere = mare, tijding, Mnl. W. VIII 2107.
voetnoot145
tot elker stede: waar ook.
voetnoot146
dor oetmoet: ootmoedig.
margenoot+
bl. 4b
voetnoot147
dat gij mij in uw gebed insluit.
voetnoot149
verhoren: afwijzen.
voetnoot150
wat si = wat het si.
voetnoot151
biddier = bidt ghi er.
voetnoot154
noch aan (n)iemand die Zijn gunst afsmeekt. Nyemens met werkw. in het meerv. is constructio ad sensum, vgl. vs. 190 menich gingen.
voetnoot156
om hem te helpen ben ik bereid.
voetnoot157
met anderen: onder elkaar. Hier begint een rondeel.
voetnoot162
quale: pijn.
Toneelaanwijzing: korte pauze. Intussen bezoekt zij de (heilige) plaatsen.
voetnoot166
claer: in waarheid; temptacie: kwelling.
voetnoot167
kan men moeilijk verdragen, zoals zij doet.
voetnoot169
zij prevelt, zij bidt.
margenoot+
bl. 5a
voetnoot172
ic splite: ik berst.
voetnoot173
zij maakt het ook te bont; tenen spite van ons: tot onze schande.
voetnoot175
en die de wet uitvoeren.
voetnoot176
stupen: buigen.
voetnoot177
wagebaerden: jammerend te keer gaan.
voetnoot179
scoffieringe: smaad.
voetnoot179
onbesceet: onbehoorlijkheid.
voetnoot180
als zij het nog in het geheim deed, slechts nu en dan.
voetnoot181
dan zou men het nog kunnen dulden.
voetnoot182
geveert: misbaar.
voetnoot183
juist alsof het de moeite waard was.
voetnoot184
als quansus: alsof.
voetnoot186
als ware hij een relikwie of een heilige.
voetnoot187
maar er zit iets anders aan vast; gescant: te schande gemaakt.
voetnoot188
die het geregeld zien.
voetnoot189
en tot hun dwaling genegen.
margenoot+
bl. 5b
voetnoot191
die Hem volgden. En al haar doen scheen zo voortreffelijk.
voetnoot193
geveyst: geveinsd; en = ic en.
voetnoot194
docht: docht het.
voetnoot195
potestaet: hogepriester, die hier blijkbaar gerechtelijke bevoegdhedenheeft.
voetnoot196
opt corte: onverwijld.
voetnoot197
men late er hem zijn gang mee gaan.
voetnoot198
zonder veel drukte.
voetnoot200
worder af nakende: zal er van komen.
voetnoot201
wort: wordt het.
voetnoot202
en krachtig aangepakt door hen die er de macht toe hebben.
voetnoot203
en krachtig aangepakt door hen die er de macht toe hebben.
voetnoot205
als zij tenslotte hiervan zouden kunnen hebben.
voetnoot206
indien men het niet voor de rechter zou brengen.
margenoot+
bl. 6a
voetnoot208
dits yuust: dat treft.
voetnoot209
spreek hem dan aan.
voetnoot210
opt corte: onverwijld.
voetnoot211
indien het uw genade zou believen.
voetnoot213
vercleren: vertellen.
voetnoot215
is het iets kwaads?
voetnoot216
om met aandrang maatregelen te verzoeken tegen deze Maria.
voetnoot217
om met aandrang maatregelen te verzoeken tegen deze Maria.
voetnoot218
gect: spot.
voetnoot219
waer: by waarom.
voetnoot220
bewerkt ze of doet ze iets ongepasts tegen ons? Ja (ze), neen (ze).
voetnoot221
bewerkt ze of doet ze iets ongepasts tegen ons? Ja (ze), neen (ze).
voetnoot222
bestiere: handelwijze.
voetnoot223
maniere van vremden geveerten: zo'n vreemde manier van doen.
voetnoot226
zo nijgt ze, zo buigt ze op alle plaatsen.
margenoot+
bl. 6b
voetnoot228
so overlijc drabben over en weder: zo rusteloos heen en weer lopen.
voetnoot230
waar haar kind naar zijn dood ging.
voetnoot232
dat haar zoon smaad werd aangedaan (gesciet = geschiedde).
voetnoot236
aangezien zij met zulk gedrag sommigen zou kunnen brengen tot onrust.
voetnoot237
aangezien zij met zulk gedrag sommigen zou kunnen brengen tot onrust.
voetnoot238
eenvoudigen, onschuldigen die niet haar verfoeilijk bijgeloof doorzien.
voetnoot239
ouwere: ouderling.
voetnoot240
daarom? volgens recht, eerlijk gezegd, hebben wij ons daarover zwaar genoeg gewroken.
voetnoot241
daarom? volgens recht, eerlijk gezegd, hebben wij ons daarover zwaar genoeg gewroken.
voetnoot243
in blamen: tot schande.
voetnoot248
maar was zij een vreemde voor Hem en gedroeg zij zich aldus.
margenoot+
bl. 7a
voetnoot249
soudemens haer: zou men het van haar.
voetnoot250
aen spreken: beschuldigen.
voetnoot251
en dat zo aan haar straffen.
voetnoot253
dat het voor iedereen een voorbeeld zou zijn.
voetnoot254
voor een waarschuwing te allen tijde voor wie het hoorde vertellen.
voetnoot255
voor een waarschuwing te allen tijde voor wie het hoorde vertellen.
dit leert de natuur dat deze vrouw deze liefde schenkt (van bestaden).
voetnoot256
dit leert de natuur dat deze vrouw deze liefde schenkt (van bestaden).
voetnoot258
nooit ... of de moeder zou het.
voetnoot260
daarom is het in de moeder niet af te keuren.
voetnoot263
daar zit meer aan vast.
voetnoot264
solveren: oplossen, uiteenzetten.
voetnoot265
waarover ik nu ga redeneren om u te corrigeren omtrent haar handelwijze.
voetnoot266
waarover ik nu ga redeneren om u te corrigeren omtrent haar handelwijze.
voetnoot269
men heeft vreemder dingen gezien.
voetnoot270
ja, konden zij er zich van meester maken t.w. van het lichaam.
voetnoot273
ons ten spijt.
margenoot+
bl. 7b
voetnoot274
daar zouden ze de duivel helemaal mee benadelen. Zie Aant.
voetnoot275
mouwen: een mouw aan passen. Mnl. W. IV 1999.
voetnoot276
verwerren: in de war sturen, verijdelen.
voetnoot277
verberren: verbranden.
voetnoot278
pulver: poeder, as; versint: begrijp.
voetnoot281
elc versceiden: naar verschillende kanten. Zo zou je ons kunnen geruststellen.
voetnoot283
neen, hoedt u daarvoor.
voetnoot285
over een gedregen: overeengekomen.
voetnoot286
als het gaat nijpen.
voetnoot287
maar het is allemaal tevergeefs. Zie Aant.
voetnoot288
lett. wie zich wil verzetten tegen de scherpe roede d.i. wie de verzenen tegen de prikkels wil slaan.
voetnoot289
verweecht: weegt het zwaarst; verwaert: verzorgd.
voetnoot290
ontsien: vrezen.
voetnoot291
cranc: zwak.
voetnoot292
vertrect: vertelt.
voetnoot293
dan worden de leerlingen wel bedrogen.
voetnoot294
hopense: hopen haar t.w. Maria.
voetnoot295
verheffen: wsch. in de bet.: het lijk overbrengen naar een waardiger plaats, mlat. elevare corpus.
margenoot+
bl. 8a
voetnoot297
wij zijn er gerust op.
voetnoot298
maar vertrouwt gerust op ons woord.
voetnoot299
alles in vertrouwen; en indien gij iets hoort daarvan vóór ons.
voetnoot300
alles in vertrouwen; en indien gij iets hoort daarvan vóór ons.
voetnoot302
derf: hoeft.
voetnoot303
hebt gij iets nodig.
voetnoot304
wat wij kunnen.
voetnoot305
weest daarop gerust.
voetnoot306
bestaen: aanvangen. Hier begint een rondeel.
voetnoot307
versteken: verstoken.
voetnoot308
mijn hart zou mij van droefheid kunnen begeven.
voetnoot310
bevaen: bevangen.
voetnoot311
al: alsof.
voetnoot314
en = ic en; nauwe: nauwelijks.
voetnoot316
ik ontving deze week geen troost.
margenoot+
bl. 8b
voetnoot318
dagelijks (met nadruk) dacht hij aan mij.
voetnoot321
door zijn engel althans toch iets.
voetnoot323
wat kan het beduiden?
voetnoot324
waarom overkomt mij dit ongeluk? Mnl. W.V 1485 leest Waer bi?
voetnoot325
onversien: onverzorgd, ongetroost.
voetnoot326
en = ic en.
Toneelaanwijzing: Selete. Intussen zal men de hemel openen, waar God zit, die zal zeggen.
voetnoot327
recht: zoals het hoort.
voetnoot328
genit. van de persoonsnaam in de objektsverhouding.
voetnoot331
jolijt: vreugde.
voetnoot332
waar haar geen leed kan overkomen.
voetnoot333
zoals ik het op goede gronden heb geregeld.
voetnoot334
en anders niemand.
voetnoot336
grotelic: heerlijk.
voetnoot338
weene: droefheid.
voetnoot339
volstentich: volhardend.
voetnoot340
steeds duurzaam.
voetnoot342
wert: wordt.
voetnoot343
haest: spoedig; sonder sneven: zonder talmen.
margenoot+
bl. 9a
voetnoot345
u aan te hangen.
voetnoot346
juecht: kracht.
voetnoot347
beringen: macht.
voetnoot348
verlichtere: vertrooster.
voetnoot349
stuer: fel; connet: kunt het.
voetnoot350
van alle kwaad zijt gij een bedwinger.
voetnoot351
gij herschept oud tot nieuw.
voetnoot352
volsinnen: ten volle begrijpen.
voetnoot353
voortreffelijk zijt gij een medehelper.
voetnoot354
voor hen die Uw hulp erkennen.
voetnoot355
daarom doe mij Uw verlangen kennen.
voetnoot357
vor al: boven alles.
voetnoot358
die wil ik bij Mij doen geëerd worden in vrede.
voetnoot360
te voren ... voer alle: boven allen.
voetnoot361
te voren ... voer alle: boven allen.
voetnoot362
sonder enich verstoren: op volmaakt vreedzame wijze (Rhet. Gloss.).
voetnoot363
beheet: bevel.
voetnoot365
palmrijs: palmtak.
voetnoot366
voorts zult gij haar aankondigen.
voetnoot367
bi avise: met overleg, voorzichtig.
voetnoot369
in Mijn vreugde die zeer schoon is.
voetnoot370
want zij zal daar op een aangename manier,
Voor toneelaanwijzing na vs. 371 zie Inleiding.
voetnoot372
ik ben niet traag in wat Gij wilt; die (d.i. Uw wil) kan niet achterwege blijven.
margenoot+
bl. 9b
voetnoot373
ik ben niet traag in wat Gij wilt; die (d.i. Uw wil) kan niet achterwege blijven.
voetnoot376
om haar lof te versterken.
voetnoot377
bequame: schoon.
voetnoot378
op plechtige wijze.
voetnoot383
beseven: bevonden.
voetnoot386
kersouwe: madeliefje, id. vs. 1526 en 1650.
voetnoot387
beveelt mij mede te delen.
voetnoot389
geheel vrij van leed.
voetnoot390
besprayen: besproeien, overspreiden.
voetnoot391
vonden: bevonden.
voetnoot392
vermonden: mededeling.
voetnoot394
hoechlic sonder gronden: vol onmetelijke blijdschap.
voetnoot397
uit deze vergankelijke ellende.
voetnoot398
waar op u wachten.
voetnoot399
confessoor: belijder.
voetnoot400
hoechlijc: plechtig.
voetnoot401
met weerdicheyen: met eerbetoon.
voetnoot403
zoals het u toekomt.
margenoot+
bl. 10a
voetnoot405
en = ic en.
voetnoot406
indien het u gelieft.
voetnoot408
uterlic: uiterst.
voetnoot409
oft: indien.
voetnoot410
belien: bekennen.
voetnoot411
ik kwam u vroeger Gods zegen brengen.
voetnoot413
sonder vermyen: voorwaar.
voetnoot414
mogend: machtig; vrien: edele.
voetnoot416
reyne van gedachte: heeft betrekking op Maria.
voetnoot417
bloet: dezelfde.
voetnoot420
ontboot: deed toekomen. Zie Aant.
voetnoot421
minyoet: lief, zowel bemind als beminnelijk; veel gebruikt woord in rederijkerstaal.
voetnoot423
om dat: opdat.
voetnoot424
in toegewijde liefde.
voetnoot425
uw hoog te eren lijkkist.
voetnoot426
mennen: men hem t.w. de lijkkist; oetmoedeg: eerbiedig.
voetnoot429
die dit alles beschikte.
margenoot+
bl. 10b
voetnoot432
dat Hij aldus vol liefde bij mijn uitvaart.
voetnoot433
versiet: zorgt voor.
voetnoot434
zeg mij.
voetnoot435
viant: duivel.
voetnoot437
bevangen met droefheid.
voetnoot438
wilde Hij mijn ogen gesloten houden.
voetnoot440
vol trouwen: trouw.
voetnoot441
dat Hij mij daarvan verschone.
voetnoot442
versage: vrees.
voetnoot443
maar wees daarop gerust.
voetnoot444
gij hebt de duivel nadeel berokkend.
voetnoot446
hebten: hebt hem.
voetnoot447
hem ververen: vrezen.
voetnoot448
sede: leven.
voetnoot450
zult hem eeuwig (d.i. altijd) afweren.
voetnoot454
kan geen kwaad overkomen.
voetnoot459
dat Gij het daarheen leidt; hs wordt.
margenoot+
bl. 11a
voetnoot461
ongedeerd mogen samenkomen.
voetnoot464
onbequame: boosaardig.
voetnoot465
sturberen: schenden.
voetnoot468
nemt dies ware: draag hier zorg voor.
voetnoot471
orlof nemen aen: afscheid nemen van.
voetnoot473
en = ic en.
voetnoot475
weet dit wel.
voetnoot477
die aan Daniël, bedenk dit. Voor deze spijziging zie Daniël 14, 32.
voetnoot480
versceeden: verwijderd.
voetnoot482
en deed hem naar Daniël leiden.
voetnoot483
breeden: verspreiden.
voetnoot484
wide geseten: ver uit elkaar.
voetnoot485
indien het Zijn goedgunstigheid gelieft.
voetnoot487
ongespleten: zonder scheur.
voetnoot489
boven alle anderen de allerverhevenste.
voetnoot490
en gij zult dat blijven.
margenoot+
bl. 11b
voetnoot491
dits wech: ik ga weg, Mnl. W. IX 1843; blijt: blijft.
voetnoot493
versien: beschermd.
voetnoot494
hier begint een rondeel.
voetnoot495
ingeven: toespraak.
voetnoot496
onstaect: ontstoken.
voetnoot498
die mij zo duidelijk laat weten.
voetnoot502
bevrijd van de dood.
voetnoot503
van alle droefheid bevrijd.
voetnoot507
tot uw heil (hoort bij aenhoren vs. 508)
voetnoot510
verstoren: verwerpen.
voetnoot511
zaait men iets voor u, laat het niet verloren gaan.
voetnoot512
waar voedsel uit wordt.
voetnoot513
en houdt de doorn weg.
voetnoot514
verdwinen: verloren gaan; pliet: pleegt.
voetnoot515
want veel talrijker dan gras en zandkorrels.
voetnoot516
de boze duivel.
margenoot+
bl. 12a
voetnoot518
gedijd in vruchtbaar bouwland; men verwacht de vorm becleven.
voetnoot520
uit het onreine, de zonde.
voetnoot521
bevrijdt u van het ongeloof.
voetnoot522
of neen: indien niet.
voetnoot527
gewinnen: ondergaan.
voetnoot531
daer bi: daarom.
voetnoot535
doen staen: doen zijn.
voetnoot537
opdat Hij u op de weg der vreugde, de hemel.
voetnoot539
indien Hij wilde.
voetnoot540
ontmaken: teniet doen.
voetnoot542
Zijn vreugde zou daarom niet te minder zijn.
voetnoot543
want eer het uit Hemzelf geschiedde, dat Hij de wereld uit niets schiep. Zie Aant.
voetnoot544
want eer het uit Hemzelf geschiedde, dat Hij de wereld uit niets schiep. Zie Aant.
voetnoot546
als men het wel bedenkt.
margenoot+
bl. 12b
voetnoot550
yuecht: schoonheid.
voetnoot551
waarvoor gij Hem niet tenvolle kunt danken.
voetnoot552
ondoorgrondelijk.
voetnoot553
want Hij liet in Zijn heilige goedheid.
voetnoot556
ontsien: vrezen.
voetnoot560
of het is Hem bekend.
voetnoot563
versta dit in de grond van uw hart.
voetnoot566
dor u: omwille van u.
voetnoot570
maar smaakt wel de pit van mijn woorden.
Toneelaanwijzing: scinen: schitteren. En zo bedekt zullen zij hem voeren voor Maria's deur, of op een andere manier, zoals het 't beste kan.
te predecacien: bij de preek.
margenoot+
bl. 13a
voetnoot572
wel, hè ziet gij niet?
voetnoot574
een allerwonderlijkste gebeurtenis hier geschieden met deze predikant. Ik zag hem heenvaren op een wolk.
voetnoot575
een allerwonderlijkste gebeurtenis hier geschieden met deze predikant. Ik zag hem heenvaren op een wolk.
voetnoot577
ik weet niet wat het kon wezen.
voetnoot579
dat een wolk een man aldus omvangt en als in een oogwenk wegvoert
voetnoot581
dat een wolk een man aldus omvangt en als in een oogwenk wegvoert
men zal het zich herinneren.
voetnoot584
want, in tegenwoordigheid van ons allen.
voetnoot585
het is geen kleinigheid te doorgronden.
voetnoot586
het is geen kleinigheid te doorgronden.
voetnoot588
is te vrezen hier of daar.
voetnoot589
God moge al onze vrienden beschermen.
margenoot+
bl. 13b
voetnoot590
iedereen mag wel vrezen.
voetnoot591
hoorden = hoorde en, hoorde hem.
voetnoot592
gaven bediet: hadden klem.
voetnoot593
voor wie ze wel verstond. Hij lette er niet op.
voetnoot595
de selke: menigeen; dat: slaat terug op vs. 593: hi en achtes niet.
voetnoot597
waar men de huik naar de wind hangt.
voetnoot598
weerlic: wereldlijk.
voetnoot599
ieder op zijn manier, die het mooi verbloemen.
voetnoot601
miede: gift.
voetnoot603
tyntelen: peilen, sonderen.
voetnoot604
ambtsdragers in vele ambten.
voetnoot605
die de maniere recht maken: die net doen.
voetnoot609
hem t.w. die ze dienen.
voetnoot610
weerlic: werelds.
voetnoot612
maer claer: maar ontegenzeglijk.
margenoot+
bl. 14a
voetnoot616
na: volgens; sonder omwympelen: zonder er doekjes om te winden.
voetnoot617
ons sympelen: voor ons eenvoudigen.
voetnoot618
niet: niets.
voetnoot619
ik kan niet uit mijn hoofd zetten.
voetnoot623
bedieden: verklaren.
voetnoot625
wat kan het betekenen?
voetnoot626
biden: door de.
voetnoot627
toecomen: geschied.
voetnoot630
laet: late het.
voetnoot632
en dat allen God vurig bidden. Voor elc met meerv. zie bij vs. 154.
voetnoot633
hine: hij hem; cortelic: spoedig.
margenoot+
bl. 14b
voetnoot634
tot onser bederven: zoals wij nodig hebben; mesval: ongeluk.
voetnoot639
blijt: blijft.
voetnoot640
des sijns: van het zijn, het bestaan.
voetnoot642
dit is vreemd.
voetnoot643
ontdect: openbaar.
voetnoot646
dat ik begrijp.
voetnoot647
ik zie daar.
voetnoot648
soe est abuus: of is het een vergissing?
voetnoot653
moge er door ons.
voetnoot655
ou: hè.
margenoot+
bl. 15a
voetnoot659
dat gij niet bevreesd zijt.
voetnoot665
wanen: vanwaar; zeker weet ik het niet.
voetnoot666
gevroen: begrijpen.
voetnoot670
sonder verdriet: ongedeerd.
voetnoot672
helemaal in een wolk.
voetnoot674
waer bi: waardoor; vermaen: mededeling, openbaring.
voetnoot675
moetti: moge Hij.
voetnoot676
sonder mincken: onverflauwd.
margenoot+
bl. 15b
voetnoot683
de reden mededelen.
voetnoot684
bestoet: bestond, aanging.
voetnoot687
my lancter: na ik verlang er naar.
voetnoot690
en wat het God kan behagen hierdoor te tonen.
voetnoot691
en wat het God kan behagen hierdoor te tonen.
voetnoot694
als vriend in mijn laatste uur.
voetnoot696
dat ik zeker naar Zijn welgevallen.
voetnoot698
menscelicheit: menselijk leven.
voetnoot701
bedrukt van hart.
voetnoot702
versint: u herinnnert.
voetnoot707
dies: dat, nader toegelicht in het volgende vers.
voetnoot709
ter noet: in het stervensuur.
margenoot+
bl. 16a
voetnoot712
sonder verdrach: zonder uitstel, onverwijld.
voetnoot714
meswinde: rampspoed.
voetnoot718
terwijl u de engel vertelde, dat gij zonder omweg (rechtstreeks).
voetnoot719
terwijl u de engel vertelde, dat gij zonder omweg (rechtstreeks).
voetnoot720
geresen: gevaren.
voetnoot722
gederen: deren.
voetnoot724
die uitverkoren zijt.
voetnoot730
zie Aant.
voetnoot732
zie Aant.
margenoot+
bl. 16b
voetnoot739
werkere: bewerker.
voetnoot740
verlichtere: vertrooster.
voetnoot741
die sterkt tot alle deugden.
voetnoot742
in alle opzichten een verdrijver van ieder kwaad.
voetnoot743
meplichtere: helper.
voetnoot745
help ons, hoogste rechter, een schare van Uw leerlingen tesamen te brengen.
voetnoot746
help ons, hoogste rechter, een schare van Uw leerlingen tesamen te brengen.
voetnoot747
zou zij aldus eenzaam uit deze wereld scheiden.
voetnoot749
noot: stervensuur.
voetnoot751
bequame: beminnelijk.
voetnoot755
aldus zullen wij er ons aan houden.
voetnoot756
te vreden: gerust.
voetnoot757
God zal het zo goed schikken.
voetnoot760
wil Uw genade bewijzen.
voetnoot763
zie ik goed?
margenoot+
bl. 17a
voetnoot768
naar wat hier gebeurt; dit is een vreemde zaak.
voetnoot769
wanen: vanwaar.
voetnoot775
als heden, als: expletief bij tijdsbep.; zie Mnl. W. I 367.
voetnoot779
nu heeft God het zo geschikt dat wij terugkeren.
voetnoot781
heil moge ons hiervan te beurt vallen.
voetnoot782
besteene: besteden(e); id. vs. 783 bevreene = bevreden(e): beschermen.
voetnoot785
nosen: schaden. Ik sta te zien wat deze plaats is.
margenoot+
bl. 17b
voetnoot786
als ik erover nadenk.
voetnoot790
verkeren: vertoeven.
voetnoot796
die tot uw beschikking zich aanmelden.
voetnoot798
ruut: ongemanierd (humoristisch trekje!).
voetnoot799
luut: stem (geluid).
voetnoot801
weten: horen.
voetnoot802
emmer: beslist.
voetnoot804
in korte tijd, id. vs. 824 en 1674, vgl. vs. 843.
margenoot+
bl. 18a
voetnoot812
gemeene: allen.
voetnoot814
verlicht: wordt verlicht; my is ethische datief.
voetnoot818
dorvluegen: doordrongen.
voetnoot819
hoe zal ik u de grote genegenheid kunnen zeggen die ik u toedraag. Voor de genit. bij werkw. die betekenen ‘erkennen, belijden’ zie Stoett, Mnl. Synt. par. 160 IX.
voetnoot820
hoe zal ik u de grote genegenheid kunnen zeggen die ik u toedraag. Voor de genit. bij werkw. die betekenen ‘erkennen, belijden’ zie Stoett, Mnl. Synt. par. 160 IX.
voetnoot825
voor uw allerhartelijkste ontvangst.
voetnoot826
tuecht toogt. toont.
voetnoot827
yuecht: vgl. vs. 11.
voetnoot830
want al ons kunnen, in alle opzichten, staat te uwen dienste.
voetnoot831
want al ons kunnen, in alle opzichten, staat te uwen dienste.
margenoot+
bl. 18b
voetnoot834
zie Aant.
voetnoot839
versceden: verspreid.
voetnoot841
verklaar het ons.
voetnoot845
zonder letsel; Mnl. W. VII 1409: zonder fout, pront.
voetnoot850
na dbetamen: zoals het Hem past.
voetnoot853
gesalicht: zalig geprezen.
voetnoot854
in één oogwenk.
margenoot+
bl. 19a
voetnoot856
met uw verlof en indien het u behaagt.
voetnoot858
door: om.
voetnoot860
her en der.
voetnoot864
op onverklaarbare wijze.
voetnoot865
bewijs: verklaring.
voetnoot867
tot ergernis van de duivel.
voetnoot873
ieder neme het voor lief.
voetnoot874
geresen: voortgekomen.
voetnoot878
roke: geur; confortacie: vertroosting.
voetnoot879
specie: welriekend kruid, vgl. vs. 71, 1630 en 1654.
voetnoot881
in de tijd van mijn leven.
voetnoot882
gebien: beleven, id. vs. 886; ten claren: duidelijk.
margenoot+
bl. 19b
voetnoot888
benedien: zegenen, met de persoonsnaam als objekt in de genitief.
voetnoot889
ik kan geen groter vreugde noemen.
voetnoot893
mijn hart bloeit op als ik daarvan spreek.
voetnoot894
blusschersse: zij die teniet doet.
voetnoot895
en zij die de vergiffenis van onze zonden afsmeekt.
voetnoot896
voer ons: te onzen behoeve.
voetnoot897
uit de zuivere grond (des harten).
voetnoot901
int behoet: in bescherming.
voetnoot908
uten trone: uit de hemel.
margenoot+
bl. 20a
voetnoot910
wert: wordt.
voetnoot912
gevisiert: bedacht.
voetnoot913
uw verheven en voortreffelijke aard.
voetnoot914
wordt begiftigd met zulke gaven.
voetnoot915
bestiert: verzorgd, uitgerust.
voetnoot916
dat: dat het.
voetnoot917
swichten: doen wijken.
voetnoot918
haren profite: hun voordeel.
voetnoot919
slichten: slechten, effenen.
voetnoot920
meeren: verkondigd worden; vgl. vs. 1166.
voetnoot921
verkeren: veranderen, met de bijgedachte: eindigen. Mnl. W. VIII 1894.
voetnoot923
verseeren: verdriet, id. vs. 1352.
voetnoot926
visentacien: begroeting; reene: schoon.
voetnoot929
die: heeft betrekking op bliscap.
voetnoot932
na dat: volgens hetgeen.
voetnoot934
leye: legde.
voetnoot935
in vrome liefde.
margenoot+
bl. 20b
voetnoot937
ontboet: liet weten.
voetnoot938
sonder genoet: zonder gelijke.
voetnoot939
volcomen: volbracht worden.
voetnoot941
vromen: ten zegen zijn.
voetnoot942
haar deugden staan zo uitmuntend met hun wortels in het paradijs.
voetnoot943
haar deugden staan zo uitmuntend met hun wortels in het paradijs.
voetnoot945
uit Jesse gesproten op edele wijze.
voetnoot946
o zuivere, voortreffelijke ciborie.
voetnoot948
dat uw genade nederdale.
voetnoot950
lig daar, misschien verschrijving voor: lect haer: leg haar; bat: beter.
voetnoot951
ergens el: ergens anders.
voetnoot952
vol van genade.
voetnoot953
bestel: verzorging, dus: laat ons voor u zorgen.
voetnoot954
wees niet bevreesd voor (geen) kwelling, die de dood voor u kan brengen.
voetnoot955
wees niet bevreesd voor (geen) kwelling, die de dood voor u kan brengen.
voetnoot956
te voren: zeker Mnl. W. IX 1034.
voetnoot957
seltse: zult haar t.w. de dood; natuerlic volgens de menselijke natuur.
voetnoot958
mids dien: hierom.
voetnoot961
zie Aant.
voetnoot963
leeddi: leedt gij.
voetnoot964
rouw: droefheid; wreet: hard.
margenoot+
bl. 21a
voetnoot965
verkeerde: veranderde, overging.
voetnoot966
godlike divine: allervoortreffelijkste.
voetnoot967
nog eens sterven, die de dood eens hebt geleden.
voetnoot968
wees daar gerust op.
voetnoot970
besprayen: besproeien, bedauwen.
voetnoot971
vercleren: verlichten.
voetnoot972
Zijn hoogheid moge al mijn onvolmaaktheid verteren, teniet doen.
voetnoot973
ik kan nergens vrees voor hebben.
voetnoot974
want in mij blaken zijn brandende vlammen.
voetnoot975
naar Hem belieft.
voetnoot976
becliven: wortel schieten.
voetnoot977
voortzetting van het beeld: de wind van Gods liefde waait over het zaad.
voetnoot978
rayen: stralen.
voetnoot979
verfrayen: opbeuren.
voetnoot980
zonder te bezwijken.
voetnoot981
volstentich: volhardend.
voetnoot982
hier begint een rondeel met staartvers.
voetnoot983
is God aangenaam.
voetnoot984
toren: leed.
Toneelaanwijzing: in bedingen: in gebed; die wile: ondertussen.
margenoot+
bl. 21b
voetnoot991
neckers: nikkers; refuys: uitschot.
voetnoot992
alles vantevoren klaarmaken d.w.z. kun je niets uit jezelf?
voetnoot993
puut: kikvors.
voetnoot995
schooiers die voor niets deugt.
voetnoot996
je ligt je vet te mesten van luiheid, alsof je zwijnen waart.
voetnoot998
wat voeren jullie uit?
voetnoot1000
je doet nogal alsof je duivels bent! (ironisch).
voetnoot1002
plagen: kwellen.
voetnoot1003
bezwaren: bekoren.
voetnoot1005
je hebt geen werkkracht meer in de leden, dat het de moeite waard is (Leendertz).
voetnoot1006
je hebt geen werkkracht meer in de leden, dat het de moeite waard is (Leendertz).
margenoot+
bl. 22a
voetnoot1008
vrouwe: verwijfden.
voetnoot1009
je schijnt nogal hard te werken!
voetnoot1011
de moeder van de Man.
voetnoot1012
zonder praatjes.
voetnoot1013
zij ligt op sterven.
voetnoot1014
tempteren: trachten te verleiden; vaer: vrees.
voetnoot1016
dan = dat en.
voetnoot1017
want geen van ons kon haar ooit tot zonden brengen.
voetnoot1018
want geen van ons kon haar ooit tot zonden brengen.
voetnoot1020
noot beraden: last veroorzaakt.
voetnoot1025
begrepen: aangepakt.
voetnoot1026
gepepen: gejankt.
margenoot+
bl. 22b
voetnoot1029
dat is nogal een verschil; pure: geheel en al.
voetnoot1033
kort gezegd.
voetnoot1034
mij krimpt de huid; Mnl. W. 2158 1. swaerde.
voetnoot1037
keytijfs: schurken.
voetnoot1038
zij hebben goed bevelen, degenen die men niet kan tegenspreken.
voetnoot1039
zij hebben goed bevelen, degenen die men niet kan tegenspreken.
voetnoot1040
als het kon, zouden wij er wel graag van ontheven worden.
voetnoot1043
de zaak zo flink aanpakken.
voetnoot1044
als men ze op enige manier kan te pakken krijgen.
voetnoot1045
meere: tijding.
voetnoot1048
bekinnen: erkennen.
margenoot+
bl. 23a
voetnoot1049
dit werk is nu aan ons opgedragen.
voetnoot1051
vlucht terstond.
voetnoot1052
treedt haar niet nader, kom niet dichter bij haar.
voetnoot1053
van rechte: rechtens; hoe: hoede.
voetnoot1054
als een puer mensce: als een gewone mens (hoort bij van rechte).
voetnoot1058
Canticis: Hooglied. Zie Hoogl. 4: 7, 12 en 15; wreet: hardvochtig.
voetnoot1060
als over: zoals over.
voetnoot1061
dan = dat en; bliven: achterwege blijven.
voetnoot1062
en = ic en; verdriven: beroven.
voetnoot1064
Genesis 3. 15.
voetnoot1066
kent: erken het.
margenoot+
bl. 23b
voetnoot1068
het is geen andere.
voetnoot1070
zoals het blijkt.
voetnoot1071
des: dat.
voetnoot1073
sae = sade: zaad.
voetnoot1074
mids: door; rae = rade: raad.
voetnoot1076
haar schande en smaad aangedaan.
voetnoot1078
gemarteld, zoals duidelijk is.
voetnoot1079
fenijn: schurk.
voetnoot1081
met allen: geheel.
voetnoot1082
verdoeft: van kracht beroofd.
voetnoot1083
wat Gods recht te na komt.
voetnoot1085
mens = men des: men daarop.
voetnoot1087
Hooglied 6, 3.
voetnoot1089
diet wel merke: merk dit wel.
voetnoot1091
anders dan voor u.
margenoot+
bl. 24a
voetnoot1092
treedt terug.
voetnoot1093
ligt af: schei uit.
voetnoot1095
Genesis 3. 15.
voetnoot1096
vgl. vs. 446. Zie Aant.
voetnoot1098
gecist van cissen, cessen: bijleggen.
voetnoot1100
lien: bekennen.
voetnoot1101
zie Aant.
voetnoot1102
Jes. 11. 1.
voetnoot1103
na claer bewisen: duidelijk gezegd.
voetnoot1105
Ps. 109.2.
voetnoot1110-12
wie is dit anders dan Maria, die, zoals klaarblijkelijk is, uw gesel en uw eeuwige straf is.
voetnoot1115
verhoren: ongehoorzaam zijn.
margenoot+
bl. 24b
voetnoot1117
daaraan moet gehoorzaamd worden.
voetnoot1118
overlic seere: buitengewoon.
voetnoot1119
lien = liden: gaan, komen.
voetnoot1120
besien: bezijden.
voetnoot1121
hij (d.i. Lucifer) zal zeker weten hoe het hier toegaat.
voetnoot1122
ongespaert: onmiddellijk.
voetnoot1123
de hel werd voorgesteld als een gloeiende oven.
voetnoot1124
heeft verzoend.
voetnoot1125
mesdaet: zonde.
voetnoot1130
wee mij, gij breekt ons de leden.
voetnoot1131
dat hale de duivel.
voetnoot1134
en = ic en.
Toneelaanwijzing: God spreekt van achter het toneel; Zijn stem klinkt van boven of van beneden.
margenoot+
bl. 25a
voetnoot1141
om te versterken.
voetnoot1142
zeer vurig, door een brandend verlangen gedragen.
voetnoot1144
haer bi sijn: haar tegenwoordigheid.
voetnoot1146
dit wordt u allen medegedeeld.
voetnoot1147
u niet en verdraecht: laat niet na.
voetnoot1151
aenbede: aanbidde. Zie Aant.
voetnoot1152
doer: om.
voetnoot1155
moet becliven: moge bestendig blijven, vervuld worden.
voetnoot1157
hem: hen.
voetnoot1158
eer moge (U) daarom toekomen in Uw werken.
voetnoot1160
moge men Uw genade tenvolle begrijpen.
voetnoot1166
daarom wordt haar lof door ons verkondigd.
margenoot+
bl. 25b
voetnoot1167
zie Aant.
voetnoot1168
eersame: vereerde.
voetnoot1169
doet risen: aan de dag legt.
voetnoot1171
vrame: geluk, voorrecht.
voetnoot1173
zie Aant.
voetnoot1174
hoechde: hoogheid.
voetnoot1175
voetsel der spisen: spijs boven alle spijzen.
voetnoot1176
verjolisen: verblijden.
voetnoot1180
deduut: vreugde.
voetnoot1182
dat: dat indien.
voetnoot1183
als tongen van geleerden zouden spreken.
voetnoot1184
vermeren: verkondigen.
voetnoot1185
die u wacht zonder einde.
voetnoot1188
het zou goed zijn, als gij de toebereidselen zoudt maken.
voetnoot1189
want sciere = want het sciere: want, het spoedig.
voetnoot1191
fierter: lijkkist.
voetnoot1192
mijn lof heb ik horen verkondigen.
voetnoot1193
hoge: in de hemel.
margenoot+
bl. 26a
voetnoot1195
dat het mijn geest verdriet.
voetnoot1198-1200
maakt alles klaar, naar die vreugde wil mijn geest.
voetnoot1202
maak u daarover in het geheel geen zorgen.
voetnoot1205
indien het God belieft, die ons schiep.
voetnoot1207
ik zal tenvolle uw geluk zijn.
voetnoot1208
sonder vermyen: zonder einde.
voetnoot1209
greyne: eig. zaad, hier parel, puik. Mnl. W. II 2126.
voetnoot1210
vgl. vs. 70.
voetnoot1211
waarvan ik de zondige smet afwies.
voetnoot1212
gebenedien = gebenediden, gezegenden.
voetnoot1219
vonden: bevonden.
margenoot+
bl. 26b
voetnoot1224
ghire = ghi er: gij er.
voetnoot1228
aencleven: aanhang, schaar.
voetnoot1232
ter weerdicheyen: in uw (hoge) waardigheid.
voetnoot1233
doet ons in u gedachte: wees ons indachtig.
voetnoot1234
die mij in uw hoede hebt genomen; orlof: vaarwel.
voetnoot1237
doelt op de Openbaring van Joannes; oversien: doorschouwd.
voetnoot1239
wert: wordt.
voetnoot1240
die voor mij wilde zorgen.
voetnoot1241
gehantiert: gediend.
voetnoot1242
wel gemaniert: onberispelijk. Zie Aant.
voetnoot1244
ongeviert: onophoudelijk.
voetnoot1246
waer sy = waer sidi: vgl. vs. 1299. Mnl. W. IX 1536.
margenoot+
bl. 27a
voetnoot1252
hoort wes ic meene: luistert goed.
voetnoot1253
dat wij zouden doen wat wij in hen afkeuren.
voetnoot1256
sonder vermyen: voorwaar, vgl. vs. 413.
voetnoot1258
bloet: duidelijk; beden: bidden.
Toneelaanwijzing zie Aant.
voetnoot1264
die tot verdriet van de duivel.
voetnoot1265
mids: door.
voetnoot1269
yuecht: vgl. vs. 11 en 827; begrepen: omvat.
voetnoot1271
de machtige der wereld.
voetnoot1272
al: alles.
voetnoot1273
ye: ooit.
voetnoot1274
zie Aant.
margenoot+
bl. 27b
voetnoot1275
ter ere Gods.
voetnoot1276
voor de begrafenis in gereedheid brengen.
voetnoot1277
zoals het past, naar men gewoon is.
voetnoot1280
visiteren: voor de begrafenis gereed maken.
voetnoot1282
bereeden = bereyen vs. 1276.
voetnoot1283
vermeren: verkondigen.
voetnoot1285
bequamelic: welgevallig.
voetnoot1286
tamelic: zedig.
voetnoot1288
dat het ons drieën is opgedragen haar lijk te verzorgen. Wilt gij het ons toevertrouwen?
voetnoot1289
dat het ons drieën is opgedragen haar lijk te verzorgen. Wilt gij het ons toevertrouwen?
voetnoot1290
jouffrouwen: meisjes.
voetnoot1292
want ontegenzeglijk, het zal vergolden worden.
margenoot+
bl. 28a
voetnoot1296
wij gaan het beginnen.
voetnoot1298
die wile: in die tussentijd.
voetnoot1299
zie Aant.
voetnoot1302
zij behoefde niet gewassen noch gereinigd te worden.
voetnoot1304
konden verdragen de helderheid te zien schitteren die uit haar straalde.
voetnoot1305
konden verdragen de helderheid te zien schitteren die uit haar straalde.
voetnoot1306
des wi ons pinen: waarom wij ons moeite geven.
voetnoot1309
ontdoet: opent.
voetnoot1310
suetelic: zachtjes.
voetnoot1312
sluit de kist.
voetnoot1313
zo. En laten wij haar met rust laten.
voetnoot1314
helpt ze (de kist) er op zetten.
margenoot+
bl. 28b
voetnoot1316
het valt allemaal goed uit, verloopt naar wens.
voetnoot1319
door iedereen als een voorbeeld erkend.
voetnoot1322
wire = wi er.
voetnoot1323
geef ons hierover inlichting.
voetnoot1328
zonder vrees.
voetnoot1329
aangenaam om te zien.
voetnoot1331
gemeene: allen.
voetnoot1332
leden: voorbij.
voetnoot1336
nye: nooit.
voetnoot1337
noch zo vol uitzonderlijke genade.
voetnoot1342
hier begint een rondeel.
Lof Heer, dat Gij U dit verwaardigde.
margenoot+
bl. 29a
voetnoot1343
wat wij kunnen (doen), geschiedt te Uwer eer.
voetnoot1350
sonder verkeren: onveranderlijk.
voetnoot1351
sonder termijn: zonder einde.
voetnoot1352
onveranderlijk zuiver volgens Uw lering.
voetnoot1353
onveranderlijk zuiver volgens Uw lering.
voetnoot1355
dat zij volharden in Uw lof.
Toneelaanwijzing, zie Aant.
voetnoot1356
bi goeden avise: lett. met overleg, voorzichtig.
voetnoot1359
hout: neem aan.
voetnoot1361
met uw verlof.
voetnoot1365
herde: herder.
margenoot+
bl. 29b
voetnoot1367
dus is het goed te begrijpen.
voetnoot1369
derhalve moet u nu daarvan de eer te beurt vallen.
voetnoot1370
na claer bedien: zoals duidelijk is.
voetnoot1371
dan = dat en
voetnoot1372
bi rechte: met reden.
voetnoot1373
daar is nog veel meer reden voor.
voetnoot1375
en gij eeuwig onze leider blijft.
voetnoot1377
heymelicheit: geheim; doelt op de Openbaring van Joannes.
voetnoot1384
vorbaer: voornaam.
voetnoot1386
in rechter oetmoet: in vrome eerbied.
voetnoot1388
Peter heeft goed de reden aangegeven.
voetnoot1391
want = want het.
welaan, omdat gij er allen mee akkoord bent; voor ter goeder tijt: zie ook I 997.
margenoot+
bl. 30a
voetnoot1392
welaan, omdat gij er allen mee akkoord bent; voor ter goeder tijt: zie ook I 997.
voetnoot1393
in gehoorzaamheid.
voetnoot1395
dat: opdat.
Toneelaanwijzing. Bedoeld is wel psalm 114 (113a) In exitu Israel de Egypto.
contenancie: leven, kabaal (Rhet. Gloss.).
voetnoot1398
tuiten mij de oren?
voetnoot1399
of droom ik? er is niets aan te doen d.w.z. het is inderdaad zo.
voetnoot1400
al hoorde ik het, ik (met Vlaams-Brabantse herhaling van het vnw.).
voetnoot1402
en = ic en.
voetnoot1403
de betekenis.
voetnoot1404
ik ben zeer ontsteld.
voetnoot1405
wat meent = wat het meent: betekent.
voetnoot1406
soms lijkt het me orgel- en soms snarenspel (orgelen en snaren zijn werkw.).
voetnoot1407
het zal gauw genoeg blijken op de een of andere wijze.
voetnoot1408
het zal gauw genoeg blijken op de een of andere wijze.
margenoot+
bl. 30b
voetnoot1410
geveert: gebeurtenis.
voetnoot1411
het is vooral die kant uit.
voetnoot1412
ik verlang te weten wat er gebeurt bij deze uiting van vreugde.
voetnoot1413
ik verlang te weten wat er gebeurt bij deze uiting van vreugde.
voetnoot1414
dat is een mooie regeling, handeling d.w.z. dat is wat moois.
voetnoot1416
tenen versame: in een schaar.
voetnoot1419
nu weten wij genoeg.
voetnoot1422
hebben wij er geluk mee.
voetnoot1424
meenen: bedoeling.
voetnoot1428
dit vers staat apo koinou.
voetnoot1429
trijst = het rijst: het duurt. Mnl. W VI 1453.
margenoot+
bl. 31a
voetnoot1432
indien niet, dan.
voetnoot1434
gebeerdy: gaat gij tekeer.
voetnoot1436
met uw manier van doen. Waarom doen jullie zo?
voetnoot1437
helaas, het is nodig.
voetnoot1441
de vrouw die gij durfde te zeggen te zullen verbranden (pret. van hem vermeten: zich verstouten?).
voetnoot1442
de vrouw die gij durfde te zeggen te zullen verbranden (pret. van hem vermeten: zich verstouten?).
voetnoot1444
weerde: eerbied.
voetnoot1446
geeft gij u niet gauw moeite om het te verhinderen.
voetnoot1447
volcomen: geschieden.
voetnoot1448
de een 'n jak (wambuis van linnen of leer), de ander 'n pantser (harnas van metaal).
voetnoot1449
de derde een helm. Dat is goed voor mekaar.
voetnoot1450
het is bijtijds opgemerkt.
margenoot+
bl. 31b
voetnoot1451
stelt u in slagorde.
voetnoot1452
van terzijde met onze knotsen.
voetnoot1453
wij zullen ze in het nauw drijven.
voetnoot1454
noyt: ooit.
voetnoot1455
om onze wet te schenden. Wie voorop gaat.
voetnoot1456
geve zich niet te veel bloot.
voetnoot1457
wreet: woest; id. 1464.
voetnoot1458
verlasten: in het nauw drijven.
voetnoot1459
zie Aant.
voetnoot1462
met cloeken moe(d): onversaagd.
voetnoot1463
corts: op korte afstand.
voetnoot1464
het is allemaal niets.
voetnoot1465
verdedigen zij zich, slaat los op de hoop.
voetnoot1470
wij zullen ze aanklampen.
voetnoot1472
maar niemand moet vrees hebben.
margenoot+
bl. 32a
voetnoot1473
gebeeren: begaan.
voetnoot1474
vernemen: onderzoeken.
voetnoot1475
ketive: schurken.
voetnoot1476
vgl. vs. 1436; jagen: najagen.
voetnoot1478
geveerte: drukte.
voetnoot1479
roere: beroering.
voetnoot1483
in zichzelf omsloot.
voetnoot1487
ik wed (erom), mijnheer, dat gij niet zult.
voetnoot1489
ik sla mijn hand aan (leg beslag op) als overste, aan wat (nl. het lijk) ik van u gerechtelijk opeis.
voetnoot1490
ik sla mijn hand aan (leg beslag op) als overste, aan wat (nl. het lijk) ik van u gerechtelijk opeis.
voetnoot1491
wert: wordt.
voetnoot1492
in weerwil van hem (welke apostel ook) die ooit moeite deed haar te verheffen.
voetnoot1493
se: is Maria, evenals in vs. 1495.
margenoot+
bl. 32b
voetnoot1496
gooit het wijf in de modder.
voetnoot1497
ramoeldie: gespuis.
voetnoot1498
te rampzaliger tijd zijn zij ermee begonnen.
voetnoot1500
gevaren: heengegaan.
voetnoot1501
sier = sie er; staren alsof het nacht was. Zie Aant.
voetnoot1503
ik weet niet waar mij te bergen.
voetnoot1506
bast: boomschors (in tegenstelling met het jonge groene hout); droge: dor.
voetnoot1508
en = ic en.
voetnoot1510
zie Aant.
voetnoot1512
puyt: kikker.
voetnoot1514
hoe langer hoe zwaarder.
voetnoot1515
en = ic en (beide keren. Zie Aant.)
margenoot+
bl. 33a
voetnoot1517
doet vermaen: verkondig.
voetnoot1518
en wilt in oprecht geloof volharden.
voetnoot1520
violette: viooltje.
voetnoot1526
kersouwe: madeliefje.
voetnoot1530
om ons bekommerd.
voetnoot1533
vernoyt: verdriet.
voetnoot1534
te tye: op tijd.
voetnoot1535
God weet dat ik mij daarover zeer schaam.
voetnoot1540
hier begint een rondeel. Confoort: troost.
voetnoot1541
risen: ontstaan.
voetnoot1545
verjolisen: zich verheugen.
margenoot+
bl. 33b
voetnoot1548
bewisen: teken.
voetnoot1550
wel ter cuere: zeer goed.
voetnoot1554
oft: indien.
voetnoot1555
zoals redelijk is.
voetnoot1557
mijn gemoed zegt mij duidelijk hierin.
voetnoot1559
op dit ogenblik.
voetnoot1564
het is niets minders, niets anders.
voetnoot1566
want: omdat.
margenoot+
bl. 34a
voetnoot1568
al merric lange: al bleef ik lang weg (merric = merde ic).
voetnoot1574
deerlijker: aandoenlijker; mochter: kon er.
voetnoot1577
als van dien: wat dit betreft.
voetnoot1580
vertel het ons.
voetnoot1581
om kort te gaan.
voetnoot1586
het is zonder gelijke.
voetnoot1589
houdt dit voor waar.
margenoot+
bl. 34b
voetnoot1594
begeven: laten varen.
voetnoot1595
dolinge: onzekerheid.
voetnoot1597
mormereren: in het onzekere praten.
voetnoot1600
orconden: getuigen.
voetnoot1605
Hij wilde haar zulke eer bewijzen.
voetnoot1608
met corten keere: vlug, vgl. in de kortste keren.
voetnoot1609
tontdeckene: te openen.
voetnoot1610
verwecken: opwekken (uit de dood).
voetnoot1611
ontswichten: te zwaar vallen.
voetnoot1613
sceele: deksel.
margenoot+
bl. 35a
voetnoot1614
neen, in 't geheel niets.
voetnoot1625
waen: mening.
voetnoot1627
door Zijn macht.
voetnoot1629
virtuut: krachtige geur.
voetnoot1630
geen enkel welriekend kruid.
voetnoot1632
advocaet: voorspreekster.
margenoot+
bl. 35b
voetnoot1636
laat niet af te bidden.
voetnoot1639
gemint: hoort bij bruut.
voetnoot1641
zie Aant.
voetnoot1642
waaruit vloeit.
voetnoot1643
ontbint: verklaart.
voetnoot1644
rivieren van kostbare waarde.
voetnoot1648
tonsen bekinne: naar wij geloven.
voetnoot1651
balsemiere: balsemboom.
voetnoot1652
smetteloos van levenswijze.
voetnoot1653
al loofs: alle lof.
voetnoot1655
die alles opluistert door uw gezegende Zoon.
voetnoot1656
die alles opluistert door uw gezegende Zoon.
voetnoot1658
cedertak die bloeiende blijft.
voetnoot1660
gestade: duurzaam.
voetnoot1661
lof om u.
voetnoot1662
voortdurend.
voetnoot1663
trade: weg.
margenoot+
bl. 36a
voetnoot1664
in de orde der natuur, in uw aardse leven.
voetnoot1667
want door uw nederigheid.
voetnoot1668
gesciet: geschiedde.
voetnoot1670
de schade van onze zonde.
voetnoot1674
onversien: onverwacht.
voetnoot1677
mormeracie: onrust.
voetnoot1679
versien: beschermen.
voetnoot1680
hier begint een rondeel.
voetnoot1684
met weerdicheyen: met eerbied, ontzag.
voetnoot1685
verstiven: versterken.
voetnoot1688
becliven: gedijen.
margenoot+
bl. 36b
voetnoot1
Hierna ruimte voor 14 regels open.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken