| |
| |
| |
Uit Noord- en Zuid-Nederlandsche bibliotheken.
Groningen. - Universiteitsbibliotheek. - De openings- en sluitingsuren van de Universiteitsbibliotheek zijn van 17 Dec. 1917 af als volgt geregeld:
Buiten de vacanties van 10-4 en van 7-10 uur.
Gedurende de Kerst- en Paaschvacantie van 10-3 uur.
Gedurende de Zomervacantie van 10-12 en van 1-3 uur.
Haarlem - Amsterdam. - Koloniaal Instituut. - De Bibliotheek van het Koloniaal Instituut is van Dreef, Haarlem, verplaatst naar 34 Sarphatistraat, Amsterdam.
Amsterdam. - Universiteitsbibliotheek. - Verslag over het jaar 1916.
Het bibliotheekverslag over 1916 moet beginnen met de vermelding van de beide reeds in het vorige verslag genoemde grootere schenkingen, de boekerij van wijlen den hoogleeraar H.T. Karsten (klassieke letteren) en de verzameling anthropologische werken nagelaten door Dr. J. Sasse.
De eerstgenoemde collectie is bestemd om als handbibliotheek te dienen voor de hoogleeraren en studenten in de oude letteren. Ze is opgesteld in de boven-voorkamer, waar vroeger de verzameling-Boot eene plaats had gevonden. De eene wand kon daar vrij gemaakt worden voor opstelling van een rijtje mede van Prof. Karsten afkomstige boekenrekken, en daarop vond het grootste deel der boeken een plaats; ze vormen, nieuw gerangschikt en, voor zoover noodig, gebonden, eene reeds tamelijk goed voorziene boekerij van werken over Grieksche en Latijnsche taal- en letterkunde en van uitgaven der Latijnsche dichters. Voor de prozaschrijvers en voor het Grieksch is de verzameling minder volledig, en voor oude geschiedenis en antiquiteiten werd eerst eene goede handbibliotheek verkregen door een groot-aantal boeken uit de Universiteitsbibliotheek naar hetzelfde vertrek over te brengen. Toen de omvangrijke werkzaamheden aan opstelling, inbinding, rangschikking en catalogiseering verbonden, reeds flink opschoten, kwam er zeer ernstig oponthoud èn door den kolennood, die verwarming van het lokaal verbood, en door den aanleg van de toestellen voor centrale verwarming, zoodat eerst het volgende verslag hier van een eenigszins bevredigende vordering zal kunnen melding maken.
De verzameling-Sasse bracht op anthropologisch gebied eene belangrijke aanwinst; ook eenige tijdschriftreeksen. Deze verzameling is niet voor afzonderlijke opstelling bestemd; de titels worden in de gewone aanwinstlijsten opgenomen.
Behalve deze twee grootere collecties kreeg de bibliotheek nog eene partij boeken uit de nalatenschap van Mejonkvr. J. de Bosch Kemper, die reeds bij haar leven zooveel bad geschonken, en een aantal kleinere schenkingen, zooals van de Maatschappij tot nut van 't algemeen, van den heer J. van der Werff en weder van Prof. R. Sissingh. Voorts presentexemplaren van schrijvers, uitgevers en anderen.
De handschriften verzameling nam zeer in omvang toe. Een aantal dictaten over verschillende vakken van wetenschap, alle van de hand van den heer S.J. van Geuns, werd door diens familie geschonken. Voor de brievencollectie kregen we een aantal brieven aan wijlen F.D.O. Obreen uit diens nalatenschap; eene reeks brieven aan wijlen Prof. J.G.C. Boot, uit de nalatenschap van Prof. Karsten; en een groot aantal brieven aan Ds. J.C. Schultz Jacobi, uit de veiling R.A. Veldhuizen, waardoor de reeds zoo rijke correspondentie van dien ijverigen kerkhistoricus weer belangrijk wordt aangevuld. Door aankoop werd een verzameling oorkonden verkregen, niet van groot historisch belang, maar om vorm en schrift van waarde voor wie zich in het omgaan met oude stukken en het lezen van oud schrift mocht willen oefenen. Een zeer omvangrijke collectie brieven en stukken door den bekenden philanthroop Willem Hendrik Suringar nagelaten, werd ons door de familie toegezonden, om die op te nemen in de boekerij van de Maatschappij tot zedelijke verbetering van gevangenen, die reeds vele jaren geleden de werken over gevangeniswezen uit diens nalatenschap kreeg. De boekerij van het Luthersche Seminarium kreeg een stel van de werken van den overleden Am- | |
| |
sterdamschen hoogleeraar W. Brandt, met uitvoerige aanteekeningen van zijne hand. De Maatschappij voor tuinbouw en plantkunde ontving eene studie over Aroïdeeën in handschrift van den auteur T.J. Heeg ten geschenke.
Een enkel voor de bibliotheek aangekocht handschrift uit vroegeren tijd verdient afzonderlijke vermelding, wegens de inscriptie; het is een gebedenboekje hier ter stede in het klooster der oude nonnen geschreven door zuster Elisabeth Godefridi die Edel. Onder de nieuwere handschriften verdienen een paar kleine papiersnippertjes, waarop Bilderdijk eerste schetsjes vangedichten had neergekrabbeld, de aandacht. Zij zijn afkomstig uit de nalatenschap van den boekhandelaar en uitgever G.T.N. Suringar, en werden mij door de familie geschonken. Mej. Dr. B.M.v. d. Stempel ontcijferde ze en beschreef ze met de noodige toelichting en afbeelding in het tijdschrift ‘Het Boek’.
Met de catalogiseering schoten we in 1916 niet zoo op, als tevoren, en lang niet zoo, als wel wenschelijk was. Wel werd, zooals het vorige verslag reeds meldde, de aanwinstenlijst over 1915 tot een flink boekdeel vereenigd, maar die van 1916 kwam eerst laat gereed, en er moest nog veel voor het volgende jaar bewaard blijven, doordat de drukkerij, denkelijk tengevolge van de verhuizing naar een nieuw gebouw, en van de mobilisatie van een deel van het personeel, slechts zeer traag haar werk afleverde. Zoo kon nog niet eens begonnen worden met den druk van de geheel of bijna geheel gereed liggende catalogi van de verzameling N.G. Pierson, het Vondelmuseum, en de werken over Roomsch-Katholieke kerk en jezuïtisme. Te meer is dit te betreuren omdat er nog veel meer te catalogiseeren valt, waarvoor op 't oogenblik de werkkrachten niet toereiken, maar dat toch, zoo spoedig maar eenigszins mogelijk is, ter hand genomen moet worden. De groote catalogussen der Stedelijke en Universiteitsbibliotheek behooren steeds geheel bij te zijn, en alle titels te bevatten èn van de bibliotheek zelve, èn van de kleinere verzamelingen aan onze verschillende wetenschappelijke instellingen, die er formeel deel van uitmaken, maar feitelijk onder beheer staan van de directeuren dier instellingen.
Waar eenheid van plaatsing en bestuur niet mogelijk is, is deze eenheid van catalogiseering dan toch zeer wenschelijk. We trachten in die richting iets te doen; de Adjunctbibliothecaris Dr. Wieder heeft voor een paar jaar de belangrijke bibliotheek aan het Physiologisch laboratorium gecatalogiseerd, en bracht nog in 1916 de titels bijeen van de boeken in twee kleinere laboratorium-collecties, maar er zijn nog een groot aantal dergelijke verzamelingen, waaraan nog niets is gedaan, en de directeuren zelven verwachten met recht, dat hiertoe vanwege de Bibliotheek iemand zal worden afgezonden, maar dit zal eerst mogelijk zijn als er eene flinke versterking van het zoogenaamde midden-personeel (Assistenten en Beambten) zal zijn verkregen, wat tot dusver steeds is uitgesteld.
Ook de wetenschappelijke catalogiseering van belangrijke groepen van werken werd ter hand genomen. Dr. Wieder beschreef onze incunabelen, maar kon daaraan niet meer de laatste hand leggen, daar hij reeds in het najaar van 1916 werd aangezocht om het bestuur van de Bibliotheek der Hoogere land-, tuin- en boschbouwschool te Wageningen op zich te nemen, en dientengevolge in het begin van 1917 ontslag uit zijn betrekking hier heeft verkregen. Zijn heengaan brengt niet alleen in de catalogiseering stilstand, maarneemt ook een belangrijke schakel in het administratieve raderwerk weg; hoe in een en ander wordt voorzien, zal in het volgende verslag vermeld moeten worden.
In de catalogiseering der handschriften was wel voortgang. Zoowel van deel IV als van deel VI van den handschriftencatalogus komen weer geregeld vellen van de pers. Het dunnere deel VI, waarin brieven van Italianen, Spanjaarden, enz. worden beschreven, zal door de goede zorgen van Mej. Dr. B.M. v.d. Stempel wel spoedig voltooid zijn. Van deel IV werd in 1916 een 2e stuk (letter M - Z) ingenaaid, en wordt nu de lijst der geadresseerden door Dr. M.B. Mendes da Costa voltooid, en ook daarvan is de druk reeds begonnnen.
In het personeel kwam in 1916 geene verandering. Alleen kwamen de twee Amanuensissen, die bij de landweer dienden, terug, zoodat de groote verlegenheid, die de mobilisatie gebracht had, eenigszins verminderde. Nu is nog slechts een leerling in dienst
| |
| |
bij de militie; het is te hopen. dat deze in 1917 ook weer voor zijn bibliotheekwerk zal vrij komen. Een verbetering werd gebracht voor de beide bedienden, doordat ook hun, als den anderen, vergoeding voor denavonddienst werd toegelegd.
De opstelling van de catalogussen bleef nog dezelfde; de invoeging der aanwinsten had geregeld plaats. De systematische catalogus werd door Dr. Montijn bijgehouden en telkens bij gedeelten herzien. De tweede alfabetische catalogus werd aangevuld met de titels van 1886 af, en wordt nu op het bovenportaal, dat daartoe nog eerst nader betimmerd moest worden, opgesteld. De opstelling zou reeds in 1916 hebben plaats gehad, maar de noodige kastjes waren van de gewone Brusselsche fabriek niet te krijgen, zoodat ten slotte tot afzonderlijken aanmaak moest worden besloten, wat natuurlijk langer duurde, en ook belangrijk hooger kosten gaf.
De groote, zich steeds uitbreidende tijdschriftencatalogus werd, als altijd, bijgehouden, en aan de complete en eenvormige redactie der titels werd door den Conservator A.A. Ganderheijden geregeld voortgewerkt.
Alle werkzaamheden ondergingen groote vertraging door den hiervoor reeds vermelden aanleg van centrale verwarming in het voorgebouw. De bedoeling was geweest, dat deze reeds vóór den winter in gebruik zou worden gesteld, maar telkens nieuwe moeilijkheden van aanleg en materiaal hielden het werk sleepend; het bracht telkens weer geheele vertrekken, geheele boekencomplexen onder lagen stof en kalk, dwong tot sluiting van lokalen en tot buitengewone maatregelen voor schoonmaak enz. Toch slaagden we er in, den dienst met uitzondering van weinige dagen, doorloopend gaande te houden. Alleen tijdens den aanleg in lees-, studiezaal en bureau moesten deze lokalen geheel gesloten worden. Veel langer, ettelijke maanden zelfs duurde de sluiting van Vondelmuseum en Bibliotheca Rosenthaliana, daar in de lokalen waar deze verzamelingen opgesteld zijn, de schoorsteenmantels weggebroken en door een nieuwen schoorsteen voor denverwarmingskelder vervangen moesten worden. Natuurlijk werden de bezoekers, die boeken uit deze verzamelingen noodig hadden, toch zooveel mogelijk geholpen. Voor de plaatsing der boeken in de Rosenthaliana werd de uitbreiding, waarvan in het vorige verslag sprake was, gevonden door een nieuwe trapverbinding opwaarts en betimmering van een deel van een zolder tot boekenmagazijntje. Over de nieuwe plaatsing na deze uitbreiding zal eerst het volgende verslag bericht kunnen geven.
Van het Vondelmuseum verscheen het 7e verslag, waarbij eene studie van den heer J.F.M. Sterck gevoegd is over de vriendschap tusschen Vondel en den joodschen geleerde en boekdrukker Jos. Athias.
Omtrent de Bibliotheca Rosenthaliana werd het jaarverslag uitgebracht in de bestuursvergadering van het George Baron Rosenthal-fonds op 24 Februari 1917, en in de dagbladen en in het tijdschrift ‘Het Boek’ werd hiervan een overzicht gegeven, waarnaar ik meen te mogen verwijzen, te meer daar over de uitbreiding der localiteit en over het bezoek de gegevens hierboven en in de tabel hierna te vinden zijn.
Over de nieuwe bibliotheekgebouwen kan ik ditmaal kort zijn. Het gebouw aan de Handboogstraat, tot uitbreiding van het boekenmagazijn, is in wording, en zal na velerlei moeielijkheden en oponthoud, toch in 1917 wel in hoofdzaak gereed komen. Het is meer dan dringend noodig; reeds zijn herhaaldelijk nieuwe rekken, en andere noodhulpmaatregelen te baat genomen, alleen om de geregelde plaatsing niet al te zeer tegen te houden.
Daarentegen is het groote plan voor een nieuw bibliotheekgebouw nog slechts als desideratum vermeld in de op elkaar volgende bibliotheekverslagen. Voor de noodzakelijkheid ervan kan ik dus daarnaar, met name naar het verslag over 1915 verwijzen. Eerstdaags hoop ik echter bij afzonderlijk schrijven een voorstel te doen, om nu tot het maken van een ontwerp over te gaan, opdat de uitvoering moge volgen wanneer er weer normale toestanden zullen zijn ingetreden.
De bibliothecaris,
C.P. Burger Jr.
Hierop volgt, als altijd, de bezoeksstatistiek en het aanwinstenlijstje. De eerste die we reeds in Januari 1916 gaven, her- | |
| |
halen we hier, met bijvoeging van de cijfers over 1917.
Statistiek over de jaren 1916 en 1917.
Aantal bezoeken.
|
|
|
1916. |
1917. |
Bureau en Leeszaal (over dag) |
|
31846 |
40876 |
Studiezaal (over dag) |
|
43710 |
53069 |
Bibliotheca Rosenthaliana. |
|
1803 |
1162 |
Vondelmuseum. |
|
296 |
176 |
Des avonds |
|
9600 |
8596 |
|
|
__ |
__ |
|
Totaal |
87255 |
103879 |
Hoogste cijfer op één (geheelen) dag |
|
872 |
602 |
Hoogste cijfer op één avond |
|
58 |
108 |
Aantal geraadpleegde boeken.
|
Bureau en Leeszaal |
|
85667 |
100193 |
Studiezaal |
|
124346 |
160098 |
Bibliotheca Rosenthaliana. |
|
4532 |
2928 |
|
|
__ |
__ |
|
Totaal |
214545 |
263219 |
Hoogste cijfer op één dag |
|
1009 |
1407 |
Aantal uitgeleende boeken.
|
In de stad |
|
18053 |
20457 |
Buiten de stad |
|
4266 |
3576 |
Bibliotheca Rosenthaliana. |
|
2288 |
2153 |
|
|
__ |
__ |
|
Totaal |
24607 |
26186 |
Hoogste cijfer op een dag |
|
234 |
479 |
Aantal handschriften.
|
Geraadpleegd |
2039 |
3042 |
Uitgeleend |
413 |
457 |
Aantal kaarten.
|
Geraadpleegd |
148 |
326 |
Uitgeleend |
3 |
22 |
Aanwinsten over 1916.
|
Aantal geregeld inkomende tijdschriften en vervolgwerken |
3233 |
Nieuw ingeschreven boeken |
2810 |
Nieuw ingeschreven dissertaties |
253 |
Aanwinsten van het Wiskundig Genootschap ‘Een onvermoeide arbeid komt alles te boven’ |
24 |
Aanwinsten van de Paedagogische Bibliotheek |
180 |
Aanwinsten van de Maatschappij tot bevordering der geneeskunde |
64 |
Aanwinsten van het Aardrijkskundig Genootschap |
328 |
Aanwinsten van het Evangelisch Luthersch seminarium |
21 |
Aanwinsten van de Maatschappij tot bevordering der toonkunst |
6 |
Aanwinsten van de Vereeniging voor Noord Nederlands muziekgeschiedenis |
1 |
Aanwinsten van de Maatschappij voor tuinbouw en plantkunde |
24 |
Aanwinsten van de Algemeene Pharmaceutische Bibliotheek |
4 |
's Gravenhage. - Koninklijke Bibliotheek.
Het verslag over 1916, met de aanwinstenlijst en registers, vormt een dik boek van XLVIII + 454 bladzijden. Wij ontleenen er het volgende aan:
Aan de restauratie der verschillende benedenzalen van het hoofdgebouw werd dit jaar met ijver voortgewerkt, maar de omvangrijke voorzieningen te treffen tot herstel van de Louis XV-zaal, die geheel van ouden luister was ontdaan en waarin niet alleen schoorsteen en spiegel was te plaatsen, doch ook de geheele betimmering vernieuwd en veranderd moest worden - dit alles heeft geruimen tijd genomen, zoodat ook nog een groot gedeelte van het komende jaar zal moeten worden gebruikt eer de kamer geheel in orde is gemaakt. Het werk is met zooveel uitnemende zorg aangevat dat ik hier reeds, ondanks het gebrek aan voltooiing, mijn dank moet uitspreken aan den Rijksbouwmeester en zijn ambtenaren, die volgens de beschikking van den Min. v. Waterstaat de restauratie op zich hebben genomen.
Thans blijft nog slechts één lokaal over, dat een eenvoudige herstelling behoeft en dan kunnen wij het werk dat jaren heeft geduurd, als afgeloopen beschouwen. De Kon. Bibl. heeft daardoor een complex van vertrekken gekregen, zooals waarschijnlijk geen andere bibliotheek ter wereld bezit.
Bij Kon. Besl. van 23 Juni 1916 werd met ingang van 16 Aug. eervol ontslag verleend aan den heer J.H.D. Kautzmann, wetenschappelijk assistent Ie klasse, die gedurende meer dan 36 jaar voor onze bibliotheek werkzaam is geweest en zich had doen kennen als een ijverig ambtenaar die met liefde
| |
| |
en nauwgezetheid zijn taak vervulde. Een sloopende ziekte had hem aangetast, en het afscheid werd eenige maanden later gevolgd door zijn dood. In zijn plaats werd tot Conservator der Afd. Geschiedenis, Aardrijkskunde en Folklore benoemd mej. Dr. E.M.A. Timmer. Bij hetzelfde Kon. Besl. werd mej. A. de Kempenaer bevorderd tot Wetenschappelijk Assistente Ie klasse. Reeds vroeger was zij begonnen haar goede zorgen te wijden aan den catalogus voor de Fransche en Italiaansche letterkunde en kon daarom met gerustheid door den Bibliothecaris tot verhooging in rang worden voorgedragen. Met ingang van 1 April 1916 werd de assistent W.J. Boogmans W. Jz. bevorderd tot adjunct-amanuensis. Ter versterking van het personeel der afd. Documentatie werd tot assistent benoemd mej. A. Lankhout, die reeds ruim 5 jaar als volontair was werkzaam geweest. Tot tijdelijk assistent bij de Administratie werd F. Baronner benoemd; eindelijk werd W.F. Essenbergtot bediende aangesteld.
De nachtdienst ter bewaking van de gebouwen der Kon. Bibl. en van het Kon. Penningkabinet bleef aan twee nachtwakers toevertrouwd, die elkander om den nacht afwisselden.
Sinds 1 Juni kon de Conservator der afdeelingen Handschriften en Kunst, Dr. A.W. Bijvanck, die bij de landweer was opgeroepen, het werk aan zijne afdeeling weder geheel hervatten; het zelfde was het geval, maar eerst tegen het einde van het jaar, met de assistenten K.H.F. Klasing en L.H.C.P. Mori.
De firma J.B. Wolters te Groningen en de heer E.E. Eckstein alhier gingen voort met de jaarlijksche gaven van boeken aan de Koninklijke Bibliotheek. Bijzonder mag de aandacht worden gevestigd op de aanzienlijke gift van mevr, de douairière de Beaufort geb. van Dedem, die uit de nalatenschap van mevr. H. Lecky geb. van Dedem aan de Bibliotheek een belangrijke verzameling schonk van brieven aan den heer W.E.H. Lecky, lid van het Parlement, gericht. Daarin zijn de meeste namen vertegenwoordigd van het Engelsche staatkundig en gees. telijk leven uit het einde van de 19e eeuw; men vindt daaronder staatslieden als Joseph Chamberlain, wijsgeeren en schrijvers als Thomas Carlyleen Fred. Harrison, dichters als Alf. Tennyson en Matthew Arnold, geschiedschrijvers als James Froude, schilders als Millais en Watts - in 't kort: deze brieven geven ons een beeld van de Engelsche maatschappij op een bepaald tijdstip. Ze zijn een groote aanwinst voor onze Bibliotheek; laat ons hopen dat anderen het voorbeeld van mevr, de Beaufort zullen volgen en op dergelijke wijze mede willen werken tot den luister onzer boekerij.
Uit de statistische opgaaf aan het eind van dit verslag blijkt al weder de vermeerdering van het bezoek der Leeszaal en van de uitleening van boeken; het zal onnoodig zijn in bijzonderheden als in vorige jaren gebeurd is, die vermeerdering aan te toonen. De cijfers blijven progressief en daarmede moest gepaard gaan een vermeerderde inspanning van bureau en administratie. Het kostte moeite om voortdurend naar den eisch den dienst te blijven vervullen, omdat niet alleen ten gevolge van de mobilisatie het personeel onvoltallig was, maar ook daarenboven ziekten voorkwamen die van tijd tot tijd hoogst noodige krachten deden missen. De moeielijkheden werden echter overwonnen dank zij den buitengewonen ijver en zorg van de Administratie en de ambtenaren van het Bureau.
De Bijlage B die de aanwinsten der Bibliotheek van dit jaar bevat, geeft eene voorstelling van de vermeerdering van den boekenschat. Weder dient opgemerkt te worden, dat aan verschillende aanvragen door de beperking van het toegestane crediet niet kon worden voldaan, en dat de druk van catalogussen en het inbinden van de uitgebreide collectie van couranten moest achterwege blijven.
De handschriftenverzameling onderging weder een groote uitbreiding, zooals de lijst achter dit verslag gevoegd, zal aantoonen. Ik meende gebruik te moeten maken van den oorlogstoestand in Europa, die verschillende particuliere collecties in auctie deed komen en verspreidde, om diè brieven en stukken, welke vroeger door de geringe aandacht daaraan besteed, ons land hadden verlaten weder zooveel mogelijk bijeen te brengen voor opberging in onze historische en andere verzamelingen. Wat kerkelijke handschriften betreft, ben ik hierin bijna in
| |
| |
het geheel niet geslaagd; niet, dat ik mij geen moeite heb gegeven of de voorwerpen die in den handel kwamen, niet onder de oogen heb gehad, maar zij waren òf weinig belangrijk òf er werden zulke opzienbarende prijzen voor gevraagd, dat wij ons moesten onthouden. Ook van de alba bepaalde zich de vermeerdering maar tot een enkel stuk: het reisalbum van mevrouw van der Chijs, één der voorgangsters van de vrouwenbeweging in ons land, die een reis door het Oosten heeft gemaakt en daarvan als herinnering een menigte inschriften eneen paar teekeningen in haar album heeft meegebracht.
Daarentegen mag dankbaar melding worden gemaakt van de hulp en de medewerking ondervonden van de verschillende handelaars in autographen en handschriften, zoowel hier te lande als in in Frankrijk, Duitschland en Engeland. In de eerste plaats mag daaronder worden genoemd de heer Charavay te Parijs, die met uiterste zorg belangrijke stukken voor ons bijeenbracht uit Fransche collecties. Zoo gelukte het mij om bijna op alle punten belangrijke leemten aan te vullen. Hadden wij een vorig jaar door geschenk brieven van Hugo de Groot aan Joachim de Wicquefort verkregen, thans groeide onze verzameling aan door een aantal brieven van De Wicquefort zelf.
De oudere geschiedenis van het huis van Oranje-Nassau kon ook weder met stukken van beteekenis worden aangevuld, zoo voor de geschiedenis van Graaf Hendrik III van Nassau.
Wat betreft den 8o-jarigen oorlog was de oogst zeer ruim. Ik noem alleen brieven van den Hertog van Anjou, van Maurits en Frederik Hendrik, van den gezant Du Maurier en een menigte andere stukken die samen een belangrijk dossier vormen en meestal betrekking hebben op de verhouding der Republiek tot Frankrijk.
Ook voor de latere geschiedenis der Republiek is veel verzameld o a. brieven en stukken van Willem III, Willem IV en Willem V, waaronder enkele hetzij van groot hetzij van intiem belang, stukken over de negociaties van den Spaanschen Successieoorlog, berichten van gezanten uit Nederland enz. Ook gelukte het mij een klein dossier van brieven uit den tijd van den vierden Engelschen zeeoorlog te koopen, waarin melding wordt gemaakt van den toestand onzer bezittingen in Voor-Indië. De Bataafsche Republiek en de geschiedenis van het Koninkrijk Holland is eveneens vertegenwoordigd en wel met enkele belangrijke stukken tot het jaar 1850 toe. Een van de interessantste aanwinsten is zeker een dossier brieven van Raffles die maar voor een gedeelte waren gepubliceerd.
Door de afdeeling voor Documentatie werd voortdurend groote zorg besteed aan de bibliographie der tijdschriften, geregeld maandelijks verschijnende, en vooral werd er naar gestreefd om het register, dat zoo buitengewone inspanning vereischt, meer en meer tot een nuttig instrument te maken - een werk dat ook algemeen wordt gewaardeerd. De uitgave der ‘Documenten voor de economische crisis van Nederland in oorlogsgevaar’, die dit jaar geheel neerkwam op de schouders van den conservator der Afdeeling, heeft eenige ongewenschte en niet-bedoelde vertraging ondervonden, zoodat maar twee afleveringen dit afgeloopen jaar het licht zagen. Een van de hoofdredenen hiervan was, dat wij moesten bemerken, hoe verschillende onderwerpen, die door ons waren opgezet en voorbereid, door afzonderlijke commissies en gemeenten zelf werden behandeld, hetzij in aparte publicaties, hetzij in artikels van tijdschriften of couranten. Men moet dus het werk van de Afdeeling niet alleen beoordeelen naar wat zij tot stand bracht, maar ook naar wat zij voorbereidde doch niet tot voltooiing kon brengen.
De andere afdeelingen der Bibliotheek: Rechts- en Staatswetenschap; Geschiedenis, Aardrijkskunde en Folklore; Letterkunde; Kunst en Handschriften, hielden zich voornamelijk bezig met het catalogiseeren zoowel van de nieuw ingekomen boeken en handschriften als van het oude bestand der Bibliotheek, waarbij ook de seriën der tijdschriften aan een doorgaand onderzoek werden onderworpen. Voor Rechts- en Staatswetenschap was het Internationaalen Burgerlijk Recht dat vooral de aandacht vroeg; voor de Geschiedenis werd een nieuwe catalogus opgesteld voor Nederland met verkorte titels ter vergemakkelijking van het gebruik en bezuiniging van kosten
| |
| |
Ook werd een lijst opgemaakt van biographieёn uit verzamelwerken en tijdschriften.
De groote verzameling van Folklore is nu geheel geordend.
Van de Letterkunde werd de Nederlandsche Letterkunde voltooid, evenals de Fransche en de Italiaansche met een belangrijk gedeelte van de Duitsche, want het is de bedoeling om voor de hoofdpersonen der Letterkunde als Dante, Shakespeare en Goethe, over welke de litteratuur jaarlijks zoozeer aangroeit, uitvoerige catalogussen te maken, die tot gids kunnen dienen in dit bijna onbegrensde veld.
Wat de Kunst betreft, kon de conservator der Afdeeling, zooals reeds is gemeld, sinds het laatste halfjaar weder het geheel van zijn tijd wijden aan het catalogiseeren van de boeken en handschriften, en het opstellen van de werken in de nieuw ingerichte zalen der Bibliotheek.
Met het drukken van den catalogus der handschriften, reeds zoo lang voorbereid, zal een begin worden gemaakt zoodra de gelden daarvoor beschikbaar zijn.
Ik mag deze afdeeling niet voorbij gaan, zonder er nog eens op te wijzen, hoezeer de kostbare handschriften met miniaturen door de vroeger gevolgde manier van bewaring en tentoonstelling hebben geleden en hoe noodig het is, dat er buitengewone zorgen worden besteed aan hun restauratie.
De cijfers aan het einde van dit verslag geven een duidelijk blijk van de uitbreiding van het gebruik der Bibliotheek en van de telken jare grooter wordende zendingen naar de verschillende gemeenten van ons land.
Hierbij wordt de opmerking van het vorige jaar herhaald, dat de ruimte voor het Bureau, waar het publiek den grooten alphabetischen catalogus der Bibliotheek consulteert, voor den al sterker wordenden drang van het bezoek te beperkt wordt, zoodat in een vergrooting der lokalen zal moeten worden voorzien.
Achter het verslag volgt als Bijlage A een lijst van schenkers (II blz.), als Bijl. B een lijst van de nieuw verworven handschriften (22 bladz.) en drukwerken (354 bladz.). Deze laatste bestaat uit twee deelen (Ie en 2e halfjaar), elk een completen, systematisch geordenden catalogus vormend; bij elken titel zijn de plaatsing-nummers mede gedrukt. Nog volgen drie met zorg bewerkte registers: op de auteurs; op de titels in ééne systematische orde, nu zeer verkort, gedrukt en verwijzende naar de bladzijde waar de volledige titel te vinden is; en op de biografieën. Als bijlage C volgt een statistiek over 1916 in tabelvorm, die in totaal 107608 personen, 71200 leeszaalbezoekers, 36408 leeners, 336821 boekwerken, 55546 uitgeleende werken aangeeft. De meeste dezer cijfers, en ook die voor de afzonderlijke vakken, wijzen, vergeleken bij het vorige jaar, eene stijging aan.
|
|