Het Boek. Jaargang 7
(1918)– [tijdschrift] Boek, Het–
[pagina 109]
| |
Een brief van Ali Pacha aan Napoleon.In 1875 kwam de Gemeente Amsterdam door schenking van den erfgenaam van den heer P.A. Diederichs, in het bezit van eene prachtige collectie brieven van meerendeels beroemde personen van alle nationaliteiten. De meeste hiervan zijn in den handschriftencatalogus der Universiteitsbibliotheek gecatalogiseerd en dus voor het publiek te vinden. Eene belangrijke afdeeling in deze verzameling vormen de Italiaansche brieven, welke met die van andere Zuid-Europeesche naties in den laatst verschenen Hss-catalogus vermeld zijn. Deze afdeeling bevat brieven van allerlei aard en afkomst: de heer Diederichs blijkt een van die verzamelaars geweest te zijn, zooals we er vele kennen, koopend uit lust om te koopen, zonder zich er veel om te bekommeren, of datgene, wat ze in eigendom krijgen, waarde heeft of niet. Het meerendeel van de brieven was zelfs voor hem niet toegankelijk, daar hij de taal, waarin ze geschreven zijn, niet kende: vaststaat, dat hij geen woord Italiaansch verstond. In die Italiaansche collectie nu, bevinden zich brieven, die wel verdienen in ruimer kring bekend te worden. De Italiaansche professor Francesco Novati, die in 1896, op een rondreis door ons land, de verschillende bibliotheken bezocht, was blijkbaar dezelfde meening toegedaan: hij nam er met groote belangstelling kennis van en gaf er eene beschrijving van in de ‘Rassegna Bibliografica della Letteratura Italiana’ II-IVGa naar voetnoot1), daaraan toevoegende een afdruk van verscheidene brieven van schrijvers, die in Italie op politiek en literair gebied een zekeren naam hadden. Tevens deed hij eene poging om de vermoedelijke plaats van afkomst er van vast te stellen, wat hem, ondanks veel moeite en scherpzinnigheid, niet is gelukt: hij bracht het niet verder dan tot het stellen van enkele hypothesen dienaangaandeGa naar voetnoot2. | |
[pagina 110]
| |
Bij het doorbladeren van den catalogus viel mijn oog op een in het Italiaansch geschreven brief van Ali Pacha van Janina aan Napoleon Bonaparte - door Novati waarschijnlijk niet gezien, omdat hij met de brieven van Turken en Grieken tot eene andere afdeeling gebracht was - dien ik echter belangrijk genoeg vind, om hem hier af te drukken, daar hij ons een aardigen kijk geeft op de verhouding van den schrijver tot Napoleon alsmede op den jarenlangen strijd van het plaatsje Parga tegen den hebzuchtigen, bloeddorstigen Turk. De brief werd geschreven den 27en December van het jaar 1807, toen Napoleon te Venetie vertoefde, en luidt als volgt: 27. December. 1807. | |
[pagina 111]
| |
Allereerst dan is in bovenstaanden brief sprake van het plaatsje Parga, dat aan Ali Pacha bezorgt ‘somma pena’ en waarvan hij beweert, dat het hem in leen is gegeven door de Porte. Parga is een klein plaatsje, dat ligt op de kust van Epirus, tegenover het eiland Paxos, op ± 80 K M. afstand van JaninaGa naar voetnoot1). Gesticht ten tijde van den val van het West-Romeinsche Keizerrijk, vormde het van 1401 af een republiekje onder protectoraat van Venetie, welks vertegenwoordiger daar ter plaatse den titel had van Proveditore. Over 't algemeen gedroegen de Parganioten zich weinig dankbaar tegenover hunne beschermers; toch bleven de Venetianen hen protegeeren, totdat de vrede van Campo Formio in 1797 daaraan een einde maakte, waardoor Venetie geschrapt werd uit de rij der groote Europeesche staten en zich moest buigen onder het juk van Napoleon. Bij dien vrede kwamen de Ionische Archipel en de steden op het vasteland van Turkije: Prevesa, Parga, Vomitza en Botrinto, aan de Franschen. Dit was een doorn in het oog van den hebzuchtigen Ali Pacha, den machtigen vazal van de Porte, van wie hij slechts in naam afhankelijk was. Voortdurend loerde hij op een gunstige gelegenheid, om zich met geweld er van meester te maken. In 1798 rustte hij in het geheim een legertje uit, waarmee hij de niets kwaad vermoedende stadjes plotseling overviel. In korten tijd werden ze, ondanks den heldhaftigen tegenstand der Franschen, die wonderen van dapperheid verrichtten tegen een overmacht van vijanden, veroverd, geplunderd en uitgemoord. Slechts Parga ontsnapte als door een wonder aan het verderf, doordat een Russisch escader onder bevel van admiraal Ouchakof in de Ionische baai verscheen en er plechtig bezit van nam in naam zijns keizers. Vol machtelooze woede zag Ali Pacha zich genoodzaakt van het zoo vurig begeerde plaatsje af te zien. Later legde hij alle mogelijke listen en lagen om het in bezit te krijgen: telkens zag hij zich zijn prooi ontsnappen: Parga was en bleef onafhankelijk. Toen de Illyrische provinciën onder Fransche heerschappij geraakten, deed Ali Pacha zijn uiterste best om op vriendschappelijken voet te komen met Napoleon. Tot zekere hoogte gelukte hem dat: hij kreeg zelfs een prachtig vuurwapen van Napoleon ten geschenke en, om de vriendschapsbanden nog nauwer aan te halen, werd er een Fransch consul-général naar Janina gezonden om daar te resideeren. | |
[pagina 112]
| |
In het diepst van zijn hart echter had Ali Pacha een doodelijken haat tegen Napoleon en de Franschen, wegens hunne machtige staatkundige en politieke positie, door hunne onmiddellijke nabijheid na de verovering van de Ionische en Illyrische provincies; maar vooral misgunde hij hun het bezit van Parga, wat hem tot toen toe niet gelukt was meester te worden. Huichelachtig als hij was zag hij er niet tegenop in 't geheim onderhandelingen met Engeland aan te knoopen; in 't openbaar echter betoonde hij zich een grooten vriend van Napoleon. Van die vriendschap moet ook getuigenis afleggen de bovenstaande brief: Hoe vriendelijk en zalvend zijn de woorden; hoe onderdanig is de toon! Nauwelijks heeft hij gehoord van de gelukkige aankomst van Napoleon te Venetië, of hij haast zich uiting te geven aan zijn gevoelens van eerbied en vereering jegens hem. Hij brengt in herinnering, dat Napoleon hem vroeger rekende onder het aantal der ‘suoi piu zelanti e fedeli seguaci’ en hoopt, dat Napoleon hem ook thans, nu hunne rijken aan elkaar grenzen, niet zal vergeten en hij roept ootmoedig zijn hulp in: vele dingen zijn er n.1. die hem kwellen en onaangenaamheid veroorzaken. Hij zal die niet alle opnoemen ‘per non tediare la Maestà Vostra Imperiale e Reale’. Hij verlaat zich op des keizers grootmoedigheid en goedheid, welke deze zoo vriendelijk was hem te toonen. Slechts één ding smeekt hij ootmoedig doch vurig: de teruggave van Parga, het weerspannige Parga, dat zoovele jaren weerstand bood aan zijn listen en lagen en dat toen juist bezet was door des Keizers Gouverneur Cesar Berthier. Hij hoopt vurig, dat de keizer hem dat niet zal weigeren, ‘per quietare il turbamento del mio spirito’ en opdat de geheele wereld zal kunnen zien, hoe groot Napoleons welwillendheid en vriendelijkheid zijn jegens hem. Deze brief is een bewijs te meer van de huichelachtigheid van Ali Pacha. Hoewel we het antwoord van Napoleon niet kennen, leert de geschiedenis ons echter, dat hij zich niet om den tuin heeft laten leiden door de zoetsappige woorden van Ali Pacha. Dat hij, nadat hij tot inzicht was gekomen, dat list noch geweld hem iets mochten baten ten opzichte van de Parganioten, een beroep heeft gedaan op Napoleons welwillendheid, was naar 't schijnt onbekendGa naar voetnoot1). Verder leeren we er nog een kleine bijzonderheid uit | |
[pagina 113]
| |
n.l. dat het Cesar Berthier was, die in 1807 keizerlijk gouverneur werd. Van hem wordt in de biografische woordenboeken nagenoeg niet gesproken. Alleen in het aangehaalde groote werk over Parga vindt men iets meer over hem. Wat de verdere geschiedenis van het betwiste Parga betreft: tot 1814 bleef het onder Fransch protectoraat. Toen deed Ali Pacha weder een verwoede poging om het in handen te krijgen. De Franschen waren echter op hunne hoede. Nogmaals - maar voor het laatst - werden de Turken verslagen. Weinig erkentelijk voor den geboden steun, leverden de Parganioten het Fransche garnizoen verraderlijk over aan de Engelschen, maar plukten weldra de vruchten van hun verraad: de Engelschen verkochten hen aan Ali Pacha, van wien ze met veel moeite gedaan kregen, dat ze de stad mochten verlaten voordat de Turken er hun intocht hielden. Zoo had den 10en Mei 1819 de droeve uittocht plaats van de laatsten der Parganioten, naar hun ultima Thule, Corfoe, waar ze onder bescherming der Engelschen verder leefden.
J. Berg. |
|