Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het Boek. Jaargang 7 (1918)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het Boek. Jaargang 7
Afbeelding van Het Boek. Jaargang 7Toon afbeelding van titelpagina van Het Boek. Jaargang 7

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8.26 MB)

Scans (300.00 MB)

ebook (4.85 MB)

XML (1.24 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek
non-fictie/boekwetenschap


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het Boek. Jaargang 7

(1918)– [tijdschrift] Boek, Het–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Uit Noord- en Zuid-Nederlandsche bibliotheken.

Alkmaar. - Stedelijke Bibliotheek. - Verslag over 1916 (3e deel van het Verslag over Archief, Museum en Bibliotheek der gemeente).

‘De bibliotheek bleef zich geleidelijk uitbreiden door aankoop van 44 en aanbieding of toezending van 178, dus te zamen 222 nummers. Hiervan betroffen 32 vervolgwerken, verder 39 verslagen en 5 overdrukken, zoodat er 151 nieuwe titels in den kaartcatalogus konden opgenomen worden. Er werden 70 boekdeelen uitgeleend, andere ter plaatse geraadpleegd. Het is niet te vorderen, dat elk vak van wetenschap in onze boekerij - die niet naast eene universiteit staat - althans door eenige standaardwerken wordt vertegenwoordigd, maar hare meer belangrijke afdeelingen: nederl. plaats- en levensbeschrijving, geschiedenis (politieke, economische en kerkelijke) en letterkunde, zijn door haar omvang en gehalte belangrijk genoeg om de eischen van menig belangstellende te bevredigen.’

Na opgaaf van de titels van de aanwinsten volgt een afscheid van den Gemeente Archivaris, na een buitengewoon lange toewijdende werkzaamheid aan het hoofd van het Museum, het Archief en de Bibliotheek der gemeente Alkmaar. Ieder die den nu hoog bejaarden, kundigen en altijd werkzamen Archivaris ‘tzij persoonlijk of door briefwisseling of ook enkel door zijn werken kent, zal dit eenvoudige afscheidswoord zeker met sympathie lezen.

‘Hiermede eindig ik mijn 42e, en zeer waarschijnlijk laatste jaarverslag van het Stedelijk Museum, waarbij nu ook sedert 9 jaren dat van het gemeente-archief is gevoegd, zoodat alle verslagen over de gemeentelijke verzamelingen van geschiedenis en kunst, evenals te Utrecht en Delft, thans bijeen verschijnen. De samenstelling der verslagen is mij altijd een genoegelijke arbeid geweest, omdat ik steeds mocht gewagen van verschillende blijken van belangstelling, van den groei in omvang en beteekenis der verzamelingen, vooral wat de bibliotheek en de alkmaarsche prentverzameling betreft, die alle vroegere verwachting overtreffen en wedijveren met die van gemeenten van dezelfde, zelfs meerdere grootte.

Mijn hooge leeftijd en ouderdomgebreken hebben mij al een paar jaren er aan herinnerd, dat mijn werk ook op dit punt ten einde liep, en met het oog daarop heeft mijn adjuncte dien tijd het journaal bijgehouden, dat de bouwstoffen voor het jaarverslag moet leveren. Niettemin heb ik de verslagen tot nu toe zelf in elkaar gezet; moger mijn opvolgers in deze zich er met niet minder genoegdoening aan wijden.’

 

Amsterdam. - Leesmuseum. - Jaarverslag over 1917.

In voor ons bijzondere omstandigheden worden wij geroepen verslag uit te brengen over het afgeloopen Genootschapsjaar. Immers berustte het bestuur tot 1 December in handen van onze voorgangers en waren wij slechts gedurende de laatste maand van dat jaar in functie. De notulen der Algemeene Vergaderingen en de circulaires, door het

[pagina 150]
[p. 150]

vorige Bestuur tot de Leden gericht, hebben ons dus in hoofdzaak de bouwstoffen voor dit verslag moeten verschaffen.

De gewone jaarvergadering werd op 26 Maart 1917 gehouden. In de vacatures, ontstaan door het periodieke aftreden van de Heeren Dr. S. v.d. Horst, E. de Jongen Prof. Dr. Ed. Verschaffelt, werd toen voorzien door herbenoeming van de Heeren de Jong en Verschaffelt en door verkiezing van den Heer Dr. J.C. Schippers. De Heer Dr. v.d. Horst die - het zij hier dankbaar herdacht - sinds 1883 in het Bestuur zitting had, wenschte wegens gevorderden leeftijd geen hernieuwing van zijn mandaat te aanvaarden.

In die vergadering wees de Voorzitter van Commissarissen er op, dat het reeds eerder dreigende tekort op de exploitatie-rekening in 1916 een feit was geworden en dat Commissarissen in den loop van 1917 voorstellen zouden doen, die den financiëelen toestand van het Leesmuseum op meer hechte grondslagen moesten vesten. Bij rondschrijven van 18 Juni werd den Leden een plan van reorganisatie voorgelegd.

Om tot blijvende vermeerdering van inkomsten te geraken, stelden Commissarissen voor, de contributies in het algemeen te verhoogen, en, door het instellen van ‘talrijker vormen van lidmaatschap’, dit voor uitgebreider kring aantrekkelijker te maken. Om echter den financiëelen achterstand in te halen en zich te wapenen tegen een tijdelijken teruggang der inkomsten tengevolge van het uittreden van hen, die de verhoogde contributie niet zouden wenschen te betalen, oordeelden Commissarissen het tevens noodzakelijk een beroep te doen op de offervaardigheid der Leden, hun verzoekende gedurende vijf achtereenvolgende jaren een vrijwillige bijdrage ter beschikking te stellen. Mocht echter de uitslag der enquête de vrees wettigen, dat vele Leden bij contributieverhooging zouden uittreden, en mocht de toezegging van giften in totaal blijven beneden ƒ 4000.- per jaar, dan zouden Commissarissen bezwaar moeten maken de verantwoordelijkheid langer te blijven dragen en moeten overwegen de liquidatie van het Genootschap voor te stellen.

Het resultaat van de op deze circulaire ontvangen toezeggingen was naar de meening van Commissarissen onvoldoende. Daarom riepen zij op 24 September de Leden bijeen tot een Buitengewone Algemeene Vergadering tegen Donderdag 1 November, met als eenig punt van behandeling: Voorste! om over te gaan tot ontbinding van het Genootschap.

Deze aankondiging maakte grooten indruk tot ver buiten den kring der Leden. Men gaf zich rekenschap van het verlies, dat het intellectueele Amsterdam zou lijden indien deze instelling - die sinds 1800 zooveel nut heeft gesticht - moest te gronde gaan; men gevoelde, dat het behoud van het Leesmuseum belangrijke offers waard moest zijn; men begreep, dat de uiterste pogingen moesten worden gedaan om het te redden. Deze stemming werd belichaamd in het voorstel van een 12-tal Leden, om op de Vergadering een Commissie te benoemen, die - in overleg met Commissarissen - nog eens naar middelen zou zoeken om liquidatie te voorkomen.

Op de Vergadering van 1 November lichtte de Voorzitter den uitslag der enquête, die per rondschrijven van 8 October ter kennis der Leden was gebracht, nader toe en deelde mede, dat Commissarissen, na het mislukken hunner pogingen om langs den voorgestelden weg de financiën te regelen, nog eens andere plannen in overweging hadden genomen, maar tot het resultaat waren gekomen, dat deze geen uitzicht op verbetering boden, waarom zij eenstemmig hadden besloten, bij verwerping van het voorstel tot liquidatie, gezamentlijk ontslag te nemen.

Tevergeefs trachtten verschillende Leden de Commissarissen te bewegen op hun voornemen terug te komen en althans het voorstel der 12 het eerst in stemming te brengen. Commissarissen bleven bij hun besluit.

Het voorstel tot ontbinding werd daarna door de ongeveer 250 aanwezige stemgerechtigde Leden met nagenoeg algemeene stemmen en onder groot enthusiasme verworpen, waarop het geheele Bestuur tegen 1 December ontslag nam.

In de Buitengewone Algemeene Vergadering van 20 November werden, uit de door het Bestuur uit de opgegeven candidaten samengestelde aanbevelingslijst van drie personen voor elk der negen vacatures, gekozen de Heeren: A. Asscher, Prof. Dr. H. Ba-

[pagina 151]
[p. 151]

vinck, J.E.J. Bonnike, E. van Dien, Mr. Joh. M. Jolles, Jos. Loopuit, Mr. E.S. Orobio de Castro Jr., Mr. Dr. C. Sleeswijk en Ir. J. Straub. In de plaats van Prof. Dr. H. Bavinck, die de benoeming niet aanvaardde, werd ter vergadering van 27 December Dr. H. Timmer tot Commissaris gekozen.

Het nieuwe Bestuur heeft op 1 December het beheer overgenomen en daarmede het mandaat aanvaard om te trachten het Leesmuseum voor Amsterdam te behouden en zijn voortbestaan in waardigen vorm te verzekeren.

Aan de afgetreden Commissarissen - van wie velen jaren lang met groote toewijding de belangen van het Leesmuseum hebben behartigd - zij hier dank gebracht voor hun beheer. Waar zij meenden er niet in te zullen slagen het Leesmuseum in stand te houden en langs geen enkelen weg kans zagen het evenwicht tusschen inkomsten en uitgaven te herstellen, moeten wij hun besluit, om niet langer de verantwoordelijkheid te dragen, eerbiedigen ook al is hun standpunt niet het onze.

Dat wij het ons toevertrouwde mandaat hebben aanvaard, moge voor U het bewijs zijn, dat wij in een betere toekomst van het Leesmuseum gelooven en in het enthusiasme, in de vergadering van 1 November tot uiting gekomen, een waarborg zien, dat wij kunnen rekenen op de offervaardigheid van de vele vrienden, die het Genootschap heeft, maar dat toch door de overgroote meerderheid der Leden wordt begrepen, dat voor een onbezorgd en krachtig voortbestaan van het Leesmuseum de medewerking van allen noodzakelijk is.

De ondervinding, door ons sinds 1 December opgedaan, geeft ons alle reden te verwachten, dat ons vertrouwen niet zal worden beschaamd en dat de voorstellen, die U tegelijk met dit verslag in druk worden toegezonden, welwillend door U zullen worden beoordeeld.

De ledencijfers toonen voor de gewone leden achteruitgang (van 558 op 532), maar voor de andere groepen vooruitgang: totaal van 1148 op 1181. De Afdeelingen geneeskunde en rechtsgeleerdheid tellen resp. 82 en 26 leden.

Uit de boekerij werden 5662 boeken uitgeleend en 6396 geraadpleegd.

Op de Balans en de Verlies- en winstrekening (verlies ƒ 1866.675) wordt de volgende toelichting gegeven.

Laat men de aflossing op de 1e Hypothecaire leening buiten beschouwing, dan zijn de bedrijfsresultaten (gewone ontvangsten tegenover gewone uitgaven) niet onbemoedigend. Gedurende de jaren 1914, 1915 en 1916 hebben de gewone uitgaven, de gewone ontvangsten slechts overtroffen met ƒ 224.32½, welk cijfer dan stijgt tot ƒ 1,438.10, indien men het, door allerlei omstandigheden hoogst ongunstige jaar 1917 mede in de vergelijking opneemt. Het kastekort is evenwel meer toegenomen doordien in de jaren 1914/1917 in totaal ƒ 9,016. - op de 1e Hypothecaire leening moest worden afgelost. Het gevolg hiervan is dan ook dat de opeischbare schulden (waaronder gerekend het voor het Pensioenfonds nog te beleggen saldo) de liquide middelen op 31 December 1917 met ruim ƒ 11,700. - overtreffen. Dit cijfer op zichzelf behoeft geen reden tot groote bezorgdheid te geven; niet alle opeischbare schulden worden dadelijk opgeeischt, en de kassier van ons Genootschap - de Kas-Vereeniging - verleent ons binnen de grenzen van hetgeen kan worden gedaan, alle mogelijke faciliteiten. Maar er zou wèl reden tot bezorgdheid zijn indien ook voortaan het kastekort jaarlijks met ruim ƒ 2,000.- zou stijgen.

Wij hebben nu, om dit gevaar te vermijden, en omdat wij het nog niet mogelijk achten uit de gewone inkomsten een belangrijke aflossing te doen, met onzen eersten hypothecairen schuldeischer overleg gepleegd omtrent de vraag of vermindering der aflossing zou worden toegestaan. Deze vraag werd bevestigend beantwoord en wij konden, met medewerking van den Trustee en de houders der 4½ pCt. Obligatieleening 1909, een regeling treffen, waardoor de aflossing tot een minimum werd beperkt, zonder dat overigens onze lasten werden verzwaard. Wij stellen er prijs op, allen die bij deze regeling van hunne welwillende gezindheid jegens ons Genootschap blijk gaven, daarvoor hartelijk dank te zeggen.

De toelichting tot de Balans behoeft zich slechts te bepalen tot de mededeeling dat het Reservefonds werd verhoogd met ƒ 204,50, zijnde de nominale waarde van ƒ 200. - 4½

[pagina 152]
[p. 152]

pCt. obligatiën met coupons, het Genootschap in 1917 geschonken. Wij stellen ons voor, het op 31 December 1917 geconstateerde verlies ad ƒ 1,866.67½, ten laste vat het reservefonds te brengen, waardoor dit wordt teruggebracht tot ƒ 4,337.82½. Dit fonds zal voorts jaarlijks worden verhoogd met een bedrag gelijkstaande aan dat, hetwelk op de eerste hypothecaire leening wordt afgelost.

Ter toelichting van de verlies- en winstrekening diene dat de ontvangsten bedroegen ƒ 40503.78 (wat de raming overtrof met ƒ 1803.78, en dat de uitgaven, ƒ 41717.555, vermeerderd met de op de eerste hypotheek afgeloste ƒ 2399.60, bedroegen 44117.155, d.i. ƒ 678.355 meer dan de raming.

De begrooting voor 1918 heeft als eindcijfer ƒ 49603 (tegen ƒ 41039.20 in 1917). Om deze geraamde uitgaaf te dekken is gerekend op vrijwillige bijdragen ad ƒ 9000. -. Op de begrooting staat een post van ƒ 500. - voor bewerking van den catalogus. De toelichting zegt daarover:

Deze uitgaaf is zeer noodig. De in de laatste jaren aangeschafte boekwerken konden nog niet worden gecatalogiseerd; bovendien ontbreekt een systematische catalogus onzer boekerij. Wij meenden voor 1918 niet meer te mogen begrooten dan deze ƒ 500. -; het is evenwel duidelijk dat wij nog belangrijke bedragen zullen hebben uit te geven, voordat de catalogus is in den toestand, waarin wij hem wenschen. Wij hebben het voornemen jaarlijks op de begrooting een bedrag voor de bewerking te plaatsen en hopen daarme. de dan binnen enkele jaren gereed te zijn.

 

Amsterdam. - Vereenigde boekerijen van het laboratorium voor de gezondheidsleer der Universiteit, en het Instituut voor tropische hygiene van het Koloniaal Instituut, Mauritskade 57.

De catalogi van deze vereenigde boekerijen omvatten: 1o een alphabetisch gerangschikten auteurs-catalogus, 2o een systematischen catalogus. De kaarten van dezen laatste zijn gerangschikt naar een zoogenaamd decimaal-stelsel in 8 hoofdafdeelingen, met cijfers van 0000 tot 7000 aangeduid, als: Algemeene werken, Hulpwetenschappen der hygiene, Bijzondere onderwerpen, Besmettelijke ziekten, Metazoen als oorzaak of overbrengers van ziekten, Algemeene niet-besmettelijke ziekten, Ziekten van orgaanstelsels of organen, Ziekten van dieren.

Op iedere kaart is bovendien aangegeven of het werk behoort tot de tijdschriften, de handboeken, de monographiën, verslagen, statistieken, brochures of congressen. De tijdschriften zijn in de kasten gerangschikt naar de landen van uitgaaf. De monographiën en de doozen met brochures zijn genummerd volgens het aangenomen decimale stelsel.

Dit alles wordt medegedeeld in een Index van den catalogus, gedrukt in 1917, door den Secretaris Prof. Dr. J.J. van Loghem en de Adjunct-bibliothecaresse Jeanne Scheffer. Bladz. 7-20 geven de indeeling met de getallen van vier cijfers, bladz. 21-36 geven een alphabetischen klapper op de onderwerpen, verwijzende naar die getallen.

Het geheel maakt den indruk van zorgvuldig werk, dat practisch zeker goed dienst zal doen.

Aan het slot worden voor de gebruikers deze twee voorschriften gegeven:

Het is den bezoekers der boekerijen geoorloofd, boeken uit de kasten te nemen en in de leeszaal te raadplegen. Hun wordt echter dringend verzocht de boeken na gebruik niet in de kasten terug te plaatsen, doch af te geven aan de adjunct-bibliothecaresse.

Het is den bezoekers der boekerijen niet geoorloofd boeken uit de leeszaal mee te nemen, anders dan met toestemming van den bibliothecaris en na het teekenen van een bewijs van ontvangst.

 

Amsterdam. - Het Nederlandsch Persmuseum. - Het bestuur van de Stichting Het ‘Nederlandsch Persmuseum’ heeft op 21 Januari ll. te Amsterdam, onder leiding van den voorzitter den heer J.W. Helmer, in het Nutsgebouw, eene vergadering gehouden, waarin secretaris en penningmeester hunne jaarverslagen uitbrachten.

Het jaarverslag van den secretaris, den heer D. Kouwenaar, brengt uitvoerige mededeelingen over de Stichting (4 Nov. 1915) en over de plechtige opening van het museum in het gebouw van de Lettergieterij ‘Amsterdam’ voorheen N. Tetterode, aan de Da Costa-kade 158-164, hier reeds vroeger gegeven. (Het Boek 1916 blz. 301, 1918 blz. 38). Nu wordt daarover nog het volgende

[pagina 153]
[p. 153]

gezegd: Tot op zekere hoogte is die verhuizing eene teleurstelling geweest, omdat de kasten met de dossiers van ons Museum tenslotte niet, zooals in uitzicht was gesteld, zijn geplaatst in de eigenlijke bibliotheekzaal maar in de aangrenzende vestibule. Uitvoering van het eerste plan, zou - aldus meende de directie bij nader inzien - niet in overeenstemming zijn geweest met het aesthetisch karakter der fraaie, naar de plannen van De Bazel ingerichte, zaal. Overigens kan het bestuur der Stichting niet dan met lof gewagen van de royale wijze waarop de heeren Tk. J. Verrijn Stuart en F.L. Edema van der Tuuk, leden van voornoemde directie, hunne oorspronkelijke toezegging hebben gestand gedaan, in het bijzonder wat aangaat de vervaardiging, voor rekening der firma, van de mooie eikenhouten ladekasten ten behoeve onzer verzameling. Bovendien dient hierbij te worden aangeteekend dat de bibliotheekzaal ter beschikking staat van degenen die ons Museum willen raadplegen.

Tot conservator van onze verzameling werd door het bestuur voor den tijd van een jaar benoemd de heer A. Th. Hartkamp, aan wiens zorgen ook reeds het oude Pers-Museum van den heer D.A. van Waalwijk was toevertrouwd. Uit het feit dat de heer Hartkamp aan het eind van 1917 weder voor den tijd van een jaar is herbenoemd, valt af te leiden dat het bestuur der Stichting zijne goede diensten waardeert.

Sinds de oprichting is de verzameling nog met een aantal geschenken verrijkt. Deze bestonden meerendeels in merkwaardige oude couranten, en voorts in photo's, verzamelwerken, curiosa etc. De secretaris blijft zich aanbevolen houden voor de toezending van, voor de geschiedenis der Nederlandsche pers, belangrijke stukken aan zijn adres, Palestrinastraat 6 te Amsterdam. De belangstelling is thans gewekt. Moge zij blijvend zijn, en steeds grooter worden.

Aan de toelichting tot de rekening van den penningmeester, den heer J.C. Peereboom, over het boekjaar 1916/'17 is het volgende ontleend:

De rekening van het Persmuseum over 1916/'17 sluit met een batig saldo van ƒ 14.07 (ontvangsten ƒ 551.61, uitgaven ƒ 537.54). Schijnbaar is dat een gunstig resultaat, maar in werkelijkheid verkeert het Persmuseum nog altijd in benarde omstandigheden. Immers, er is aan den heer Hartkamp nog een half jaar salaris verschuldigd, n.l. van Juli 1917 tot einde December van het zelfde jaar te zamen ƒ 150. -; bovendien nog een rekening van de Amsterdamsche Pers wegens vroeger gedane betalingen (hoofdzakelijk salaris Hartkamp) ten bedrage van ƒ 405,42 en eindelijk nog een schuld aan notaris Van Stockum wegens oprichtingskosten, van ƒ 25. -.

Weliswaar staat hiertegenover, dat nieuwe contributies zijn geïnd, maar zelfs wanneer het bedrag daarvan evenals in vorige jaren ƒ 550. - zou zijn, is het duidelijk, dat onze stichting voorloopig nog niet uit de oude schuld zal kunnen geraken; bovendien acht ik het zeer twijfelachtig, dat al de contribuanten van het eerste jaar voor het tweede behouden zullen blijven. Enkele bijdragen zijn uitdrukkelijk voor éénmaal verleend en bovendien zijn er subsidiën van journalistenverenigingen, waarvan het onzeker is, of zij zullen worden gecontinueerd.

Voorloopig zal dus van uitbreiding der verzameling geen sprake zijn.

Het zou derhalve zeer wenschelijk zijn, wanneer een ernstige poging werd gedaan bij de Vereeniging ‘De Amsterdamsche Pers’, die naar ik verneem, financiëel zeer krachtig is, om haar te bewegen de streep te halen zoo niet door de gehééle oude schuld, dan toch bijvoorbeeld door de helft daarvan, zoo dat wij spoediger kunnen komen tot het doel van moderniseering en uitbreiding, dat wij in onze oprichtingscirculaire aan contribuanten hebben voorgespiegeld.

Naar aanleiding van de laatste alinea van het financieel verslag ontspon zich eenige gedachtenwisseling. Uit hetgeen daarbij de heeren Helmer en Kouwenaar (beiden bestuursleden van de A.P.) opmerkten, bleek dat het bestuur dier Vereeniging niet geneigd is de uitvoering van het denkbeeld van den heer Peereboom te bevorderen. Wel wenschte het bestuur van de A.P. aan de Stichting een zeer ruimen termijn toe te staan tot aflossing van deze oude schuld.

Goedgekeurd wordt aan de buiten Amsterdam wonende bestuursleden vergoeding van reiskosten te verleenen.

Met instemming wordt kennis genomen

[pagina 154]
[p. 154]

van het besluit van het dagelijksch bestuur om een reclameboekje te doen verschijnen, bevattende een overdruk van de artikelen welke de secretaris in het Maandblad van den N.J.K. aan het Museum heeft gewijd.

Besloten werd bovendien aan den conservator te verzoeken af en toe mededeelingen te publiceeren betreffende den inhoud van het Museum. Tevens besloot de vergadering tot instelling van een legger voor journalistiek nieuws, die door een ieder in het Museum zal kunnen worden geraadpleegd. Tot archivaris werd daarvoor benoemd de heer W.C. van Meurs. De bedoeling is uitknipsels betreffende de pers en de persmenschen te verzamelen, en, naar vast systeem geordend, in te plakken.

Het bestuur stelde vast, dat de stukken van de verzameling ook kunnen worden uitgeleend aan belangstellenden. Daarbij zal dan worden gevolgd de regeling welke bestaat bij de openbare bibliotheken, die dergelijke stukken deponeeren bij de zusterinstellingen, waar zij door genoemde belangstellenden kunnen worden geraadpleegd.

Na nog eenige besprekingen werd de vergadering gesloten.

 

Amsterdam. - Zeevaartkundige bibliotheek van het college Zeemanshoop. - Van deze bibliotheek is een catalogus verschenen, gedateerd Augustus 1916. Het is een boekje van 68 bladzijden, 54 voor den catalogus zelf, 10 voor den alfabetischen index op de schrijvers. De ‘Zeevaartkundige bibliotheek’ is eene niet zeer omvangrijke collectie boeken (ruim 800 nummers), waarvan in de laatste jaren iets meer werk schijnt gemaakt te worden. Althans het kleine rubriekje ‘Tijdschriften en bladen’ (blz. 55) vermeldt eenige oudere tijdschriften, maar een grooter aantal waarvan de reeks eerst in 1914 of later begint. Op geen enkel gebied is nog een eenigszins rijke, of naar volledigheid gelijkende verzameling bijeengekomen, al ziet men in alle rubrieken wel eenige goede boeken. De indeeling is zeer oppervlakkig, en weinig zorgvuldig, de volgorde in elke rubriek noch chronologisch, noch naar een gemakkelijk te herkennen systeem, de titels zelve zijn ongelijk, soms nauwkeurig en goed, soms maar zooals ze toevallig uit de pen vloeiden. Bestaat bij het College de ernstige wil, een wezenlijke zeevaartkundige bibliotheek te vormen, dan zal er met zorg moeten gewerkt worden, èn aan stelselmatige aanvulling èn aan oordeelkundige beschrijving. Een latere catalogus zal er dan zeker heel anders uitzien dan deze.

 

Arnhem. - Openbare bibliotheek. - Het Verslag over 1917 begint met een statistiekje over alle maanden van het jaar, en een vergelijkend tabelletje van de totaalcijfers der voorafgaande jaren 1912-1916. We zien daar eene zeer sterke rijzing van alle cijfers: dat van de middagbezoekers klimt geleidelijk van 2644 tot 9136, van de avondbezoekers van 2450 tot 8599, het totaal der personen van 1493 tot 11001, der uitgeleende boekon van 1941 tot 14616, der van elders geleende boeken van 109 tot 1250. Hieraan knoopt dan de waarn. Bibliothecaresse de volgende beschouwingen.

Met vreugde kan geconstateerd worden, dat de bibliotheek steeds vooruitgaat en in niet geringe mate; het aantal bezoekers 'smiddags vermeerderde met 52%, 'savonds met 46% het aantal lezers met 47% en dat der uitgeleende boeken met 52%. Hoewel reeds in het begin van het jaar de kolennood het geregelde werk belemmerde, werkte deze ook mee, het bezoek aan de bibliotheek te vermeerderen. Men had de Openbare Bibliotheek noodig dit jaar; het was jammer, dat wij niet door ruimer openstelling nog meer bezoekers konden ontvangen. Van alle kanten hebben ons de aanvragen hiertoe bereikt. Van half Februari tot Mei bleek het raadzaam, de bibliotheek vier avonden in de week te sluiten en te openen van 1-5 uur. Van dit laatste werd een dankbaar gebruik gemaakt, dadelijk al, getuige het hooge bezoekcijfer in Maart. Des avonds was het bezoek op de twee overgebleven dagen zoo talrijk, dat meer personeel aanwezig moest zijn. In de zomermaanden werd de bibliotheek bij wijze van proef des middags van 1½-4½ uur opengesteld; des avonds ging toen alles geregeld door. In September echter werd 70% van de hoeveelheid gas, in 1916 gebruikt, toegestaan, zoodat de bibliotheek toen weer twee avonden gesloten werd. Eindelijk kregen we in November de beschikking over voldoende gas, zoodat de normale toestand weer kon

[pagina 155]
[p. 155]

intreden. Verwonderlijk gauw pasten onze bezoekers zich aan deze wisselende openingsuren aan, betoonden telkens hun instemming met de langere openingstijden 's middags en toonden zoo, waarheen de verlangens van het publiek gingen.

Van de 14616 uitgeleende boeken waren 4557 of 32% romans; de uitleening was bijzonder druk: ruim 10000 studieboeken werden uitgeleend bij een dagelijkschen openingstijd van vier uur. Hierop concentreeren wij voornamelijk onze kracht, want door de ongunstige ligging harer localiteiten voor studie-doeleinden is de Openbare Bibliotheek nog altijd meer uitleenbibliotheek. Indien ons nog een winter onder deze moeilijke omstandigheden te wachten staat, zou het goed zijn als de zijkamer ingericht werd als studiezaaltje; deze is geheel afgescheiden van het andere gedeelte der bibliotheek en zou dus aan alle eischen voldoen. Om de stilte in de leeszaal te bevorderen, is sinds Mei de voorkamer voor de uitleening ingericht; des avonds kon dit, jammer genoeg, niet eveneens gebeuren bij gebrek aan personeel om voldoende toezicht in de leeszaal te houden. Dat deze ruimte ook nog gebruikt moet worden om de boeken in te pakken, te kaften, enz. is verder een groote hindernis; het is niet mogelijk, daarvoor een andere plaats te vinden.

Het aantal lezers buiten de stad is den laatsten tijd bijzonder toegenomen; vooral hoofden van scholen maakten van de Openbare Bibliotheek gebruik. Ook uit Arnhem zelf is de toeloop van onderwijzers groot, nog vermeerderd sinds de gemeente een cursus voor de hoofdacte heeft opgericht, en van studeerenden voor een middelbare acte. Velen van hen zoeken voor hun leerlingen samenwerking met de bibliotheek om zoodoende hun onderwijs aan te vullen.

Te groot naar onzen zin is nog altijd het aantal boeken, dat wij van andere bibliotheken moesten vragen. De bibliotheek moest over ruimer middelen kunnen beschikken, opdat deze aanvragen tot een minimum beperkt konden worden en wij de bezoekers sneller en beter zouden kunnen helpen.

De bibliotheek werd vermeerderd met 487 boeken, waarvan 124 of bijna ¼ geschenken waren. Het wordt steeds meer de gewoonte, dat stadgenooten een presentexemplaar van hun werk zenden; vooral moeten hier dankbaar vermeld worden de heeren D.J. van der Ven, E.J. Rothuizen, F.J. Wind, J.I. de Boer en L. Penning. De vereeniging ‘Wessel Knoops’ besloot dit jaar haar gelezen tijdschriften, die wij eigenlijk juist noodig hadden, aan ons af te staan. Het aantal lezers, dat geregeld een tijdschrift ter lezing afstond, werd wel grooter, maar in dit opzicht hadden wij toch meer verwacht.

Aan den catalogus werd geregeld gewerkt; de heer J.A. Jolles heeft zich dit jaar voornamelijk gewijd aan het opnieuw catalogiseeren der Geldersche geschiedenis, wat voor deze vaak geraadpleegde afdeeling hoog noodig was. Mej. T. de Ridder heeft zich in den korten tijd, dat zij als volontaire werkzaam is geweest, bezig gehouden met de afdeeling godsdienstwetenschap, waarvan het voornaamste deel bij haar vertrek juist gereed was. Het volgend jaar zal ernstig gedacht moeten worden over het drukken van een vervolgcatalogus, waarnaar bijna dagelijks gevraagd wordt, daar de boekenlijstjes der vorige jaren uitverkocht zijn. Het was voor vele bezoekers toch al ongeriefelijk, dat zij zich met deze lijstjes moesten behelpen; nu ook deze ontbreken, wordt het moeilijker. Het spreekt echter vanzelf, dat niet aan het drukken van een catalogus kan gedacht worden, nu het beschikbare personeel waarlijk de handen al vol heeft met het dagelijksche werk. Uitbreiding van personeel is dus hiervoor noodig, evenals voor den avonddienst, nu één persoon zich niet goed meer tegelijk met de uitleening en het toezicht op de leeszaal kan belasten. Nu was er alleen op de drukste avonden vrijwillige hulp beschikbaar.

In het personeel kwam geen verandering; mej. T. de Ridder was van Juni tot half November als volontaire werkzaam en bleek een zeer te waardeeren kracht te zijn. Het was een groot verlies voor de bibliotheek, dat zij onverwachts een betrekking aanvaardde. Haar plaats werd half December weer ingenomen door mej. H. Prins Visser, te Velp.

Onze wenschen voor 1918 ter meerdere uitbreiding van onze werkzaamheden zijn vele; zal er een enkele van verwezenlijkt worden?

[pagina 156]
[p. 156]

Groningen. - Universiteitsbibliotheek. - Verslag over 1915/16.

De voor bureaux en leeszaal tijdelijk in gebruik genomen lokalen van het voormalig postkantoor in de Poststraat voldoen uitstekend.

De bouw der nieuwe bibliotheek maakt behoorlijken voortgang. In het voorjaar van 1916 heeft het werk wegens staking der werklieden eenige weken stil gelegen.

In het meubilair kwam geen verandering. De verschillende catalogi werden regelmatig bijgehouden. Van de aanwinsten werden 2744 nieuwe titels gemaakt. Getypte afschriften hiervan werden in den alphabetischen en grootendeels ook in den systematischen catalogus ingevoegd. Bovendien werden in den alphabetischen catalogus 479 nieuwe verwijzingen ingelascht. De alphabetische catalogus telt thans circa 109900 blaadjes, waarvan circa 97300 met titels en circa 12,600 met verwijzingen.

Mej. dr. De Meester herzag onder leiding van den bibliothecaris de afdeeling Engelsche taal- en letterkunde van den systematischen catalogus. Het voornemen bestaat den catalogus dezer afdeeling in den volgenden cursus in het licht te geven.

De catalogiseering der vóór het jaar 1850 aan Nederlandsche hoogescholen verdedigde medische dissertaties, circa 4300 in getal, kwam gereed. Ook zijn een personenregister en een zakenregister (in 't bijzonder van de behandelde ziekten) vervaardigd op den bovengenoemden catalogus der medische dissertaties.

Door aankoop op de veiling der boekerij van wijlen den hoogleeraar Bussemaker van eenige voor de bibliotheek beslist noodzakelijke boekwerken konden de bestaande leemten worden aangevuld.

In het geheel werden aangekocht 774 nieuwe werken (in den vorigen cursus 163) met 1352 (vorige cursus 524) deelen, verder 298 (v.c. 348) deelen van vervolgwerken en 434 (v.c. 468) deelen van tijdschriften, gezamenlijk 2084 (v.c. 1340) deelen. Ten geschenke werden ontvangen 635 (v.c. 507) nieuwe werken met 1069 (v.c. 880) deelen verder 689 (v.c. 1357) deelen van vervolgwerken en 36 (v.c. 49) deelen van tijdschriften, gezamenlijk 1794 (v.c. 2286) deelen. Van de in bruikleen in de universiteitsbibliotheek gedeponeerde boekerijen vermeerderde die van Pro Excolendo Jure Patrio met geen (v.c. 13), die van de Nederlandsche Hervormde Kerk met 118 (v.c. 152) en die van het natuurkundig genootschap met 127 (v.c. 251) deelen. In het geheel werd dus de bibliotheek verrijkt met 4123 (v.c. 4042) deelen. In dit getal zijn niet begrepen de brochures en andere kleinere geschriften en evenmin de in ruil ontvangen binnen- en buitenlandsche dissertatiën. Uit Frankrijk en België werden gedurende dezen cursus, evenmin als gedurende den vorigen, dissertaties ontvangen. De verzending uit Amerika, die tijdens den vorigen cursus bijna geheel was gestaakt, werd weer normaal, terwijl de zendingen uit Engeland, Zweden en Duitschland geregeld doorgingen. Wel onderging het aantal der uit Duitschland ontvangen dissertaties eene aanzienlijke vermindering.

Het aantal bezoeken aan de bibliotheek bedroeg gedurende den cursus 1915/16 15782 (v.c. 17047), waarvan 3649 (v.c, 2771) des avonds. Van het geheele aantal bezoeken werden 10683(v.c. 11114) gebracht door personen, die als hoogleeraar, student of anderszins aan de universiteit verbonden zijn, 5099 (v.c. 5933) door personen, die buiten de universiteit staan. Van de avondbezoeken werden 2236 (v.c. 1720) gebracht door personen, die tot de universiteit in betrekking staan, 1413 (v.c. 1051) door anderen.

De systematische catalogus werd 526 maal (v.c. 447 maal) geraadpleegd, waarvan 39 maal (v.c. 36 maal) door elders woonachtige personen, die schriftelijke inlichtingen vroegen.

Uitgeleend werden 16320 boekdeelen (v.c. 19113) waarvan 3081 (v.c. 2604) naar elders werden verzonden en wel naar personen of bibliotheken in de provincie Groningen (buiten de stad) 717 (v.c. 539), naar Friesland 288 (v.c. 135), Drenthe 191 (v.c. 209) Overijssel 203 (v.c. 144), Gelderland 324 (v.c. 374). Utrecht 298 (v.c. 231). Noordholland 452 (v.c. 450), Zuidholland 374 (v.c. 346), Zeeland 48 (v.c. 27), Noordbrabant 161 (v.c. 109), en Limburg 25 (v.c. 40).

Van de handschriften werden 3 (v.c. 6) in de leeszaal geraadpleegd, en 7 (v.c. 3) naar elders ter leen gezonden. Bovendien werden

[pagina 157]
[p. 157]

10 handschriften (v.c. 13) van elders ten gebruike ontvangen.

(Uit het Verslag v.d. staat der hoogere, middelb, en lagere scholen.)

 

Rotterdam. - Leeskabinet. - Verslag over 1916.

Het Ledental der Vereeniging is eenigszins vooruitgegaan en van 1314 gewone leden in 1915 gestegen tot 1331, terwijler thans 155 huisgenootleden zijn ingeschreven tegen 130 in 1915.

Een verblijdend feit is het, dat het bezoek van het Leeskabinet steeds toeneemt en dat ook wederom vele maandkaarten aan tijdelijk hier ter stede verblijfhoudende personen werden afgegeven. Ook van de Uitleening werd zeer veel gebruik gemaakt; ruim 23000 deelen werden uitgegeven, d.i. ongeveer 3000 deelen meer dan in 1915; het percentage der hieronder begrepen wetenschappelijke werken is ook steeds stijgende.

Ook de Jeugdbibliotheek, die door aankoop van nieuwe werken en met enkele geschenken verder werd aangevuld, ondervond veel belangstelling en thans worden geregeld ongeveer 150 deelen per maand uitgeleend.

Een en ander maakte eene verbetering van de inrichting van het Uitleenbureau dringend noodzakelijk, terwijl het bovendien noodig was meerdere ruimte tot berging van boeken te verkrijgen, daar de Bibliotheek door aankoop en geschenken wederom sterk is uitgebreid. Tegen 39274 werken in 70065 deelen in 1915 (zonder de circuleerende lectuur) omvat deze thans 42170 werken in 74358 deelen. De circuleerende lectuur bestaat thans uit 3576 werken in 3892 deelen. Hiervoor werd eene oplossing gevonden door een vloer te leggen boven een gedeelte der Studiezaal ter hoogte van de eerste gaanderij en op die nieuwe verdieping werd nu de studiezaal verplaatst, terwijl de ruimte daaronder voor boekenmagazijn werd ingericht. Het uitleenbureau werd naar het andere gedeelte der vroegere studiezaal overgebracht, terwijl het bureau van den bibliothecaris naar het oude uitleenkantoor werd verplaatst. Hierdoor werd een veel verbeterde ruimte voor het publiek verkregen en was het bovendien mogelijk de Handbibliotheek in de studiezaal aanmerkelijk uit te breiden. Deze omvat thans 10 kasten, elk voor een bepaalden tak van wetenschap bestemd, en zij werd door aankoop van belangrijke standuard-werken nog uitgebreid, o.m. werd aangeschaft de Encyclopaedia Britannica in 35 groote quarto deelen.

Voorts werd aan de Vereeniging een groote eikenhouten boekenkast met vitrine ten geschenke aangeboden, die in de Leeszaal is geplaatst en waarin de Rariora en Curiosa meer dan tot dusver het geval was, onder de aandacht der leden kunnen worden gebracht. Deze verzameling werd in den loop van het jaar aanmerkelijk uitgebreid door een geschenk van het Eerelid, den heer Mr. N.P. van den Berg te Amsterdam, die 8 Januari van dit jaar is overleden, en die steeds eene warme belangstelling in onze Vereeniging heeft betoond. Hij bood het Leeskabinet eene verzameling van een honderdtal zeer zeldzame en kostbare boeken en boekjes over Indië aan, die gedurende 14 dagen in October in de Studiezaal werden tentoongesteld en waarvan een speciale Catalogus werd uitgegeven, evenals van eene in Maart gehouden tentoonstelling van boekwerken over Watersnooden en Overstroomingen in Nederland.

Voorts werden nog vele andere Boekgeschenken ontvangen, waaronder eene groote verzameling historische, juridische en literarische werken (1192 werken in 1567 deelen) uit de bibliotheek van wijlen Mr. S. Muller Hzn., aangeboden door Mevr. A.P. Vogel, weduwe van Prof. Dr. Melchior Treub, eene eerste plaats inneemt, terwijl ook de verzameling van ruim 200 deelen meerendeels theologische werken uit de bibliotheek van wijlen den heer J. Laverge niet onvermeld mag blijven. Door den Bibliothecaris werd voortgegaan met het geven van eenige catalogussen der oudere circuleerende lectuur en met voldoening is te constateeren, dat daardoor vele dier oudere goede werken bij de leden in herinnering gebracht werden en de vraag voor uitleening hiervan steeds toeneemt.

De kaartcatalogus van tijdschriftartikelen, sedert 1010 uitgegeven door het Bureau van Documentatie der Koninklijke Bibliotheek te 's-Gravenhage, is thans geheel systematisch gerangschikt in een stalen kastje met 18 laden en ten gebruike der leden in de studiezaal geplaatst.

[pagina 158]
[p. 158]

De Juridische Bibliotheek kon, als gevolg onzer overeenkomst met de Orde van Advokaten aanmerkelijk worden uitgebreid; o.m. bevat deze thans de nieuwste uitgave der ‘Handelsgesetze des Erdballs’, wat een zeer belangrijke aanwinst is.

Door de Hoofdcommissie werd gaarne gebruik gemaakt van het welwillende voorstel van een der leden, om een gedeelte zijner schilderijen-collectie, geheel voor zijne rekening en risico, ter opluistering der leeszaal op de balustrade der gaanderij op te hangen, terwijl dit lid bovendien bereid is, die schilderijen van tijd tot tijd door andere uit zijne verzameling te vervangen.

Bij wijze van proefneming zijn in Januari een achttal schilderijen in de leeszaal geplaatst.

Na bovenstaande bevredigende mededeelingen omtrent de belangstelling voor het Leeskabinet moeten thans echter eenige minder gunstige vooruitzichten over den financieelen toestand volgen.

De voortdurende stijging van prijzen en loonen en de steeds zeer op den voorgrond tredende noodzakelijkheid van uitbreiding van personeel, maken dat onze inkomsten de uitgaven niet dekken. Voor 1916 sluiten wij met een tekort van ƒ 4658.37 wat met vroegere tekorten tezamen een nadeelig saldo maakt van ƒ 14602.42.

Daarbij komt, dat 31 December 1918 de 2%-Obligatieleening, per saldo groot ƒ 17900. -, moet worden afgelost, waartoe de benoodigde gelden te eenenmale ontbreken. Weliswaar is dan het oorspronkelijk pand van het Leeskabinet geheel onbezwaard en staat de bibliotheek, die een zeer groote waarde vertegenwoordigt, voor niets te boek, ook zal het geenszins moeilijk vallen de noodige gelden bij hypotheek op het pand weder te leenen, maar daarop moeten dan toch in ieder geval rente en aflossing betaald worden, zoodat het nadeelig saldo dan langzamerhand een onrustbarende hoogte zal gaan aannemen, waardoor het voortbestaan van de zoo nuttige inrichting als ons Leeskabinet ernstig in gevaar gebracht zoude kunnen worden.

De Hoofdcommissie heeft gemeend, ten einde aan de financieele zorgen tijdig het hoofd te kunnen bieden, een beroep op de leden te moeten doen, door hen uit te noodigen vrijwillig hunne contributie te verhoogen. Herhaaldelijk werd er ons op gewezen, dat de contributie van slechts ƒ 10. - voor de gewone en ƒ 5. - voor de huisgenootleden niet in verhouding staat tot al hetgeen het Leeskabinet den leden biedt, maar de Hoofdcommissie was steeds eenparig van meening, dat eene verplichte contributieverhooging voor vele leden ernstige bezwaren zoude medebrengen en vooral dat een dergelijke stap niet in overeenstemming zoude zijn met de opvattingen van hen, die in 1859 het initiatief tot oprichting van het Leeskabinet namen. Zij is ervan overtuigd, dat het Leeskabinet toegankelijk moet zijn voor ieder, die den wensch heeft zich meer algemeen te ontwikkel en en vooral in een stad als Rotterdam, met de breede schaar van kantoor- en onderwijzend personeel, is het een algemeen belang door eene lage contributie, die voor bijna niemand van overwegend bezwaar kan zijn, het Leeskabinet open te stellen.

De oproep der Hoofdcommissie vond bij vele leden een gunstig onthaal en het is haar aangenaam te kunnen mededeelen, dat 80 leden bereid gevonden werden hunne contributie vrijwillig te verhoogen tot een gezamenlijk bedrag van ƒ 438.50 per jaar.

Intusschen, hoewel dankbaar voor die medewerking, is de Hoofdcommissie nog niet voldaan en zij blijft nog met zorg de toekomst tegemoet zien, wanneer niet nog vele andere leden bereid gevonden worden het goede voorbeeld van bovengenoemde 80 leden te volgen. Zij voegt bij dit verslag een inteekenbiljet, aan ieder overlatende met welk bedrag zij of hij bereid is, vrij willig hare of zijne contributie jaarlijks te verhoogen of een gift in eens ten behoeve der Vereeniging te schenken. Zij hoopt door ruime deelneming van een groot gedeelte der leden in staat te word in gesteld, althans voor de eerste jaren de dreigende financieele zorgen te bezweren, terwijl zij tevens de leden oproept in eigen kring ijverig pogingen te doen, nieuwe leden voor de vereeniging te verkrijgen.

De Hoofdcommissie neemt de vrijheid het bovenstaande inde bijzondere aandacht der leden aan te bevelen.

Thans rest nog de mededeeling, dat ter vervanging van den heer Mr. H.M.A. Schadee, die als lid der Hoofdcommissie aan de beurt van aftreding was, gekozen werd de

[pagina 159]
[p. 159]

heer Dr. K.H. de Raaf, die deze benoeming aanvaardde.

De amanuensis R.W. Hunia werd voor landstorm-dienst opgeroepen; daarentegen werd de bediende Joh. Potuyt uit den militairen dienst ontslagen en trad ter vervanging van den heer Hunia als amanuensis op.

Mejuffrouw Jac. C.C. van de Ven werd in November als volontaire ter bibliotheek door de Hoofdcommissie toegelaten.

De werkzaamheden van het personeel gaven alle reden tot tevredenheid en de Hoofdcommissie betuigt hare erkentelijkheid voor hun ijver en toewijding in het belang van het Leeskabinet in het bijzonder aan de heeren Folmer en Walters alsmede aan mejuffrouw Van Meurs, die met 1 Februari ontslag heeft gevraagd, daar zij als adjunct bibliothecaresse te Alkmaar is benoemd.

Voorts wil de Hoofdcommissie er nog op wijzen, dat tengevolge van de in het algemeen belang aanbevolen zuinigheid bij het gebruik van gas, besloten werd de bovenlichten in de leeszaal niet meer te ontsteken, wat voor de algemeene verlichting der zaal geenszins hinderlijk blijkt te zijn.

Wederom kwamen diefstallen van kleedingstukken uit de garderobe voor en de Hoofdcommissie heeft overwogen op welke wijze dit te voorkomen zoude zijn. De inrichting der vestiaire maakt het zeer bezwaarlijk daar een vasten bediende te plaatsen, terwijl daardoor bovendien de exploitatiekosten niet onbelangrijk zouden worden verhoogd. Men besloot in de bergplaats beneden eene garderobe in te richten, onder toezicht van den concierge, waarvan de leden desverlangd en zonder vergoeding gebruik kunnen maken. Inmiddels blijft de garderobe bij de Leeszaal eveneens ter beschikking der leden, doch de Hoofdcommissie wil hier nog uitdrukkelijk vermelden, dat zij niet de geringste aansprakelijkheid voor de daar geplaatste kleedingstukken enz. op zich neemt.

Ten slotte betuigt de Hoofdcommissie hierbij nog haren bijzonderen dank aan de gevers der vele boekwerken en andere geschenken, aan het Leeskabinet aangeboden.

Kort voor het afdrukken van dit verslag ontving de Hoofdcommissie de tijding van het overlijden van het Eerelid den heer Mr. M. Mees, mede-oprichter der vereeniging, die steeds op alle wijzen getracht heeft de belangen van het Leeskabinet te bevorderen, en wiens aandenken bij onze instelling zeker in hooge waardeering zal blijven.

In de Bestuursvergadering van 10 Februari j.l. is den heer Dr. A. Plate, die als lid der Hoofdcommissie aan de beurt van aftreding is, als bewijs van erkentelijkheid voor alles wat hij voor het Leeskabinet heeft gedaan, het Eerelidmaatschap aangeboden.

 

Utrecht. - Universiteits-bibliotheek. - Uittreksel uit het verslag van den Bibliothecaris over 1916-17.

Meer dan in het vorige jaar deden thans de ongunstige tijdsomstandigheden haar invloed gelden op het bibliotheekbezoek. De avonddienst werd met ingang van 12 Februari 1917 gestaakt, doch de tijd van opening overdag, eerst met 1 uur, sinds 1 Mei met 1½ uur verlengd. Vanaf 12 April kon het gebouw niet verwarmd worden. De gevolgen van een en ander blijken uit het verminderd Leeszaalbezoek, terwijl daarentegen de uitleeningen toenamen.

De behandelde aanvragen stegen van 33291 in 1915/16 tot 33984 in 1916/17; het Leeszaalbezoek daalde van 8692 tot 8039 personen; het aantal uitgeleende boeken bereikte een totaal van 23720 (21732 in 't vorig jaar), terwijl 3402 pakken naar buiten werden verzonden. De aanwinsten klommen met 1250 boekwerken, in welk opzicht alle vorige cijfers werden overtroffen.

De in bruikleen afgestane bibliotheken groeiden allen in meer of mindere mate. Het Provinciaal Utrechtsch Genootschap verwierf 15, het Historisch Genootschap 17, de Kerkelijke Bibliotheek 25, de Centrale Duitsche Bibliotheek 376, de bibliotheek van ‘Anglia’ 129, die van het Centraal Muzieklitteratuur Fonds 101 werken.

Brochures, dissertation, pamfletten en deelen van tijdschriften zijn niet onder bovengenoemde cijfers begrepen.

Belangrijke geschenken werden ontvangen o.a. van de hoogleeraren: Dr. C. Eijkman, Dr. H Kern, Dr. A.A. Nijland, Dr. H. Th. Obbink, Dr. N. Schoorl, Dr. J.R. Slotemaker de Bruïne; van het Bureau ‘Industria’ te Amsterdam, de Carnegie Institution te New York, de Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen te Utrecht, het Duitsche Consulaat te Amsterdam, het

[pagina 160]
[p. 160]

Rijksarchief te Utrecht, de Bibliotheek van het Congres te Washington, verschillende particulieren, zooals de H.H.S. Arendsen Hein, Dr. C. Brakman te 's-Gravenhage, P. de Clercq te Veenwouden, E. Eckstein te 's-Gravenhage, H.H. van Kol aldaar, F. Leeflang te Utrecht, Mr. H.J. Moll te Roermond, Hugo Nolthenius te Utrecht, Dr. A. Rutgers van der Loeff, Dr. P. Templeman van der Hoeven en Mevrouw Wed. Prof. Dr. J.W.H. Wijsman.

Voor de handschriftenverzameling werden twee dictaten van Utrechtsche hoogleeraren, één van Prof. Mr. J.A. van Hamel te Amsterdam en één van Dr. M. Houck te Deventer, ten geschenke ontvangen, terwijl de Kerkelijke Bibliotheek twee handschriften, het eene de ‘Geloofsbelijdenis der Hebreën’, van omstreeks 1700 en het andere: Considération et avis de la Commission Wallonesur le projet du réglement de 1850’ in bruikleen gaf.

Aangekocht is op advies van Dr. F.B. Hettema eene verzameling gedichten en prozastukken van den Frieschen dichter G. Postma te Murmerwoude.

Het aantal hss. dat in de bibliotheek is geraadpleegd, bedraagt 156; naar buiten zijn 14 hss. uitgeleend. Bijzondere vermeldiug verdient de uitgaaf van het hs. 1336 I ‘Een spul van sinnen van de siecke stadt’, dat door Dr. H.F. Grondijs te Almeloo als onderwerp van zijn proefschrift werd gekozen. Van een ander hs., een rederijkersspel, getiteld: ‘'t Spel van de Christen kercke’ (No. 1336, II) wordt eene uitgave voorbereid, naar aanleiding van de ontdekking van den hr. G.A. Evers, dat de auteur identisch is met den Utrechtschen ketter boekdrukker Reynier Pouwelsz. Het stuk bevat eene bijdrage tot de kennis der kerkelijke toestanden van het midden der 16e eeuw, en is zóó levendig van handeling, dat het voor een goed verzorgde opvoering door een onzer tooneelgezelschappen in aanmerking zou kunnen komen.

In het gebrek aan bergruimte in de handschriftenleeszaal is voorloopig voorzien door de plaatsing van twee nieuwe kasten.

De verzameling photo's van hss. is geregeld uitgebreid. Om ze meer algemeen bekend te maken, heb ik eene lijst van de in het photographisch atelier bewaarde negatieven doen drukken. Daardoor zullen ook vele buiten Utrecht wonende geleerden voor hun onderwijs of voor zelfstudie wellicht aangespoord worden, daarvan afdrukken te laten maken. Over welk rijk studiemateriaal hier beschikt wordt, blijkt o.a. hieruit, dat in de door Prof. H. Lietzmann te Jena uitgegeven reeks van ‘Tabulae in usum scholarum’ een 70-tal photo's uit de Utrechtsche verzameling worden opgenomen, uitgekozen door Dr. A. Hulshof, die de ontwikkelingsgeschiedenis van het Nederlandsche schrift van de 14e tot de 17e eeuw toelichten.

De systematische en alphabetische catalogi hebben een deel van haar inhoud afgestaan aan twee nieuwe kasten, die zich goed aan het bestaande meubilair aansluiten. Zij kwamen des te meer van pas, nu de aanstelling van Dr. J. ter Meulen (met ingang van 1 Februari 1917) als tijdelijk ambtenaar, de omwerking van de Juridische afdeeling van den systematischen catalogus heeft mogelijk gemaakt niet alleen, maar ook binnen niet langen tijd de voltooiing daarvan in het uitzicht stelt. Reeds is de wetenschappelijke indeeling van de titels der algemeene werken, van het recht der oude volken geheel en van die van het Romeinsche recht tot op de helft volbracht.

Als nieuwe Amanuensis fungeert sinds 1 Jan. 1917 Mej. M.H. Reynvaan, die gedurende bijna 2 jaar als volontaire zich met bibliotheekwerk had vertrouwd gemaakt.

Het gebouw en de brandweermiddelen verkeeren in goeden staat; het aanbrengen van eene bliksemafieiding op het nieuwe gebouw zou echter ernstige overweging verdienen. Uitbreiding van de Leeszaal, met het oog op eene doelmatiger gelegenheid tot uitstalling van wetenschappelijke tijdschriften en op de dringend noodige vergrooting van de handbibliotheek aldaar blijft steeds aan de orde.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken