Het Boek. Jaargang 7
(1918)– [tijdschrift] Boek, Het–
[pagina 161]
| |||||||||||||||||
[Nummer 5]Een Engelsch pamflet over het kikkerland.New York: 23 Jan., 1918.
Den WelEd. ZeerGeleerden Heer Dr. C.P. Burger te Amsterdam.
WelEd. Z. Gel. Heer:
Het is U vermoedelijk niet onbekend, dat de verzameling genaamd de Bridgewater Library verleden jaar is aangekocht door ‘America's foremost bookcollector’ Mr. Henry E. Huntington. De nucleus dezer verzameling werd bijeengebracht door Thos. Egerton, baron Ellesmere and viscount Brackley, den lord chancellor en is belangrijk uitgebreid door John Egerton, first earl of Bridgewater en diens zoon John, 2d earl Bridgewater. Derhalve bijeengebracht in den loop der 17e eeuw, bevat deze collectie niet alleen verscheidene werken, die zeldzaam zijn, doch ook een niet gering aantal, die thans uniek zijn. Een catalogus van bescheiden omvang is indertijd samengesteld door J. Payne Collier, wel bekend. Verleden zomer bereikte de verzameling New York en het werk dat deze aanwinst meebrengt is thans sinds eenige maanden aangevangen. Zoo kwam mij o.a. een dezer dagen een werkje in handen dat mijn aandacht trok door de daarin voorkomende frontispiece en dat bij nadere beschouwing den indruk maakte van zeldzaam te zijn. Het is niet vermeld in den catalogus van het British Museum, nòch in Hazlitt nòch in Lowndes. Hoewel anonymous is het niet opgenomen in Halkett & Laing en heb ik het evenmin kunnen vinden in Knuttel's pamflettenverzameling, alhoewel de inhoud betrekking heeft op Nederlandsche (of Amsterdamsche) toestanden. Wat ik wèl vond | |||||||||||||||||
[pagina 162]
| |||||||||||||||||
| |||||||||||||||||
[pagina 163]
| |||||||||||||||||
in Knuttel (vol. 2 part 2) onder nos. 10948 en 10949 was een Hollandsche bewerking van hetzelfde onderwerp, genaamd: De fabel van Aesopus van de Vorschen met haren Koning. (1673.) Het is zeer tijdroovend een anoniem werk te vinden in Knuttel, wanneer het jaar van uitgave onbekend is; ik heb de jaren 1660-1690 doorgezien, doch heb geen Engelsche bewerking van 10948-49 kunnen vinden. ![]() De vragen die zich derhalve voordoen, zijn: Is het Engelsch een vertaling van het Nederlandsch, of omgekeerd; of zijn beide onafhankelijk? Wanneer is het verschenen? Waarop doelen de verschillende toespelingen? Is het zoo zeldzaam als ik op negatieve gronden gemeend heb te mogen aannemen? | |||||||||||||||||
[pagina 164]
| |||||||||||||||||
Ik voeg aan dit schrijven toe:
Is het inderdaad een unicum, dan staat dit ter uwer beschikking voor publicatie in ‘Het Boek’ of elders; indien zulks niet het geval is, houd ik mij voor eventueele informatie ten zeerste aanbevolen. Eenige deductiën wensch ik hier nog aan toe te voegen ter uwer beoordeeling.
De beide laatst genoemde mogelijkheden (4 en 5) komen overeen met het jaar waarin Knuttel's nos. 10948-49 zijn verschenen. Hopende uwe gewaardeerde opinie in deze te mogen ontvangen, verblijf ik inmiddels,
Hoogachtend, Dr. L. Bendikson 4 East 57th Street New York. (Care of Library of H.E. Huntington). | |||||||||||||||||
[pagina 165]
| |||||||||||||||||
Aesop, Fab. LXXXII.
| |||||||||||||||||
[pagina 166]
| |||||||||||||||||
In all the Nieches, each convenient Place
In stone or Tables the fair Structure grace;
But yet for all their Skill, these Belgick Toads
Made Upsie-Dutch Heroes and Grecian Gods.
Early this day assembled Old and Young
The Damm they cover, and the State-house throng;
Silence commanded, not one whispering Croak,
An old Sag-bellied Toad rising, thus spoke:
Grave Hogen Mogens, High and Mighty Frogs!
Whose Care and Prudence fertiliz'd these Bogs,
And so improv'd these your United States,
Princes to Beard, and be with Kings Cope-Mates;
Ga naar margenoot+ Though we from Mushrooms sprung, and Spawn of Toads,
Like Palaces are now our fair Aboads;
When through brack Waters, and a salt Morrass,
We in cut Trenches safe at pleasure pass,
From Damm to Damm, and time with Talk beguile,
Our selves and goods landing 'thout Care or Toyl;
From which new Water-works more Rent you raise,
Than from rank Acres, where fat Oxen grase.
But what of these Improvements will become?
The Sun will Wed, and Nuptials keep at Home;
Whom Laws of Gods and Men allow a year
From War or Travel, with his fair Compeer;
His Absence will our Marshes in a trice
To Crystal turn, a never-thawing Ice.
Or should we scape such a continued Frost
As guirdles up nine Months the Artick Coast,
His teeming Spouse may yet produce a Son,
Shall quite out of the beaten Zodiack run,
So un-experienc'd drive his Father's Chair,
That soon to Fire he'll rarefie the Air,
Water and Earth to Dust and Ashes turn,
And all in one new Conflagration burn.
Ga naar margenoot+ They tell how Phaeton our ample Bogs
To Jelly boyl'd; stew'd Tod-pols, Toads, and Frogs
In one Potage, and Pluto gave, who swore
He never tasted Broth so Rich before.
Many such Yonkers may spring from his Loyns,
And share his Houses twelve Celestial Signs;
And they may Wed, have Sons, and Daughters too:
What in this Imminent Danger shall we do!
To what Protector shall we make address?
All know that Neptune this concerns no less;
Such drinking Suns may at one meeting Quaff,
If he had twenty Plumbless Oceans, off.
Him to implore lay by next Sabbath day
We're no such Jews nor Christians but we may:
He heard us lately, when a swelling Tide
Imbodied, threaten'd o'r our Tow'rs to ride;
And soon as mov'd, with his great Trident came,
| |||||||||||||||||
[pagina 167]
| |||||||||||||||||
Beats off green Reg'ments storm'd our yielding Dam;
Which had they batter'd but nine Inches higher,
We had not liv'd, ruin to fear by Fire.
This said, Oh wondrous! the Foundatons quake,
And the stiff Idols, fixt in Marble, shake;
Ga naar margenoot+ When Neptune, where he did in Triumph ride,
On a rich Shell, his Cheeks fresh Sanguine dy'd,
His Trident waving then with Arms displai'd,
Thus to the great Convention, wondring, said;
Batavian Frogs, advanc'd by my sole Power,
Whom Jove first planted from a Thunder shower,
Fear not the Sun, nor at his Of-spring shake:
To the last drop I'll drain my ample Lake,
My watery Kingdoms Laver into Suds,
To quench their Torches; to the Stygian Floods
I'll Titan send, and all his fiery Tits,
To light their Lamps, and to regain their Wits.
Lay idle Fears aside, he'll never Wed,
Nor plant a Female in a flaming Bed.
Suspect no Conflagrations from the East;
But a new Sun now rising in the West;
His Flames beware, make Peace, or Arm with speed;
You more then all the Elements will need:
Call our Supernal, Call Infernal List,
Both Gods hand Friends too weak are to resist:
He threatens my large Arms to bind in Chains,
And now at Home a second Neptune reigns;
Ga naar margenoot+ Who three great Nations swaies and two fair Isles,
His People Ruler of the Ocean stiles.
This said, their God grows pale, Limbs stiff and cold,
Trembling with Fear, shrunk in their Marble Mold.
Moral.
Princes beware to aid a growing State,
Lest they be first that give you the Check-Mate.
Wealth and Success turns Humbleness to Pride:
Beggars on Hors - back to the Devil ride.
FINIS.
| |||||||||||||||||
Bibliographical account.
| |||||||||||||||||
[pagina 168]
| |||||||||||||||||
| |||||||||||||||||
Naschrift.Met ingenomenheid hebben wij aan deze uit Amerika ontvangen bijdrage eene plaats gegeven in Het Boek. Alles, brief met bijlagen, is volledig en onveranderd afgedrukt, met toevoeging van een bovenschrift. Voor den titel die geenerlei versiering heeft, scheen eene typografische nabootsing op kleiner schaal voldoende. Ook de prent is verkleind; de origineele is 22½ cm. hoog, met het wapen 25½ cm. en bijna 17 cm. breed. De heer Bendikson heeft een goeden kijk gehad. Het boekje blijkt inderdaad allerzeldzaamst te zijn. Geen van onze pamflettencatalogi kent het, geen van onze bibliotheken bezit het - blijkens rondvraag. Niet geheel onbekend is de prent, hoewel ook deze uiterst zeldzaam is; in het Amsterdamsche archief is er een exemplaar van. Binnenkort hopen we iets meer over de voorstelling en over het pamflet te kunnen meedeelen. Volkomen instemming verdient ook de klacht van den heer B. over de moeielijkheid om in den catalogus-Knuttel te zoeken. Gebruikt men, zooals een volledig onderzoek in vele gevallen eischt, naast Knuttel ook Muller, Meulman, Rogge, Petit en van Someren, dan zijn de bezwaren nog veel grooter. Gelukkig is er ten minste uitzicht dat hier een afdoend hulpmiddel komt. Wanneer het den heer Petit gegeven is, het Register dat hij in opdracht van de Maatsch. d. Ned. lett. bezig is te maken, ten minste tot 1702 te voltooien, en wanneer dan misschien weer betere tijden zijn aangebroken, zoodat de Maatschappij dit groote werk ook kan doen drukken en verspreiden, dan zal dit voor alle zoekers en speurders een weldaad zijn.
Red. |
|