Het Boek. Jaargang 7
(1918)– [tijdschrift] Boek, Het–
[pagina 184]
| |
Boekbesprekingen.Cardinal Ximenez. Statesman, ecclesiastic, soldier and man of letters. With an account of the Complutensian polyglot bible. By James P.R. Lyell, J.P., F.R. Hist. S. London, Grafton & Co., 1917 (X-119 pp. met 14 platen). 8o.Op oud-hollandsch papier, in een uitstekend verzorgden druk, en in een gedistingueerd engelsch bandje biedt James Lyell, vrederechter en lid van het Koninklijk Historisch Genootschap, ons een levensbeschrijving aan van Kardinaal Franciscus Ximenez de Cisneros († 1517), den man aan wien Spanje in de 15e-16e eeuw zijn grootheid dankte, en wiens vierde eeuwfeest in 1917 bijna onopgemerkt voorbijgingGa naar voetnoot1). Dat aan de redactie van Het Boek een exemplaar van dit werkje ter bespreking werd toegezonden, wijst erop, dat ook de bibliograaf en de bibliofiel aan den inhoud ervan te gast kunnen gaan. Het bevat dan ook een eerste proeve van een bibliografie over Ximenez, en, wat meer is, een bibliografie van den beroemden Complutenser Polyglot, die in zes folio-deelen te Alcalá in de jaren 1514-1517 verscheen. Een merkwaardig man, die Ximenez. In wetenschap was hij een Augustinus, in ijver een Ambrosius, in strengheid van leven een Hieronymus, zegt een tijdgenoot van hem. Ook voor anderen kon hij streng zijn, soms zóó, dat zelfs zijn grootste bewonderaars van lateren tijd hun afkeuring daarover uitspreken, ook al geven zij toe, dat Ximenez voor Augias-stallen stond, die slechts met Hercules-hand waren schoon te maken, en ook al erkennen zij, dat de mentaliteit van een laatmiddeleeuwer nu eenmaal een andere was dan van ons ‘beschaafde’ menschen. ‘A despot, perhaps - zegt Lyell - but he created a despotism which left Spain stronger, richer and more feared than she had ever been before, or has ever been since’ (p. 88). Bij welke woorden men zou kunnen opmerken, dat Ximenez het Spanje van zijn tijd ook in ware beschaving van geest en hart, in zedelijke grootheid, rijker en edeler achterliet. Want het zou voor den ridderlijken Spanjaard haast een beleediging zijn, het zoo voor te stellen, alsof alleen brute kracht en materieele rijkdom het hoogste goed van een volk uitmaken. Alfonso Ximenez - toen hijlater minderbroeder werd noemde hij zich Franciscus - in 1436 uit een verarmde familie geboren, werd baccalaureus in de beide rechten te Salamanca, verbleef 6 jaren te Rome, geraakte na zijn terugkeer in Spanje in twist met den bisschop van Uzeda, door wien hij zes jaren lang gevangen wordt gehouden, wordt aartspriester te Uzeda, in 1480 eerste kapelaan te Siguenza, in 1485 vicarius generalis van het bisdom Siguenza, en treedt intusschen in de Orde der Minderbroeders, waarin hij op zijn verzoek naar een stil kloostertje wordt geplaatst, om zich geheel aan studie en gebed te wijden. Na eenige jaren kiest koningin Isabella hem tot haren biechtvader, in 1494 wordt hij provinciaal van zijn ordesprovincie Castilië, en een jaar later aartsbisschop van Toledo. Hij was toen 59 jaren oud, en zijns ondanks verheven tot de hoogste kerkelijke waardigheid in Spanje. Met ijzeren hand hervormde Ximenez op de eerste plaats zijn eigen bisdom en zijn eigen orde, welke laatste hij als provinciaal reeds grondig gevisiteerd had, op zijn reizen slechts vergezeld van een secretaris en een muilezel. Intusschen werden Ximenez' talenten ook voor staatszaken benuttigd. Als grootkanselier van Castilië | |
[pagina 185]
| |
had hij heel wat te stellen met de regeling der vorstelijke erfopvolging in Spanje, en ten slotte was het Ximenez, en hij alleen, die heel Spanje bestuurde, zoowel wat de binnenlandsche als wat de buitenlandsche politiek betrof. Bij al deze beslommeringen, waarbij nog de strijd tegen de Mooren kwam, die hij in 1509 onder zijn persoonlijke leiding te Oran belegerde en versloeg, bleef Ximenez tot aan zijn dood toe (8 Nov. 1517) een voorbeeld van eenvoud, en een zeer krachtig en enthousiast bevorderaar van kunsten en wetenschappen. Als zoodanig vooral komt hij bij Lyell ter sprake, bijzonderlijk in verband met de stichting van de Universiteit te Alcalá, de uitgave van den Polyglot en de herstelling der zgn. Mozarabische liturgie. Deze laatste, ook Gothische liturgie genoemd, is een historisch prachtmoment uit de eerste eeuwen van het Christendom. Waarschijnlijk werd zij uit het Oosten door de Visigothen, toen deze in de 5e eeuw in Europa vielen, naar Spanje gebracht, en, naar men op goede gronden meent, in een vasten vorm gegoten door den H. Isidorus, bisschop van Sevilla († 636). Den naam ‘Mozarabische’ kreeg zij na de verovering van Spanje door de Arabieren, toen de nog overgebleven christenen in hun heele cultuur een arabischen invloed ondergingen. In de 11e eeuw wilde men ze onder drang van Rome vervangen door de toen reeds veel verspreide Romeinsche liturgie, doch dit stuitte op heftigen tegenstand, vooral te Toledo. Een godsoordeel maakte, naar middeleeuwsche zede, uit, dat beide liturgieën naast elkander zouden blijven bestaan, met name de Mozarabische in 6 voorname kerken van Toledo. Ten tijde van Ximenez was ze echter ook in deze kerken op den achtergrond geraakt, en nu werd ze met kracht hersteld, doch niet in geheel Spanje, maar slechts in enkele kerken te Toledo, te Salamanca en te Valladolid. In 1500 verscheen op 9 Januari bij Pedro Hagembach het eerste gedrukte Missale mixtum secundum regulam beati Isidori dictum Mozarabes, een prachtige foliant van 480 bladen, met gothische letter in rood en zwart gedrukt. De incunabel is niet zeldzaam; exemplaren berusten o.a. te Parijs, Weenen, Lissabon, Toledo, Madrid, Leipzig, Londen, Manchester, Cambridge, Rome en AfschaffenburgGa naar voetnoot1). Het boek is gedrukt in typen 1, 2, 3 en 4, die men, uitgezonderd type 4, afgebeeld vindt bij Haebler, Tipografía Ibérica (La Haya 1902), plaat 130-132Ga naar voetnoot2). Op laatstgenoemde plaat is het colophon van het Missale Mozarabicum gereproduceerd. Dit Missale mixtum Mozarabicum moet niet verward worden met een Missale mixtum Toletanum, dat 1 Juni 1499 bij denzelfden Pedro Hagembach verscheen, eveneens op bevel van Ximenez. Het is blijkbaar een missaal volgens de Romeinsche liturgie, en dus bestemd voor het overige gedeelte van Spanje. Volgens de voorrede werd tot grondslag genomen een Missaal te Venetië in 1488 verschenen, en na 1499 werd het nog meermalen herdruktGa naar voetnoot3). | |
[pagina 186]
| |
Ook het Missale Mozarabicum werd meer dan eens herdrukt, ofschoon natuurlijk zeldzamer, daar slechts enkele kerken het gebruikten en nòg gebruiken. Lyell vermeldt (p. 58) herdrukken van Rome 1755, Puebla de los Angeles (Mexico; ook daar schijnt de Mozarabische ritus dus te zijn doorgedrongen) 1770, en Rome 1804. Daarbij moeten nog gevoegd worden de herdruk dien Migne leverde in zijn Patrologia latina, tome 85 (Parisiis 1850), en de door Kaulen vermelde nieuwste uitgave van Toledo 1875. Kaulen beweert, dat Migne de door Kardinaal Lorenzana bezorgde uitgave van 1804 heeft nagedruktGa naar voetnoot1), doch het is de editie van Rome 1755, welke bewerkt werd door den Jesuiet Alexander Lesley. Het blijkt uit den 11en Index op Migne's Patrologia (t. 218, col. 361)Ga naar voetnoot2). Wel werd door Migne (tome 86; Parisiis 1850) het Breviarium Mozarabicum van Kardinaal Lorenzana herdrukt, dat door dezen te Madrid reeds in 1775 opnieuw uitgegeven was. Dit Breviarium Mozarabicum, het pendant van 't Missale, werd eveneens het eerst op last van Ximenez uitgegeven, en verscheen onder den titel: Breviarium secundum regulam beati ysidori te Toledo bij Pedro Hagembach, 25 Oct. 1502 in-folio. Of er, behalve de twee reeds vermelde herdrukken van 1775 en 1850 - deze laatste bleef aan Lyell onbekend - nog andere verschenen zijn, is niet zoo gemakkelijk te achterhalen. Het schijnt bij deze twee herdrukken gebleven te zijn. Van meer algemeen belang was de Polyglot-bijbel, die op bevel van Ximenez werd uitgegeven. Toen in 1500 de eerste steen was gelegd voor de universiteit te Alcalá, die in 1508 met 42 professoren in werking trad, koos Ximenez intusschen een zevental geleerde mannen uit, waaronder drie bekeerde Joden, en zette hen in 1502 aan den arbeid om den hebreeuwschen, griekschen en latijnschen tekst van het Oude en Nieuwe Testament critisch te herzien. Het werk werd gedrukt door Arnao Guillen de Brocar, die niet uit Duitschland door Ximenez ontboden was, zooals Gomez reeds in 1569 beweerde, maar die in 1465 te Pampeluna een drukkerij had, daarna te Logroño (1501), en, terwijl hij vanaf 1511 te Alcalá werkzaam was, sedert 1521 nog twee andere drukkerijen te Toledo en Valladolid bezatGa naar voetnoot1). In 1514, 10 Januari verscheen het Nieuwe Testament, dat eigenlijk het zesde en laatste deel van het werk vormt. Eenige maanden later (17 Maart en 31 Mei) volgde het hebreeuwsch en chaldeeuwsch woordenboek, dat het 5e deel der serie is. De 4 andere deelen: I Pentateuch; II Josuë tot Gebed van Manasses; III Esdras tot Ecclesiasticus; IV Isaias tot het derde Boek der Machabeën, verschenen in gewone volgorde. Het laatste draagt den datum 10 Juli 1517. Bij het Nieuwe Testament zijn de grieksche en latijnsche tekst in 2 kolommen naast elkaar gedrukt; bij het Oude Testament | |
[pagina 187]
| |
stonden hebreeuwsch, latijn en grieksch in 3 kolommen naast elkander, terwijl de Pentateuch bovendien den chaldeeuwschen tekst aan den voet der bladzijde had. Samen bevatten de 6 deelen 1528 bladen, en van het geheele werk werden 600 exemplaren gedrukt. De onderneming had 50.000 gouden dukaten gekost - volgens Lyell is dat £ 230.000 in hedendaagsche waarde - maar toch werd het werk slechts tegen den zeer lagen prijs van 6½ dukaat per exemplaar verkocht. Een of andere tegenspoed heeft verhinderd, dat het werk aanstonds in den handel kwam. Wellicht was Rome daarvan de oorzaak. De goedkeuring van Paus Leo X is gedateerd 22 Maart 1520, maar ook daarna duurde het twee jaren, voordat het boek op de markt werd gebracht. Het lange liggen in de magazijnen heeft wellicht ook ten gevolge gehad dat eenige vellen werden beschadigd en herdrukt moesten worden. Men treft althans verschillende exemplaren aan, waarin het zetsel afwijkt van het gewoneGa naar voetnoot1). Ook in het voorwerk der verschillende deelen, in de Errata achteraan, en in het N. Test., waarin vóór de Epistola ad Romanos nog 6 bladen, blijkbaar later gedrukt, zijn ingevoegd, treft men allerlei afwijkingen aan, zoodat het moeilijk te controleeren is, of aan een exemplaar niets ontbreekt. Sommige exx. van deel I hebben ook een ander en mooier titelbladGa naar voetnoot2). De vertraagde verschijning van den Polyglot had ook dit gevolg, dat de Complutenser-uitgave wel den eersten gedrukten griekschen tekst van het Nieuwe Testament bevatte, maar dat het grieksche N.T., dat Erasmus in 1516 te Basel by Froben uitgaf, toch het eerst op de boekenmarkt kwam. Het baarde groot opzien, en onder hen die met Erasmus daarover een polemiek aanbonden, was ook Diego Lopez de Zuñiga (Stunica), een der voornaamste medewerkers aan den Polyglot. Stunica was vrij scherp in zijn afkeuring van Erasmus, maar Ximenez zeide hem bij een zekere gelegenheid: ‘God geve dat alle schrijvers hun werk zoo goed doen als hij. Gij zijt verplicht, òfwel iets beters te leveren, òfwel het werk van anderen niet af te keuren’. Dit antwoord teekent Ximenez weer. Erasmus hield later, toen dePolyglot verschenen was, rekening met Stunica's werk, met name in zijn N. Test. van 1522, dat duidelijk den invloed van den Complutenser Polyglot vertoont. Ook de groote Polyglotten van Antwerpen 1568, Heidelberg 1586 en die van Walton (Londen 1655) hebben, wat het Oude Testament betreft, den Complutenser tekst min of meer tot grondslag genomen. Op zijn beurt steunt de Complutenser weer op den hebreeuwschen Pentateuch van Lissabon 1491 (Haebler I en II, n. 532) en het Oude Testament van Napels c. 1491 (HC. 3028; Pr. 6740), waarmede Ximenez, indirect ook een eervol getuigenis aflegde voor de toenmalige Joodsche tekstcritiek. Dat de typografische uitvoering van het werk, die in handen van De Brocar was, zeer goed is, spreekt wel vanzelf. Vooral de grieksche type die hij in het Nieuwe Testament gebruikte is mooi. Proctor noemt ze ‘undoubtedly the finest Greek fount ever cut’ (Lyell 47). Ze is in origineele grootte afgebeeld bij Lyell. p. 43, en naar het getuigenis van De Brocar zelf werd zij gesneden naar een grieksch bijbelhandschrift, dat door Leo X aan Ximenez was ter leen gezonden. De type draagt een unciaal, geen cur- | |
[pagina 188]
| |
sief karakter, zooals de bij andere drukkers gebruikelijke grieksche typen. In het Oude Testament is een kleinere, niet zoo mooie, grieksche type gebruikt; de andere was blijkbaar te groot voor zetsel in 3 kolommen. Er bestaat meeningsverschil over de beteekenis van een vier-regelig vers, dat op beide titelbladen - zoowel het mooie als het minder mooie (vgl. Lyell 30 en pl. V en VII) - van deel I boven het wapen van Ximenez is geplaatst. Dit wapen heeft een geschaakt veld van 15 blokken, en daarop zinspeelt het vers: Haec tibi pentadecas tetragonon respicit illud
Hospitium petri et pauli ter quinque dierum.
Namque instrumentum vetus hebdoas innuit, octo
Lex nova signatur, ter quinque receptat utrumque.
Mij dunkt, dat de beteekenis zóó duidelijk is, dat er niets anders uit gelezen kan worden dan dit: De vijftien blokken beduiden de 15 dagen die Paulus bij Petrus doorbracht (zie Ep. Ad Galatas I. 18: et mansi apud eum diebus quindecim). En daar het getal zeven het Oude Testament (instrumentum vetus) en acht het Nieuwe (lex nova) beteekent, omvatten de 15 blokken van het wapen beide te zamen. Met andere woorden: Ximenez' wapen met zijn 15 blokken verzinnebeeldt, dat hij het Oude Testament, dat door 't getal zeven wordt aangeduid, in de taal der Joden, wier apostel Petrus was, heeft uitgegeven; en het Nieuwe Testament, dat door acht verzinnebeeld wordt, in de taal der Heidenen, aan wie vooral Paulus het geloof verkondigde. Petrus en Paulus bleven 15 dagen bij elkaar, het Oude Test. en het Nieuwe zijn óók 15 bij elkaar, en de blokken van 't wapen zijn samen óók 15. 't Is natuurlijk slechts middeleeuwsche getallen-symboliek, een liefhebberij, waarvan men duizenden voorbeelden ontmoet (de christelijke schrijvers volgden hierin het voorbeeld van hun vóór-christelijke collega's). Dat echter - en daar komt het in casu op aan - het OudeTest. door 7 en het Nieuwe door 8 wordt aangeduid, vindt men reeds bij den H. Hieronymus. In zijn Commentaria in Ep. ad Galatas, l. I, cap. 1 zegt hij op I. 18: ‘Et (sunt) quindecim gradus per quos ad canendum ascendunt Deo’ (hij bedoelt de 15 Psalmi Graduales, nl. psalm 119-133; zie de Vulgaat)Ga naar voetnoot1). En elders (In Ecclesiasten, cap. 11, v. 2: da partem septem necnon et octo): ‘Quindecim graduum psalmi sunt, per quos primum erudimur in lege (het Oude Test.), et septenario numero expleto, postea per ogdoadem ad Evangelium (het Nieuwe Test.) scandimus’Ga naar voetnoot2). By Hieronymus is dus reeds de grondslag aanwezig voor een verklaring, die in het 15-daagsche verblijf van Paulus bij Petrus, het Oude en het Nieuwe Testament verzinnebeeld ziet. En dit idee is door den Complutenser Polyglot verder toepasselijk gemaakt op het wapen van Ximenez. Een ander ‘crux interpretum’ is een...... stekelvarken! De Brocar gebruikt in verschillende door hem gedrukte boeken - niet echter in den Polyglot - een drukkersmerk, voorstellende een man, geknield voor een kruis, en daaronder twee engelen, die een schild, waarin De Brocar's monogram voorkomt, vasthouden. Daarboven is een stekelvarken afgebeeld, terwijl het motto luidt: ‘Inimici hominis domestici eius’Ga naar voetnoot3). Men meent, dat dit betrekking heeft op huiselijke twisten van De Brocar, hetzij met zijn eigen huisgezin, hetzij met zijn werklieden. Mij dunkt, dat deze spaansche humor wel op iets meer algemeens betrekking zal hebben. Ximenez had - het spreekt vanzelf - veel, | |
[pagina 189]
| |
zeer veel vijanden, niet alleen onder zijn eigen medechristenen, die men, in tegenstelling met de Mooren, óók ‘domestici’ zou kunnen noemen, en die meermalen spotschriften op hem uitgaven, maar, zooals algemeen bekend is, ook onder zijn eigen huisgenooten, met name onder zijn ordebroeders, die met hem in het aartsbisschoppelijk paleis te Toledo woonden, en die het hem, vooral in het begin, op alle mogelijke manieren lastig maakten. In dien algemeenen afkeer zal ook wel De Brocar, een vriend van Ximenez, gedeeld hebben, zoodat hij het stekelvarken plus het motto, op zichzelven kan hebben toegepast - die man, die voor het kruis knielt, kan wel niemand anders dan De Brocar zelf voorstellenGa naar voetnoot1) - ofwel hij heeft het motto gekozen als toepasselijk op zichzelven en op zijn hoogen meester Ximenez erbij. In elk geval moet de Brocar met zijn ‘inimici domestici’ en het stekelvarken, behoudens bewijs van het tegendeel, vijanden hebben bedoeld, die iedereen wel kende. Van 1511 tot 1518 heeft De Brocar, behalve den Polyglot, minstens nog 11 andere werken op last van Ximenez gedruktGa naar voetnoot2). Een nader onderzoek omtrent het eerste voorkomen van dat drukkersmerk zal wellicht ook verdere opheldering van het stekelvarkens-raadsel brengen. De drie Appendices welke Lyell aan zijn boek heeft toegevoegd zijn, zooals gezegd, eerste proeven, daar tot nu toe nog niemand getracht heeft het bibliografisch materiaal omtrent Ximenez of zijn Polyglot systematisch bijeen te brengen. Appendix A bevat de beredeneerde opsomming van de exx. van den Polyglot, welker bestaan Lyell heeft kunnen achterhalen. Het zijn er samen 97. Engeland bezit er 49, Schotland 4, Amerika 16, Frankrijk 9 en Italië 8. Uit deze landen bezat Lyell inlichtingen, die ongeveer volledig kunnen genoemd worden. Verder heeft Duitschland 7 exx., Spanje en Portugal ieder 2, Denemarken, Zwitserland, Rusland en Nederland ieder 1. Natuurlijk moeten er in Duitschland, Spanje en Portugal en zeker in Zuid Amerika nog andere exemplaren zijn. Ook in Nederland is er zeker meer dan een. Lyell heeft alleen opgave ontvangen over, of wellicht zelf gezien, het ex. van de Universiteitsbibliotheek te Leiden. Er bestaat echter ook een exemplaar op de Athenaeum-bibliotheek te DeventerGa naar voetnoot1). Jammer genoeg is het incompleet. Deel IV en VI, de Oratio Manassis en 't Register in dl. II, en de Interpretationes hebreorum nominum in dl. V ontbreken. En tusschen het corrigeeren van de proef en de revisie van deze bespreking vind ik nog twee andere exemplaren, een op de Universiteitsbibliotheek te Utrecht en een op de UB. te Amsterdam. Beide zijn compleet, bestaan althans uit 6 deelen. Het blijkt dus dat Lyell's inlichtingen omtrent Nederland zeer onvolledig zijn. Appendix B geeft een bibliografie over Ximenez. Zij bevat 7 handschriften (alleen 't British Museum is onderzocht) en 102 titels van boeken, chronologisch gerangschikt. Van die titels handelen er 22 over den Polyglot. Dit lijstje zou, naar ik meen, gemakkelijk te vergrooten zijn, doch dat is iets wat veilig aan Lyell kan worden overgelaten. Alleen zij vermeld - omdat het boek in het buitenland wel weinig zal voorkomen - dat er nog een uitgave van C.J. Hefele, Der Cardinal Ximenes, is verschenen te Arnheim (Arnhem), Druck und Verlag von | |
[pagina 190]
| |
Josué Witz, 1853 (XII. 567 SS. 8o) als 2ter Jahrgang, 4te Lieferung der Bibliothek für Geschichte, Philosophie und Theologie. Het is een letterlijke herdruk van de 2 jaren tevoren te Tübingen 1851 verschenen Zweite verbesserte Auflage. Josué Witz was de pleegzoon van Joachim George Le Sage ten Broek, en had eerst een drukkerij te Grave (N. Brab.) die hij omstreeks 1850 naar Arnhem verplaatste Hij heeft zich daar vooral erop toegelegd, katholieke werken, die pas in Duitschland waren verschenen, onmiddellijk te herdrukken, en ze te laten verschijnen in een serie: ‘Bibliothek für Geschichte, Philosophie und Theologie’. Ofschoon Witz dat toenmaals zonder eenig gewetensbezwaar deed en ook kon doen - van iets als de Berner Conventie was 'n 70 jaar geleden in Nederland nog geen sprake - en volstrekt ook de eenige zondaar niet was, integendeel! heeft ook hij toch met die onderneming ertoe bijgedragen, aan Nederland de reputatie van ‘litteraire roofstaat’ te bezorgen. Eindelijk geeft Appendix C een voorloopige lijst van werken, die uitgegeven werden op bevel van Ximenez. Men vindt onder die 26 nummers verschillende werken met mystieken inhoud: Joh. Climacus, Angela de Foligno, Catharina van Siëna enz., en liturgische boeken als 't Intonarium Toletanum (Alcalá 1515), Passionarium (1516) en Officiarium Toletanum (1517). Al in 1569 constateerde Gomez, de eerste biograaf van Ximenez, dat van de werken op Ximenez' bevel uitgegeven ‘paucissimi nunc in veniuntur et sui pretium raritate adaugent’. Het spreekt vanzelf, dat ze thans tot de witte raven behooren, en àls ze op de boekenmarkt komen, schatten gelds kosten. In 1909 werden op een veiling te Londen het Missale en Breviarium Mozarabicum samen voor 15000 gulden verkocht. Nu, na nog geen 10 jaren, zullen ze voor dien prijs wel niet meer te krijgen zijn. Ten slotte een wensch, voordat we van Lyell's sympathiek boek afscheid nemen. Er ontbreekt aan de Appendices nog één afdeeling, nl. een bibliografie van en over het Missale en Breviarium Mozarabicum. De bibliografie ‘van’ deze boeken is met de boven gegeven aanvullingen wel zoowat compleet. Maar de bibliografie ‘over’ de Mozarabische liturgie is nog een terra incognita, voorzoover bekend. Een der voornaamste werken, die daarin moeten worden opgenomen, is wel de grondige studie van den Bollandist Joannes Pien of Pinius(† 1749), welke onder den titel De liturgia antiqua Hispanica verschenen is als, voorwerk van de Acta Sanctorum, tom. VI Julii, ed. Palmé (Parisiis 1868), p. 1-114Ga naar voetnoot1). Een eerste bewerking van zulk een bibliografie kan wel het best worden toevertrouwd aan iemand, die de rijke bibliotheken in Engeland vrij kan bezoeken. Een verdere uitbreiding kan zij dan verkrijgen door spaansche geleerden, of liever door medehulp van alle nationaliteiten, onder wie de wetenschappelijke samenwerking en broederschap zoo spoedig mogelijk hersteld moge worden. Woerden. fr. B. Kruitwagen, O.F.M. |
|