Van de incunabelen en de Nederlandsche post-incunabelen is een volledige catalogus gegeven. Van de tentoongestelde handschriften, en de keuze-collecties in het Vondelmuseum en de Bibliotheca Rosenthaliana eveneens. Van de andere groepen was het niet mogelijk de catalogiseering nog tijdig vóór den druk te voltooien; zij zal later een vervolg op dit boek vormen.
Van de handbibliotheek in de kamer-Boot is het voornaamste gedeelte in den loop van 1918 gecatalogiseerd; aan belangstellenden wordt op aanvraag gaarne een exemplaar van dezen catalogus verstrekt.
Voor de omvattende werkzaamheid van voorbereiding van de tentoonstelling en catalogiseering van al deze verzamelingen, kon de bibliothecaris gebruik maken van een grootendeels voltooide, maar nog niet persklaar gemaakte incunabelbeschrijving door Dr. F.C. Wieder, en van den bestaanden handschriftencatalogus dl. II door Dr. M.B. Mendes da Costa. Verder vermeldt hij met waardeering de hulp van Dr. Bertha M. v.d. Stempel, den heer J.M. Hillesum, conservator der Bibliotheca Rosenthaliana, den heer H.C. Diferee, conservator van het Vondelmuseum, den heer J.N.J. Jenssen, assistent, belast met het beheer van de kaartenverzamelingen, en van het geheele personeel der bibliotheek.
Op den titel van den Gids is het aardige boekenvignet van Spillebout afgebeeld met bijschrift ‘Amsteldamsche Bibliotheeck’. Men kijkt in het lokaal op de dakverdieping van het oude Agnietenkerkje, nog duidelijk te kennen ondanks het onbeholpene van de afbeelding. De oude plutei, kasten met lessenaars, zijn goed afgebeeld met de studeerenden in hun 17e-eeuwsche mantels. Men ziet de boven de lessenaars geplaatste boeken met afhangende kettingen, en een koperen kaarsenkroon voor de verlichting. Verder zijn een paar aardige afbeeldingen gegeven, aan een ouden gids voor Amsterdam ontleend: het Agnietenkerkje met de poort, en de Handboogdoelen waarin nu de bibliotheek geborgen is, met zijn fraaien 16e-eeuwschen gevel. Naar eene sepia-teekening is het gebouw afgebeeld, zooals het er sinds de 18e eeuw uitziet. Deze prentjes zijn al vroeger als prentbriefkaarten verspreid geweest.
Bij de handschriftenbeschrijving is een oude Amsterdamsche kloosterband afgebeeld, en eene 16e-eeuwsche miniatuur die Aristoteles voorstelt; bij de incunabelen zijn reproducties gegeven van letterdruk en van prenten, o.a. de sirenenzang uit de editio princeps van Homerus, en een vermakelijk prentje met bijschrift uit den hortus sanitatis.
Bij de oude Nederlandsche drukken is de illustratie zeer rijk, daar door den heer W. Nijhoff het vrije gebruik werd verleend uit zijn grooten voorraad van cliché's. Tal van aardige titelbladen, prenten, bladzijden, initialen enz. uitzijn ‘Art typographique’ en uit ‘De Amsterdamsche boekdrukkers’ konden daardoor worden opgenomen.
Bij de keuze-catalogus uit het Vondelmuseum zijn een vijftal reproducties van Vondelhandschriften gegeven; bij die van de Rosenthaliana eenige specimina van Hebreeuwsch handschrift en boekversiering, en een titelblaadje van een in Engeland bewaard boekje met Hebreeuwsche letter op den titel, dat zich als oude Amsterdamsche druk doet kennen, hoewel het inderdaad wel te Amsterdam uitgegeven, maar elders gedrukt zal zijn.
Bij de enkele woorden ter inleiding van de tentoongestelde werken van oude Nederlandsche letterkunde is een blazoen uit het ‘Const-thoonende juweel van Haarlem’ gereproduceerd; bij de geografische afdeeling, die iets uitvoeriger is ingeleid, de bekende aardige afbeelding van een les in zeevaartkunde, aan Blaeu's ‘Licht der zeevaert’ ontleend.