maken om de oude prentjes te vervangen. Twaalfzijn er gereed gekomen; als voorbeeld is het bezoek van de kinderen bij ‘Saartje, onze oude goede baker’ weergegeven. ‘Ze zijn los en breed van teekening en de kleurver-deeling is met tact aangebracht. Wie de teekenaar was, wie de drukker, wordt met geen enkel lettertje vermeld: de anonymiteit is zoo absoluut mogelijk. Bleek het drukken dezer prentjes te duur? Waren ze misschien te los van behandeling, om den smaak des uitgevers te streelen? Ziedaar vragen, waarop ik het antwoord moet schuldig blijven’. Enkele jaren later is er een nieuw plan ontstaan, getuige een met Oost-Indische inkt gewasschen teekeningetje van J.W. Kaiser: ‘Claartje bij de schilderij van haar overleden moeder’. Dit wijst op het voornemen, de gedichtjes volgens de mode van dien tijd met staalgravures te illustreeren, zooals we die in de almanakken kennen.
Jantje bij den pruimeboom, 1853.
Eindelijk in 1853 kwam er iets nieuws; de versjes kregen houtsneeprentjes. Het voorbeeld dat we er van te zien krijgen, Jantje bij den pruimeboom, bevestigt Van Dokkum's oordeel. ‘Ze hebben niets Van Alphensch aan of in zich, ze zijn mat en dood en weerspiegelen in geen enkel opzicht den geest van den tijd die de versjes inspireerde. Ze verluchten en verklaren niet, ze begeleiden slechts en doen dit nog bizonder slecht en behelperig’. En de schrijver voegt er aan toe: ‘Het is wel merkwaardig dat juist deze llustraties van Van Alphen zich tot op den huidigen dag hebben gehandhaafd, want deze uitgave is de eenige die thans nog herdrukt wordt bij de firma Bolle te Rotterdam’.
Oude kalenderhoutsnee, illustratie van een nadruk.
Wel zijn later nog nieuwe illustraties gemaakt, litho's in Duitschen trant omstr. 1870, kleuren-drukjes voor Van Al-phen's A B C-boekje datin 1871 verscheen, gekleurde litho's naar de oude prentjes van Buys in hetzelfde jaar; van elke reeks is een specimen afgebeeld. Bovendien zien we eene oorspronkelijke teekening voor de Fransche uitgaaf van Clavareau, een niet heel geestige caricatuur van Alexander Verhuell uit de ‘Kleine gedichten voor de lieve jeugd aan de Hoogere Scholen’ (1817), een oude kalenderhoutsnee, waarmede een nadrukker, S. en W. Koene, zijn boekje illustreerde.