zoo heel belangrijk, doch voor wien dit noodig mocht zijn een vingerwijzing dat ons oude fonds nog niet geheel te versmaden is.
Van meer gewicht lijkt mij het volgende. Aan het Vondel-Museum wordt een eeresaluut gebracht. Alweer: accoord! Voor onze groote dichters kan niet genoeg reclame gemaakt worden - moet helaas reclame gemaakt worden - en het Vondel-Museum doet dit op waardige wijze voor zijn schutsheilige. Maar .... het heeft Vondel niet ontdekt. De Heer Wieder klaagt: ‘Zonder het bruikleen van de stichting ter eere van Vondel zou de bibliotheek der stad waar onze grootste dichter leefde wellicht niet meer van hem kunnen laten zien dan de moderne uitgaven en geschriften over hem’. Dit is geschiedschrijving à la Bilderdijk. Bij de catalogi onzer bibliotheek, door u in uw Gids opgesomd, vind ik: Bibliotheca Vondeliana. Catalogus van boekwerken van en over Joost van Vondel, bijeenverzameld door wijlen Mr. A.D. de Vries Az. Aan de Bibliotheek der Universiteit van Amsterdam ten geschenke gegeven door zijne broeders en zusters. 32 blz. Amsterdam 1883. 8o. Deze collectie, met zooveel liefde en kunde bijeengebracht, bevindt zich dus al 35 jaar in onze bibliotheek. Trouwens, dat er, ook vóór de stichting van het Vondel-Museum, in de Amsterdamsche Bibliotheek over Vondel wel iets anders te vinden was dan ‘moderne uitgaven en geschriften’ - en die zijn toch ook niet het uitvaagsel des boekdoms - welke Vondelkenner wist dat niet? Ten overvloede vergelijke men Unger's Bibliographie van 1888 en vrage of Amsterdam zich heeft te schamen. Vergelijke men ten Brink's Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde, in 1897 verschenen. Bijna alle titel-reproducties in het Vondel-hoofdstuk dragen het onderschrift: Universiteitsbibliotheek te Amsterdam.
Onze boekenschat moge bescheiden zijn, zoo hopeloos als de Heer Wieder het voorstelt is de stand van zaken gelukkig niet. Daarvoor zorgden en zorgen onze Amsterdamsche Maecenaten. Het kost moeite geen namen te noemen, doch wie te kiezen uit de statige rij, van Buyck (of liever zijn erfgenamen) tot (voorloopig) Sterck? Wat onze bibliotheek zonder deze zou zijn, wij behoeven er gelukkig niet aan te deuken. Wat zij dank zij dezen is, verdient geen miskenning. In het Louvre worden de namen der ‘weldoeners’ in de galerie d' Apollon in het marmer gegrift. Ik dacht dat dit bij ons niet noodig was. Dat hieraan nog wel iets ontbreekt, heb ik, niet tot mijn genoegen, moeten constateeren.
Amst. 23/6'19.
H.J. Mehler.