Het Boek. Jaargang 8
(1919)– [tijdschrift] Boek, Het–
[pagina 315]
| |||||||||||
Boekdruk te Munster in 't begin van de zestiende eeuw.In een der laatste afleveringen van Westfalen komt een opstel voor van Prof. Dr. Aloys Bömer, Der münsterische Buchdruck im ersten Viertel des 16. JahrhundertsGa naar voetnoot1) met een Nachwort over de houtsneden van Prof. Dr. M. Geisberg. De schrijver geeft een grondige verhandeling over de Munstersche drukkers, met een bibliographie van 42 nommers, loopende van c. 1507 - c. 1527, bovendien 18 platen met facsimile's van de typen, houtsneden, randen, merken, enz. Waar zijn artikel onze Nederlandsche boekdruk even raakt, dient het hier met een kort woord vermeld te worden. Voor goed weerlegt Bömer thans het sprookje van een Deventer drukfiliaal, dat te Munster gevestigd zou zijn geweest. NordhoffGa naar voetnoot2) heeft dit indertijd met meer fantazie dan wetenschappelijke zekerheid verzonnen en door Reichling, in zijn bespreking van Nordhoff's werkGa naar voetnoot3), is het overgenomen. Getroffen door de onverklaarbaar lange stilstand in de Munstersche typographie tusschen 1486 (lees 1489) - c. 1507, juist samenvallend met een periode van groote productiviteit der geleerden van de school, nam Nordhoff aan, dat in die jaren wel degelijk te Munster gedrukt zou zijn, maar door het filiaal van een Deventer drukkerij, met behoud van het Deventer adres. De uitgave van Augustinus Dathus Senensis, Isagogicusiibellusineloquentiae praecepta met annotaties van Murmellius, gedrukt door Gregorius Os de Breda te Munster omtrent 1507 (de voorrede is geteekend XII cal. octobris 1507) leverde hem, vanwege een zekere gelijkheid in typen en de overeenstemming in naam met Jacobus de Breda in Deventer, het bewijs, dat deze een filiaal te Munster zou hebben gehad, waar de | |||||||||||
[pagina 316]
| |||||||||||
werken van de Munstersche geleerden uitkwamen; onder Gregorius Os de Breda zou dit zich dan tot een zelfstandige zaak hebben opgewerkt. Ook hier heeft het typenonderzoek met zijn onweerlegbare resultaten de waarheid aan 't licht gebracht. Bömer heeft met zekerheid kunnen constateeren, dat de typen van Gregorius Os de Breda niet overeenkomen met die van Jac. de Breda, wel echter tot in kleine bizonderheden met drukken van Peter Os van Breda te ZwolleGa naar voetnoot1) en zijn zoon Thieman. Verband met deze, ook reeds waarschijnlijk door de gelijkheid van naam, is dus bewezen. Van welke aard die relatie is geweest, zal nader moeten onderzocht worden. Bömer spreekt de veronderstelling uit, dat een drietal andere drukken mogelijk ook aan de pers van Gregorius Os de Breda te Munster moet worden toegeschreven.
Zoolang er van Gregorius Os slechts één druk bekend is, zal men wijs doen dergelijke hypothesen onder alle voorbehoud te aanvaarden. Bömer zelf geeft hierin trouwens het voorbeeld en drukt zich zeer omzichtig uit. De houtsnee, die in de eenige druk van Gregorius Os de Breda voorkomt (Bömer, Tafel I) vinden we later terug bij Albert Pafraet te DeventerGa naar voetnoot3). Reeds herhaaldelijk heb ik bewijzen gevonden, dat Zwolsche en Deventer drukkers elkaars houtsneden gebruikten, 't | |||||||||||
[pagina 317]
| |||||||||||
zij ze die leenden, huurden of overnamen. Een waarschuwing om voorzichtig te zijn en nooit drukken uitsluitend op grond van 'n houtsnee aan een van de Deventer of Zwolsche drukkerijen toe te schrijven. Nog wijs ik op 't geen Bömer, S. 22-23 vermeldt over een mij onbekende uitgave van Cicero's Epistolae breviores (c. 1517?) zonder naam van drukker, maar blijkens de typen van Alb. Pafraet te Deventer en te koop bij Jacobus Affelen in Munster (‘Prostant Monasterii apud Jacobum Affelen commorantem sub e̹de divi Michaelis’)Ga naar voetnoot1) Men ziet er uit, op welke wijze de talrijke leerboeken van Pafraet en andere Deventer drukkers hun weg wisten te vinden naar de Munstersche school. Tot slot de opmerking, dat het onderstuk van de titelrand door Dietrich Tzwyvel te Munster gebruikt (Tafel 17-18) behalve bij Heinrich von Neusz in KeulenGa naar voetnoot2) ook bij Alb. Pafraet voorkomt met 't jaartal 1520 en zijn merk en initialen op 't schildGa naar voetnoot3). Ontleening aan hem is met de nauwe relaties tusschen Deventer en Munster niet buitengesloten.
's-Grav., Oct. '19. M.E. Kronenberg. |
|