Nog een rijmpje van Chr. Plantin.
Bij de gedichten van den aartstypograaf, uitgegeven door Max Rooses en aangevuld in het artikel van Het Boek (Juni 1920), kan nog een tweeregelig versje gevoegd worden, dat Plantin in 1588, het jaar voor zijn dood, op het klad van een brief schreef, en dat totnogtoe niet bekend gemaakt werd. Toen de moeilijkheden waartegen hij zijn leven lang had moeten worstelen eenigszins verminderd waren en hij wat rust kon genieten, was het alsof hij zijn leven overblikte en de beginselen, die hem den krachtigsten steun in den strijd schonken en die hij in zijn zinrijk drukkersmerk had vastgezet, nog eens duidelijk en kernachtig wilde bevestigen. Het vastgeprikte been van zijn Gouden Passer verzinnebeeldt, zooals men weet, de nooit wankelende standvastigheid (Constantia), die Plantin in het volbrengen van de opgenomen taak, trots alle tegenslagen aan den dag legde; en het cirkelbeschrijvende been is het teeken van het onvermoeide, de wijdste geestelijke horizonnen omvademende werk (Labor), waardoor de groote drukker zich heeft onsterfelijk gemaakt. In het volgend versje (Arch. Plantijnmuseum, X, fo 230) herhaalt hij zijn vertrouwen in de volharding en het werk, en voegt er nog de twee andere deugden bij, die zijn levensopvatting volledigen: ootmoed en geduld.
Un Labeur courageux muni d'humble Constance
Resiste a tous assauts par douce (simple) pacience.
Maurits Sabbe.