Het Boek. Jaargang 10
(1921)– [tijdschrift] Boek, Het–
[pagina 139]
| |
Een variant in Van IJk's scheeps-bouw-konst in verband met Witsen's scheepsbouw.Toen ik, in 1913, den tweeden geheel omgewerkten druk van Witsen's Scheepsbouw (1691) ontdekte (zie l'Honoré Naber in Het Boek, 3e Jrg. 1914), trof het mij dat Van IJk, wiens scheeps-bouw-konst in 1697 verscheen en die in een Voorrede vrij uitvoerige mededeelingen deed omtrent vroegere schrijvers over dit onderwerp, van Witsen schreef dat deze voor omtrent dertig jaar zijn werk in het licht had gegeven. Dat toonde duidelijk aan dat de schrijver van een belangrijke uitgave als de tweede druk ongetwijfeld was, en pas zes jaren geleden verschenen, geen kennis had en dat ook de vriend die hem, gelijk hij mededeelt, op dat werk gewezen had, van het bestaan dier uitgave onkundig was gebleven. Ook deze bijzonderheid wakkerde het vermoeden aan dat er met die uitgave iets gebeurd moest zijn wat tot heden onbekend bleef en dat de zeldzaamheid niet uitsluitend verklaard kon worden door het van lieverlede verdwijnen der exemplaren. In den volgenden jaargang van dit tijdschrift wees Dr. van Huffei (Jrg. IV blz. 195) op een passage in La Lande, Abrégé de Navigation waarin vermeld wordt dat ‘les Etats généraux en ordonnèrent la suppression’. Een verder onderzoek heeft sedert niet plaats gehad maar de dezer dagen door mij gevonden afwijking in sommige exemplaren van Van IJk's bovengenoemd boek, bracht mij dat vraagpunt weder in herinnering omdat het mij wil toeschijnen dat die wijziging in Van IJk's boek met de suppressie van Witsen's boek in verband moet staan. In de Opdragt van Van IJk aan de Gezaamentlijk Bewinthebberen vande Nederlandsche Geoctroyeerde Oost-Indische Compagnie, ter Kamer Delft welke in het toenmaals door mij gebruikte ex. van de Kon. Bibliotheek 8 blz. beslaat, deelt de schrijver allereerst mede dat het gebrek aan goede boeken over scheepsbouw zeer sterk gevoeld werd en dat daaraan de vele fouten moesten toegeschreven worden | |
[pagina 140]
| |
welke bij den scheepsbouw voortdurend gemaakt werden. Als 12-jarige jongen werd hij in het vak van zijn vaderen geplaatst en hij heeft zich al de jaren dat hij er in werkzaam was bevlijtigd zooveel mogelijk aanteekeningen bij een te brengen welke hij dan eindelijk, ‘tot nut vande Nederlandsche Scheepstimmeringe’ voor de pers gereed heeft gemaakt. Als voorbeelden haalt hij dan eenige buitenlandsche schrijvers aan, Engelschen, Italianen, Franschen e.a. om ten slotte, vrij zonderling, door een vriend opmerkzaam gemaakt te worden op Nic. Witsen's boek, ‘al voor omtrent dartig jaaren .... in 't licht gegeven’, maar dat hem, ‘den vorscher’ onbekend was gebleven. Dezer dagen nu kwam ik in het bezit van het eveneens vrij zeldzaam geworden boek van Van IJk, waarvan ik sedert dien tijd geen exemplaar in handen had gehad en miste, toen ik de Opdracht nog eens doorlas, de mededeeling die mij vóór eenige jaren zooveel belang inboezemde. Een vergelijking met het ex. van de Kon. Bibl. bracht toen aanstonds aan het licht dat Van IJk eerst een Opdracht had laten drukken, welke hij - waarschijnlijk kort daarna - door een gewijzigde heeft vervangen. Ter vergelijking laat ik de twee opdrachten voor zoover zij van elkander afwijken, hier onder volgen. De eerste vier bladzijden, in beide uitgaven geheel gelijk, zijn ook van hetzelfde zetsel; de laatste alinea luidt: Waar in eenige Jaaren volhardende, Bijl, en Dissel te voeren machtig geworden sijnde, hebben my zelven, zes à zeven agter-een-volgende Jaaren in UE. Agtbaarhedens dienst, tot Delfshaven, onder het bestier van Leendert Symonsz. Heerman, ende Cornelis Jansz. van IJkGa naar voetnoot1), mijne Oom, beide Zalr, en doemaals meester, ende Meesters-knegt Uwer Ed. Agtbaarhedens respective Timmeringe aldaar, begeeven. | |
[pagina 141]
| |
en dan gaat het in de door mij gevonden, oorspronkelijke uitgave aldus voort Dog, staande, gelijk als, op het punct van 't gezeide Werk by der Hand te vatten, wierd my, door iemand mijner Vrienden, berigt, dat, zijn Ed: den zeer geleerden, en door naspeuren nooit vermoeiden, Heer, en Amsterdams Burgemeester, Nicolaus Witsen, al voor eenige Jaren, gelijk als niet konnende verdragen, dat aan zo groot Ligt de kandelaar langer zoude ontbreeken, en daar mede genoegsaam de nalatigheid van de respective Bouwmeesters, als met de Vinger, aanwijsende, een notabel, en deze Stoffe aangaande, zeer lofwaardig Boek, onder den Tijtel van Nederlandsche Scheepsbouw en Bestier, hadde in het ligt gegeven. Het overige van de Opdragt is in beide uitgaven, met geringe wijzigingen van denzelfden inhoud. Hij teekent in deze uitgave Van IJk, in de gewijzigde Van Yk. Na het eerste aangehaalde gedeelte luidt het gewijzigde als volgt: Waar toe aangeprikkelt ben geweest, door den voorgang van zo veele uytheemsche Schryvers, als sig in deze konst geoefent hebben, waar van de menigvuldige Boeken, over dese Stoffe uytgegeven bewys zijn: als by voorbeeld, daar zijn in 't Engelsch de volgende Werken op dese Stoffe gemeen gemaakt, Pathway to perfect Sayling. Zeamans Dictionary. The Artof Appareyling and fiting of any Ships. The Zeamans Grammar. The complete | |
[pagina 142]
| |
Modellist. The Jurisdiction of the Admiralty. The Zeamans Practice. Six Dialogues about Zea-services between an Hig-Admiral, and a Captain et Zea, & c. An Act for the establishing articles and ordres for the regulating and better governement of his Majesties Navies, Skips of War, and Forces by Zea. A true and full Account of the Royal Navy of Englant. Behalven dese heeft tot Londen Samuel Pepys een Architectura Navalis in 't licht gegeven. In dese braveren sy opentlijk allen Landaart, en meynen niemant huns gelijk in deze konst te hebben. De Italianen hebben hun Scheeps-timmering door Bartholomeus Crescentius, van Romen, aan den dag doen brengen: behalven dat men daar een groot en seer volmaakt Boek vindt, Del vera & reale Arte della Navigatione, del Governo e Disciplina del Mare, edi la Combaltere in Armate esquadrone. Dat is: Van de waare wesentlijke Konst van 't Varen, van Scheeps-tucht en bestier, en het Scheeps stryden. Een ander, tot Florencen gedrukt, voert dit opschrift, l'A rchitectura Nautica di Vascelli, &c. Dat is: de Bouw-konst van Scheepen, enz. en dit op hoope dat men deze Italiaanschen Scheepsbouw, gelijk haare Huys-bouw, navolgen, en voor Wetten opnemen zoude. Der Franschen Scheepsbouw en Bestier beschryven P. Fournier, SansonGa naar voetnoot1) en Hobier, zeer breedelijk. La Theorie de la Manoeuvre des Vaisseaux, is een Boek in Vrankryk gedruktGa naar voetnoot2). Claude François Millet beschry ft in een Boek, l'Art de NavireGa naar voetnoot3) genaamt, de wyze van Scheepsbouw, tot Marseille, en elders in Vrankrijk gebruykelijk, zo volgens de gelaste Lysten en Certers des Konings, als anderzints: hy spreekt omstandig zo van Ankers, Touwen, Masten, Zeilen, als het geheele Scheeps-lichaam, en bedryf. M. Robbe, als mede de Heer Desroches, halen een Lyst op van allerhande Scheeps en Zeemans benaamingen, in Vrankrijk gebruykelijk: spreeken ook van het Vlagge voeren, stryken, en der zeiver Verwen, zo in Vrankryk, als al-om in Europa in gebruyk, en van Zee-oorlogs-behoefte: hebben ook een kort, doch vry volmaakt begryp van de geheele Zee-vaart in 't licht gegeven. Noch is in Vrankrijk aan den dag gekomen een Boek, genaamt Reglement du Roy sur le Pavillons, FlamesGa naar voetnoot4), &c. Men siet daar mede een Werk, genaamt Ordonnance de Louis XIV. pour les Armes Navales, & Arcenaux de Marine: Als ook een Dictionaire de la Navigation: en een Boek dat genaamt is: Construction des Vaisseaux du Roy, & le nom de toutes les pieces qui y entrent, marquées en la Table, avec toutes les proportions de rangs, leur explication, & l'excercice du Canon, en meer andere. Zulks hebben Joseph Furtenbach, en Leonhart Fronsperger, in Duy tschland en Oosten ook gedaan. Desgelijks hebben de Portugeesen, en Spanjaarts, in Boeken, hun Kraaken, Galjoenen, en ander Vaartuyg, ontleed, en met al haare maaten en gestalten ten toon gestelt. Ider prijst het sijneGa naar voetnoot5). | |
[pagina 143]
| |
zeer geleerden, en door na speuren nooit vermoeiden Heer, en Amsterdams Burgermeester, Nicolaas Witsen, al voor omtrent dartig Jaaren, een deese Stoffe eenigsints aangaande, zeer lofwaardig Werk onder den Titul van: Aeloude en hedendaagsche Scheeps-bouw en Bestier: hadde in 't licht gegeven. In het welke sijn Ed: in 't breede, de Antique, zo Grieksche als Romeinsche Scheeps-timmering, beneffens Moderne, genoegsaam aller plaatsen in Europa gebruykelijk, kortelijk vertoont: mitsgaders den Indiaanschen Scheeps-bouw en Bestier, zo nauw-keurig heeft beschreven: dat den Leezer, gelijk als in ballance scheen te staan, niet weetende, of hy meerder verplicht was, de naauwkeurigheyt daar in gebracht te verwonderen, of de nuttigheyt van 't Werk te pryzen en te roemen. In deze uitgave is de uitwijding over Witsen's boek, waarvan de titel thans juister wordt opgegeven, die in de vorige niet minder dan 42 regels druks besloeg tot 18 regels ingekrompen. Was dit uitsluitend om de titels der vreemde werken over scheepsbouwkunst alsnog te geven of om niet zooveel nadruk op dat werk, ‘al voor eenige jaaren’ uitgekomen te laten vallen? Zou de eenvoudige scheepstimmerman, die alles wat hij neerschrijft aan de praktijk ontleent en voor de praktijk bestemt, die het eenige Nederlandsche werk dat hij noemt, bij toeval leerde kennen, inderdaad al die buitenlandsche werken hebben gekend en geraadpleegd? Het lijkt vreemd. Te meer omdat hij, behalve naar Furtenbach (op blz. 9) naar geen der door hem genoemde schrijvers verwijst doch wel éénmaal (blz. 20) naar een Fransch werk van ‘Dassié, in 1677 tot Parijs, in 't Frans gedrukt’ dat nu juist niet in de opgegeven bronnen voorkomt! Meer heeft bij aan het hem te spader ure bekend geworden werk van Witsen te danken, daar hij er verschillende Tabellen uit overneemt (blz. 224-228, 280-286, 297 en 318), terwijl zijn verwijzingen naar de bladzijden van dat boek aantoonen dat hij daarvoor den druk van 1670 heeft gebruikt. Waarschijnlijker komt het mij dan ook voor dat hem die opsomming van andere zijde werd verstrekt met de last deze in de plaats van de naar sommiger zin te uitgebreide mededeeling over Witsen's boek op te nemen. En het merkwaardige is dat die opsomming zoo goed als woordelijk is overgenomen uit ... de voorrede van den 2en druk van Witsen! Niet alleen de titels der werken, maar zelfs de zinbouw van het geheele stuk is gelijkluidend. Met eenige geringe verschillen nochtans, waarvan wel dit opmerkenswaardig is dat Witsen geen | |
[pagina 144]
| |
melding maakt van het werk van Pepys. Zou daarin verband te zoeken zijn met wat hieronder wordt opgemerkt? Dat de uitgave met de titels van buitenlandsche werken niet de oorspronkelijke was blijkt ten overvloede duidelijk uit den druk. De oorspronkelijke druk van de Opdragt telt eveneens 8 bladzijden, doch de kolombreedte daarvan is steeds dezelfde (13,8 cM.), terwijl deze in de nieuwe uitgave voor de bladzijden 5-8 breeder is genomen (15,3 cM.). Ook is de op de Opdragt volgende Voor-reeden in de oorspronkelijke uitgave aan hetzelfde vel papier vast gedrukt terwijl dit bij de latere lezing niet het geval is. Of mijn onderstelling juist is zal kunnen blijken wanneer iemand lust gevoelde een onderzoek in te stellen naar de reden van het supprimeeren van een zoo belangrijk werk als de tweede omgewerkte druk van Witsen's Scheepsbouw was. Dat het elders met de boeken over hetzelfde onderwerp ook raadselachtig kan toegaan bewijst een vraag van den heer R.C. Anderson in het laatste nr. van de Mariners Mirrour. Daarin vraagt hij waar Pepys' Architectura navalis, door Van IJk in zijn opdracht genoemd, toch kan gebleven zijn. Hij onderstelt dat waar al de andere door dezen genoemde boeken zijn na te wijzen, dat van Pepys toch ook bestaan moet hebben. Alleen 't is nergens te vinden. Maar de tweede druk van Witsen's Scheepsbouwkunst heette ook Architectura navalis. Wie zal zeggen of hiertusschen geen verband bestaat en wie wil al die geheimzinnigheid eens oplossen?
W.N. |
|