Het Boek. Jaargang 10
(1921)– [tijdschrift] Boek, Het–
[pagina 163]
| ||||||||||||||||||||||||||
Varia.De nood van onze ambtgenooten te Innsbruck.Wij geraken allen langzamerhand gewend aan klachten over den duurtenood. We komen al meer en meer tot het bewustzijn, dat de geringe steun dien we hier en daar bieden toch niet wezenlijk helpt. Toch mogen we de uit Innsbruck ontvangen ernstige noodkreet niet aan de lezers van Het Boek onthouden. De toestand is daar wel heel hard. Zelfs de kleine troost die de zendingen te Weenen nog brengen, blijft daar tot dusver geheel achterwege. Zijn er ambtgenooten die nog iets kunnen en willen doen? Innsbruck, am 2. April 1921. | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 164]
| ||||||||||||||||||||||||||
Berufsklassen mit so gutem Erfolge vermögen. Und so teilen denn dieses Los auch wir, Ihre engeren Kollegen, und zwar in noch höherem Grade; gehören wir doch einem abseits vom grossen Wege und in der Stille wirkenden Berufskreise an, der den öffentlichen Verkehr und seine Interessen viel zu lose berührt, und daher bei so mancher fühlbaren Aushilfe und Erleichterung leer ausging, die anderen Dienstzweigen, besonders jenen des öffentlichen Verkehrs zuteil wurde. Dazu kommt ein drückendes Gefühl der Rechtsunsicherheit - die Gehalte wurden in diesem Monate vielfach nur mehr ratenweise ausbezahlt - der Stachel des Empfindens, von der Hand in den Mund zu leben, der Spielball einer unsicheren Zukunft und materiell tief gedemütigt zu sein gegenüber den Angehörigen jedes anderen erwerbenden Standes. Es mag unsere traurige Lage genugsam beleuchten, wenn erfahrungsgemäss kein Dienstmann und kein noch so gering qualifizierter Arbeiter oder Gehilfe, welcher Branche immer, heute mit einem öffentlichen Beamten in der Erwerbsmöglichkeit zu tauschen bereit sein würde. | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 165]
| ||||||||||||||||||||||||||
Boekennood in Duitschland, en belemmeringen voor den verkoop naar buiten.Het Handelsblad van 18 April gaf het volgende berichtje: ‘Een Wolff-bericht meldt, dat de “Notgemeinschaft Deutscher Wissenschaften” heeft besloten van de drieduizend Duitsche wetenschappelijke tijdschriften maar vierhonderd te laten voortbestaan. Om aan het gemis aan buitenlandsche litteratuur althans eenigermate te gemoet te komen zal de “Notgemeinschaft” de beschikking krijgen over een bedrag, voldoende groot voor het aanschaffen van één à twee van de meest beteekenende buitenlandsche tijdschriften.’ Zulk eene mededeeling stemt tot ernstig nadenken. Men brengt ze vanzelf in verband met de quaestie, die in onze vorige aflevering ter sprake kwam, de belemmeringen van den uitvoer van Duitsche boeken. De officieele belemmeringsmaatregelen zijn, zooals de ervaring ons leert, mislukt. Ondanks verplichte toeslagen en uitvoerverboden worden Duitsche boeken hier verkocht met eene betrekkelijk geringe prijsverhooging. Actieve boekhandelaars trachten deze zoo laag mogelijk te houden. Zuinige koopers zoeken, bij wien ze het goedkoopst terecht komen. Het streven van Professor Bernhard, om tot vrijmaking van den uitvoer te komen (zie blz. 127), moet dus gaandeweg wel steun vinden, en zal het ten slotte wel winnen van de hardnekkig volgehouden belemmeringspolitiek. Maar dikwijls hooren we ten onzent ernstige mannen van studie de gedachte uitspreken, dat het toch eigenlijk niet billijk is, dat wij hier de resultaten van Duitsche vlijt en Duitsche wetenschap zoo goedkoop krijgen, terwijl de werkers met den geest ginds zoo slecht betaald worden. Daarnaast is nog een andere misstand het gevolg van het onnatuurlijke verschil in de geldswaarde aan weerszijden van de grens. De Nederlandsche wetenschap en de Nederlandsche letteren vinden geene koopers meer buiten ons land. Noch in Duitschland noch in België kunnen onze boeken en tijdschriften verkocht worden. In Duitschland heerschte toch altijd een vrij sterk vooroordeel, dat men de Nederlandsche literatuur niet noodig had. Juist tegenwoordig, nu zich in de opvattingen der menschen zooveel wijzigt, zou dat misschien anders kunnen worden, en nu staat de hooge prijs volstrekt in den weg. Zelfs die bibliotheken die er nog Nederlandsche tijdschriften op na hielden, hebben ze moeten afschaffen. Zou hier nu niet door hen, die het èn met de Duitsche wetenschap, èn met Nederlandsche wetenschap en letteren goed meenen, iets goeds, en op bescheiden gebied toch iets wezenlijk groots kunnen worden op touw gezet? Als men van Duitschen kant eens begreep, ons niet te moeten willen dwingen om meer dan anderen te betalen en de uitvoerbelemmeringen ophief, zouden dan die studeerende Nederlanders die van den toestand een kleiner of grooter voordeel zouden trekken, daarvan niet iets kunnen afstaan. Als zich eens een centraalbureau vestigde voor verspreiding van Nederlandsche tijdschriften en boeken in de landen met lage valuta, als allen die van de lage prijzen in die landen profiteeren, zich eens tot eene matige contributie verbonden, als onze uitgevers wilden meehelpen, als de Regeering wilde steunen, zou dan niet eene geregelde zending van tijdschriften aan belangrijke vreemde bibliotheken, die ze niet kunnen koopen, tot stand kunnen worden gebracht? En zouden niet, met de noodige voorzorgen, ook Nederlandsche boeken 'n Duitschland, en ook in België, met eenige prijsverlaging kunnen worden verkrijgbaar gesteld, zoo dat ten minste de verkoop niet zoo volstrekt onmogelijk was? B. | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 166]
| ||||||||||||||||||||||||||
Bibliographische met-spekschieterij.In de Société des Bibliophiles Belges séant à Mons heeft de heer Léon Losseau het vorige jaar een lezing gehouden, die onlangs in druk is verschenen onder den titel ‘L'outillage bibliographique de la Belgique’Ga naar voetnoot1). De schrijver tracht daarin te bewijzen dat geen land ter wereld bibliographisch zoo voortreffelijk is uitgerust als België, en hij doet dat in een pleidooi tegen een lezing van den heer E. Bacha, conservator aan de Kon. Bibliotheek te Brussel, die tot de conclusie kwam ‘en résumé tout est à refaire dans le domaine de la Bibliographie de Belgique’. Die lezing werd in 1916 gehouden, een datum die voor het pleidooi van belang is, want dit vangt als volgt aan: ‘Sous l'occupation allemande, avec le visa de la censure allemande, a paru, ... une étude intitulée ‘A la recherche des publications belges’. Ik heb het artikel van den heer Bacha (niet Boche) niet gelezen, maar het is vrij zeker dat voor sommige Belgen een conservator van de Kon. Bibliotheek ‘sous l'occupation allemande, avec le visa de la censure allemande’ geen behoorlijk werk kan leveren. Het kan wel zijn dat de heer Bacha volgens den heer Losseau al te weinig waardeering heeft getoond voor de bibliographiën, die in België verschenen zijn, doch in zijn pleidooi schiet de heer Losseau zijn doel verre voorbij. Hij begint met de Bibliotheca belgica; ‘pour la période antérieure à 1830, tout d'abord, existe un monument unique, qui n'a été ni entrepris, ni imité dans aucun pays, ... oeuvre capitale, d'une envergure et d'une étendue impressionnantes, conçue, exécutée et poursuivie avec une conscience, un souci de la précision, de l'exactitude qui commandent l'admiration.’ Tot zoover kunnen wij een heel eind met den schrijver meegaan, maar wat dan volgt zal ook de warmste bewonderaar van het werk der Gentsche bibliotheek doen afvragen, heeft de heer Losseau de Bibliotheca belgica wel ooit gezien, laat staan gebruikt? Want hij schrijft ‘Cette oeuvre colossale comprend, classée par noms d'auteurs, la description de tous les livres imprimés dans les Pays-Bas au XVe et au XVIe siècles et celle des principaux ouvrages imprimés depuis 1600 jusque 1800 (sic!) ... Was dat maar waar! Doch, opdat men er niet aan twijfelen zou, voegt de schrijver er nog aan toe: L'inlassable activité de M. Vanderhaeghen et de ceux qu'il s'est avec tant de discernement associés, l'a poussée si loin que, sauf les addendas que des recherches nouvelles peuvent amener à y faire, elle peut être considérée comme achevée. Dit is eerst zóó voorgelezen en daarna zóó gedrukt en daarom men vraagt zich af: is dit nu ernst of kortswijl? Vooral als daarop dan nog eens volgt: Jusque 1800 donc, (dat donc is prachtig) on peut affirmer que tout ce qui a été publié en BelgiqueGa naar voetnoot2) et peut être encore utilement recherché la Bibliotheca belgica l'a relevé! Zulken onzin meent een Belg zijn medeburgers - leden nog wel van de Société des Bibliophiles Belges séant à Mons - en de bibliographen van het buitenland op de mouw te kunnen spelden. Maar zijn lezing is niet ‘sous l'occupation allemande et le visa de la censure allemande’ gedrukt en dan komt de inhoud er schijnbaar niet veel meer opaan. Ex uno disce omnes. Wanneer de schrijver naar aanleiding van de Bibliographie nationale, 1830-1880 uitroept: ‘dans aucun pays je ne connais une publication qui puisse être comparée à la Bibliographie nationale, dan geeft hij daarbij slechts uitdrukking aan zijn onwetendheid omtrent de nationale bibliographiën van andere landen dan het zijne, evenals hij dit ten opzichte der oudere literatuur (incunabelen en postincunabelen) deed. | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 167]
| ||||||||||||||||||||||||||
Treffend is zijn samenvatting (blz. 17): ‘Toute la production de la littérature nationale est donc relevée par noms d'auteurs. Trois recueils se faisant suite (sic), la Bibliotheca belgica, la Bibliographie nationale et la Bibliographie de Belgique, y suffisent et ils sont tous trois de premier ordre, chacun en leur genre. Toute la production de la littérature nationale est relevée en des recueils généraux se faisant suite. Quel est, Messieurs, le pays qui puisse en dire autant? Je pose la question et j'attends qu'on en cite un. Men moet toch maar Bels zijn! In het tweede gedeelte geeft de schrijver een opsomming van Belgische bibliographiën van verschillende wetenschappen, localiteiten, drukkers, e.a., ook een van de gedrukte registers op de Belgische tijdschriften, uitgaven van genootschappen, enz. (uitsluitend die in de Fransche taal natuurlijk). Daaruit kan blijken - wat iedereen natuurlijk allang wist - dat België op dat gebied veel goeds en degelijks heeft voortgebracht. De blaaskakerij in den aanvang had daarom te eer weg kunnen blijven. Zij bereikt nu het tegenovergestelde van hetgeen de schrijver bedoelde en stelt juist in het licht - wat deskundigen in België ook heel goed weten - hoeveel er nog ontbreekt, en hoeveel meer er nog ontbreken zou als men de werken der Nederlanders dwazelijk negeert. W.N. | ||||||||||||||||||||||||||
Steendruk of plaatdruk.Zij, die gelezen hebben mijn Gedenkboek der drukkerij C.A. Spin & Zoon, in 1919 verschenen, zullen zich herinneren, dat het mij niet gelukt is technisch te verklaren de prentjes inde Cats-editie in 1828 begonnen door Brest van Kempen te Brussel, waarvan deze de typografie had opgedragen aan de boekdrukkerij Wahlen aldaar, wat, na zijn verhuizing naar Amsterdam, voor hem werd voortgezet door Spin. Ik heb toen de veronderstelling geuit, dat de prentjes, lijnwerk gedrukt boven of onderden typographischen lettertekst en blijkens de signatuur, vervaardigd door van elders bekende kopergraveurs, in Brussel wellicht gedrukt zouden zijn in een raadselachtig steendruk-procédé door de steendrukkerij, die Jobard in Brussel in 1824 begonnen was en later in hetzelfde procédé door Desguerrois te Amsterdam, die, komende uit de steendrukkerij van Jobard, in 1828 een steendrukkerij te Amsterdam had begonnen. Toevallig vond ik een gegeven, dat wel is waar geen licht verstrekt over de technische questie, maar wel waard is gesignaleerd te worden. In 1824, het jaar van Jobard's vestiging, verscheen te Brussel bij H. Tarder ‘libraire, rue de l'Empereur’ en bij Jobard ‘lithographe, rue de la Chancellerie’ een Description géographique, historique et commerciale de Java par M.M. Raffles et John Crawfurd, traduit de l'Anglais par M. Marchal; het impressum luidt: ‘de l'imprimerie de J.B.A.M. Jobard, lith. du roi, fue de la Chancellerie, no. 219, à Bruxelles’, waaruit dus blijkt, dat Jobard in 1824 een boek- èn een steendrukkerij had. Dat de los ingeplakte litho's bijgevolg van Jobard zijn, lijdt geen twijfel. Onder den lettertekst van bladzijde 300 is afgedrukt een prentje in blijkbaar dezelfde techniek als in de Cats van Brest van Kempen. Links ter zijde staat: ‘Jobard lith’. Tenzij men buitengemeen sceptisch is, kan men dus veilig aannemen, dat men hier te doen heeft met een steendruk-procédé, wat steun vindt in het feit, dat in het exemplaar, dat voor mij ligt (Universiteits-Bibliotheek Amsterdam, Hist. Bibl.) flauwe rimpelingen in het papier voorkomen, welke slechts ver- | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 168]
| ||||||||||||||||||||||||||
klaard kunnen worden door rekking ten gevolge van bevochtiging. Daarmede kunnen dus zij in het ongelijk gesteld worden, die met de meeste stelligheid tegenover mij volhielden dat de Cats-prentjes van Brest van Kempen en Spin plaatdrukken waren. Opgelost is het vraagstuk met deze wetenschap natuurlijk niet. Het zal van toevallige vondsten moeten af hangen welk antwoord ten slotte gegeven zal moeten worden. J.W.E. | ||||||||||||||||||||||||||
Een merkwaardige ontdekking.Onder dezen titel geeft Haarlem's Dagblad van 31 Maart - men lette op den datum - het volgende verhaal: ‘Dezer dagen kwam op ons redactiebureau de oude boschbaas van Aerdenhout, Klaas Larrey. ‘Mijnheer’, zei hij: ‘ik heb al eens dikwijls bij U willen komen, maar nu moest ik toch in de stad zijn om wat eieren te brengen, en nou kan ik meteen wel eens bij het Dagblad aanloopen’. De ruim 80-jarige grijsaard ziet er nog flink uit met zijn schrandere oogen en sneeuwwitte haren, en op onze vraag, wat hij ons wel voor nieuws te vertellen had en toen we hem een stoel hadden gegeven, ging hij aan onze tafel zitten, en zei: ‘Mijnheer, ik heb voor een week of wat in je krant gelezen, dat je weer feest gaat vieren over de boekdrukkunst, en toen kwam me te binnen, wat mijn grootvader altijd zei: ‘Klaas, zeit-ie, zie je dien ouden beuk daar bij onze boerderij? Nou daar staan heele ouwe letters op, en m'n overgrootvaer vertelde me wel eens, dat hij altijd had gehoord, dat Coster die er in gesneden zou hebben, toen-ie de boekdrukkunst had ontdekt’. We keken den ouden heer wat ongeloovig aan, maar toen hij een kiekje uit zijn groote portefeuille voor den dag haalde, dat, naar hij zei, z'n kleinzoon van den boom gemaakt had, werd onze belangstelling gaande en bekeken we de letters eens wat nauwkeuriger. Ofschoon de ingesneden letters inde beukebast sterk vergroeid waren, gaven ze nog vrij duidelijk te lezenGa naar voetnoot1): ![]() Op ons verzoek was Larrey gaarne bereid ons het kiekje te laten; maar we beloofden hem, dat onze reizende redacteur, zoodra hij uit het buitenland terug is, (hij is bezig de Wielingen ter plaatse te onderzoeken) den merkwaardigen boom eens nader zou komen bekijken. Klaas vertelde ons, dat hij woont een goed eind achter Boekenrode, den kant uit van Vogelenzang. Intusschen hebben we het oordeel gevraagd van een onzer eerste deskundigen op het gebied der oude typographie Al wil deze vooreerst zijn naam nog niet genoemd hebben, hij zou er toch geen bezwaar tegen hebben, als we zijn aanvankelijke meening over het inschrift bekend maakten. Vooreerst meende hij, moet de plaats van den boom ons niet verwonderen. Wat wij nu de Haarlemmerhout noemen, den kant van Heemstede uit, was oudtijds niet het eenige bosch, dat de Hout heette; en de Aerdenhout, dat is de ‘andere hout’ (aêr is immers in de volkstaal ander) was ook zeker een geliefde wandelplaats van de Haarlemmers. Zoo noemt Roemer Visscher, in zijn Adieu-liedt, ook de ‘Andere Hout’ als een fraaie wandeling. Dat een gezonde, krachtige beuk, die goed beschut staat tegen stormen, 500 jaar | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 169]
| ||||||||||||||||||||||||||
zou kunnen worden, is niet onmogelijk. Men wijst nog wel boomen aan, die uit den tijd der Batavieren dateeren. En de holle populier bij Kraantjelek bewijst, dat boomen ook in den duingrond wel oud kunnen worden. Over het karakter der letters valt weinig met zekerheid te verklaren; ze zijn erg vergroeid. Maar onze deskundige vond ze toch wel verwant aan de Hollandsche prototypographie met name de Donaten. Dat Coster niet alleen een A, maar een paar woorden in den boom heeft gesneden kan slechts de echtheid bevestigen, en het jaar 1423 is geheel in het karakter der getallen van dien tijd. Hij sneed de letters immers om zijn kinderen of kleinkinderen te leeren. De rest van de inscriptie vermocht onze deskundige vooreerst nog niet op te lossen, maar hij hoopte, door vergelijking met de prototypographische drukken, als de Donaten en het Speculum Humanae Salvationis, die in het Frans Hals-Museum bewaard worden, wel spoedig tot een oplossing te kunnen komen. In elk geval is de aanwijzing van dezen boom een zeer merkwaardige ontdekking, die wij gaarne in de belangstelling der vakkundigen aanbevelen.’ Zeker is de ontdekking van eene inscriptie van 400 à 500 jaren oud in de bast van een nog levenden beuk een ‘merkwaardige ontdekking.’ Maar - nemen we de zaak een oogenblik ernstig, dan moeten we vragen: heeft ze iets met Coster, en met de uitvinding der boekdrukkunst te maken? Uit de ontcijferde woorden blijkt dit niet. Of liever, juist het tegendeel. De verbinding van de inscriptie met Coster's uitvinding berust op het jaartal 1423. En dit jaartal heeft nooit gegolden als het jaar van de uitvinding, voordat nu ongeveer honderd jaren geleden de commissie voor de viering van het 4e eeuwfeest dat jaar er voor uitkoos. Maar we willen gaarne afwachten wat de reizende redacteur na zijn bezoek aan de Wielingen misschien nog in den boombast zal lezen; wellicht krijgen we daarvan verslag op 1 April 1923. Het facsimile kan dan nog beter dienen, want de 15e-eeuwsche 4 lijkt veel op een 9. | ||||||||||||||||||||||||||
Succincta Bibliothecae Regiae historia
|
1800-1889: Ancien régime (Flament, Holtrop, Campbell). |
1889-1895: Révolution (Wijnmalen). |
1895-1921: Empire (Bijvanck). |
1921: Restauration (Molhuysen). |
- voetnoot1)
- Mons, L. Dequesne, 1920.
- voetnoot2)
- Ik spatieer.
- voetnoot1)
- De letters en cijfers in het facsimile zien er uit of ze werkelijk wel uit dien tijd kunnen zijn Ze zijn echter in den loop der eeuwen zichtbaar wat vergroeid; hoe luidt het laatste woord? Staat er Batav., of moet men lezen: Kal. Av. - d.i. 1 April?