Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het Boek. Jaargang 10 (1921)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het Boek. Jaargang 10
Afbeelding van Het Boek. Jaargang 10Toon afbeelding van titelpagina van Het Boek. Jaargang 10

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (9.84 MB)

Scans (0.00 MB)

Scans (307.65 MB)

ebook (9.01 MB)

XML (1.04 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek
non-fictie/boekwetenschap


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het Boek. Jaargang 10

(1921)– [tijdschrift] Boek, Het–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 198]
[p. 198]

Varia.

Twee berijmde ex-libris van gymnasiasten.

De mededeeling van schooljongens-inscripties in boeken onder den titel ‘Tegen boekendieven’ (blz. 125) heeft de heugenis weder bij me verlevendigd aan twee ex libris, door Amsterdamsche gymnasiasten gemaakt omstreeks 1866, en, zoover ik weet, in al hun boeken geschreven; het eene origineel, het ander koddig, ondanks de nabootsing.

Of de vervaardigers ervan nog leven, is mij niet bekend; maar ik ben wel verplicht hun namen te noemen, omdat zónder die de ex libris niet compleet zouden zijn. Trouwens geen van beiden behoeft zich, na verloop van zooveel tijd, over zijn jongens-aardigheid te schamen.

Het eerste dan luidt:

 
Een ieder, die dit boekske vindt,
 
Zij zóó gezind:
 
Het niet te houden in zijn hand,
 
Maar het te geven aan Edmond Marchand.

Het ander is vervaardigd en ook gebruikt door een leerling, die ééne klasse lager zat en het bovengenoemde blijkbaar bewonderde; het rijmwoord op zijn eigen naam heeft hij - bijkans nog een kind - werkelijk vernuftig bedacht.

Hij imiteerde aldus:

 
Een ieder, die dit boekske vindt,
 
Zij zóó gezind:
 
Het niet te houden in zijn vinger:
 
Maar het te geven aan Eduard Pinner.
 
 
 
M. d. C.

Schrijver en lezer.

Gregorius Leti houdt midden in zijn bekende levensbeschrijving van Philips II van Spanje op, om zijn lezers mee te deelen, dat hij zeer ziek is geweest en eerst heden - dat is 30 Maart 1678 - zich weer voor het eerst in staat voelde, zijn arbeid te hervatten. ‘Het was,’ zoo schrijft hij, ‘een van de gevaarlijkste ziekten, die men ooit gezien heeft, daar ik dertig dagen hevige koortsen had, gedurende twaalf dagen door alle doctoren was opgegeven, vijf dagen lang voortdurend aan stuiptrekkingen leed en twee dagen met den dood worstelde. Het gerucht ging dan ook al, dat ik gestorven was en mijne vrienden lieten reeds vragen, wanneer ik begraven zou worden. Tegen alle verwachting der doctoren in, behaagde het God - dien ik hiervoor dank - mij het leven terug te geven. Degenen, die mij met mijn genezing geluk wenschten, zeiden niets anders dan: ‘Wij verheugen ons over je herrijzenis.’

Het weekblad De Prins, waaraan we deze mededeeling ontleenen (2 April 1921) voegt er de vraag aan toe: ‘Hoe zouden onze tegenwoordige lezers er over denken, als zij midden in hun lectuur eene particuliere mededeeling van den schrijver vonden?’ We kunnen hierop antwoorden dat hedendaagsche schrijvers en lezers niet zoo héél veel verschillen van vroegere. Meedeelingen, waarin de schrijver rekenschap geeft van tragen voortgang van zijn werk, komen ook in onzen tijd voor, en worden door de lezers volstrekt niet ongepast gevonden. Een voorbeeld vindt men op blz. 161 van den vorigen jaargang van Het Boek, waar de heer Dr. J.F.M. Sterck meedeelt, hoe het komt dat hij zijne humanistenstudie langen tijd heeft moeten staken. In Leti's tijd was men wel wat breedsprakiger dan nu.

[pagina 199]
[p. 199]

Prijzen voor Letterkunde.

Op de agenda voor de jaarlijksche vergadering van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde op 8 Juni a.s. staat het volgende voorstel van de Commissie voor Schoone Letteren.

‘De, voor de periode 1920-1923 toegestane f 1000 toe te kennen aan den Heer Jac. van Looy, ter bekroning van zijn werk Jaapje.’

Als deze aflevering verschijnt, is het lot van dit voorstel natuurlijk al bekend. Nu mogen we ons nog twijfelend afvragen, of werkelijk de meerderheid in de vergadering, 't zij met instemming, 't zij met berusting zal meegaan met deze wijze van besteding der contributiegelden, in een tijd, waarin voor wetenschappelijke uitgaven geene middelen beschikbaar zijn. En of diezelfde meerderheid zich de bevoegdheid tot een oordcel over de letterkundige verdiensten onzer schrijvers en dichters zal aanmatigen.

Dat van buitenaf al eenige bevoegdheid op dit gebied aan de Maatschappij wordt toegekend, blijkt uit het volgende bericht in de Haagsche Post van 7 Mei:

‘Prijsvraag Roman. Ook onder het ons sedert de verlenging van den termijn tot 1 Mei j.l. toegezonden 7-tal Romans bevond zich tot ons leedwezen geen enkele die aan de door ons gestelde eischen voldoet. Wij zullen derhalve gevolg geven aan ons bij den afloop van den oorspronkelijken inzendingstermijn gepubliceerd voornemen, den uitgeloofden prijs van 3000 te bestemmen ten bate van Letterkunde of Journalistiek. Over de wyze, waarop dit het beste kan geschieden, hebben wij besprekingen ingeleid met de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden. Zoora eene vaste bestemming is gekozen, zullen wij dat berichten.’

Zoo'n weekblad kan het royaler doen! Drieduizend voor een reclamewedstrijd bestemd, en nu voor een prijs! Daarbij maken de duizend, drie jaren lang uit contributies opgespaard, wel een mager figuur.

Het nummer van 4 Juni brengt reeds het resultaat van de ingeleide besprekingen:

‘In aansluiting aan de mededeeling in ons nummer van 7 Mei j.l. kunnen wij thans berichten, dat de Maatschappij der Ned. Lett. te Leiden zich bed heeft verklaard den door ons beschikbaar gestelden prijs van f 3000 te estemmen als volgt. Drie jaren lang zal door hare Commissie voor schoone letteren een roman worden aangewezen - geschreven door een auteur van met ouder dan 35 jaar -, die aan door deze Commissie te stellen voorwaaren voldoet en daardoor, naar hare meening, in aanmerking komen (sic) met den “Haagsche Post”-prijs van f 1000 bekroond te worden. De Commissie zal zoo spoedig mogelijk advies uitbrengen in zake het geschrift, waaraan reeds dit jaar de prijs zou worden toegekend.’

Haring-curiosa.

Dr. G.J. Boekenoogen te Leiden schrijft naar aanleiding van de haringstudie in onze Mei-aflevering: ‘Kent ge ‘De gheweldighe strijt tusschen den Haring wesende een Coning ende Prince vander Zee, ende den Kabeliau’ in Veelderh. Geneuchl. Dichten 191 vv.? Liederen op den haring zijn er stellig verscheidene; zie b.v. Scheltema, Ned. Liederen 210, De Coussemaker, Chants popul. 333, met tot besluit het Lied van de nieuwe Haring: Triumf, de vreugde stijgt ten top. - Haringen komen reeds voor in een zegel van Enkhuizen van 1361 (v.d. Bergh, Beschr. v. Ned. Gemeentezegels). Er is ook een aardige kinderprent op de haringvangst. Enfin, het onderwerp is onuitputtelijk.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken