Het Boek. Jaargang 10
(1921)– [tijdschrift] Boek, Het–
[pagina 263]
| |
Handschrift 252 der Utrechtsche Universiteits-bibliotheek.In mijn artikelGa naar voetnoot1) over de geminieerde handschriften der Utrechtsche Universiteits-Bibliotheek, heb ik niet genoemd een ‘Postilla in Prophetas minores et maiores’ van Nicolaus de Lyra, dat aan mijn aandacht was ontgaan, en dat voor de geschiedenis der N. Nederlandsche miniatuurkunst van belang kan zijn. Dit handschrift, 252 in Tiele's catalogus, bevat 246 fol. perkament, (32, 8×23, 7 cM.) beschreven in 2 kolommen van 52 regels (24, 5×7, 7 cM.). Het is afkomstig uit het Karthuizerklooster te Utrecht, dat het ten geschenke ontving van zijn lateren prior, heer Otto Aemilii van Moerdrecht. Een aanteekening op het schutblad licht ons nauwkeurig in omtrent den tijd van ontstaan: heer Otto liet het n.l. schrijven ‘tempore noviciatus sui, completus post cius professionem’. Daar Otto in 1423 als noviet intrad in het Karthuizer-klooster, moet ons handschrift dus in de jaren 1423-1425 vervaardigd zijnGa naar voetnoot2). Als plaats van herkomst kan men met groote waarschijnlijkheid Utrecht noemen; of het in het klooster zelf vervaardigd werd, blijft twijfelachtig; vooral omdat de woorden ‘scribi fecit’, doen denken, dat Otto het aan zijn klooster ten geschenke gafGa naar voetnoot3). Het schrift is goed verzorgd, afgewisseld door kleine roode en blauwe initialen, terwijl aan het begin van een boek grootere initialen staan, waaruit zich capillair-ornament ontwikkelt. Twee goede miniaturen versieren het, die nauw verwant zijn met die uit de Bijbel-groep, waartoe ook hs. Y. 401 der Koninklijke Bibliotheek te 's GravenhageGa naar voetnoot4) behoort. Zij illustreeren den ‘Prologus Esaie’; op fol. 43b de | |
[pagina 264]
| |
‘Moralisatio Seraph’, als 6-vleugelige engel, in witte tunica, knielend tusschen de bergen. Typisch zijn de gladde groene bergen met de omgebogen punt, en de nog 14e-eeuwsche boomen op de helling; aardig is hier de atmospherische perspectief, de grijs-groene heuvels op den voorgrond tegen de groen-blauwe daarachter. Op fol. 44a ziet men Nicolaus de Lyra zitten op zoo'n berg, in monnikspij gehuld; nu echter tegen een breed-geruiten achtergrond, frisch van kleur door de blauwe bolletjes met roode stekels, die de ruiten vullen, en die aardig afwisselen met de goud-zwarte op de snijpunten. Op fol. 164b illustreeren 5 rood gekleurde teckeningen van de zelfde hand het visioen van Ezechiël: de 4 gevleugelde figuren, die symbolen werden der evangelisten, en die in de vijfde teekening, tot een vier-eenheid vereenigd zijn. Op fol. 196-209 verduidelijken teekeningen van het altaar en plattegronden de beschrijving van den tempel. Daar Dr. A.W. Byvanck in een studie over de N. Nederlandsche miniaturen binnenkort nader op dit handschrift terug wil komen, zal ik hier met deze korte mededeeling, ter aanvulling van mijn vorig artikel, volstaan.
J. Hintzen. | |
[pagina *27]
| |
![]() Hs. 252. fol. 43b.
|
|