Het Boek. Jaargang 10
(1921)– [tijdschrift] Boek, Het–
[pagina 327]
| |||||||||||||
Werken van Marten Micron.In zijn, bij kerkhistorici vrij algemeen bekende studie over MicroniusGa naar voetnoot1) gaf Gerretsen indertijd de volgende mededeeling (ald., blz. 90 en 91): ‘Nog rest mij te spreken over twee geschriften, die in deze rubriek thuis behooren, doch die ik, niettegenstaande ijverige nasporingen, niet heb kunnen ontdekken. Ik bedoel: Een klare ende schriftelike onderrichtinge van den Eed, 1555. Reershcmius zegt van dit geschrift: Ist aus dem W. Musculus genommen. Micron schrijft zelf over dit boekje in zijn verhandeling: Van den Eedt, ende het Sweeren, een der 6 korte opstellen die aan het Waerachtich Verhael zijn toegevoegd. Hij zegt hier, dat hij over den Eed kort zal handelen: ‘Overmidts ick van desen gantschen handel des sweerens, een kleyn Onderricht Wolfangi Musculi, sampt eenen kleijnen aenhangsel van mij daer toe ghedaen, over een Jacr in Druck heb laten wtgaen’. Ik vermoed dat Micron Musculus' de Juramento, voorkomende achter zijn commentaar op de psalmen in het appendix ad psalmum XV, bedoelt. Het tweede geschrift dat ik niet heb kunnen ontdekken, heeft tot titel: Van de weerdigheydt, nutheydt ende noodigheydt der Christelijker vergaderingen. Eerst in den latijne geschreven door Marten Micron, ende nu tot stichtinge der eenvuldiger in nederduytsch trouwelijck overgezet, 't Werd gedrukt Anno 1561. Meiners, aan wien wij dezen titel ontleenen, zegt van dit geschrift: ‘Dit werkje is na 's mans doodt uitgekomen en het heeft hem niet mogen gebeuren hetzelve te voltooyen; dies zijn goede vriendt Nicolaus Carmens de laatste handt daar aan gelegt heeft’. Laat ik aangaande ieder van die boekjes hier eenig nader bericht mogen geven. | |||||||||||||
[pagina 328]
| |||||||||||||
I.Ten opzichte van het eerstgenoemde ervan kan den levensbeschrijver van den gentschen, londenschen, oostfricschen theoloog, die Micronius geweest is, althans niet worden ten laste gelegd, dat hij het zich bij zijn pogen om er een exemplaar van machtig te worden, te gemakkelijk heeft gemaakt. Bij niet minder dan zestien boekerijen in binnen- en buitenland heeft hij er - blijkens zijn opgave in een noot - navraag naar gedaan! Maar welke kwade genius heeft er hem toe gebracht juist die eene, die voor raadpleging in deze zoo a.h.w. aangewezen was, n.l. de Bibiotheek der Vereenigde Doopsgezinde Gemeente te Amsterdam, links te laten liggen? Wat hij tot in Engeland, Duitschland en Zwitserland al maar vergeefs bleef zoeken, lag ... aan het Singel in de hoofdstadGa naar voetnoot1). Aldus luidt er de volledige titel van: Een clae/re ende Scriftelicke onderrichtin/ghe vanden Eedt, wat hij sij: ende / hoe dat hij gebruijct ende misbruyet / can werden: allen liefhebbers der waerheit seer nut ende profijtclick / om lesen, Door Wolfgangus / Musculus. Nu een leeraer der Ghemeente van / Bernen in Swit/zerlandt. / Waer toeghedaen is een dein an-/hancksel, den selven handel angaen-/de. Door Marten Microen, Met / een register ofte anwiser der / sonderlicker stucken hier / in begrepen. / Exod. 20 / Ghi sult den name uns Heeren uns Godt / niet te vergheefs gebruijcken. Want / de Heere sal hem niet ongestraft / laten, die sijnen name te ver/gheefs ghebruijckt. / Anno 1555. /Jannarii, 18./ Aan deze titelopgaaf nog veel omtrent den inhoud van het boekje toe te voegen mag overbodig heeten. Het onderwerp, waarmee Musculus en Micron zich hier bezig houden, vormt een der meest op den voorgrond tredende en daarom gedurig behandelde geschilpunten tusschen Anabaptisten en Gereformeerden van dien tijd, terwijl de manier, waarop dat er in aan de orde wordt gesteld zich van de gewone polemick ten dezen niet onderscheidt. Genoeg dat ik meedeel hoe - blijkens de voorrede - Musculus' tractaat niet door Micronius zelf, maar door iemand anders voor dezen vertaald is, hoe Gerretsen's hypothese als zou het hier des Berners appendix op Psalm XV betreffen metterdaad juist bleekGa naar voetnoot2) en hoe in Micron's publicatie, die 70 folio's omvat, achtereenvolgens te vinden zijn: | |||||||||||||
[pagina 329]
| |||||||||||||
| |||||||||||||
II.In zake het tweede boekje, dat Gerretsen vermeldt, ben ik niet zoo ver kunnen komen, dat ik kan zeggen: in die en die bibliotheek is er een exemplaar van ter onzer beschikking. Toch kan ik ook in deze onze kennis wel iets vollediger maken. Op een vertaling ervan kan ik n.l. wijzen. Op een duitsche, 133 folio's en een register groot, gemaakt door Engelbertus FaberGa naar voetnoot1), en aanwezig in de Preussische Staatsbibliotheek te Berlijn. Ziehier wat er vermeldenswaard over is. Het heet volledig: Kurtzer und J Christlicher bericht Mar/tini Micronii, von dem Nutz, wir/digkeit und nothwendigkeit der Christli/chen Versamlung, Darinnen auch erklärt / wird, das ein jeder Christ, die Römische / und alle falsche Gemeynen zu verlassen, / und zu der Christlichen Kirchen, wie sie / mit iren Zeychen hierinn beschrieben, / sich zu begeben schuldig seye, zu / gutem dem Teutschen Leser / in Teutsch bracht / durch / Engelbertum Fabrum. / Hebr. 10 c. / Lasset uns under einander unser selbs / warnemen, zur reitzung der liebe und gu/ten wercken, und nit verlassen unsere ver/-samlung, wie etlich ein weisz haben. (1563.) | |||||||||||||
[pagina 330]
| |||||||||||||
Daarna volgen zes grootere en kleinere onderdeden, n.l.:
Geheel aan het slot van het boekje is dan nog deze notitie omtrent zijn uitgever en plaats van verschijnen te vinden: ‘Gedruckt in der Churfürstlichen Statt Heydelberg, durch Michael Schirat.
Haarlem. A.A. van Schelven. |
|