| |
Varia.
Een handschrift-kronijkje, en eigenaars-rijmpjes
Oudenaarde (België) 12 November 1921.
Geachte Redactie van ‘Het Boek’.
Ik ben zoo vrij u een mededeeling te doen die misschien van eenig belang zijn kan voor ‘Het Boek’. Ik ben namelijk in het bezit van een in boekvorm gebonden handschrift van 1614, omtrent 15 cm. op 10, 234 bld. Het begint met een soort beknopte kronijk van af 1300, maar van af bld. 30 begint een uitgebreider kronijk met de tijden van Keizer Karel en daarop volgt een misschien voor de geschiedenis belang hebbend soort dagboek van den schrijver, die (Brusselaar van geboorte) soldaat is geweest onder de koninklijke troepen tegen de geuzen. O. a. schrijft hij heelemaal af, een placcaet ‘van de h.m. H. Staten gen. der Ver. Nederl. inhoudende ordre waer naer de Jesuiten, Priesters enz. van de Roomsche religie in de selve landen komende hun sullen draegen enz. In 's Graven Haghe, Bij Hillebrant Jacobs, Drucker ordinaris van de h.m. Heeren St. generael Anno 1612.’ Is dat bekend?
Op het schutblad, langs achter, is, waarschijnlijk in 't begin der 19e eeuw, geschreven:
Desen boek behoord toe aan den Eersamen
die hem vind en niet thuys en brijngd
die zal men setten op het rat
met een pincken in sijn gat
zullen vraegen, wat maneken is dat
met dat pinneken in zijn gat.
En a propos van zulke rijmpjes: die waren in mijn kindertijd nog in voege. Wij schreven in 't Meetjesland (en Styn Streuvels in Zuid-West-Vlaanderen volgens zijn bij Veen verschenen leven en werken door André de Ridder) iets in dezen zin:
Die hem steelt is een dief
Die hem weerbrengt krijgt zooveel flasschen wijn
Als dat er witte duvels in d'helle zijn.
Gabriel Merlier pbr.
Prof. a.h. Col. Marianum.
| |
| |
| |
Pseudonieme schoolboeken.
Schoolboeken komen slechts zelden onder pseudoniem uit, daarom mag op twee gevallen hier even de aandacht worden gevestigd.
‘Kern der Grieksche Spraakleer, voor School- en Privaat-onderwijs’, door P. Ritus, is de titel van een Grieksche Grammatica, die in 1900 bij de firma Noordhoff te Groningen verscheen en ten doel had in beknopten vorm de leerlingen omtrent de hoofdzaken van het Grieksch in te lichten, ja zelfs werd dit boekje in de voorrede aangekondigd als het eerste van een reeks taalboeken van dezelfde strekking. Dit werkje is m.i. te recht algemeen afgekeurd, een afdoende critiek leverde wijlen dr. Z.C. de Boer in het Museum van Febr. 1900. Men mag aannemen, dat de uitgever er niet veel plezier van heeft beleefd. De verdienste lag m.i. in de poging als zoodanig. Daarom mag hier wel meegedeeld worden, dat de naam van den schrijver P. Ritus slechts een - wellicht opzettelijk misleidend - pseudoniem was. Noch de bovengenoemde recensent, die steeds van den heer Ritus spreekt, noch degeen, die den titel heeft opgenomen in den Catalogus der Amst. Univ. Bibl., welke het boekje in twee exemplaren bewaart, schijnen dit ook maar vermoed te hebben. Zelf heb ik sinds jaren aan de echtheid van den naam getwijfeld en aan dezen twijfel ook uiting gegeven in een artikel over ‘het algemeene paradigma voor een Grieksch verbum vroeger en thans’ in het Weekblad voor gymnasiaal en middelbaar onderwijs XIII 1917 p. 1232-1245, 1274-1282, toen ik p. 1275 het van de gebruikelijke paradigmata afwijkende voorbeeld van ‘Ritus’ vermeldde. Nu ik eenige jaren geleden vernam, dat achter dezen naam dr. A. Halberstadt (overl. in 1918) schuil ging, mag ik dat wel thans onthullen, al ware het alleen maar om te voorkomen, dat in een bibliographie of biographie later een schijnwezen van den naam P. Ritus zijn intrede doet. En ook wel hoe ik erachter kwam. Ik kreeg kort na het overlijden van den heer Halberstadt een leerling van dezen, die voortdurend voor het regelmatige Grieksche verbum het
paradigma, dat ik alleen bij ‘Ritus’ had aangetroffen, toepaste. Toen ik hem nu mijn verwondering over deze overeenstemming te kennen gaf, zei hij, dat dit allerminst toevallig was, ‘want Ritus is niemand anders dan Halberstadt’. Deze had hem ook den oorsprong van het pseudoniem opgehelderd: P. Ritus = peritus! Het bevreemdt ons nu ook niet, dat de laatste pagina der grammatica ingenomen wordt door een reclame voor Halberstadts Grieksch-Ned. Woordenboek.
Een sympathiek boekje is ‘Stukken uit Cicero, Latijnsch Vertaalboek voor de middelste klassen der Gymnasia’, door Simylus, verschenen bij H.P. ter Braak, Deventer 1909. De verzamelaar van deze stukken, die reeds een 3en herzienen en vermeerderden druk beleefden (thans bij Thieme, Zutphen), hield zich bescheidenlijk op den achtergrond. Naar ik uit goede bron vernam, was dit de onlangs overleden leeraar aan het gymnasium te Deventer F.W. Fledderus.
Amsterdam.
M. Boas.
| |
Een grappige catalogus.
In het ‘verloren hoekske’ van ‘Het Laatste Nieuws’ klaagt een boekenworm:
‘Meneer Rannah!
Ik sta voor een raadsel en gij moet mij helpen.
Soms trek ik mijn stoute schoenen aan en ga dan naar de Koninklijke
| |
| |
Bibliotheek te Brussel, om er, o vermetelheid! een boek te raadplegen in mijn koninklijke Nederlandsche moedertaal geschreven.
Gewapend met al mijn moed, durf en ondernemingsgeest, trok ik er gisteren weer op af.
Zet nu geen ongeloovig gezicht: ik verzeker u, dat er Vlaamsche boeken in de Bibliotheek zijn. Misschien wel ongeveer 1 per duizend. Ge ziet, dat de onverlaten, die vertellen dat het te Brussel aan Vlaamsche boeken ontbreekt in de Bibliotheek, het weer verkeerd voorstellen.
Om mijn weg te vinden in den boekenchaos, sloeg ik den lijvigen katalogus na. En nu komt het raadsel.
Want ik vond:
1. | Onder de rubriek ‘Apiculture’, wat Bijenteelt beteekent, geloof ik, ‘De Biekorf’ gerangschikt, dat ik steeds heb aangezien als een tijdschrift voor folklore en oudheidkunde. |
2. | Onder de rubriek ‘Draperies’: ‘De Utrechtsche Plooiingen in de 17e eeuw’, en het boek handelt over woelingen en opstootjes. |
3. | Onder de rubriek ‘Horticulture’ of Tuinbouw: ‘Wat moeder van bloem maakt’, een boekje over koekjes en lekkernijen. |
4. | Onder de rubriek ‘Socialisme’: ‘Ons Volk ontwaakt’, het bekende katholieke weekblad. |
Ik heb niet verder gezocht. Het duizelde mij. Ik stond voor het raadsel.
En nu kom ik tot u en doe beroep op uw filosofie, op uw filologie en op uw speurzin opdat gij, in uw Hoeksken, ten gerieve van dompelaars van mijn soort, de ultima ratio, de opperste rede zoudt willen mededeelen, die de hooge geleerden van de Koninklijke Bibliotheek tot voormelde klassifikatie heeft gebracht.’
De heer Rannah zag geen kans maar zoo dadelijk een antwoord te geven, maar hij schreef den dag daarop:
Gij vraagt dus waarom de katalogus der Koninklijke Bibliotheek het folklore-tijdschrift ‘De Biekorf’ onder Bijenteelt rangschikt; het historisch boek ‘De Utrechtsche plooiingen’ onder Draperies; het keukenhoek ‘Wat moeder met bloem maakt’ onder Tuinbouw en het Katholiek weekblad ‘Ons Volk ontwaakt’ onder Socialisme....
Die klassificatie kan beschouwd worden van een streng wetenschappelijk of van een kunst-theoretisch standpunt uit.
Wetenschappelijk is ze niet te verdedigen. Het is een Koninklijke Ezelarij, waarvoor in elk ander land de katalogisten Koninklijk aan de deur zouden worden gewalst, en men de bibliotheek veertien dagen sluiten zou, uit rouw voor zooveel domme onwetendheid.
Maar van dat wetenschappelijk standpunt uitgaan is hier verkeerd. Want kunsttheoretisch is dat klassement een meesterstuk.
Het is fijne, zachte humor.... dat blijkt vooral duidelijk bij ‘Ons Volk ontwaakt’ en bij ‘Moeders bloem’; voor de overige twee zit het dieper. Het is humor, man! De katalogus krijgt er een dartel karakter door, en zoo wordt hij een eenig boek in de wereld.
Als ge verder hadt gezocht zoudt ge vast het werk ‘Histoire der Brusselsche Bibliotheek’ onder de Sprookjes gerangschikt vinden bij de vertelling over den Vergulden Ezel.
N.S. - Beste Boekenworm, eigenlijk is er nog een derde standpunt; het Vlaamsche.... Maar dat is staatsgevaarlijk en mag hier niet worden besproken.
(Alg. Handelsbl.)
| |
| |
| |
Millioenen gevraagd voor een handschrift.
Het klinkt ongeloofelijk, en toch is het zoo. Van wege het Dorotheum te Weenen wordt een handschrift met miniaturen te koop geboden voor 6 millioen en 680.000 Kronen. Het zijn dus Kronenmillioenen, maar toch wezenlijk tusschen de 8 en 9 millioen voor een manuscript-gebedenboek. Ziehier de beschrijving:
Ein Gebetbuch, Handschrift auf Pergament in kalligraphischer, gotischer Minuskel mit 9 grossen einschliesslich der Randleisten (Ranken- und Blumenwerk) das ganze Blatt ausfüllenden, minutiös ausgeführten Illuminierungen, ferner anderen in ebensolcher aber kleinerer Ausführang schliesslich zahlreichen goldgehöhten Initialen. 8o. (30: 14cm.) Zeit:Mitte des XV Jahrhunderts. Ort: Südfranzösisch (Burgundisch- Lothringische Lande).
Das in stilgerechtem modernen Ganzlederband gebundene mit alteren Schliessen verschene Werk besteht aus 121 Blatt wovon die ersten 12 den Kalender, die folgenden 107 den 14-zeilígen lateinischen, die 3 letzten, altfranzösischen Text enthalten.
Darstellungen der 9 grossen Miniaturen. Blatt 13 in verso: Wappenhaltender Engel (Wappen: ein roter, rechter Schragbälken mit 3 achtzackigen Silbersternen belegt in blauem Feld mit je einer Muschel links oben und rechts unten. - Bl. 14: Verkündigung Mariens. - Bl. 38: Christi Geburt. - Bl. 44: Verkündigung an die Hirten. - Bl. 48: Anbetung der Könige. - Bl. 52: Beschneidung. - Bl. 56: Kindermord. - Bl. 64: David. - Bl. 89: Kirchliche Totenfeier; in der Mitte der mit blauem Tuch bedeckte Sarg, links und rechts 12 die Leichengesänge absolvierende Mönche und Geistliche, im Hintergrund der celebrierende Priester.
Darstellung der 4 kleineren Miniaturen. Bl. 25: Begegnung Mariens und Elisabeths. - Bl. 35: Maria und Johannes vor dem Gekreuzigten. - Bl. 36: Erscheinung des hl. Geistes. - Bl. 59: Die Flucht nach Aegypten.
Prachtstück südfranzösischer Illuminierkunst in erstklassiger Ausführung und makelloser Erhaltung. In dieser Qualität von allergrösster Seltenheit.
Preis ö. Kronen 8.680.000.- (Mark: 280.000.-).
Is deze prijs, al zijn het dan ook slechts Kronenmillioenen, niet onzinnig hoog? De bij de circulaire gevoegde photo's geven dien indruk; zoo heel bijzonder zijn ze niet. De geringe waarde van de kroon schijnt een eigenaardigen invloed op de hersenen te oefenen; men raakt zoo aan groote getallen gewend, dat men zonder bezwaar, misschien zonder het zelf te bemerken, een of twee nullen te veel zet.
| |
Joodsche bibliotheken en bibliothecarissen.
Maandagavond 26 December hield de bibliothecaris der beroemde Stadsbibliotheek te Frankfurt am Main, prof. dr. Freimann, een interessante lezing over het Joodsche bibliotheek-wezen, de tweede in de serie volksvoordrachten uitgaande van de instelling ‘Ets Haim’. De heer D.S. J(essurun) C(ardozo) geelt daarvan in het Nieuw Isr. weekblad het volgende verslag, dat we hier gaarne overnemen.
De voorzitter van het Comité, de weleerw. heer dr. B.I. Ricardo, stelde den hooggeleerden spr. aan het groote auditorium voor, en sprak den laatste in het Duitsch toe, waarna de geleerde bibliothecaris het woord nam.
‘We bevinden ons, aldus spreker, op klassieken bodem. Van deze plaats heeft Manasse ben Israël zijne gemeente-leden toegesproken. Niet echter over dezen als philosoof, maar als boeken-verzamelaar wil ik het hebben.
| |
| |
Hij had n.l. een verzameling bijeengebracht, die eene waarde vertegenwoordigde van ± 10.000 Hollandsche guldens. Spreker besprak nog verschillende Amsterdamsche verzamelingen en catalogi, in welk verband hij eervol vermeldde den kundigen bibliothecaris M. Roest en diens geleerden opvolger den heer Hillesum, conservator der Bibliotheca Rosenthaliana en voorts den heer Sigmund Seeligmann.
Dan noodigt de spreker zijn gehoor uit, hem te begeleiden op een bibliotheek-reisje, om dan weer naar Amsterdam terug te keeren, een reis, die niet zoo moeilijk is, daar men daarvoor geen pas noodig heeft. We zullen de grootste bibliotheken der wereld bezoeken.
Het eerste bezoek geldt het oude Leiden. In de Universiteits-bibliotheek aldaar bevinden zich o.a. 120 Hebreeuwsche handschriften waaronder het eenige exemplaar der Talmud Jerushalmi. Sedert de Nestor van het Hebreeuwsche boekwezen, Moritz Steinschneider, in 1858 een in de Latijn sche taal geschreven catalogus der Hebreeuwsche handschriften heeft laten verschijnen, zijn wij uitvoerig over de Leidsche handschriften ingelicht.
Van Leiden naar Londen. Daar maken wij halt voor het groot gebouw met zijn zuilenhal, het ‘Britsch Museum’. Dit Museum had bij zijn stichting in het jaar 1757 slechts zeer weinige Hebreeuwsche drukken en handschriften. In 1759 kwam het Britsch Museum, door den Sephardischen koopman Salomo ben Izak da Costa in het bezit van 180 waardevolle rabbijnsche werken, die oorspronkelijk bestemd waren voor Karel II als dank voor verleende privileges. In 1848 werd de verzameling van Hermann Joseph Michaël uit Hamburg, die meer dan 5000 Hebreeuwsche gedrukte boekwerken bevatte, voor het Museum aangekocht. Korten tijd daarna werd Jozef Zedner naar Londen geroepen om de boekenschat te catalogiseeren en te ordenen, van welke taak deze zich op boven allen lof verheven wijze kweet. Deze Zedner was een exemplum van een bibliothecaris, was steeds hulpvaardig en liet zijn persoonlijkheid op den achtergrond.
Als privaatbibliotheek te Londen valt te noemen die van Elkan N. Adler, die op zijn wereldreis niet minder dan 4200 manuscripten wist te bemachtigen, behalve nog de gedrukte boekwerken. Ook is die van Mr. David Sassoon niet te vergeten.
Thans naar Cambridge, waar de resten van de Hebreeuwsche texten van Jezus Sirach onder glazen platen kwamen te rusten, na eeuwen verdwenen geweest te zijn.
Reeds in 1890, aldus spr., toonde mij de Bibliothecaris van Oxford eenige Hebreeuwsche bladen die hem reizigers van Caïro hadden meegebracht zonder echter aan deze vondst een bijzondere beteekenis toe te schrijven en de herkomst na te gaan. Fellachen hadden het, met nog andere zaken te koop aangeboden. Schechter ging naar Caïro en trachtte licht in deze duisternis te brengen. Eindelijk vond hij een Fellah die geneigd was de plaats aan te wijzen, waar die bladen vandaan gehaald werden. Er was in de Fostat (het oude Caïro) een door 3 muren omsloten ruimte, die van boven open was. Over deze muren wierp men jaar in jaar uit, eeuwen lang, alles wat met Hebreeuwsche karakters was bedekt, de wind joeg daar telkens zand overheen. Mede aan de gesteldheid van den Egyptischen bodem is het te danken, dat de verschillende lagen, uit de verschillende perioden voor ons bewaard gebleven zijn. Dit noemt men nu de Genisa van Caïro.
Van Cambridge naar Oxford, waar eveneens veel belangrijks op ons gebied te vinden is. Deze Oxfordsche Bibliotheek stond langen tijd in Hannover in lokalen, waar veel tabak werd gerookt en nog is na meerdere eeuwen deze tabaksgeur niet van de boeken verdwenen. Steinschneider vertelt de
| |
| |
volgende anekdote. Toen hij in Oxford in de bedoelde bibliotheek werkte, werd de deur dikwijls geopend. Een portier, die de vreemdelingen de bibliotheekzalen liet zien, verklaarde dan luidkeels: allemaal Hebreeuwsche boeken, foei, wat een lucht, en met een smak vloog de deur weer dicht. Dit herhaalde zich dagelijks. Van belang voor Oxford was de aankoop van de boekerij van den Prager Opperrabbijn David Oppenheimer (gest. 1736).
We steken het kanaal over om naar Parijs te komen. Eenmaal daar brengen we een bezoek aan de ‘Bibliothèque Nationale’. Daar zijn veel manuscripten; die der Sorbonne dragen het wapen van Richelieu. Veel is geschonken door Salomon Munk, Jozef Dérenburg en Adolphe Frank. Vooral de verzameling van bijbelhandschriften moet hier vermeld worden.
In Spanje zou men meenen veel aan te treffen. In dit land waar eens de meeste handschriften waren is het thans een woestijn. De inquisitie heeft veel kwaad gedaan. Wat er daar aan manuscripten is, is wèl oud, mooi, zeldzaam, maar het zijn er nauwelijks een half honderd.
In Italië zullen we meer aantreffen, het Eldorado der Hebreeuwsche hand schriften. Veel manuscripten werden daar geïmporteerd door vluchtelingen uit Spanje en Portugal. Vooral de boekerij van het Vaticaan herbergt veel moois. Van wat er in deze bibliotheek is, is het meeste geschonken; eerst in den laatsten tijd werd er gekocht. De verklaring daarvan ligt in de omstandigheid, dat deze bibliotheek geen openbare was, maar slechts privaat-boekerij des Pausen. Eerst de geleerde Paus Leo XIII heeft gezorgd voor een openbare leeszaal, waarin kon worden gearbeid. Niet-katholieken was het vroeger verboden daar te gaan zitten, maar ook nu nog is met het oog op de vele feestdagen de arbeidstijd daar zeer beperkt. In 1768 verbrandden helaas van de 450 manuscripten ± 430.
Livorno is klein-Amsterdam. De synagoge is gebouwd als de Portugeesche alhier. In de Bet-Hamidrath is de bibliotheek. Daar liggen de handschriften aan ketens en worden na elk gebruik weer vastgehaakt. Dit kan vroeger een middel tegen diefstal geweest zijn, maar tegenwoordig?....
In Parma is een schitterende verzameling. Daar bevat de Bibliotheca Nazionale de boekerij van een vroom, christelijk geestelijke, Bernardo de Rossi, ten getale van ± 1430 handschriften. Onder deze boekerij bevindt zich o.a. ook een exemplaar van Raschis Pentateuch-verklaring in 1475 gedrukt in Reggio di Calabria, het eerste Hebreeuwsche drukwerk.
In Budapest, Weenen, Breslau vindt men veel moois, maar we kunnen in dezen tijd niet overal blijven stil staan.
Petrograd bevat in zijn ‘Keizerlijke Bibliotheek’ de oudste handschriften. Deze bibliotheek bevat het grootste aantal boekdeelen van welke ook der wereld, en den besten catalogus- helaas onvoltooid gebleven.
Vermeld mag nog worden de privaat-bibliotheek van Baron David Günzburg, welke in den oorlog is verdeeld geworden, en waarvan een deel in Wilna is terechtgekomen, een ander deel in Moscou moet zijn. Dit is het lot van onzen stam, dat ook onze boeken moeten deelen.
Van deze groote reis gaan we terug naar Amsterdam, waar de Rosenthaliana, met haar bekwamen conservator, den heer Hillesum, een zeer mooie verzameling heeft. Niet in 't minst komt dan in aanmerking de bibliotheek van het Port. Isr. Seminarium ‘Ets Haïm’, waar door den heer Da Silva Rosa mooi werk wordt verricht. Vooral de heer David Montezinos, die zich thans niet meer onder de levenden bevindt, was een verzamelaar van den ouden stempel en heeft den grond gelegd voor deze mooie kostbare boekenschat, door de vorstelijke schenking van zijn eigen bibliotheek aan genoemde inrichting.
| |
| |
En nu moet ik, aldus spreker, nog een woordje zeggen omtrent het ambt van bibliothecaris. Velen beschouwen dit als een sinecure, doch dat is het heelemaal niet. De bibliothecaris moet zijn boeken kennen als zijn beste vrienden. Hij moet weten wat aan zijn bibliotheek ontbreekt. Niet het blinde toeval moet het hem doen. Hij moet op de hoogte blijven van den inhoud van de pers, tijdschriften en nieuw verschenen werken. Elk uur, elke gulden is verspild, wanneer geen boek gelezen wordt. Niet voor de bibliotheek, maar voor de lezers wordt verzameld. De bibliothecaris moet voor den lezer zijn als een raadsman, moet hem niet afstooten, doch tot studie prikkelen, zooals de arts de zieken, zoo moet de bibliothecaris de zoekenden helpen.
De boekprijzen zijn enorm gestegen, de dorst naar weten daarentegen is nog grooter dan ooit geworden. Voor ons Joden, jong en oud, zijn bibliotheken zeer noodig. Wij zijn toch het volk van het boek. Wat heeft ons door de eeuwen heen gedragen, wat heeft onze éénheid als volk bewaard! Enkel en alleen de bestudeering van de leer Gods, het nagaan van Zijn geboden. Het boek, de Thora, hebben wij van onze voorvaderen gekregen en moeten we weer aan onze kinderen overleveren. Onze boeken zijn onze toekomst!’
|
|