stelling zou òf de aanstelling van een nieuw personeel noodzakelijk maken, òf één of meer der tegenwoordige beambten aan zijn dienst onttrekken. Hij vindt geen vrijheid tot het een of het ander over te gaan.
Evenmin meent de bibliothecaris de Kon. Bibliotheek beschikbaar te moeten stellen tot het houden van lezingen. Trouwens is onder de ambtenaren, nu prof. Byvanck binnenkort de bibliotheek gaat verlaten, niemand, die hiervoor in aanmerking komt. Hij is van oordeel, dat aan de restauratie van verdere vertrekken geen kosten meer mogen worden besteed. De reeds gerestaureerde vertrekken blijven in den toestand waarin zij zijn, al zal ook de bestemming van enkele veranderd moeten worden met het oog op de eischen van den dienst.
De ‘Rijkscommissie van Advies in zake reorganisatie van het Museumwezen hier te lande’ spreekt op blz. 100 vlg. van haar rapport de wenschelijkheid uit van de totstandkoming te 's-Gravenhage van een ‘Museum van het Boek’. Zij stipt aan, dat zij dit museum zou willen zien opgericht ‘in locaal-verband’ met de Kon. Bibliotheek, maar werkt dit denkbeeld niet uit en laat dus in het midden, of het mogelijk zou zijn, hiervoor de bovenbedoelde localiteiten in het tegenwoordige gebouw der bibliotheek te benutten. Ook de minister, die uiteraard onder de tegenwoordige financieele omstandigheden de nadere voorbereiding van dit nieuwe museum nog niet heeft doen ter hand nemen, kan hieromttent nog geenerlei nadere mededeeling doen. Wel moet, naar hij meent, vaststaan, dat, hoe men zich een dergelijk museum ook denkt, het nooit af breuk zal mogen doen aan de beteekenis van de Kon. Bibliotheek als bibliotheek.