Het Boek. Jaargang 11
(1922)– [tijdschrift] Boek, Het–
[pagina 183]
| |
CoornhertGa naar voetnoot1).
| |
[pagina 184]
| |
kel: ik vraag den Nederlandschen uitgevers hierbij, wie van hen bereid is nog in 1922 een mooie Coornhert-biografie te bezorgen. Er is over dezen zeer belangwekkenden man, die zich op zoo breed gebied heeft bewogen, weinig geschreven. Zijn schrifturen zijn voor de cultuur van onze dagen belangwekkender dan die van menig spits theoloog. Hij is dichter geweest en denker, en bovenal de kampioen van zeer edele katholiciteit. Wie bezorgt onseen boek over Coornhert?.... ![]() Boëthius, van de vertroosting der wysheijdt; uijt 't Latijn door D.V. Coornhert. t' Amsterdam, voor Pieter Jacobsz.. Paets 1616.
Voor me liggen drie gewichtige kwartijnen, prachtige deelen in hun donkere, origineele banden. 't Is de complete uitgave ‘Dieryck Volckertsz Coornhert's Wercken, waervan eenige noyt voor desen gedruct zijn’, onder de zinspreuk ‘Laat u licht lichten voor de menschen, dat sij u goede wercken siende uwen vader prijzen, die in den Hemel is’, gedrukt te Amsterdam bij Jacob Aertsz Colom opt water in de Vierige Colom, 1630 en volgende jaren. Van de vele voorstellingen op het titelblad zijn de voornaamste, die van Dirk Volkertsz, ten voeten uit, met een stafje wijzende op de Deugd, een jonge dame, die fraai van leden maar schamel van kleedij is. Van de vele teksten en spreuken, die dit blad voorts versieren of althans vullen, noem ik | |
[pagina 185]
| |
slechts deze eene, kernachtige, veelzeggende: ‘Liefde Christendoms Kenteeken’Ga naar voetnoot1). Een uitvoerig levensbericht gaat aan deze uitgave van Coornhert's werken vooraf. Naar ik meen is dit levensbericht de eenige uitvoerige stof van onze kennis aangaande 's mans leven. Het meldt het geboortejaar 1522, geen geboortedag. Vooralsnog mag deze dus onbekend heeten; archiefstudie zal hem wel naar voren brengen. Belangwekkender dan deze datum en die van zijn sterven (te Gouda, 29 Oct., 1590) is de levensleer en de schriftelijke nalatenschap van dezen vrijen en vromen man met het vriendelijke en kloeke gezicht, Coornhert, zooals we zijn karakter kunnen aflezen van oude gegraveerde portretten: de ronde Hollander, man midden uit het leven. Geen kamergeleerde, geen theologisch redenaar, geen diplomaat, maar man die door weer en wind liep en weer en wind kon trotseeren. Man van goed Hollandschen werkelijkheidszin en met een fijn gevoel voor de geestelijke dingen in zijn teer kijkende oogen. En wij kennen hem van zijn beroemd grafschrift: geen snorkend praalgrafrijm, geen gelikt geleerdenvers, maar kort en bondig, geestig en fijn in edel oud Hollandsch: Nu rust / diens lust / en vreught / was deught, /
en 't waer / hoe swaer / 't oock viel: /
Noch sticht / sijn dicht- / geschrijf, / maer 't lijf/
hier bleeft / God heeft / de ziel.
Heeft ergens een Nederlander zoo schoon grafschrift als Spieghel zijn vriend schonk? Coornhert - die Erasmus ... en BoëthiusGa naar voetnoot2) vertaalde, die dichter was ... en redekavelde over spelling en Nederduytsche dialectika, maar die voor alles godgeleerd denker was, - de onacademische polemist tegen het opkomend confessionalisme der Calvinistische theologen, - Coornhert, sinds lang als voorlooper der Remonstranten bekend (Giran's mooie boek deed in dezen geen ontdekking), - hij is vast waard herdacht te worden. Vader Coornhert, druk uw breedgeranden hoed over den stevigen schedel, tast met uw vingers in den ruig kroezenden schippersbaard, neem een stevigen stok, en ga weer op stap door onze lage landen bij de zee. Wij willen uw wellevenskonste nog wel eens hooren, wij willen uw prediking over God nog weer vernemen; wij willen u bo- | |
[pagina 186]
| |
venal nog eens laten herzeggen wat gij over de ware katholiciteit der religie te zeggen hadt. En wij aanvaarden het als een voorteeken, dat wij vroeg in 't jaar uw goeden naam mogen noemen, Dirk Volkertszoon. Wij willen gaarne meer van u vernemen.
![]() Tot zoover de heer C.E. H[ooykaas] in het Handelsblad. Wij konden hem en den Pekingschen bewonderaar van Coornhert met eenige voldoening wijzen op onzen Amsterdamschen Catalogus van oudere werken op het gebied der Nederlandsche letteren, juist bij den aanvang van het Coornhert-jaar verschenen, die op blz. 35-47 eene met zorg bewerkte Coornhert-bibliographie geeft. Ten minste daarvan mogen we bijna spreken, al is het in der daad alleen de beschrijving van de in de Amsterdamsche universiteitsbibliotheek bewaarde verzameling. We vinden er zooveel Coornhert-uitgaven bijeen als misschien nergens elders te vinden zijn. Verreweg het meerendeel behoort aan de Remonstrantsche Kerk die in Coornhert terecht altijd een harer groote voorloopers heeft gezien. Toch is de beschrijving nog lang geen volledige bibliographie Van vele van de tallooze kleine geschriften van Coornhert zijn de oorspronkelijke uitgaven nergens te vinden; we kennen ze vaak alleen door de herdrukken, na zijn dood verschenen bij Jasper Tournay te Gouda, en uit de uitgaaf van de Wercken van 1630. Maar we vinden hier dan toch een heel rijke reeks. Zij begint met vertalingen van classieken - Homerus, Cicero, Seneca (in het Suppl. p. 118) -, in 1561 bij Jan van Zuren te Haarlem uitgegeven, en versierd met een vignet, ook in den catalogus afgebeeld, waar een bij en een spin uit dezelfde bloem honing en venijn zuigen. | |
[pagina 187]
| |
In de Officia van Cicero vindt men de belangrijke mededeeling van Coornhert over de uitvinding van de drukkunst ‘binnen Haerlem, hoewel nochtans in een zeer ruyde maniere.’ Op deze eerstelingen volgen in lange rij, vol afwisseling, die tallooze vermanende, bespiegelende, en polemische geschriften, die hij tot zijn dood (1590) in bijna onafgebroken reeks in het licht heeft gegeven; enkele in oorspronkelijken druk, meerendeels in de latere herdrukken. Daartoe behooren de Justificatie en de Remonstrance van Leiden, door hem geredigeerd, maar verschenen op naam van Jan van Hout, waarin het standpunt van de Stadsregeering tegenover de kerk zoo helder en scherp wordt gesteld, dat men de boekjes telkens bij de opleving der geschillen in de volgende jaren op nieuw ter perse legde. Een ‘weegschaal tusschen de oude en de nieuw vereffende kercke’, waarin in twee boecxkens van der consciencien vryheyt wordt gehandeld, valt in 't oog door de inkleeding van den titel in een rebus-raadseltje, ook in den catalogus afgebeeld, en ook hier. ![]() Daartusschen komen weer zuiver literaire stukken; twee comedien zijn uitgegeven (Amsterdam 1582) onder den titel ‘Tweeling’: Van den bruydt Christi en d'Egipsche vroeivrouwen
Doet dees tweeling twee comedien aenschouwen.
In rijm slecht claer en onverwert
ghemaect door Dirc Volckherts Coornhert,
Drie uitgaven worden vermeld van het bekende werkje ‘Recht ghebruyck ende misbruyck van tijdlicke have’: Van Rijckdom, Nodruft en ghebreck ick beluijck
T' onzaligh misbruyek, mettet zaligh ghebruyck.
Vertalingen van Boethius en Augustinus volgen; de geschriften van David Jorisz geven hem zijn Kleynmunster in de pen; tegen Justus Lipsius komt hij op ter bestrijding van het ketterdoden en den dwang der conscientien (verscheidene uitgaven in Hollandsch en | |
[pagina 188]
| |
Latijn). Van 1596 - dus al eenige jaren na zijn dood - is er een Amsterdamsche, zeer zeldzame, druk van zijn Wellevenskunste, na ruim 30 jaren nog eens herdrukt onder den titel Ethica, met een portret van den schrijver, waarbij dit bijschrift: Quid valeant Batavi lingua, ingenioque Batavo,
Rara inter Batavos lux, Theodore doces.
Quis posthac crassam Batavis affinxerit aurem?
Dispeream, si quis tale quid ausus erit.
Deze geniale echt Hollandsche schrijver was wel het meest sprekende bewijs van de dwaasheid van het oude praatje van den ‘botten Hollander’. Nog iets korter en eenvoudiger is het tweeregelige rijm bij het portretje in het Lied-boeck, in 1616 verschenen: Coornhert was een Man begaeft met cloeck verstant
Heeft zijn Tael ende Deught zeer verbreyt in Hollandt.
De lange reeks eindigt met de verzameluitgaven, het Brievenboek, inhoudende 100 brieven, in 1626 verschenen, de Wercken in 1612 uitgegeven door Tournay, maar in 1630 in de veel rijkere reeks, hiervóór vermeld. De catalogus beeldt ook het fraaie titelblad af met al die raadselachtige en allegorische figuren, waarvan hiervóór iets werd meegedeeld, en waarvan Speckman voor enkele jaren eene volledige verklaring in Het Boek heeft gegeven. Het vierhonderdste geboortejaar van Coornhert is dus in der daad al begonnen met een eenvoudige maar niet onbelangrijke hulde aan den grooten Hollander. Eene nieuwe studie aan hem gewijd, zal zeker bij het geletterde Nederland ruime belangstelling en waardeering vinden. C.P.B. Jr. |
|