Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het Boek. Jaargang 11 (1922)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het Boek. Jaargang 11
Afbeelding van Het Boek. Jaargang 11Toon afbeelding van titelpagina van Het Boek. Jaargang 11

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (11.96 MB)

Scans (315.35 MB)

ebook (11.11 MB)

XML (1.05 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek
non-fictie/boekwetenschap


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het Boek. Jaargang 11

(1922)– [tijdschrift] Boek, Het–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 189]
[p. 189]

Varia.

Bibliographie C.E. DaniëlsGa naar voetnoot1).

Verslag omtrent den Staat der boekerij van de Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst 1883-1918. - Ned. Tijdschr. v. Geneesk. 1884-1919.

Catalogus van de boekerij der Ned. Maatsch. t. bevord. d. Geneeskunst, 3e-16e Suppl. Amsterdam 1884-1917. 8o.

Nederlandsch Tijdschrift voor Geneeskunde, rubriek ‘Binnenland’. 1889-1918.

Jaarverslag van het Informatie-Bureau voor Nederland I-XIV, 1903/4-1916/17. (‘Het Informatie-bureau stelt zich ten doel bij plaatsvervanging en bij vestiging van geneesheeren als tusschenpersoon op te treden.’) N.T. v. G. 1904-1917.

 

Over tabes dorsalis. Leiden 1862. 8o. - Diss.

Wilh. Wundt, Leerboek der physiologie van den mensch. In het Nederduitsch overgebragt door Carel Ed. Daniëls. Met een voorw. van A. Heynsius. Met houtsn. Utrecht enz. 1866. 8o.

Verslag der werkzaamheden, verricht in de private inrichting tot inenting met dierlijke pokstof, te Amsterdam. - N.T. v. G. 1871 (2e R. 7e Jrg.) I p. 33.

De kinderpok-inenting in Nederland. Meerendeels naar onuitgeg. bescheiden bewerk. Rapport v.d. Comm. voor Geschiedenis der Ned. Maatsch. t. bevord. der Geneeskunst. - N.T. v. G. 1875 (2e R. 11e Jrg.) II p. 17. Ook afzond. verschenen.

Een inheemsch geheim-middel. (Over de samenstelling der z.g. tic-pillen.) - N.T.v.G. 1875 (2e R. 11e Jrg.), I p. 234.

Bespreking van: Ad. Burggraeve, Monument à Edw. Jenner, ou histoire générale de la Vaccine, à l'occasion du premier centenaire de son invention. Bruxelles 1875. 4o. (Met portr.) - N.T. v. G. 1876 (2e R. 12e Jrg.) I p. 67.

Het leven en de verdiensten van Petrus Camper. Utrecht 1880. gr. 8o. - Met goud bekr. door het Prov. Utr. Gen. van K. en W.

Catalogue de manuscrits de Pierre Camper et de lettres inédites écrites par lui ou à lui adressées ... dans la Bibliothèque de la Soc. Neerl. pour les progrès de la Médecine à Amsterdam. [Door Carel Ed. Daniëls en H.C. Rogge. Met inl. door A.H. Israëls.] Amsterdam 1881. 8o.

Un cas de Leontiasis ossea (Craniosclerosis) observé et décrit. Haarlem 1883. 4o. (Met pl.) - Uitgeg. d. de Holl. Maatsch. van Wetensch.

A.H. Israëls en Carel Ed. Daniels, De verdiensten der Hollandsche geleerden ten opzichte van Harvey's leer van den bloedsomloop. Utrecht 1883. 8o - Met goud bekr. door het Prov. Utr. Gen. van K. en W. 1882.

Levensschets van A.H. Israëls. Rapport v.d. Comm. voor de Gesch. der Geneesk.- N.T. v. G. 1884 (2e R. 20e Jrg.) p. 881 en 913.

Pieter Hendrik Suringar. 3 Jan. 1813 - 13 Jan. 1887. - N.T. v. G. 1887 (2e R. 23e Jrg.) I p. 81.

Mannetjes-varen of granaatappel? (Geneesmiddel tegen lintworm.) - N.T. v. G. 1887 (2e R. 23e Jrg.) I p. 174.

Antwoord aan C.A.J.A. Oudemans, i.z. het geneesmiddel ‘Extract van granaatwortelbast’. - N.T. v. G. 1887 (2e R. 23e Jrg.) I p. 250.

[pagina 190]
[p. 190]

Bericht naar aanleiding van een artikel van Dr. Arntzenius over de vorming van geneesheeren voor Indië. - N.T. v. G. 1887 (2e R. 23) II 215.

Bespreking van het werk van Alph. Goffin: Jean Palfyn, sa vie, ses travaux etc., appréciation de ses titres à l'invention du forceps. Bruxelles 1887. - N.T. v. G. 1887 (2e R. 23e Jrg.) II p. 49.

Een enkel woord naar aanleiding van het voorstel Utrecht (betr. de beoefening van de ‘Historia Medica’.) - N.T. v. G. 1889 (2e R. 25) I 623.

Mededeelingen op het gebied der geneeskunde in Nederland. - N.T. v. G. 1889 (2e R. 25e Jrg.) II p. 626.

Iets over kuischheidsgordels en nog wat. (Met af b.) - Ned. Tijdschr. v. Verlosk. en Gynaec. 1890 (2e Jrg.) p. 179.

Bespreking van: W. Stoeder, Geschiedenis der Pharmacie in Nederland. Amsterdam 1891. - N.T. v. G. 1891 (2e R. 27e Jrg.) II p. 414.

In memoriam [Berend Carsten]. - N.T. v. G. 1892 (2e R. 28) II 961.

In memoriam [Laurens Scheltema Beduin]. - N.T. v. G. 1892 (2e R. 28e Jrg.) II p. 369.

Bespreking van: Catalogus van werken over Chirurgie (buitenlandsche schrijvers) opgenomen in de Bibliotheek der Universiteit van Amsterdam. Samengesteld door J.W.R. Tilanus. Amsterdam 1892. 8o. - N.T. v. G. 1892 (2e R. 28e Jrg.) II p. 522.

De Wilhelmina-bron. Keukenzout houdende staalbron te Haarlem. Haarlem 1892. 8o.

The Wilhelmina Spring (Saline chalybeate) at Haarlem. An account of its discovery, composition and remedial properties. Haarlem 1893. 8o.

Die Wilhelmina-Quelle. Kochsalzhaltige Stahlquelle, Haarlem. Einige Mitteilungen über ihre Entdeckung, ihre Bestandteile und ihre heilkräftigen Eigenschaften. Haarlem. 8o.

La source Wilhelmina (Saline ferrugineuse) à Haarlem. Note sur la découverte, la composition et les propriétés curatives de ses eaux. Haarlem 8o.

Het staalbad Haarlem. 8o obl. - Met afb. - Ook in vert.: Das Stahlbad Haarlem. Les eaux ferrugineuses de Harlem. The chalybeate bath Haarlem.

In Memoriam [A. Sasse]. - N.T. v. G. 1893 (2e R. 29e Jrg.) II p. 514.

In Memoriam Jacob Baart de la Faille. 1822-1895. - N.T. v. G. 1895 (2e R. 31e Jrg.) I p. 803.

In Memoriam M.J. Godefroi. 2 Apr. 1819-2 Dec. 1895. - N.T. v. G. 1895 (2e R. 31e Jrg.) II p. 1069.

Edward Jenner. Rede gehouden ter herdenking van den 14den Mei 1796, den dag waarop Edw. Jenner de eerste koepok-inenting van arm op arm verricht heeft. (Met portr.) - N.T. v. G. 1896 (2e R. 32e Jrg.) I p. 789.

Tweespotprenten betr. de vaccinatie. (Met pl.) - N.T. v. G. 1896 (2e R. 32e Jrg.) I p. 807.

Bespreking van: L. Fürst, Die Pathologie der Schutz-Pocken-Impfung. Berlin 1896. 8o. - N.T. v. G. 1896 (2e R. 32e Jrg.) II p. 245.

Antwoord op eene aanmerking betr. eene uiting in een berichtje van de 49e Alg. Vergadering v.d. Maatsch. t. bevord. der Geneeskunst te Maastricht 1897. (Over een eigenaardige omschrijving van ‘dansen’ bij die gelegenheid.) - N.T. v. G. 1898 (2e R. 34e Jrg.) II p. 84 en 165.

Bespreking van: T. Broes van Dort, Een en ander over de lepra in Nederland en zijne koloniën (N.T. v. G. 1897, I No 8 en 10, II No 11.) - Janus 1897/88 (2e Ann.) p. 183.

Bespreking van: A. Geyl, Over de opleiding en maatschappelijke positie der vroedvrouwen in de 17e en 18e eeuw. (Medisch Weekblad 1897.) - Janus 1897/88 (2e Ann.) p. 292.

[pagina 191]
[p. 191]

Feestrede bij gelegenheid van het 50-jarig bestaan van den Geneeskundigen Kring te Amsterdam op 21 Sept. 1898. 8o.

C.E. Daniëls und E.W. Moes, Eucharius Roeslins Rosengarten (bibliografische mededeeling). - Centralbl. f. Bibliotheksw. 1899 (16e Jrg.) 113.

Aan de Red. van het Ned. Tijdschr. v. Geneeskunde, i.z. de kritiek en antikritiek van Pinkhof betr. D.'s artikel over het ‘beroepsgeheim’. - N.T. v. G. 1899 (2e R. 35e Jrg.) I p. 642, 706, 707 en 753.

Bespreking van: H.F.A. Peijpers, De cirkelgang in de geneeskunde. Amsterdam 1899. 8o. - N.T. v. G. 1899 (2e R. 35e Jrg.) II p. 440.

Docteurs et malades. Av. pl. - Janus 1900 (5e Ann.) p. 20, 80 et 105.

De thermometrie aan het ziekbed, historische aanteekeningen. - N.T. v. G. 1900 (2e R. 36e Jrg.) II p. 952.

Bespreking van: Handbuch der Geschichte der Medicin. Begr. von Th. Puschmann. Hrsgeg. von Max Neuburger und Jul. Pagel. I, II. Jena 1901-5. 8o.-N.T.v.G. 1901, II p. 1361; 1902, I p. 1440; 1903, I p. 636; 1904, I p. 239; 1905, I p. 1685.

Levensbericht van T. Zaaijer. Leiden 1903. 8o.

Het Koloniaal-Geneeskundig Museum te Amsterdam. Een ziektegeschiedenis. - N.T. v. G. 1903 (2e R. 39e jrg.) II p. 1354.

Nécrologie: Gustave Alexandre Liétard. - Janus 1904 (9e Ann.) p. 76.

Andreas Vesalius. (Met portr.) - Onze Kunst 1905.

Gids voor de bezoekers van het Geschiedkundig Medisch-Pharmaceutisch Museum in het Sted. Mus. te Amsterdam. Amst. 1905. 8o. - Met pl.

Bespreking van: Notes pour Ie commentaire de Rabelais. (Revue des Etudes rabelaisiennes, 3e Ann. 2e fasc.). - Janus 1905 (10e Ann.) p. 600.

Bespreking van het werk van J.C. de Man: Antonius de Heide med. doctor te Middelburg, ontdekker der later zoo beroemd geworden trilhaarbeweging. Middelburg 1905. - N.T. v. G. 1905 (2e R. 41e Jrg.) II p. 704.

Bespreking van: Deux arrêts du Parlement réglementant la Pharmacie au XVI me Siècle publ. par Paul Dorveaux. Dijon 1906. - Janus 1906 (11e Ann.) p. 373.

De Oud-Hollandsche krankzinnigenzaal van het Geschiedk. Medisch-Pharmaceutisch Museum in het Stedel. Museum [te Amsterdam]. (Met pl.) - Ter gelegenheid van het Intern. Congres voor psychiatrie, neurologie enz. Amsterdam 1907 (in vier talen).

Giovanni Francesco Pivati. Un charlatan de bonne foi? - Janus 1907 (12e Ann.) p. 129.

Lettre de Friedrich Anton Mesmer à Mme Cardon, à Moersbourg ce 14 Nov. 1803. Publ. par Carel Ed. Daniëls. - N.T. v. G. 1907 (51e Jrg.) 1 B p. 1540 (in het Verslag), Janus 1907 (12e Ann.) p. 475.

Antwoord op een protest van G. van Schouwen tegen D.'s stukje ‘De strijd tegen de tuberculose in Friesland.’ -: N.T. v. G. 1907 (51e Jrg.) II B p. 16 en 1588.

l'Action humaine (de ‘Balade Optimiste’ van Charles Morice). - Janus 1907 (12e Ann.) p. 465.

Bespreking van: J. Pagel, Eine bisher unveröffentlichte lateinische Version der Chirurgie der Pantegni nach einer Handschrift der Königl. Bibl. zu Berlin (Archiv.f. klin. Chirurgie. 81 Bd. I). - Janus 1907 (12e- Ann.) p. 182.

De waarheid in de geschiedenis van de anaesthetische werking van chloroform. - N.T. v. G. 1908 (52e Jrg.) I Ap. 266.

Bijdrage tot de geschiedenis van den catheter. (Geciteerd uit: ‘J.B. van

[pagina 192]
[p. 192]

Helmont, Dageraed oft Nieuwe opkomste der Geneeskunde’, Amst. 1659.) - N.T. v. G. 1908 (52e Jrg.) I B p. 1251.

In memoriam J.J. Homoet. 18 Nov. 1818 - 16 Febr. 1908. - N.T. v. G. 1908 (52e Jrg.) I A p. 581.

Bespreking van: H. Albert, Medicinisches Literatur- u. Schriftsteller-Vademecum. Hamburg 1908. 8o. - Janus 1908 (13e Ann.) p. 532.

J.P. Heye. Wat hij deed voor zijn vaderland als geneeskundige. Rede uitgespr. bij de herdenking van Heye's 100 sten geboortedag, op 1 Mrt. 1909. - N.T. v. G. 1909 (53e Jrg.) I A p. 729.

In memoriam J.C. de Man. 20 Sept. 1818-2 Jan. 1909. - N.T. v. G. 1909 (53e Jrg.) I A p. 133.

Lues-behandeling te Amsterdam in 1685. - N.T. v. G. 1910 (54e Jrg.) II B p. 1844.

Naschrift (tot verschillende artikelen over: De titel Med. docts.). - N.T. v. G. 1910 (54e Jrg.) I A p. 697.

Bespreking van: Miniaturen der lateinischen Galenos-Handschrift der Kgl. Oeffentl. Bibliothek in Dresden. Db. 92-93, in phototyp. Reprod. Einleitung und Beschreibung von E.C. van Leersum und W. Martin. Leiden 1910. f o. - N.T. v. G. 1910 (54e Jrg.) II B p. 1186.

Notre plus ancienne arme pharmaceutique. Observations sur la thériaque. Avec ill. - Janus 1911 (16e Ann.) p. 371 et 457.

La version orientale, arabe et turque, des deux premiers livres de Herman Boerhaave. Etude bibliographique. - Janus 1912 (17e ann.) p. 295.

De Oostersche vertaling der twee eerste boeken van Herman Boerhaave. Voordracht in den Geneesk. Kring te Amsterdam 24 Sept. 1912. - N.T. v. G. 1912 (56e Jrg.) II B p. 1328.

Een dominé-operateur in de zeventiende eeuw en nog iets. Amsterdam [1913] 8o. (Met afb.) - Populair wetensch. Nederland, No. 7.

Mededeeling (over vermiste boeken). - N.T. v. G. 1915, II B p. 2100.

Bijdrage tot de geschiedenis der verloskunde I-III. Met portr. (Over het HS. van George Fred. Mohr ‘Die gebährende Frau’ door F. Boerner uitgegeven, te Frankfort enz. 1750; en over Johan van Hoorn). - N.T. v. G. 1914, I B p. 1667; 1915, I A p. 1006; 1916 I B p. 1365.

Beiträge zur Geschichte der Geburtshülfe. - Janus 1915 (20e Ann.). p. 41, 488; 1916 (22e Ann.) p. 167.

Verboden boeken.

Is aan Hooftluyden van het boekverkoopersgilde deser stad aengesegt en geinterdiceerd van seecker boek sijnde een vuyl pasquil gedrukt te Rouaan, geïntituleert L'histoire de la princesse de Zell, épouse du Roy George premier; à Londres par la compagnie de libraires, alhier ter stede te verkoopen.

De Hooftluyden van het boekverkoopersgilde aengesegt, dat Burgemeesteren met bevreemdinge hadden gehoort, dat seeckere missive of pamphlet geïntituleert Missive van Lodewijk de veertiende aen Lodewijk de vijftiende, alhier ter stede; soo in het Frans als in het Nederduyts getranslateert, wierde verkogt en gedebiteert, dat haer Ed. Gr. Achtb. sulx te doen wel expresselijk interdiceerden.

Resoluties van Burgemeesteren 18 Aug. 1732 en 7 Mei 1733.

(Rott. Jaarboekje 1922 p. 16.)

[pagina 193]
[p. 193]

Het catalogiseeren van middeleeuwsche schrijversnamen.

Naar aanleiding van datgene wat door de Heeren Leendertz en Burger (blz. 75, 116) gezegd wordt over het catalogiseeren van schrijversnamen der 16e-17e eeuw en van lateren tijd, zou ik iets erbij willen voegen overde rangschikking (in catalogi, registers, repertoria, bibliografieën enz.) van namen uil de 15e eeuw en daarvóór. De vraag is in eerste instantie van belangvoor den Gesamtkatalog der Wiegendrucke, welks verschijnen thans definitief vaststaat. Eenige weken na het schrijven van dit stukje ontving ik nl. het boekje: ‘Ernst Voulliéme als Inkunabelforscher’ etc. van Erich von Rath (later komen we daarop terug), waarin (S. 9) gezegd wordt, dat men in 1923 met den druk van den Gesamtkatalog zal beginnen. Er is dus bij de vraag over de methode van catalogiseering periculum in mora.

Als het mij te doen stond zou ik daar de schrijvers onverbiddelijk rangschikken onder hun vóórnamen, dus op Adrianus, Bernardus, Carolus, Desiderius enz. Zoo deden ook de middeleeuwsche nomenclatoren (bio-bibliografen), en het lijkt mij verreweg het beste, die traditie voort te zetten. Te onzaliger ure heeft men dat oude, beproefde systeem losgelaten. En welk een verwarring er thans heerscht, kan iedereen zien, die de eerste de beste twee nieuwere catalogi van incunabelen met elkaar vergelijkt.

Maar onverbiddelijk consequent zal men ook hier niet kunnen zijn, of liever: men kan het wèl zijn, doch men zal rekening moeten houden met het feit, dat het bij de oude klassieken, en bij de schrijvers der eerste 4 à 5 christelijke eeuwen de gewoonte was, elkaar te noemen, niet bij den eersten, maar bij den laatsten naam. Die gewoonte werd door de volgende middeleeuwsche geslachten overgenomen, en die dienen ook wij voort te zetten. Men zal dus Aurelius Augustinus, Anicius Manlius Torquatus Severinus Boethius, Marcus Tullius Cicero, Aelius Donatus, Cajus Coelius Seduliusenz. moeten laten staan op Augustinus, Boethius, Cicero, Donatus, Sedulius. Practische moeilijkheid geeft dat niet, omdat die traditie ook bij ons nog doorwerkt, en niemand het in zijn hoofd krijgt, Boethius te zoeken onder Anicius, of Cicero onder Marcus.

Bij sommige middeleeuwsche namen geeft het catalogiseeren op den vóórnaam wèl moeilijkheid. Met veelgenoemde schrijvers als Boccaccio, Gerson, Petrarca, Savonarola, Trithemius, zijn we zóó vertrouwd geraakt, dat we ze niet gauw onder Johannes, Franciscus of Hieronymus zullen zoeken. Wat moeten we daarmee doen? Een uitzondering ervoor maken? Ik zou zeggen: Neen, want dan weten we wel waar we beginnen, maar niet waar we eindigen. We blijven dan opgescheept met de anarchie, die we nu beleven.

Men kan als remedie aanbevelen: Maak de noodige kruisverwijzingen, in overvloed; laat Gerson dus staan op de G, en verwijs van Johannes, en desnoods van Cancellarius Parisiensis (zooals hij óók wel genoemd wordt) naar Gerson. Maar dat is de goede methode niet. We moeten niet de geneesmiddelen vermeerderen, maar de kwaal zelf aantasten. Als we niet onverbiddelijk consequent gaan worden, zullen er ten eeuwigen dage honderden middeleeuwsche namen blijven bestaan, zelfs wereldbekende, waarvan men nooit vooruit weet, waar men ze in een of anderen catalogus zal vinden. Wie weet bijv. uit zijn hoofd te zeggen of Hain, Campbell, Voulliéme, Pellechet-Polain, Haebler enz. den naam Thomas a Kempis gecatalogiseerd hebben op de K of op de T? En welke mediaevist kan ooit vermoeden, dat de incunabulisten het in hun hoofd hebben gekregen, om Robertus de Litio en den algemeen bekenden scholasticus Scotus te catalogiseeren op Caracciolo en .... notabene op Duns!

[pagina 194]
[p. 194]

Men werpe niet op, dat, wanneer men bij de incunabelen uitsluitend op de vóórnamen gaat catalogiseeren, iedere gebruiker zich dan eerst in het systeem moet inwerken. Want 1o) dat moet men bij iederen catalogus en bij ieder register doen - straks komen we daarop terug, en 2o) in elk geval is dat te verkiezen boven de tegenwoordig heerschende anarchie, waarin men zich zelfs niet kan inwerken, en waardoor men, ook na jarenlange routine, nog herhaaldelijk misgrijpt.

Men houde echter wel in het oog, dat we hier alleen spreken over den Gesamtkatalog der Wiegendrucke, een werk dat een afgesloten geheel vormt, zoowel wat zijn materieelen als formeelen inhoud aangaat, en dat daarenboven in boekvorm verschijnt, zoodat de eenmaal gevolgde catalogiseeringsmethode voor altijd onveranderbaar blijft. Het werk beschrijft dus een engbegrensd, zeer klein gebied van de geheele wetenschap, en wordt uit den aard der zaak bijna uitsluitend gebruikt door mediaevist-philologen. Met de hoogst enkele ‘willekeurlingen’ die op 't incunabel-terrein nu en dan komen grasduinen, kan dus geen rekening worden gehouden. Daarom kan en mag de Gesamtkatalog een eigen systeem van catalogiseering voor zich opeischen, een systeem, dat overigens óók kan aanbevolen worden voor alle andere werken, die uitsluitend op middeleeuwsch terrein blijven. Maar ook voor die alléén.

Want zoodra het over catalogi, registers enz. van gemengden of van namiddeleeuwschen inhoud gaat, is het onmogelijk, of zou het althans hoogst onpractisch zijn, het boven-aangeprezen systeem radicaal door te voeren. Bij iederen catalogus of register moet dan een systeem worden gekozen overeenkomstig den aard en het karakter van diè bibliotheek of dàt boek. Een Universiteitsbibliotheek, die bijv. op 100.000 boeken 3000 incunabelen bezit, moet in haar catalogus die incunabelen registreeren volgens het systeem dat dáár past, en is dus niet per se gebonden aan de volgorde van den Gesamtkatalog. Een absolute uniformiteit in catalogiseeren van boeken of persoonsnamen over de heele wereld, of ook maar in een enkel land, is een utopie, omdat menschen en volkeren levende organen zijn, geen machines welker producten men met een passer en een liniaal kan afmeten. Hoogstens kan men iets machinaals - en dan nog niet heelemaal (zie boven) - toepassen op één, zeer beperkt gebied van de wetenschap, zooals bij den Gesamtkatalog.

Waaruit dus vanzelf volgt, dat het altijd zal noodig zijn en blijven, zich in te werken in het systeem, dat bij een bibliotheek of een boek gevolgd is in de catalogiseering of registreering. Als men ten minste daaruit alles wil halen wat er in zit. Meer dan eenige algemeene, duidelijke regels kan men niet voorschrijven, of liever: wel voorschrijven, maar ze worden toch niet gevolgd. Gelukkig. Nog eens: we zijn geen machines, en men moet het van ons ook niet trachten te maken. Een al te ver doorgevoerde ‘tucht’, op welk gebied ook, is een vergrijp tegen het innigste wezen van den mensch: zijn verstand en zijn vrijheid.

Maar, zoo werd mij wel eens opgeworpen: als je alle middeleeuwsche namen in den Gesamtkatalog wilt brengen op Adrianus, Carolus, Desiderius, Hieronymus, Timotheus enz., dan is er kans dat iemand, die zich toevallig niet herinnert, dat Savonarola van zijn vóórnaam Hieronymus heette, hem niet kan vinden.

Dat is zoo, en de oude nomenclatoren begrepen dat óók. Men moet dan ook bij den Gesamtkatalog achteraan een lijst geven, waarin alle namen precies andersom zijn gerangschikt, dus zoo:

[pagina 195]
[p. 195]
 
Bourgondië, David van
 
Hoveden, Johannes de
 
Mayronis, Franciscus de
 
Nider, Johannes
 
Sabinensis, Dominicus
 
Savonarola, Hieronymus
 
Vegius, Mapheus

Een verdere verwijzing hoeft er niet bij. Iedereen weet in die enkele gevallen waarin hij vastzit, aanstonds waar hij wezen moet. Tegelijk lost deze lijst de moeilijkheid op van hen, die graag willen weten, hoeveel èn welke menschen er uit Mantua, Meerenberg, Veenhuizen of Toledo komen, voor zoover die persoonsnamen ten minste een dergelijk appositum dragen.

Is men het met de boven uiteengezette methode voor het catalogiseeren der 15e-eeuwsche boeken eens? Gaarne hoorde ik daarover ook eens het oordeel van andere belangstellenden.

Ten slotte zij vermeld, dat de Heer C. de Leur van 't Rijksarchief te Utrecht in het ‘Nederlandsch Archievenblad’, no. 2 (1909-10), een uitvoerig opstel heeft geplaatst - ook afzonderlijk in den handel verkrijgbaar - over het registreeren van persoonsnamen, voorkomende in archivalia. Het boekje is zeer interessant, maar als men het uit heeft, blijft de indruk bij, dat het complex van al die regels vrij ingewikkeld is. Maar dat kan ook niet anders. Archivalia bestrijken een tiental, in karakter zéér uiteenloopende eeuwen. En daarin veranderden de menschen, de namen en de mentaliteiten zoo sterk, dat ze onmogelijk allemaal onder één hoedje te vangen zijn.

 

Woerden 23 Jan. 1922

fr. B. Kruitwagen, O.F.M.

Een almanakje van 1713.

Zoo mooi heeft tegenwoordig de reinste O.W.er zijn almanakje voor éen jaar nog niet! In deftig zwart gebonden, verguld op snee, met zilveren klampen waarop het wapen van Holland, lijkt het in zijn formaat van 13 bij 7 ½ cM. eerder een psalmboekje, bij de aanneming cadeau gegeven, om het heele leven met piëteit bewaard te worden, dan een tijdwijzer en dienstregeling, die niet langer dan éen jaar behoeft te bestaan. Het overleefde dien tijd dan ook wel eenige honderden jaren!

De klampen vormen op de snede het huls voor een stift van metaal, waarmee achter in, op een soort van wit lei een duidelijk schrift geschreven kan worden.

Maar eerst de almanak zelf; openen wij hem, dan zien wij eerst het mooi gekleurde, dof rood en blauw en oranje schutblad met die aardige golven en slingers die bij het openen van een oud boek zulk een aangename aandoening van gezelligheid geven. Dan komen eenige witte blaadjes, met vochtplekken, helaas niet met namen van eigenaars, en we zien den titel, die even als al het gedrukte in 't boekje keurig in een lijst gezet is door vier zwarte lijntjes, ¾ c.M. van den omtrek. 't Is een aangename afwisseling van zwart en rood, die we op den titel waarnemen:

 
Wed. C. Stichters (klein zwart)
 
Almanach (groot rood)
 
Op 't Jaar ons Heeren (zwart)
 
Jesu Christi 1713 (rood).
[pagina 196]
[p. 196]

Daaronder in zwarte kleine lettertjes:

 
Voorsien met de Jaar, Paarde, Beeste en Leer-
 
marckten; 't Reysen der Boodens, de Vacantien
 
voor de Hove van Holland &c. Het varen der
 
Treckschuyten, en Veer-Scheepen. Oock
 
het af-rijden der Post-wagens, &c.
 
met Previlegie voor 15 Jaren.

Daaronder het vignet, de olijfboom van Minerva, een boom die zijn takken en bladeren en vruchten zoo keurig verspreid heeft, dat ieder blad op zich zelf tegen de lucht aan gezien kan worden en aan de onderste tak hangt een lint, waarop staat Oliva Minervae en dat slingert zich zwierig om den dikken stam. Minerva zelf staat ook bij dezen vredeboom en hoewel zij de onderste tak er van in haar hand houdt, ziet zij er alles behalve vredelievend uit. 't Is een stevige boerin met half-lange mouwen in haar middeleeuwsch costuum, waarvan de rok steil neerhangt uit stijve plooien tot even onder de knieën en de met een mannenbroek bekleede beenen en bloote voeten vrijlaat. Zij heeft het zwaard aan de rechterzijde, aan den rechterarm draagt zij het schild met de Gorgo en het krijgshaftige van deze figuur wordt bekroond door een geweldigen helm, waarboven zich nog een slangachtig wezen balanceert. Is Minerva goed voor vrede en oorlog? is men geneigd te vragen.

Hieronder kondigt de wed. C. Stichter nogmaals aan dat het boekje bij haar te Amsterdam uitgekomen is.

Nu komt op de volgende bladzijde de Verklaringe van den Almanach, die ons doet zien welke feiten en personen in het begin der 18e eeuw den meesten indruk gemaakt hadden en in 't geheugen bewaard moesten blijven: Dit is het jaar na de Geboorte onses Heeren en Zalighmakers Jesu Christi 1713

Na de Scheppingh der werelt 5662
Na de Diluvie of Zontvloet. 4006
Na de Moort van Prins Willem de I 129
Na het sluyten van de Spaense Vreede 65
Na de geboorte van Zijn Hoogheyt Wilhelmus de III 63
Na de doot van Graaf Willem tot Leeuwaerden 49
Na 't vernietigen van 't eeuwig Edikt, en de dood van Jan en Cornelis de Wit, in 's Gravenhage 41
Na 't schrickelijck branden van de Franse tot Bodegraven en Swammerdam 40
Na 't verheffen van zijn Hoogheyt Wilhelmus de III tot de Engelsche kroon 24
Na de dood van Koning wilhelmus III 11

Daarop volgt de Sonnencirkel, 't Guldengetal, en d'Epacta en daarna, in het rood, midden op den regel: De Sondaeghs Letter A.

We leeren verder, dat de Vlees-tijdt (in het jaar 1713) 9 weecken 2 dagen duurde, verder op welke data de christelijke feestdagen vielen en de quatertempers en dan komt de almanak zelf, waar de ‘Kerk Heylige Dagen met twee roode letteren uyt-gedrukt staan.’

Daarin staan al de bezoekbare paarden, ganzen en jaarmarkten van het land en ver over de grens, tot Leipzig en Joachimsthal en Ryssel en Lyon toe. Evenals in den tegenwoordigen Enkhuizer almanak staat telkens in rood aangegeven het teeken van den dierenriem waarin de zon staat en de kwartieren van de maan terwijl de Weduwe Stichter den Enkhuizer al was voorgegaan in 't voorspellen van het weer tijdens de maankwartieren over het geheele jaar.

[pagina 197]
[p. 197]

Verder leeren wij de vacantiën kennen voor de Eed. Hove van Holland, Vriesland en van Utrecht, benevens de vacantiën voor de Eed. Heeren der Steden Amsterdam en Rotterdam, waarvan de laatste zich vrij wat meer rust gunnen dan de eerste. Deze bladzij eindigt met de ‘Vier-getyden des Jaers,’ die we in den tegenwoordigen Enkhuizer terugvinden als de ‘Aanvang der Jaargetijden.’

Dan komt een plaatje, dat aan Carnaval doet denken: twee halfgemaskerde koppen naast elkaar, de eene rondom behaard, de tweede kaal. Dat zijn de voorstellingen der Eclipsen in den Jare 1713. ‘Vier eclipsen zullen dit jaar op 't Aartryk haar vertoonen, als twee aan de Maan en twee aan de Zon; waar van de laatste aan de Maan alleen by ons zal konnen gezien worden.’

‘De eerste zal zyn aan de Maan den 8 Juny, namiddag ten 6 uuren 40 min. en zal ontrent een derden deel over de noort-zyde verduysteren &c.’

‘De tweede zal zyn aan de Zon den 22 Juny, 's avonts ten 11 uuren 50 min., en zal gezien worden over de zuyd-zyde verduystert aan de Oost-hoek van Java twee derde deelen, &c.’

‘De derde zal zyn aan de Maan den 2 December, 't begin by ons te zien 's morgens ten 2 uuren 26 min. 't midden ten 3 uuren 48 min. 't eynde ten 5 uuren 9 minuten; zullende zeer na helf verduysteren over de zuyd-zyde.’

‘De vierde en laatste zal zyn aan de Zon den 17 December, namiddag ten 4 uuren 34 minuten; gevallende in West-India en verder aan de Zoute, Vlaamse en Canarische Eylanden, een derde deel verduystert, &c.

Deze bladzijde wordt besloten door een vignet van drie bloemen symmetrisch tusschen bladeren in een kan gestoken.

Het overige van den almanak bestaat uit de brievenpost en dienstregeling: ‘Ordre van 't vertrecken der Posten en Bodens van Amsterdam op de volgende Steden’: lederen avond konden brieven weg naar alle steden van Holland, naar Utrecht zelfs driemaal daags ‘een half uur voor het vertrek van de Schuyt’ en naar Haarlem worden eveneens driemaal daags, ten half 10, half 1 en half 5 ‘brieven uyt de Kas gehaelt.’

Des Maendags vertrekt alle 14 dagen de post op Spanjen, ‘beginnende met de Maendag den 1 January, savonts ten 9 uuren soo wel des Winters als des Somers, en komt alle 14 dagen wederom te arriveren.’

Op Vrankrijk en Antwerpen ging de post tweemaal in de week, des Maandags en Donderdags, en op Engelandt eveneens twee maal in de week, Dinsdags en Vrijdags sav. ten 9 uuren en behoort te arriveeren Maendags en Vrydags.

Ook op Duitschland gaat de post twee maal in de week en dan komt ook de beurt aan Arnhem en Nymegen. Verder naar Hamburg, Sweden en Denemarken, alsook eens in de week op Italie. Zeeland, Leeuwarden en Groningen hebben ook een post tweemaal in de week.

‘De Boode van Leeuwaerden vertrekt des Woensdags met het sluyten van de Boom, en de Boode van Groeningen des Donderdags.

De Boode van Vianen vertrekt des Dinsdags en Saturdags, Somers en des Winters ten 7 uuren van het Comptoir.

Donderdag vertrekt de Boode van Embden, met het sluyten van de Boom.

Vrydags Deventer, Zutphen, Campen, Zwol, en op alle plaetsen van Over-yssel, alle avonden met het sluyten van de Boom.

Saturdags op Thiel, Cuylenburg, Buuren, Leerdam en alle plaetsen daer ontrent, savonts ten seven uuren van het Comptoir.’

De dienstregeling omvat de ‘ordre’ van het varen der Trek-schuyten, Veer-schepen, Beurt-schepen en Postwagens.

[pagina 198]
[p. 198]

Ieder uur kon men van Amsterdam naar Haarlem met de trekschuit en op de halve uren weer terug. Hoe groot de handelsbloei van onze eerste koopstad was, het verkeer stond nog niet in het teeken van zenuwachtige overhaasting: Van Rotterdam op Delft gaat de schuit van den 1 October af 's morgens ten 8 uren, met deze schuyt is men bequaem des avonts tot Amsterdam.

Verder staat ook onder de trekschuiten:

‘Van den Briel op Harwits in Engelandt. Alle Woensdagen en Saturdagen ten 12 uuren een Packet-Boot, soo mede van Harwits op den Briel.’

Alle steden van Holland en de stad Utrecht zijn op deze wijze door een kalm, zenuwsterkend verkeer met elkaar verbonden. Tusschen Hoorn en Amsterdam is de dienst zeer ingewikkeld, daar hij soms over Edam, dan weer over Purmerend en Monnikendam gaat, waaronder dan ook de beroemde ‘Nagtschuyt, over Purmer. met Brieven, pakjes en gelt, met Boomsluyt.’

De veerschepen, varende van Amsterdam vertrokken 's avonds na het luyden van de Boom-klok op Hoorn, Enkhuysen, Medenblik enz.

Verder gingen er beurtschepen, varende alle drie dagen van Amsterdam, op verschillende plaatsen, en alle dag een op Alkmaer en van Alkmaer op Amsterdam. De ‘Ordre op de Postwagens tussen Amsterdam en 's Gravenhage’ geeft in zijn omslachtige wijze van mededeeling weer een blijk van den kalmen tijd, waarin men geen haast heeft en in 't Amsterdam van toen in hetzelfde tempo leefde als in een achterhoeksch dorp van tegenwoordig:

‘De Post Wagen rijdt, van den 26 February tot den 9 September alle dagen ten 6 uren, behalven Sondags, en de twede Paesch, Pinxter en Kersdag, wanneer noyt een ordinaire Postwagen smorgens rijdt.

Van den eersten October tot den 6 November ten 7 uuren. Van den 8 Nov. tot den 19 January, ten half 8. Van den 31 January tot den 24 February ten 7 uren.

In de groote Vacantie voor den Hove van Hollandt, van den 31 July tot den 1 September, sal smorgens geen wagen rijden.

Des Middags, soo wel Sondags als op andere dagen ten een uur, behalven d'eerste Paesch, Pinxter en Kersdag, wanneer nogh smiddags nog smorgens gereeden wort.

En dit alles ten ware yemant een Post-wagen wilde af huuren, die dan op het uur hem wel gevallende sal af-rijden, soo in de Vacantie als andersins.’

Nu komt de vracht en daarna:

‘Yemant willende tot een Dorp of Hof-stede, onderwegen leggende, rijden? moet sig daer de Postwagen afrijdt vervoegen, en te vreden zijn met de plaets die daar open blijft.’

‘Zoo ymant tot Haerlem, of onderwegen gelieft mede te rijden, moet de wagen waernemen, en oock op de leegh zijnde plaets gaen zitten, en sal in dat geval, aen 't eerst onderweegh leggende Post-huys, betaelt moeten worden d'onderstaende vracht’, die ik den lezer maar sparen zal.

‘Van of na de Hof-steden, sal betaelt worden de vragt van 't Dorp, daer sy digst by gelegen zijn.

Maer als yemant van een goede plaets wil zijn versekert, moet aen het Amsterdamse of Haegse Post-Comtoir laten betalen, of per Missive senden de volle vracht op den Haegh, of tot by Leyden; of anders tot Amsterdam of tot Haerlem: en sal van Haerlem tot Leyden betaelt worden 2 g. 2 st. Dit alles buiten 't Passagie gelt.

't Post Comtoir tot Amsterdam, wort gehouden ten Huyse van de Notaris Gommarus van Duyts, woonende op de Cingel, het vijfde huys van de Berghstraet, daer de Haegse Post-wagen uyt-hanght.

[pagina 199]
[p. 199]

En in 's Gravenhage, ten Huyse van Cornelis van Bincker-hout, by 't Voorhout.’

Dan waren er nog twee Postwagens, op Arnhem en op Rotterdam. De eerste ‘rijd af alle dagen op de Reguliers Bree-straet, op den hoeck van de Water-steeg, daer de Post-wagen uyt hanght, des Somers smorgens ten 6 uren en des 's Winters met het openen van de Poort, rijdende over de plaetsen: Muyden Naerden Amersvoort Achtevelt Lunteren Aernhem.

En van Aernhem op Amsterdam rijdt af, alle morgen ten 9 uuren, een Wagen, van voor de Herbergh op den grooten Oort, over de genoemde plaatsen in omgekeerde volgorde.

De Post-Wagen van Amsterdam op Rotterdam. Rydt af, soo langh als 't besloten water is, alle morgen ten 8 uren; op de Reguliers Breestraet, voor de Herbergh de Vergulde Wagen.

Desgelijcks van Rotterd. op Amsterd. alle morgen voor de Herberg de Vergulde Wagen, op 't Delfse Veer.’

Dan komt een tabel over 't reizen der Booden van 's Gravenhage die waarlijk dagelijks gemeenschap onderhouden tusschen den Haag en de steden in binnen en buitenland tot in Italië toe.

Eindelijk vinden we nog een ‘Tafel,waer in men sien kan hoe vroegh dat de Son 't geheele jaer door, op en onder gaet; Gecalculeert na den Nieuwen stijl, op de Pools-hoogste van Amsterdam 52 Graden 24 Minuten’, en de Ordre van het luyden der Poort-Klocken in de steden Leyden en Gouda, Amsterdam en Haerlem, waarin aparte rubrieken zijn van 't verlangen en't verkorten der dagen en daartusschen in vinden we de Watergetijden.

‘Als de Maen Nieuw ofte Vol is, soo is het hoogh water ofte Vloedt, in dese navolgende Plaetsen tot sulcken uure als daer by staet savondts en smorgens, en op beyde de Quartieren is 't ter contrarie laegh Water oft Ebbe, op de navolgende Plaetsen en Tijden, mits dat alle Dagen de Vloet een uur later komt, ten ware by Storm of Springh vloet.’

Onder de opgave der uren, die we niet overnemen, vonden we de volgende Nota van de Weduwe Stichter:

‘Soo daer eenighe Jaer-marcten, Treckschuyten of Schepen van haer gesette tijden quamen te veranderen, heeft die gene, die daer aen gelegen is het aen mijn te laten weten, sal 't als dan veranderen na een yeders believen.’

Met een Specy-tafel, van ‘Schellingen 4 in een Werp, tot 5 st. 8 p. Oock van de 28 Stuyv. Penning’ eindigt de Almanak en laat nog eenige blaadjes wit papier en witte lei over, waarvan helaas de vroegere geslachten geen gebruik gemaakt hebben voor 't schrijven van aanteekeningen, behalve als éenige mededeeling op 't eerste witte leitje: 11 November 1876 een stoof. Schrale oogst van meer dan twee eeuwen! Dat er op dien datum een stoof gekocht werd en door wien en voor wien? 't blijft een mysterie!

G.E.G. Meuleman.

voetnoot1)
Bewerkt door B.M. Berg-v.d. Stempel, in aansluiting aan de herdenking in den vorigen jaargang, blz. 177.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • F.J. Kruitwagen

  • B.M. van der Stempel

  • Geertruida Meuleman

  • over Carel Eduard DaniĆ«ls


datums

  • 23 januari 1922

  • 1713