Het Boek. Jaargang 11
(1922)– [tijdschrift] Boek, Het–
[pagina 367]
| |
Bibliografisch onkruidGa naar voetnoot1)II.9. Alexander de Villa Dei, Doctrinale. Partes III-IV. Antwerpen, Henr. Eckert van Homberch, 1519. 4o.Deze uitgave wordt vermeld in de Catalogue des livres & manuscrits ... de M. René della Faille (Anvers 1878) onder no. 895; evenzoo bij D. Reichling, Das Doctrinale des Alexander de Villa-Dei (Berlin 1893) onder no. 254 met de bijvoeging: ‘Ex Cat. Univ. Gandavensis. Exemplar editionis ibi non invenitur.’ Met absolute zekerheid durf ik hierin niet te beslissen, eer ik het bewuste ex. della Faille zelf heb gezien, maar toch ben ik er bijna zeker van, dat de uitgave van 1519 niet bestaat en 1519 niets dan een drukfout voor 1509 is. Te meer omdat in de Catalogue della Faille 't werk samen is gebonden met Doctrinale I-II, gedrukt bij Hillen van Hoochstraten te Antwerpen, (op 14 Maart) 1509, een uitgave, waar de Partes III-IV van Eckert van Homberch, 2 April 1509 bij behooren (als deel I en II samen beschreven in Ned. Bibl. onder no. 84). Reichling heeft 't bestaan van een uitgave Eckert, 1519 ook rechtstreeks ontleend aan de Catalogue della Faille, al is hij er zich niet van bewust geweest. De mededeelingen hieromtrent dank ik aan de welwillende inlichtingen der directie van de Gentsche Univ. Bibliotheek. Er blijkt daar een alfabetische catalogus van bibliografische inlichtingen te bestaan, waarin de vroegere bibliothecaris, de heer Vanderhaeghen, titels, geëxcerpeerd uit belangrijke verkoopcatalogi, liet plakken, natuurlijk ten bate van zijn Bibliotheca Belgica. Daarin is o.a. ook bovengenoemde titel uit de catalogus della Faille geplakt. Reichling nu heeft die catalogus van bibliografische inlichtingen te Gent nagezien en toen klaarblijkelijk de onjuiste meening opgevat, dat 't boek eens aanwezig was geweest in de Gentsche bibliotheek en later weer verloren geraakt. | |
[pagina 368]
| |
De twee bewijsplaatsen van 't bestaan der uitgave van 1519 zijn dus thans tot een enkele apocriefe gereduceerd. De tegenwoordige, mij onbekende eigenaar van het ex. della Faille mag beslissen, of mijn veronderstelling juist is. Mij lijkt ze zeer waarschijnlijk. | |
10. Joh. Eckius, Ad Poloniaeregem Sigismundum de sacrificio missae. (Antwerpen, Mich. Hillen van Hoochstraten), Oct. 1526. 8o.Door W. Nijhoff beschreven (NFpr. 1180 in livr. VII) en eveneens opgenomen in zijn lijst, Het Boek III. 58. Bij nader onderzoek bleek, dat dit geen Antwerpsche, maar een Keulsche druk van Johannes Soter is. De titelrand uit dit boek, afgebeeld in Nijhoff's L'art typographique dans les Pays-Bas (1500-1540), livr. 3 (La Haye 1902), Hillen van Hoochstraten pl. VI. 20, hoort daar dus feitelijk niet thuis. | |
11. Erasmus, Encomium matrimonii. (Antwerpen, Mich. Hillen van Hoochstraten, s.a.). 4o.Een soortgelijk geval als het vorige. Deze uitgave is eerst door W. Nijhoff beschreven (NFpr. 153 in livr. III), nog zonder naam van plaats of drukker, later in zijn lijst in dit tijdschrift III. 63 wordt de toeschrijving aan Hillen van Hoochstraten er bijgevoegd. Een hernieuwd onderzoek heeft de heer Nijhoff en mij echter beiden tot de conclusie gebracht, dat de druk niet Nederlandsch, maar Duitsch is. Ik bezit niet voldoende vergelijkingsmateriaal van Duitsche postincunabelen om het aan een bepaalde drukker te kunnen toewijzen. Trouwens, men kan gerust zeggen, dat de Duitsche drukken van na 1500, Panzer en Proctor's Index van 1501-1520 natuurlijk niet te na gesproken, leelijk in 't gedrang zijn gekomen, ongetwijfeld een gevolg van te eenzijdige incunabel-liefde. Wanneer eenmaal de Duitsche incunabelen tot in merg en nieren zijn beschreven, zal men daar, naar ik hoop, meer belangstelling wijden aan de drukken van na 1500. De zijstukken van de titelrand in bovengenoemd boek hebben groote gelijkenis (zijn echter niet identiek) met die, afgebeeld in J. von Pflugk-Harttung, Kunstgewerbe der Renaissance. I. Bd. Rahmen deutscher Buchtitel im 16. Jahrh. (Stuttg. 1909), no. 41. De namen van de drukkers, door wie de verschillende randen gebruikt zijn, worden in dit werk, onvergeeflijke fout, echter nergens vermeld, zoodat deze wetenschap ons voorloopig niet veel verder brengt. | |
12. Hieronymus, Epistolae. Zwolle, Peter Os van Breda, Nov. 1510. 4o. | |
[pagina 369]
| |
Dit boek wordt o.a. vermeld door J.W. Holtrop, Monuments typographiques des Pays-Bas au quinzième siècle (La Haye 1868), p. 93; in de veilingscatalogus Vergauwen I (Bruxelles 1884), no. 1315 en door W. Nijhoff (NFpr. livr. V. no. 256; in Nijhoff's lijst in dit tijdschrift III. 104 is de fout echter verbeterd). Een uitgave van Nov. 1510 bestaat niet. Bedoeld is daarmee niets anders dan CA. 932 van 10 Nov. 1500 met verkeerd gelezen datum: Anno incarnatiouis (sic) domini MCCCCCx. die mensis novembris (aldus gedrukt en niet met de spaties tusschen de Romeinsche cijfers, die Campbell aangeeft). Men ziet, hoe gemakkelijk de eigenaardig gezette datum, zonder behoorlijke afscheiding van de onderdeelen, aanleiding tot een vergissing kon geven. Nu ik toch over dit boek spreek, wil ik er nog aan toevoegen, dat de titel bij Campbell (‘Hieronymus, Vita Pauli primi heremitae’) niet heel gelukkig is en slechts een klein gedeelte van de inhoud weergeeft. Dit komt, omdat hij een ex. zonder titelblad heeft beschreven. De Kon. Bibliotheek bezit echter ook een compleet ex., hetzelfde, waarnaar W. Nijhoff zijn beschrijving in de Fpr. heeft genomen. Op 't titelblad hiervan staat niets dan: ⁌ Epistole Hieronimi. Op de verso-zijde een houtsnede, Maria in de zon. | |
13. Hieronymus, Vitas patrum. Antwerpen, Mich. Hillen van Hoochstraten, 1506. 2o.Vermeld in de genoemde veilingscatalogus van Havre I (zie bij 2) onder no. 49. Het is mij niet gelukt uit te vinden, waar het ex. van Havre terecht is gekomen. Toch durf ik, ook zonder het gezien te hebben, vrijwel apodictisch beweren, dat deze uitgave niet bestaat en we hier weer, als zoo dikwijls, een samenlapsel hebben van twee verschillende boeken. Te weten, het titelblad van Hieronymus, Vitas patrum of Vaderboeck. Leiden, Jan Seversz., 8 Jan. 1511. 2o (Ned. Bibl. 1079), en daarachter een fragment, zonder titel, van Ned. Bibl. 526, Joh. Cassianus, Der ouder vader collacien. Antwerpen, Mich. Hillen van Hoochstraten, 26 Sept. 1506. 2o. De tekst van de titel, voorzoover die in de catalogus van Havre wordt vermeld, en de beschrijving van de titelhoutsnee stemmen volkomen overeen met Ned. Bibl. 1079, terwijl het colophon gelijk is aan dat van Ned. Bibl. 526. Mijn vermoeden wordt bevestigd door een aanteekening in hs. van W. Nijhoff, die de boeken van de veiling van Havre zelf gezien heeft. | |
[pagina 370]
| |
Bij de beschrijving van Cassianus in zijn Fpr. 3 (= Ned. Bibl. 526) heeft hij aangeteekend ‘Auctie v. Havre no. 49 (zonder titel)’. En waar de catalogus van Havre onder no. 49 het werk van Cassianus in 't geheel niet noemt, is de samenhang stellig gelijk boven is aangegeven. De tegenwoordige eigenaar van het ex. van Havre heeft de vergissing waarschijnlijk reeds lang ontdekt. Anders wordt hij thans gewaarschuwd voor deze kat in de zak. | |
14. Dat heylige leven ons liefs heeren Ihesu Christi. Antwerpen, Willem Vorsterman, 1512. 8o.Deze titel komt voor in de Catalogue de livres anciens & modernes provenant de la collection de MM. P.T. ... & F ... (vente publique du 1-2 févr. 1921, Bruxelles, Salle Aeolian, 134 Rue Royale, onder no. 80. Hoewel het niet heel waarschijnlijk is, dat deze catalogus, staalkaart van fouten en onnauwkeurigheden, ooit tot de rang van een bibliografische autoriteit zal stijgen, lijkt het me gewenscht, deze titel toch even te rectificeeren. Ik heb het bewuste boek zelf in handen gehad en het bleek de uitgave van Willem Vorsterman, 25 Maart 1541 te zijn. Daar het jaartal aan het slot echter eenigszins verminkt is, zou 't mogelijk zijn, dat meer bevoegden dan de samenstellers van deze catalogus er zich eveneens door vergisten. Er staat in 't colophon: Int Iaer. M. CCCCC. ende .XlI. den XXV. dach vander Maert. Doch de l van XlI is vrij onduidelijk afgedrukt en men zou er desnoods ook uit kunnen lezen: XII. Zeker ten onrechte; 't heele aspect van de druk wijst op de tijd om en aan 1540. | |
15. Ludolphus de Saxonia, Leven ons liefs heren Ihesu Cristi. Zwolle, Peter Os van Breda, 15 Maart 1519. 2o.Deze uitgave wordt o.a. vermeld bij W. Moll, Johannes Brugman, enz. II (Amst. 1854), 272, herhaaldelijk bij W.M. Conway, The woodcutters of the Netherlands in the fifteenth century (Cambr. 1884), pp. 229, 243, 250, 253, 270 en door W. Nijhoff in dit tijdschrift III 245 met de toevoeging ‘K.B. defect’. Ik heb eerst lang tevergeefs gezocht naar het bewuste ex. op de Kon. Bibliotheek, dat ook Moll vermeldt. Een oude aanteekening in hs. van W. Nijhoff met de signatuur van het ex. Kon. Bibliotheek (DK 45) heeft me eindelijk op het spoor van het boek gebracht. Bij onderzoek bleek het niets anders te zijn dan een defect ex. der uitgave van 15 Maart 1499 (CA. 1185). Tegen het voorplat van de band staat met potlood geschreven ‘Zwol. P.v. Os. 1519. derdewernen’. Dit alleen zou de vergis- | |
[pagina 371]
| |
sing al verklaren. Maar er is meer. Het ex. is aan 't slot defect en het ontbrekende colophon is tegen het achterplat met potlood bijgeschreven. Dit colophon nu van CA. 1185 heeft - en met reden - de heele verwarring op zijn geweten. Er staat: ‘Gheeynt Int iaer ons heeren . MCCCCcxix dē vijftiendē dach in maert’ (aldus gedrukt en niet met de spatie tusschen de Romeinsche cijfers, die Campbell aangeeft). Gelezen moet worden: MCCCCxcix, gelijk ook Campbell reeds vaststelde (zie verder nog sub 16). Daaraan valt niet te twijfelen. Indeeling, papier, houtsneden, alles wijst er op, dat het boek niet later dan c. 1500 gedrukt kan zijn. Zoo heeft de uitgave van 15 Maart 1519 thans voor goed afgedaan. Er blijken dus van CA. 1185 twee exx. op de Kon. Bibliotheek te zijn, die elkaar aanvullen. Van het eerste, defect aan 't begin en opgelapt met de 1e katern van Ned. Bibl. 1408 (de uitgave van Adr. van Berghen, 1510), zijn de houtsneden gekleurd (signatuur 171 E 34), terwijl het tweede, zoo juist besproken, aan 't begin compleet, maar aan het slot defect is. De houtsneden zijn daar intact. | |
16. Ludolphus de Saxonia, Leven ons liefs heren Ihesu Cristi. Zwolle, Peter Os van Breda, 20 Nov. 1515. 2o.Vermeld bij W. Moll, Johannes Brugman, enz. II (Amst. 1854), 272 (ex. 's-Gravenhage, Kon. Bibl.). Deze uitgave bestaat niet; het is de uitgave van 20 Nov. 1495 (CA. 1184). Weer is een fout in het colophon de aanleiding tot de vergissing geweest. Daar staat: ‘Gheeynt Int iaer ons heeren MCCCCcxv. den twintichsten dach in nouembri’. Gelezen moet worden: MCCCCxcv. Het zou overbodig kunnen lijken, deze oude vergissing van Moll, die reeds door Campbell en al eerder door P.J. Koets in Dietsche Warande III (Amst. 1857), 251 verbeterd is, thans weer uit de sloot te halen. Toch bleek mij dit niet geheel overbodig. Want bij een opgave van Ned. post-incunabelen, aanwezig in de Landesbibliothek te Stuttgart, omtrent 1913-1914 door W. Nijhoff ontvangen, prijkt ook weer de niet-bestaande uitgave van 20 Nov. 1515. Tot twee keer toe heeft Peter Os dus door een drukfout in het jaartal aanleiding tot onjuiste dateeringen gegeven. Dat dit een vergissing en geen onbedrevenheid in 't hanteeren van de moeilijke Romeinsche cijfers was, blijkt voldoende uit CA. 938, 766 en alle overige drukken uit de jaren tusschen 1490-1500, waar hij de jaartallen goed heeft gezet. Heel klaarblijkelijk is de fout in CA. 1185 (zie sub 15) slechts de | |
[pagina 372]
| |
logische consequentie van die in CA. 1184. Het colophon van CA. 1185 werd, zooals dat dikwijls geschiedde, gezet naar het voorbeeld van CA. 1184 en de v van 't eerste jaartal klakkeloos veranderd in een ix. Op die manier moest MCCCCcxv dus vanzelf MCCCCcxix worden.
's-Gravenhage, Sept. '22. M.E. Kronenberg. |