Het Boek. Jaargang 12
(1923)– [tijdschrift] Boek, Het–
[pagina 57]
| |||||||||||||||||||||||||
De Gazeta de Amsterdam.Van een Spaansche courant, te Amsterdam in het licht gegeven, bestond een halve eeuw geleden nauwelijks eenige herinnering, al hadden ijverige speurders al eens gewezen op eene vermelding van een ‘Spaense en Italiaansche courantier’. Daar kwam in 1871 op eens de kundige Joodsche bibliograaf M. Roest Mz. voor den dag met eene korte beschrijving van een bewaarden jaargang van de Gazeta de Amsterdam, en wel in een tijdschrift dat meer aan politiek dan aan geschiedvorsching gewijd was, dat slechts kort heeft bestaan, en dat nu geheel vergeten is en bijna niet te vinden. In 1871 en het begin van 1872 verscheen bij Abraham Frijlink te Amsterdam een veertiendaagsch tijdschrift ‘Onze Eeuw op het gebied van geschiedenis en van staatkunde’Ga naar voetnoot1). De ‘leidselman’ H. Tiedeman-iemand met een eigen, zonderlinge spelling-had zich de ‘medewerking van vele Nederlandsche geschied vorschers en letterkundigen’ weten te verzekeren; hij bedoelde niet, alleen ‘onzeeeuwsche zaken’ te behandelen, maar ook, werken en onderzoekingen over vroegere tijdvakken te bespreken. Toch komt de geschiedenis van den dag geheel op den voorgrond, en de leidselman zelf en ijverige medewerkers als P. van Bemmelen en J.J. Weeveringh stellen zich als hoofdtaak, op al wat Fransch is, te schelden. Het woord is niet te sterk; we lezen van ‘Frankrijks onregt en van Napoleons gruwelstuk’; ‘de Fransche nacie is een verachtelijke nacie’; ‘Het Fransche volk is een verachtelijk volk. En uw simpatie voor dat verachtelijke is vernederend’; Gambetta is ‘de éénoogige woesteling van Bordeaux’; Thiers heeft ‘een soort van sataniesche triomfgrijns’, hij is een man van ‘gruwelijke wraakzucht en onverbiddelijke onverzoenlijkheid’ enz. En de leidselman vindt dat ‘Onze Eeuw’ wel fier en dankbaar mag zijn, dat zij, reeds na een bestaan van drie maanden, door een veelgelezen Duitsch tijdschrift | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 58]
| |||||||||||||||||||||||||
wordt aangehaald, vertaald en geprezen’. Van Vloten, wiens bijdragen in elk opzicht gunstig uitkomen tusschen dit geschrijf, dient hem over deze lafheid eene ernstige vermaning toe. Geen wonder, dat eenige ‘Franschen in Hollandsch gewaad’ zoo vrij waren, voor het abonnement te bedanken, omdat dit ‘orgaan van v. Bismarck’ hun tegenstond. Met dat al was de leidselman te goeder trouw; tegen al te groote aanmatiging van Duitsche zijde komt hij nu en dan met kracht op. Tusschen dat alles komen van tijd tot tijd historische en bibliografische mededeelingen, die ook nu nog aandacht verdienen. Van onzen tegen woordigen medewerker J.H. Hessels zien we, in een bericht door het Nieuwsbl. v.d. boekhandel aan het Athenaeum ontleend, dat hij toen, d.i. ruim 50 jaren geleden, bezig was eene Engelsche vertaling te maken van het werk van Dr. van der Linde: de Haarlemsche Costerlegende. ‘Het werk zal ingeleid worden door een voorrede van de hand des vertalers. Als drukker en uitgever wordt genoemd Mr. William Blades, de auteur van The life of Caxton, terwijl Mr. Bradshaw van Cambridge voor een deel der kosten zal instaan.’ Gedateerd van 14 April 1871 is het artikel van den heer Roest, waarom het ons hier te doen is, over Een Spaansche Amsterdamsche Courant. ‘Er is in de laatste jaren veel geschreven over voorheen in ons land verschenen couranten. Ik herinner mij echter niet daarin iets gelezen te hebben over een Spaansche courant, te Amsterdam uitgegeven. En toch heeft er zoo een bestaan. Zij verscheen gedurende het jaar 1678 (of vroeger en later ook, weet ik niet) onder het opschrift Gazeta de Amsterdam, in wekelijksche nummers van 4 bladzijden in 2 kolommen, in 8vo bij David Tartas, die zich elders ook David de Castro (of Crasto) TartasGa naar voetnoot1) noemt, en was met het stadswapen voorzien. No. 1 dagteekent van Maandag 3 Januarij, No. 50 van Maandag 26 December. Ieder nommer heeft een doorloopend volgcijfer en signatuur A, B, C, enz. en bevat buiten- en binnenlandsche nieuwstijdingen, alsook een rubriekje handelsberigten onder het opschrift Advertencia. Een ex. van dit uiterst zeldzame weekblad, waaraan de nommers 4, 14, 18, 31, 35, 44 ontbreken, is in 't bezit van den heer D. Henriques de Castro Mz. alhier, den gelukkigen bezitter van vele andere merkwaardige zeldzaamheden op literair en | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 59]
| |||||||||||||||||||||||||
historisch gebied, die mij dezer dagen in de gelegenheid stelde om er kennis van te nemen. Het bundeltje, waarin het zich bevindt, bevat daarenboven 13 à 14 andere gedrukte historische stukken, merkwaardig wegens de taal, de Spaansche, waarin zij geschreven, en de plaats, Amsterdam, waar zij gedrukt zijn. Niet één enkele dezer stukken vind ik in de pamfletten-catalogi van Tiele en Van der Wulp vermeld. Op deze stukken stel ik mij voor in een volgend nommer terug te komen’. ![]() Bij den verkoop van de verzameling-de Castro is deze zeldzame | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 60]
| |||||||||||||||||||||||||
courant gekomen in de bibliotheek van de portugeesche gemeente voor ong. 350 gulden. Volgens den verkoop-catalogus zou het Spaansche blaadje een vertaling zijn van de Amsterdamsche Courant. Dr. M. Grünwald die er in 1906 iets over meedeelt in een opstel Ueber die erste jüdische Ansiedelung in Amsterdam in de Mitteilungen zur jüdischen Volkskunde spreekt dit tegen: het is een zelfstandig geredigeerde courant. Naar aanleiding van de mededeeling van Roest herinnerde mr. W.P. Sautijn Kluit er in dato 20 Mei aan, dat hij reeds vroeger in Nijhoffs Bijdragen eene archief-aanteekening, hem door mr. A.J. Enschedé verstrekt, had doen afdrukken, waarin ‘de Spaensse ende Italiaense courantier genaemt Tertaas voor in de Swanenburgerstraat en het diaconyhuys’ vermeld werd als niet begrepen in ‘zekere opgave betreffende den impost van het klein zegel door vier Amsterdamsche courantiers verschuldigd over den tijd van 15 December 1674 tot 31 Maart 1675.’ Hiermede was dus de vraag of de Spaansche courant al vóór 1678 bestond, reeds beantwoord. Het zou echter nog heel wat jaren duren eer we zoo'n ouder nummer te zien kregen. In de mooie verzameling facsimile's door den heer W.P. v. Stockum Jr. in 1910 in 't licht gegeven o.d.t. La librairie, l'imprimerie et la presse en Hollande d travers quatre siècles vindt men twee bladzijden van het nummer van 13 Mei 1675 afgebeeld, aangeduid als ‘le seul numéro connu de cette gazette espagnole publiée à Amsterdam’; Kleerkooper had dit nummer in het Record office te Londen gevonden. We geven die afbeeldingen hier weer, natuurlijk zonder de aanduiding als éénig bekend nummer, die toen al niet juist was, en het nu nog minder is: behalve den jaargang 1678 is nu ook die van 1675 voor den dag gekomen. De nieuw ontdekte jaargang 1675 vormt een niet zeer dik kleinoctavo boekje in stevig perkament-bandje, in zoo goed als ongelezen staat; sommige bladen van de toegevoegde stukken - waarover straks-zelfsonopengesneden. Eén nummer ontbreekt, en wel no. 2 van Maandag 14 Januari, letter B. Elk blaadje heeft nl. een nummer en een letter, als in 1678; zoowel in de nummering als in de signeering is wel eens een fout gemaakt, waardoor er dan nog iets meer schijnt te ontbreken. Op no. 32, Ii van 12 Augustus volgt 33, Ll van 19 Augustus; op no. 50, Eee van 16 December volgt no. 52, Fff van 23 December; de datums toonen in beide gevallen dat er niets ontbreekt. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 61]
| |||||||||||||||||||||||||
Elk blaadje heeft 4 bladzijden, 8 kolommen; in den regel komen eerst berichten uit Italie (Venetië, Napels, Milaan, Rome, soms ook Genua), een enkel maal nog voorafgegaan door Spanje; daarna Frankrijk (Parijs), nu en dan Engeland (Londen), Duitschland (Weenen, Straatsburg, een enkel maal waarschijnlijk bij vergissing onder Frankrijk gebracht, Keulen, Berlijn), en eindelijk de Zuidelijke Nederlanden (Flandes) en Holanda. De laatste rubriekjes zijn doorgaans kort, hof berichten en politiek nieuws gedateerd uit den Haag, scheepsberichten enz. uit Amsterdam. Het rubriekje Advertencia van den door Roest beschreven jaargang 1678 vindt men niet in onzen jaargang 1675. Loopt men den jaargang door, wat iemand die met de taal volkomen vertrouwd is, wel niet veel meer tijd zal kosten dan de bestudeering van een paar nummers van een groot dagblad van nu, dan krijgt men een algemeenen indruk die heel sterk overeenkomt met dien van een hedendaagschen courantlezer: een bonte afwisseling, allerbelangrijkste gebeurtenissen naast de onbeduidendste kleinigheden - en met dat al in 't algemeen een groote eentonigheid, waar de belangrijke berichten in verzinken. Het jaar 1675 is trouwens in de geschiedenis geen jaar van groote dingen; de spanning van den franschen inval is voorbij, met de naaste buren te land en ter zee is er vrede en zelfs vriendschap gekomen. Met Frankrijk duurt de oorlogstoestand voort, maar telkens is er sprake van vredesonderhandelingen. Dat deze niet opschieten ligt niet aan de Regeering der Republiek, maar aan een pertinenten eisch van den Franschen koning tegenover den Keizer, waaraan deze niet wil voldoen. De Koning eischt vóór alles de vrijlating van den Prins van Fürstenberg. Over deze quaestie kwam mij juist onlangs een zeldzaam pamflet in handen: ‘Die gerechtfertigte Verhaftung Printz Wilhelmen von Fürstenberg’. We zien daaruit dat de gevangenneming van dezen vorst ‘den 15. Hornung 1674 durch Hülff 10. darzu ausserlesenen, und von andern Ohrten her beruffnen Soldaten geschehen, da man sich deren in der Cölnischen Guarnison ligenden gar nicht bedienen wollen, und wurde darauf Prinz Wilhelm von Cölln mit sonderbaren Sorgfalt weggeführt’. Het boekje is een volledig dossier van al wat men dezen vorstelijken, tevens geestelijken diplomaat en intrigant ten laste legde. Hij was de leider van de anti-keizerlijken, de duitsche agent van den Franschen Koning. Tusschen den Koning en de Nederlanden was de verhouding wel | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 62]
| |||||||||||||||||||||||||
zeer eigenaardig. Terwijl de krijgsbedrijven doorgaan, worden o.a. tractaten gesloten tot verzekering van de veiligheid der wederzijdsche visschers op zee. ![]() Aan wezenlijke oorlogsberichten ontbreekt het echter niet; ze komen van alle kanten. In de Zuidelijke Nederlanden, in het Luiksche gebied en in de Rijnstreek staan de Fransche legers tegenover de Spaansche en de Nederlandsche, en tegenover die van den Keizer en de Duitsche vorsten. In Noordduitschland en op de Oostzee strij- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 63]
| |||||||||||||||||||||||||
den Brandenburg en Denemarken en ook onze schepen tegen de Zweden. Verder oostelijk worden de christenlanden ernstig bedreigd door de Turken. In de Middellandsche zee komen Fransche vloten het opstandige Messina te hulp, en de Spanjaarden zien verlangend uit naar de verwachte Hollandsche vloot onder de Ruyter. Turksche en Barbarijsche zeeroovers maken de zee onveilig tot in het Kanaal, Fransche kapers beloeren onze vloten, die niet dan onder convooi varen, en waarvan de veilige binnenkomst telkens nauwgezet wordt bericht. Een enkel maal komt tusschen al die kleine berichten het relaas van een wezenlijke groote overwinning: de Keizerlijken verslaan na eindelooze troepenbewegingen heen en weer, de Fransche macht in den Elzas, waarbij de groote Turenne sneuvelt, en in dezelfde dagen wordt Trier door de geallieerden ingenomen. Ook de Brandenburger behaalt op de doorgaans sterkere Zweedsche legers eene overwinning van beteekenis. Beslissend is dat alles toch niet, en de algemeene indruk is wel, dat de geheele Europeesche menschheid, die aan dat eeuwige doellooze oorlogvoeren haar krachten, haar middelen, haar welvaart verspilt, aan volslagen krankzinnigheid lijdt. En kalm oordeelend nakomeling zal van de berichten over de gebeurtenissen van onzen tijd misschien een soortgelijken indruk krijgen. Hoeveel is er ook in de Nederlanden in dien onnutten oorlog van 1675 vernield! Een van de verwoestingen waarvan de heugenis gebleven is-men raadplege den eersten den besten reisgids-is die van de oude, sterkgelegen hoofdstad van Limburg, nu een stil plaatsje op hooge, steile rots, met kerk, kasteel, wallen en boomen in fraaie silhouet, boven de industrieplaats Dolhain in het Vesdredal. Zoeken we in onze Gazeta de berichten hierover op, dan vinden we van Brussel 19 Juni, dat de Franschen het beleg om de vesting geslagen hebben, en met hun gewone razernij, ‘la furia acostumbrada’, den aanval doen, maar niets gewonnen hebben dan een punt van den wal en een lunet, met verlies van tallooze manschappen, en nog grooter verlies toen de belegerden een uitval deden en de lunet herstelden. In de stad was de Graaf van Nassau met 2000 man en 600 gewapende burgers, en de verdediging werd zoo krachtig gevoerd, dat men mocht hopen dat de Prins van Oranje die reeds bij Roermond was en de Maas overtrok en zich met de Lotharingsche troepen zou vereenigen, nog bijtijds zou komen om de stad te ontzetten. Maar reeds in het volgende nummer van het blad wordt van 26 Juni uit Brussel bericht, dat Limburg Zondag verloren is gegaan. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 64]
| |||||||||||||||||||||||||
Frankrijk heeft bij het beleg meer dan 6000 man verloren. Een bericht uit Keulen van 25 Juni geeft iets meer: Frankrijk heeft, om het naderende leger van den Prins vóór te zijn, de macht die tegen destad ageerde, verdubbeld, en overgave bedongen tegen aftocht van de bezettingstroepen, en nu zegt men dat de Franschen het kasteel en de vestingwerken slechten. Hun leger trekt zich op Luik terug, en de Prins is op het bericht van wat geschied is, de Maas weer overgestoken om het Fransche leger in het oog te houden. In de binnenlandsche politiek trekt de aanbieding van de waardigheid van Hertog van Gelder en Graaf van Zutphen aan den Prins in de eerste maanden van het jaar de aandacht. Op 3 April wordt een dankdag gehouden voor de bevrijding van het land. Enkele dagen later wordt de Prins ernstig door de pokken aangetast. Op 14 November wordt zijn 25ste verjaardag in den Haag gevierd. Belangrijker dan de groote gebeurtenissen die we uit de geschiedboeken al kennen, zijn natuurlijk de kleine berichten van allerlei aard, vooral die over de scheepvaart. We zullen het jaar vluchtig doorgaan en er eenige van vermelden.
Op 28 Januari zijn schepen uit Noorwegen binnen gekomen, met meer dan 200 koopvaardijschepen vandaar vertrokken onder convooi van Engel de Ruiter. 4 Febr.: benoeming van Burgemeesters en schepenen in Amsterdam, aankomst van het Zeeuwsche convooi uit Cadix, en van eenige schepen in Tessel. 11 Febr.: een schip van Porto te Rotterdam aangekomen heeft de Hollandsche vloot te Plymouth ontmoet, die met gunstigen wind verder reisde, en ook de andere vloot die 23 Jan. van Tessel vertrokken was. De schepen naar Indië zijn het kanaal gepasseerd. 25 Febr.: in Tessel en het Vlie zijn meer dan 200 schepen binnengekomen van Noorwegen en de Oostzee, en andere van verschillende kanten. Te Middelburg is een fransch schip binnengebracht, dat op weg van Lissabon naar Rochelle genomen was. Van 1 Maart wordt uit den Haag bericht dat Z.M. de Koning van Engeland den Vice-admiraal Tromp den titel van Baron heeft verleend, dat hij het handelstractaat met de Republiek heeft geratificeerd, en dat van O.-Indië spoedig zal volgen. Den 18 Maart is te Amsterdam uit Londen het bericht gekomen dat bij werkzaamheden in den Tower twee lijken zijn gevonden onder de trap, vermoedelijk van Eduard Ven zijn broeder, in 1192 op last van hun oom Richard III vermoord. 25 Maart: een convooi van de Maas heeft een Duinkerker kaper genomen met 8 stukken geschut en 56 man. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 65]
| |||||||||||||||||||||||||
1 April: bij het Vlie is een fransche kaper genomen met 14 stukken en 80 man, die veel schade had gedaan. 8 April: klacht over de vele Duinkerker kapers, en plan om daar een eind aan te maken. 15 April: te Tessel veel schepen binnengekomen, o.a. het convooi van kap. Bont en koopvaardijschepen, 18 Maart van Bilbao vertrokken. Engelsche visschers hadden hen gewaarschuwd, dat 6 fransche oorlogsschepen het convooi afwachtten, maar nevel had belet, dat de Franschen hen zagen. Men zegt dat ook het convooi Van Meuven met de schepen van Setubal binnen is. 6 Mei: brieven uit Indië van 8 Oct. 1674 berichten een geweldige aardbeving op Ambon, waar bij 2400 menschen gedood zijn, waarvan 25 Hollanders. Verder scheepsberichten. 13 Mei: te Plymouth twee schepen uit Suriname. Het geheele Kanaal onveilig door Fransche kapers. Een bericht van Amsterdam 20 Mei geeft eerst het onthaal van den Keurvorst van Brandenburg en Prins Maurits van Nassau op 16 Mei, en verder deze scheepsnieuwtjes: een koopvaarder van Noorwegen is vergaan met de bemanning van 48 personen, waarvan slechts één gered is; het schip was door een Franschen kaper genomen, door de onzen hernomen. Een fregat, van Vlissingen naar Suriname vertrokken, kwam terug in Zeeland met bericht dat een fregat op reis naar O. Indië twee maal met Fransche kapers had gevochten, eerst met drie, later met twee, die er op loerden, maar dat het overwinnend uit den strijd gekomen, zijn reis had vervolgd. Het schip dat het bericht bracht, was teruggekomen wegens de vele Turksche corsaren in den ingang van het Kanaal. Het nummer van 3 Juni geeft na de berichten de notificatie, dat in de vacantie, 3-16 Juni, dagelijks slechts één postwagen naar den Haag en terug zal loopen. Het volgende nummer bevat een uitvoerig bericht uit Venetië, waarin behalve oorlogsnieuws hevige aardbevingen in geheel Africa worden gemeld, en iets wordt meegedeeld over het jaarlijksche feest van den nieuwen Doge, het plechtige huwelijk met de zee. Onder de vertooningen daarbij was het gebalsemde lijk van Cleopatra, uit Egypte gebracht, en tegelijk een reus, pas aangekomen. Amsterdam 10 Juni: Kap. Noyrot heeft een Franschen kaper genomen met 14 stukken en 6 Bassanas, met 122 man; de kaper had twee scheepjes genomen. Kap. Pieter Stringe van Oostende heeft een Engelsch scheepje genomen dat met 8 paarden naar Frankrijk voer, de paarden zijn vervolgens verkocht. Kap. Corn. Rees van dezelfde stad nam voor Brandenburg twee Zweedsche schepen, en om den buit voor den Keurvorst te verkoopen is daar Heer Leonard van Grinsveen als Commissaris aangewezen. Laatstleden maandag kwam een galjoot in het Vlie binnen | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 66]
| |||||||||||||||||||||||||
met brieven van een retourschip van O.-Indië voor de Gedeputeerden van de Compagnie; het schip had bij 't passeeren van de Kaap de Goede Hoop gevochten met een Fransch schip van 36 stukken, op weg naar S. Thomè; men zegt dat het schip nu in de Maas is binnengeloopen. Uit Londen wordt van 11 Juni bericht dat het Koninklijke fregat Cambridge onverhoeds is aangevallen door 4schepen onder Hollandsche vlag varende, die op eens de Fransche vlag heschen en het geschut losbrandden, zoodat het fregat voor de overmacht wijkende, de naaste haven moest opzoeken. Koning en Parlement waren zeer misnoegd, evenals het volk, en een breuk werd verwacht, als geen behoorlijke satisfactie zou volgen. Uit den Haag wordt van 14 Juni o.a. bericht dat de Engelsche ambassadeur Sr. Temple met zijn echtgenoot aan de vermaarde stad Amsterdam een bezoek heeft gebracht. Hetzelfde blad brengt (Amsterdam 17 Juni) een reeks scheepsberichten. Bij Cingels ontmoette onze vloot van Setubal 4 Fransche oorlogschepen die heftig streden tegen het convooi van de vloot en slechts twee schepen namen, waarvan ze het eene verbrandden, het andere naar Calais opbrachten; de vloot trok zich op Duins terug en werd daarna op weg naar het vaderland gevolgd door 7 Fransche schepen, waaronder de 4 genoemde; volgens berichten van schippers waren verscheidene schepen onze havens al binnengeloopen, maar den geheelen afloop weet men nog niet. Er is bericht dat het schip ‘el Salvaje’, van Suriname komende zich vereenigd heeft met Commandeur Jacob Binkes en dat beide in Noorwegen zijn. Van Batavia zijn 7 schepen gekomen, waarvan 6 den 19 Januari aan de Kaap de Goede Hoop zijn gearriveerd en den 13 Februari naar het vaderland vertrokken. In straat Sunda waren de 7 schepen door een storm uiteen geslagen, een, de Vrije zee, is behouden de Maas binnengekomen, de Vrijheid ontmoette den 5 Juni den genoemden Commandeur Binkes tusschen Hitland en Fairhill, en men hoopt dat ze alle behouden zijn. Men zegt dat met de genoemde 6 schepen van O. Indië het schip Middelburg dat men verloren waande, aan de Kaap is aangekomen, en tegelijk een ander van Denemarken. Een Londensch bericht van 17 Juni verhaalt dat het schip ‘el Castillo de Berkelay’, uit Bantam gekomen, het nieuws bracht, dat Bocsinga, vorst van het eiland Formosa, groote vorderingen maakte in China en vier zeer volkrijke provincies had veroverd. Van 25 Juni wordt, ook uit Londen, verhaald hoe een Hollandsch schip, gestrand en door de bemanning verlaten, gered is met de geheele lading bovendeks, door den piloot die alleen aan boord was gebleven. Uit Venetië wordt van 22 Juni verhaald dat de Franschen twee Zeeuwsche kapers hebben genomen in de Middellandsche Zee, het Wapen van Vlissingen met 24 stukken, en het Gekroonde hert; ze hadden lang ge- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 67]
| |||||||||||||||||||||||||
kruist zonder buit te maken, hadden in Barcelona gewacht op schepen van hunne natie, en waren toen naar den Levant gevaren om handel te drijven, maar waren op die reis buitgemaakt. Van 20 Juli wordt uit Londen meegedeeld, dat de Koning uit medelijden met den ellendigen staat der protestanten in Frankrijk zich tot Z. allerkristelijkste Majesteit heeft gewend om verzachting te verkrijgen van de strenge behandeling. 29 Juli: Het schip ‘Salvaje’ is uit Suriname gekomen met een galjoot die lang in Noorwegen had vertoefd.
De reeks zou te lang worden als we zoo voortgingen. Ziehier dus uit de volgende maanden nog slechts enkele berichtjes. Van 16 Augustus uit den Haag wordt tusschen meedeelingen van allerlei soort de dood van Rabenhaupt ‘el valeroso Sr. Rabenhoft’ bericht. Van 7 September is een bericht uit Venetië gedateerd over de Christenslaven in Tripoli, door een nieuwen strengen Bassá zoo zwaar belast, 300 realen boven de vrijkoopsom, dat de bevrijding voor menigeen er onmogelijk door wordt. Een bericht uit Londen van 18 October maakt melding van 40 protestantsche predikanten uit Hongarije, die reeds meer dan een jaar gevangen waren en veel ellende leden, die nu op de galeien te Napels waren en de tusschenkomst inriepen van den Koning van Engeland en van H.H. M. de Staten Generaal der Vereenigde Provinciën. Een opmerkenswaard geval van monumentenzorg vernemen we dd. 31 October uit Berlijn. De Koning van Denemarken liet bij de verwoesting van Damgarten den toren overeind, ‘por ser reliquia de antiguedad’. Uitvoerig wordt in een Amsterdamsch bericht van 11 November eene geweldige overstrooming beschreven. Een zware aanhoudende storm samenvallend met volle maan veroorzaakte verscheidene dijkbreuken zoodat landen, dorpen en steden overstroomd werden, kelders en magazijnen volstroomden, koopwaren geruineerd werden, bijna in alle deelen van de Provinciën; het scheen een nieuwe Zondvloed; men meende dat de geheele aarde zou bedolven worden, maar na drie dagen storm liet de Goddelijke Genade den wind veranderen. Uit den Haag komen van den 15 den nadere berichten; de Staten dragen aan de steden Haarlem, Leiden en Amsterdam op, de de ijken tvoorzien; ook in Friesland (Westfrisia) was veel schade geleden, met name waren de dijken doorgebroken bij Stavoren, Molquerum, Zwartsluis en bij Hasselt in Overijssel op twee plaatsen; naar men zeide ook bij Zwol; ook het land van Groningen was on- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 68]
| |||||||||||||||||||||||||
dergeloopen. De schade was zeer aanzienlijk, hoewel men de berichten nog wel voor overdreven hield. Van 29 November wordt bericht dat overal de dijken geheel of nagenoeg hersteld zijn, en dat de Staten van Holland en Westfriesland strenge bepalingen gemaakt hebben op dijkbeschadiging, met dood en verbeurdverklaring als straffen. Van 9 December wordt een nieuwe dijkbreuk zonder bekende oorzaak tusschen Hoorn en Enkhuizen gemeld. Een Fransch bericht van 22 November meldt het binnenvallen te Marseille van 23 schepen van Terra Nova, beladen met kabeljauw. Enkele regels verder komt een berichtje over de vloot van de Ruyter die op 8 October te Tanger was gepasseerd en nu vermoedelijk al in de Siciliaansche wateren zou zijn. Van 13 November was intusschen reeds bericht dat hij op de hoogte van Toulon was. Op 25 November had men te Amsterdam nog geen bericht uit Italië van zijne aankomst. Eerst van 30 Nov. vermeldt een bericht uit Genua, dat daar drie schepen zijn gekomen om levensmiddelen te koopen voor de vloot die bij Cagliari is. Verdere berichten komen hierover niet; de volgende jaargang zou hier zeker veel belangrijker zijn geweest. Zeer zelden volgen op de nieuwsberichten publicaties van anderen aard. Ja, ze zijn zoo schaarsch, dat we ze wel niet als advertenties zullen moeten beschouwen, maar veeleer als mededeelingen die evenzeer als de nieuwsberichten door den courantier werden gegeven om zijn lezers te gerieven. Op 21 Januari lezen we uit Amsterdam eene bekendmaking (NOTIFICACION) van belanghebbenden bij de lading van het schip Santiago van Londen, kap. Nicolaes Wodlot, vertrokken van Bayonne naar Amsterdam. De kapitein heeft verschillende Engelsche havens aangedaan en een deel van delading, uit wol bestaande, verkocht. De eigenaars verzoeken dus alle overheden van welke plaats ook, het schip bij aankomst aan te houden, en berichtte zenden aan ‘Francisco Blau Corretor jurado desta Ciudad de Amsterdam’ die een ruime belooning zalgeven voor de aanhouding en verdere maatregelen zal nemen. Voor het geval, dat de kapitein den naam van het schip mocht veranderen, wete men dat het een Engelsch fregat is van 30 of 35 last, en de kapitein een man van middelbare grootte met sporen van pokken, zwart, kort haar, en een heel rechte houding. Op 4 Maart wordt een groote verkoop van koloniale waren door de O.I. Comp. aangekondigd, die op aangegeven dagen zal geschie- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 69]
| |||||||||||||||||||||||||
den in Amsterdam, Zeeland, Delft, Rotterdam, Hoorn en Enkhuizen. Eerst komt de opgaaf van den geheelen voorraad:
Daaronder volgt de mededeeling over de afzonderlijke veilingen, te Amsterdam op Donderdag 25 Maart, in Zeeland 2 April, te Delft 9 April, Rotterdam 11 April, Hoorn 17 April, Enkhuizen 19 April. Precies is opgegeven hoe de voorraad verdeeld wordt over de zes veilingen. Die van Amsterdam is verreweg de grootste; de groote voorraad muscaatnoten wordt bijna geheel daar verkocht. Van de nagelen wordt te Rotterdam de grootste partij verkocht, van het sandelhout - twee soorten, de Bimas, en de Siams-is Enkhuizen de eenige verkoopplaats. De verkooping te Hoorn is de kleinste: alleen nagelen. Van de drie hoofdproducten wordt uitdrukkelijk aangekondigd, dat daarvan vóór 1 Maart van het volgende jaar geen nieuwe verkooping zal plaats hebben. Zij komen dan ook niet voor in de aankondiging van de volgende verkooping, op 15 October en volgende dagen. Bij deze veiling komt een veel grootere verscheidenheid van waren onder den hamer. Een algemeen overzicht gaat hier niet vooraf, de detailopgaaf van de vijf verkoopingen- Hoorn is er ditmaal niet bij - vult eene geheele bladzij de. Hier volgt de opgaaf van de Amsterdamsche veiling, die weer verreweg de grootste is.
Pimienta negra 7100 balas. Pimienta blanca 24000 libras. Canela 200000 li. Açucar en polvo. Nues Moscoda confita. Miramolanos confitad, Salitre, Cobre del Japon, Estaño de Malaca, Seda de la Persia, Hilo de hiladillo. Hilo de Algodon 30000 lib. Lienços de Algodn, Palo de Sapan dho de Calantours, dho de Ebano de la Isla de Mauricie 800 pie. dho de Ebano de la Costa de Cormandel 100000 lib. Diamantes, Almisque 1832 onç. Perlas de borica 1000 on. Salarmoniac, Raiz de la China 3000 lib. Bejuin, Gomalaca, Borax Azeyte de Tierra 12 pot. Matas de Camaras, Cauris 20000 lib. Aloe, Caatchia 2000 li. Tutia, Tafetanes Ropones de Seda, Cubiertas 160 pie. dhas de labores 14. dhas picadas 12. Piedra bazar, Pedro de porco. Van deze waren zal vóór Augustus 1676 geene nieuwe veiling gehouden worden.
De uitslag van de Amsterdamsche verkoopingis later als bij blaadje aan de lezers verstrekt; zie hieronder sub 14. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 70]
| |||||||||||||||||||||||||
Het Amsterdamsche bericht van 5 Augustus brengt aan het slot eene mededeeling van weer anderen aard: een exemplaar van den grooten atlas van Blaeu met Spaanschen tekst, te koop bij Abraham Wolfganck naast de Beurs. Het bericht luidt aldus:
En esta Ciudad de Amsterdam, en Casa de Abraham Wolfganck, junto la Lonja, se hallan a bender 6 partes del Atlas grande del Sr. Blau, en lengua Española, que son las siguientes.
De verkoop is niet spoedig geslaagd; in de gazeta van 9 December wordt de mededeeling onveranderd herhaald. *** Met de Gazeta de Amsterdam van 1678 vond Roest, zooals wij zagen, eenige ‘andere gedrukte historische stukken, merkwaardig wegens de taal, de Spaansche, waarin zij geschreven, en de plaats, Amsterdam, waar zij gedrukt zijn’. Geen van deze stukken vond hij in de pamfletten-catalogi van Tiele en Van der Wulp vermeld. In een volgend nummer (dl. II p. 192) gaf hij een overzicht van de titels. Welnu, achter den jaargang 1675 volgt eene dergelijke reeks historische stukken in de Spaansche taal. Het blijkt nu wel dat het geene zelfstandig uitgegeven pamfletten zijn, maar dat de courantier als bijlage bij zijn blad deze belangrijke stukken in het Spaansch aan de lezers deed toekomen. Ziehier een overzicht van de stukken van 1675, door mij genummerd van 1 tot 17.
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 71]
| |||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 72]
| |||||||||||||||||||||||||
De bundel heeft een respectabelen omvang, bijna de helft van den geheelen jaargang van de courant. Die van 1678 schijnt, naar de kortere beschrijving van Roest te oordeelen, minder omvangrijk. Hij geeft 13 nummers, maar denkelijk behooren no. 3-6 bij elkaar, en evenzoo no. 9-12. De analogie van den voor mij liggenden jaargang maakt dit waarschijnlijk; de door Roest als Planodrukken beschreven stukken zullen wel blaadjes zijn, waarvan de keerzijde blank gelaten is omdat dat met den inhoud zoo uitkwam, maar die met het voorgaande een katern uitmaken. Ziehier de beschrijving zooals hij ze geeft:
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 73]
| |||||||||||||||||||||||||
En nu de vraag, hoe lang deze Spaansche courant bestaan heeft. We kennen twee jaargangen, 1675 en 1678, zoodat Grünwald, die haar zonder aarzeling een langer bestaan dan een jaar toeschreef, reeds in het gelijk gesteld is. Onlangs echter kwam mij een Portugeesche veiling-catalogus onder de oogen, waarin een veel later nummer, van 3 Juli 1690 wordt beschreven:
Catalogo da Bibliotheca que pertenceu ao fallecido Conselheiro Dr. Jaime Moniz... Organisado por Augusto Sá da Costa... Que será vendida em leilño... no proximo anno de 1923 a 8 de Janeiro no Palacio Azambuja-Largo do Calhariz 17 (Lisboa). Daarin deze beschrijving: 958 Gazeta de Amsterdam (Gazeta Española de Amsterdam) N. 14 De Lunis 3 Julio de 1690. Com artigos muito curiosos sobre: Italia, Flandres, Hollanda, e falla de Lisboa. In-12 de 4 pags. a 2 colunas.
Het gelukte mij het blaadje voor de Amsterdamsche Universiteitsbibliotheek te koopen. Het komt in uiterlijk, omvang, druk en karakter geheel overeen met die van 1675. Deze vondst vestigt meteen de aandacht op een andere vraag die zich opdoet: wat de courantier beoogde met deze uitgaaf. De schrijvers die tot dusver deze Spaansche courant vermeldden, namen als vanzelf sprekend aan, dat zij gedrukt werd voor de Joden te Am- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 74]
| |||||||||||||||||||||||||
sterdam. Dit zal ook wel zoo zijn; het weinige dat we van den drukker weten, wijst er wel op dat hij voor zijn geloofs- en stamgenooten werkte. Toch kan wel degelijk ook verkoop naar de Zuidelijke Nederlanden en naar Spanje en Portugal in de bedoeling gelegen hebben, en ook hebben plaats gehad. Het voor den dag komen van een exemplaar, zij het dan ook van een enkel nummer, in een Portugeesche bibliotheek wijst hierop nu ook. Trouwens de inhoud van het blad heeft niets specifiek Joodsch. Het mag dan in zijn ontstaan een van de uitingen wezen van het leven der Joodsche kolonie in Amsterdam, het is tegelijk een sprekend getuigenis van de beteekenis van Amsterdam als een middelpunt van het wereldgebeuren in de 17e eeuw.
C.P. Burger Jr. |
|