Het Boek. Jaargang 12
(1923)– [tijdschrift] Boek, Het–
[pagina 101]
| ||||||
Bibliografisch onkruidGa naar voetnoot1).III.17. Breviarum Windesemense. Den Hem bij Schoonhoven, Regulieren, c. 1 Febr. 1499. 4o.Bij CA. vinden wij hiervan onder de nos. 368-369 twee uitgaven met dezelfde datum, de eerste met 404, de tweede met 388 bladen, die volgens Campbell voor een groot deel letterlijk overeenstemmen. Van beide bezit de Kon. Bibliotheek in Den Haag een ex. De kwestie van de samenhang dezer beide uitgaven had me al lang geïntrigeerd en toen ik nu onlangs ook andere Breviaria van de Regulieren in Den Hem bijeen had, waaronder het Breviarium Windesemense van 1507 (Ned. Bibl. 498), was de gelegenheid bizonder gunstig om de verschillende uitgaven eens grondig te vergelijken. Bij dat onderzoek kwam ik al heel gauw tot de ontdekking, dat CA. 368 geen afzonderlijke editie is, maar niets anders dan een defect ex. van CA. 369, vermoedelijk door 't gebruik versleten en toen hersteld en aangevuld met een ex. van de uitgave van 23 Juni 1507 (Ned. Bibl. 498). Ik kan me niet voorstellen, dat Campbell indertijd deze beide Breviaria heel nauwkeurig heeft bekeken. Dan had hij zeker niet verteld, dat bll. 17-387 van no. 369 ‘concordent parfaitement’ met 't zelfde gedeelte van no. 368. Ze doen dat volstrekt niet overal. Een enkel voorbeeld uit vele. De laatste regel van katern O in no. 368 luidt: affequātur. In no. 369: lant affequātur. Nog veel merkwaardiger vind ik in CA. 368 de twee soorten papier, die men bij 't doorbladeren dadelijk opmerkt. Het mooie, zware papier van het oorspronkelijke boek is van wondere distinc- | ||||||
[pagina 102]
| ||||||
tie, dik en tegelijk heel zacht, aanvoelend als perkament. Daartusschen door zit hier en daar het gewonere papier van de latere uitgave van 1507; in zijn soort nog heel goed, maar toch al van geringer kwaliteit. Ook watermerk en onderlinge afstand van de draadlijnen verschillen in beide. Maar als Campbell dan deze verschillen al over 't hoofd heeft gezien, begrijp ik toch niet, dat de gedeeltelijke folieeringen met zwarte inkt van no. 368 hem niet op 't juiste spoor hebben gebracht. Deze komen sporadisch in 't boek voor; ze blijken parallel te loopen met 't minder zware papier en overal, waar ze staan, verschilt het zetsel lichtelijk van no. 369. De drukker, die 't versleten exemplaar van no. 369 op moest lappen, heeft, stellig voor 't gemak van de binder of van zichzelf, de bladen uit de editie van 1507, die hij in 369 ging lasschen, gefolieerd. Alleen 't voorwerk, de kalender, enz. van 28 bladen hadden dat niet noodig; die kwamen vanzelf wel op hun goede plaats te staan. Zoo zijn dus in CA. 369 vernieuwd met behulp van de uitgave van 1507:
Dan zijn aan 't slot nog de Lectiones toegevoegd, die niet in de editie van 1499 voorkwamen, katern mm. van de uitgave van 1507, 4 bladen, met de hand gefolieerd: CCC lxxiij-ccc lxxvi. Als men 't voorwerk niet meerekent bij 't tellen der bladen, klopt deze folieering precies; de ingelaschte bladen zijn dan ook allemaal op hun juiste plaats terecht gekomen. Dat men de editie van 1499 zoo gemakkelijk met die van 1507 kon oplappen, komt, omdat beide uitgaven bijna bladzijde voor bladzijde gelijke inhoud hebben op zeer geringe verschillen na. Het zetsel is echter afwijkend. Op een enkele plaats, waar in de uitgave van 1507 iets voorkwam, dat in die van 1499 ontbrak, heeft de vernieuwer deze passage met de hand geschreven op een stukje perkament en in 't bijgewerkte exemplaar geplakt (op bl. 4b1 van katern aa.); elders heeft hij een verwijzing ingelascht naar de toegevoegde Lectiones aan 't slot (op bl. 8a2 van kat..a). Allemaal bewijzen, dat de vernieuwing van het defecte exemplaar door een deskundige is geschied, vermoedelijk in 't klooster zelf waar het gedrukt was. | ||||||
[pagina 103]
| ||||||
Ondertusschen draagt Campbell niet alleen de schuld van deze vergissing. Ook zijn voorganger Holtrop heeft de twee exemplaren van de Koninklijke Bibliotheek voor afzonderlijke edities gehouden (zie zijn Monuments typographiques, p. 113). Zoo kwam hij er toe een reproductie te maken van 't titelblad van 't bijgewerkte exemplaar (Pl. 118 [102] e1) en reproduceerde dus zonder 't te weten geen incunabel, maar een uitgave van 't jaar 1507. Wie goed kijkt, ziet, dat bij Holtrop de titelhoutsnee, Augustinus voorstellend, eenigszins defect is; de verticale streepjes 6-8, middenin onderaan, gerekend van rechts, loopen niet heelemaal tot bovenaan toe door. Vermoedelijk zat daar een houtwormgaatje of een barstje. Legt men nu de titelhoutsnee der uitgaven van 1499 (CA. 369) en van 1507 (Ned. Bibl. 498) naast elkaar, dan ontdekt men, dat de houtsnee in 't jaar 1499 op die plaats nog volkomen gaaf was, maar in 1507 een mankementje had gekregen. Ook 't Breviarium Sionense van 1507, dat dezelfde titelhoutsnee heeft, vertoont hetzelfde defect. De goede reproductie naar de incunabel, die bij Holtrop had behooren te staan, vinden we bij Collijn in zijn Katalog der Inkunabeln der Kgl. Bibl. in Stockholm I Taf. 54. De conclusie van deze lange beschouwingen is, dat CA. 368 thans voor goed ad patres is gegaan. | ||||||
18. Hymni et sequentiae cum difficiliorum vocabulorum interpretatione Hermanni Torrentini. (Deventer, Rich. Pafraet). 4o.Onder no. 1532 beschreven door Campbell in zijn Annales naar het ex. Vergauwen en uit CA. weer overgenomen door Copinger, Supplement to Hain's Repertorium bibliographicum II. 11. 5386. Ditzelfde ex. Vergauwen is op de veiling van diens bibliotheek (Cat. I. no. 509, Brussel 1884) door Campbell voor de Koninklijke Bibliotheek te 's-Gravenhage gekocht. Bij een onderzoek bleek Campbell's toeschrijving aan Rich. Pafraet me onjuist; het is zonder eenige kwestie een druk van Peter Os van Breda te Zwolle, gedrukt in diens typen 10 en 11. Het boekje zal gedateerd moeten worden op de grens van de incunabeltijd. Misschien valt het er nog net binnen, waarschijnlijker lijkt het mij, dat het in de eerste jaren van de nieuwe eeuw gedrukt is. | ||||||
19. Luther, En christelig Formaning til Rigsdagen i Augsburg. (Antwerpen, 1531?). 8o. | ||||||
[pagina 104]
| ||||||
Vermeld door Chr. Bruun in de Aarsberetninger og Meddelelser fra dat store Kongel. Bibl. II (Kjøb. 1875), 1-2; door W. Nijhoff beschreven onder no. 522 (NFpr. livr. IX) en genoemd in dit tijdschrift III. 246. Latere onderzoekingen van Nielsen hebben aan 't licht gebracht, dat het boek wel dooreen Antwerpenaar gedruktis, maar eerst, toen hij die stad verlaten had. 't Is een druk van Johannes Hoochstraten te Malmö, c. 1533. Men vindt de beschrijving er van thans in Lauritz Nielsen, Dansk Bibliografi 1482-1550 (Københ. -Krist. 1919) onder no. 145. Voor een plaats in onze Ned. Bibl. kwam het nu niet meer in aanmerking. | ||||||
20. Gerlach Peters, Ascetisch tractaat in het Nederlandsch. Leiden, Jan Seversz., z.j. 8o.Samen met een ander fragment van 4 bladen wordt dit vermeld in de auctie-catalogus Moll (veiling Fred. Muller 7 Juni, enz. 1880) onder no. 647. Jaren lang heb ik dit verloren schaap niet terecht kunnen brengen. Wel begreep ik, dat het fragment ‘Hoe men God best dienen zal’, door Moll uitgegeven in het Kerkhist. Archief van Kist en Moll IV (Amst. 1866), 186, hieraan was ontleend, maar op dat doode punt bleef ik staan. Toen in 't najaar van 1921 juffrouw Pennink me kwam raadplegen over 't boek naar aanleiding van het feit, dat no. 647 der auctie Moll blijkens een aanteekening van Campbell (zie CA. Suppl. II. 1490 a) in de Kon. Bibliotheek moet zijn terecht gekomen, maar thans aldaar niet te vinden was, heb ik mij opnieuw aan 't zoeken gezet. Ik wist nu tenminste, waar kans bestond het op te sporen. Uitgaande van het colophon in het Kerkhist. Archief IV. 186 vermeld: ‘gheprint tot Leyden, bi Jan Seversoen’, ben ik 't boek in de Kon. Bibliotheek eindelijk op't spoor gekomen. Het is niets anders dan: Pseudo-Bernardus, Boecxken van verduldichlijden. Leiden, Jan Seversz. 8o, beschreven onder no. 282 in onze Ned. Bibl. (= NFpr. no. 484). En gelijk mij nu bleek, nog wel naar het vroegere ex. Moll, thans in de Kon. Bibl. Het fragment, door Moll betiteld ‘Hoe men God best dienen zal’, is daarin te vinden op bl. 11 verso-bl. 13 recto, bovenaan (in dit boekje, waaraan bl. 1 ontbreekt, dus schijnbaar bil. 10-12). Het ontbreken van 't eerste blad is de reden, waarom Moll en de samensteller van zijn veilings-catalogus het werk niet terecht hebben weten te brengen. | ||||||
[pagina 105]
| ||||||
Voorin het boekje staat onder Moll's handteekening met zijn keurig schrift te lezen: ‘De eerste 43 bladen gedrukt bij Ian Seversz. te Leiden. ‘Op fol. 6 v. woorden van Gerlach Peters. Zie Kerkhist. Archief ‘II. 207. ‘De inhoud van blad 10vo en 11 besproken en opgenomen in De ‘Hoop Scheffers Gesch. der Hervorm. 45, en Kerkhist. Archief IV. ‘186.’ Deze aanteekening verklaart meteen, hoe de samensteller van de auctie-catalogus (zie ook nog die cat. zelf) er toe gekomen is, 't boek op naam van Gerlach Peters te zetten. Maar men kan er nog meer uit afleiden. ‘De eerste 43 bladen gedrukt bij Ian Seversz. te Leiden,’ schrijft Moll. Nu bevat het boekje, zooals 't op 't oogenblik is, in 't geheel slechts 43 bladen. Doch toen Moll het bezat, 't blijkt ook uit de catalogus, zat er meer in. Moll had anders niet gesproken van ‘de eerste 43 bladen’. Het is dan ook duidelijk te zien, dat er na de Pseudo-Bernardus een paar bladen uit de band zijn weggenomen en dit ontbrekende kan niets anders zijn dan het fragment van Van den seven Sacken (CA. Suppl. II 1490 a). In 1880 zat het er nog in, thans is het verdwenen. Waar het gebleven is? Mysterie, dat de ambtenaren van de Kon. Bibl. tot nu toe niet hebben kunnen ontsluieren. | ||||||
21. Nieuw Testament. Antwerpen, Willem Vorsterman, (7 Nov.) 1530. 2o.Deze uitgave werd tot voor korte tijd vermeld in de afzonderlijke catalogus van post-incunabelen op de Kon. Bibliotheek te 's-Gravenhage, samengebonden met een Oud Testament van 1542; ze droeg er de signatuur DK 56 (thans 204 B 29). Reeds bij Nijhoff's oude aanteekeningen voor de Ned. Bibl. vond ik twijfel aan dedateering van de Kon. Bibliotheek en het vermoeden, dat ook het Nieuwe Testament van 1542 zou zijn. In zijn Fpr. noch in de lijsten in dit tijdschrift jg. I-III heeft hij dit Nieuwe Testament dan ook opgenomen bij de Nederlandsche drukken tot 1540. Een nader onderzoek van het Haagsche ex. heeft mij tot dezelfde conclusie gebracht. Het is defect en mist het colophon met de datum. De foutieve dateering is ontleend aan het privilege onder aan het titelblad, waarvan de aanhef aldus luidt: ‘INtiaer ons Heerē alsmē screef. M.CCCCC.xxx. Den// seuensten ‘dach Nouenbris (sic) /heb ic Willem vorsterman // ghedruct...’ | ||||||
[pagina 106]
| ||||||
Ditzelfde privilege met gelijke datum heeft Vorsterman herhaaldelijk afgedrukt op het titelblad van zijn Nieuwe Testamenten; wij vinden 't op de uitgaven van 1531, van 1532 en van 1534 (Ned. Bibl. 400, 403. II en 405). Trouwens al deze Nieuwe Testamenten hebben ook dezelfde houtsneerand, met geringe verschillen in de rangschikking van de onderdeelen, terwijl de uitgaven van 1532 en van 1534 bovendien in typen met het Haagsche defecte ex. overeenstemmen. Het zetsel verschilt echter hier en daar. Na vele mislukte pogingen om in Nederland een ex. van Vorsterman's Nieuw Testament van 't jaar 1542 ter vergelijking te bemachtigen, is het mij eindelijk, dank zij de welwillende inlichtingen van de bibliothecaris der British en Foreign Bible Society te Londen, gelukt met zekerheid vast te stellen, dat het incomplete Haagsche ex. inderdaad niets anders is dan de ed. van 1542, beschreven bij T.H. Darlow & H.F. Moule, Histor. Catalogue of the printed editions of Holy Scripture in the libr. of the Brit. and Foreign Bible Society II (Lond. 1911), p. 302, no. 3285. | ||||||
22. Die vier uterste. (Antwerpen, Henr. Eckert van Homberch?). 4o.Deze uitgave is door W. Nijhoff beschreven naar een defect ex. in zijn bezit (NFpr. livr. XVII. no. 1570) en ook vermeld in dit tijdschrift III. 400. Het is ons bij een nader onderzoek gebleken, dat het niets anders is dan de editie van Vorsterman te Antwerpen, 1511, reeds vermeld door Nijhoff in dit tijdschrift III. 400. De beschrijving naar het complete ex., dat de Preuss. Staats-Bibl. te Berlijn bezit, is thans onder no. 2089 in onze Ned. Bibl. opgenomen.
's-Gravenhage, Dec. '22. M.E. Kronenberg. |