In het album amicorum van Joh. Blasius.
(Univ. Bibl. Amsterdam, p. 232 vo).
Aen De heer mijn heere Iohan Blasyus der beiden Rechten Doctor
Zo u de laster oeit met vuile logentael,
Door haet, en bitse nijd, wangunstig komt bestrijden:
En d'afgunst, op uw konst, en op uw opgang smael.
Zo toont u onverset en zedig in dat lijden.
Want die in zulck gewelt een onbesweken moet
En rustig zich vertoont int barnen van die baeren
Die trapt de haet, de nijt, de boosheid met de voet
En zal op svyants hooft een vuir van spijt vergaren.
Ten besluite nog het aardige toemaatje van Koenerding's Landt-Levens-Lof blz. 32. Van Justus Rijkwaart zelf komt een gedicht voor in den Bloemkrans van Versch. Ged. 1659 blz. 47; ook hij behoorde tot een bekend remonstrantsch geslacht. Wie C.v.S is kan ik niet aanwijzen.
Wens aen Dr. Iuste Rijckwaert
O! mee-maat in 't verlies van onwaardeerb're scha:
Hoe garen sagh ick u herstelt door Godts gena,
Met een soo vol van deughd (op dat gy weer gelijck waert)
En soo vernoegd dat gy, weerom Juste even Rijckwaert.