Het Boek. Jaargang 12
(1923)– [tijdschrift] Boek, Het–
[pagina 225]
| |
[Nummer 7]De illustraties van ‘Le Chevalier délibéré’.Ieder die ook maar terloops eenige belangstelling heeft gewijd aan de geschiedenis der oud-Nederlandsche graveerkunst, kent, al zij het dan ook maar door reproducties, de merkwaardige houtsneden, welke gebruikt werden ter versiering van de vroegste uitgave van Olivier de la Marche ‘Le Chevalier délibéré’, een soort allegorisch epos, ter verheerlijking van de levensdaden van Karel den StouteGa naar voetnoot1). De oudste bekende druk is die van 1486 bij Godfried van Os te Gouda, bevattende 16 houtsneeplaten. Vermoedelijk bestaat er een overeenkomst tusschen deze gravuren en de teekeningen welke voorkomen in sommige handschriften van het werk. De manuscripten van het epos bevatten inderdaad aanwijzingen door den dichter zelf gegeven voor het illustreeren van zijn werk. En voor zoover het mij mogelijk was, de platen te vergelijken met de vertaling van deze aanwijzingen, welke voorkomt in de heruitgave bezorgd door de Londensche Bibliographical SocietyGa naar voetnoot2), stemmen zij daarmee geheel overeen, en mogen we aannemen dat de Nederlansche graveur zich voor de samenstelling zijner composities dooreen of ander met teekeningen verlucht handschrift heeft laten inspireeren. Wat er ook van zij, de verschijning dezer houtsneden is, zooals het reeds meer dan eens werd opgemerkt, een feit van de allergrootste beteekenis voor de ontwikkeling onzer Nederlandsche graphiek. Voor het eerst verschijnt hier, na de lange periode der xylographische drukken en der incunabelen, een houtgraveur van zeer | |
[pagina 226]
| |
hoogstaande verdienste, die tracht in zijn werk het licht en schaduwspel weer te geven door middel van een buigzame en wisselende techniek, die begint met de horizontale arceeringen te vervangen door die welke de vormmodeleering volgen en uitdrukken op een klare en meer schilderachtige wijze. Zijn verschijning is het eerste duidelijke voorteeken van de klassieke periode van de houtgravuur der XVIe eeuw, die in de Nederlandsche gewesten triomfeerde in het werk van Jacob Cornelisz van Oostzanen, den houtgraveur van Lucas van Leyden en Jan Swart. ‘Le Chevalier délibéré’ werd een tweede maal in Nederland gedrukt, nog vóór het jaar 1500, te Schiedam, door een ongenoemden drukker, die de houtsneden van Godfried van Os in zijn uitgavegebruikteGa naar voetnoot1). Achteraan in dezen tweeden druk komt voor een houtsnede voorstellende drie doodshoofden in een rechthoekige gothische omlijstingGa naar voetnoot2). Deze nu vinden wij ook terug in Den camp vander Boot, een Nederlandsche bewerking van Le Chevalier délibéré, op 27 Juni 1503 gedrukt, eveneens te Schiedam, bij Otgier Pieters Nachtegael, priesterGa naar voetnoot3). Reeds wees HoltropGa naar voetnoot4) op de gelijkenis tusschen deze twee drukken. En meer en meer dringt het sterke vermoeden zich op dat ook de Chevalier délibéré vanden zoogenaamden ‘Onbekenden Drukker van Schiedam’, afkomstig is van priester Nachtegael, vermoeden dat overigens door Mej. Kronenberg gedeeld wordtGa naar voetnoot5). In 1511 zien we twee van de houtsneden weer opduiken in het Vitaspatrum of Vaderboeck, gedrukt te Leiden door Jan SeverszGa naar voetnoot6). Het zijn nl. 1o L'acteur en de monnik Entendement aan tafel in een tuin, 2o L'acteur en Entendement voor de poort van le cloistre de souuenance. ConwayGa naar voetnoot7) beweert ten onrechte (en Lippmann praat hem naGa naar voetnoot8)) dat Jan Seversz de houtsneden van Le Chevalier délibéré eveneens zou gebruikt hebben ter illustratie van zijn in 1511 gedrukte Se- | |
[pagina 227]
| |
ven SacramentenGa naar voetnoot1). Dit is een vergissing. Ongeveer juist echter is het dat dezelfde Jan Seversz zooals Conway zegt ‘cut-up portions of most of the blocks’ zou hebben afgedrukt in de uitgave die hij in 1517 drukte van Cornelius Aureiius' Cronyck van HollantGa naar voetnoot2), de zoogenaamde Divisiekroniek, voor het grootste gedeelte geïllustreerd met houtsneden welke door DülbergGa naar voetnoot3), Campbell DodgsonGa naar voetnoot4) en GlückGa naar voetnoot5) aan Lucas van Leyden worden toegeschreven. Uit een onderzoek door Mej. Kronenberg ingesteld, blijkt dat Jan Seversz. de blokken van Le Chevalier délibéré stuk sneed, om er slechts éen enkele figuur uit te nemen, dikwijls zonder veel respect voor het geheel. De opschriften werden soms, zoo goed als 't maar mogelijk was, verwijderdGa naar voetnoot6). Zoo bevat dan de Divisiekroniek 15 houtsneden welke alle afkomstig zijn uit Le Chevalier délibéré. Ik bepaal mij bij het noteeren dezer bizonderheden. Maar voorloopig wil ik hier vooral de aandacht vestigen op de wel merkwaardige ontwikkeling die de oorspronkelijke composities van den Goudschen houtgraveur hebben doorgemaakt, toen zij door latere Antwerpsche plaatsnijders, ik zal niet zeggen gecopiëerd, maar dan toch op een zeer opvallende wijze geïnterpreteerd werden. In 1553 liet Jan Steelsius bij Jande Laet te Antwerpen een Spaansche vertaling drukken van Le Chevalier délibéré: El Cavallero determinado, traduzido de lengua francesa en Caslellana, por don Hernando de Acuña. Anversa en casa de Juan Steelsio, 1553 (in fine: Fue impresso en la muy leal Villa de Anuers, en casa de Iuan Lacio enel Ano de M.D.LIII) 4o, met 20 houtsneden. Deze platen dragen (behalve een niet te ontcijferen onbekend monogram, samengesteld uit de letters PSMHAE) het monogram van den Antwerpschen houtgraveur Arnold Nicolaï. Wie was deze Nicolaï? Omtrent zijn leven weet men niet veel. De bibliografen van de XIXe eeuw verwarden hem met Assuerus van Londerseel. Wij weten nu dat hij als ‘meester-figursnyder’ in de St. Lucasgilde werd opgenomen in het jaar 1550 (te zamen met | |
[pagina 228]
| |
Christoffel Plantin), dat hij in 1552 trouwde, en in 1574 van wege de Antwerpsche ‘Vierschaer’ een veroordeeling opliep, om zonder toelating het beleg van Haarlem te hebben gegraveerd, en in zijn winkel op de Lombaerdevest voorstellingen te hebben verkocht van het beleg van den Briel, Loversteyn, Rammekens en St. Geertruydenberg, waarop ‘scandaleuse’ opschriften ter eere van de rebellen op voorkwamenGa naar voetnoot1). Nicolaï genoot de gunst van de meeste drukkers en uitgevers van zijnen tijd, en men vindt zijn werken in de boeken van Willem Silvius, Jan Steelsius, Arnold Birkmann, Ameet Tavernier, en vooral van Christoffel Plantin, die hem met bestellingen overlaaddeGa naar voetnoot2). Als men de houtsneden, welke Nicolaï maakte voor de Steelsiusuitgave van El Cavaliero determinado, vergelijkt met die welke de vroegere Goudsche en Schiedamsche drukken versieren, dan valt het op dat hij moet gewerkt hebben met de platen van zijn voorganger naast zich. De onderwerpen, de schikking der figuren, de decors, zijn bij beide graveurs vrijwel dezelfde. Alleen heeft Nicolaï de voorstellingen ingekleed volgens de opvattingen en den smaak van zijnen tijd. En mijn vermoeden dat deze Antwerpsche houtsnijder-illustrator toch wel iets meer verdiende dan een wat onverschillige vermelding in een Künstler-Lexikon, wordt door deze prenten bevestigd. Gedurende den tijd verloopen tusschen de twee uitgaven, nl. van 1486 tot 1553, heeft de kunst in het algemeen en met haar de illustratie, sterk geëvolueerd. Vergelijken we de houtsneden van 1486 met die van Nicolaï, dan treft ons vooreerst dadelijk dat de bewegingen der figuren veel heftiger, veel onstuimiger zijn geworden. Hetgeen bij den eersten houtsnijder slechts aangegeven, als 't ware gesuggereerd werd, geeft de tweede met opzettelijken nadruk weer. Ook de techniek der houtgravuur is geheel gewijzigd. De xylograaf van Godfried van Os, hoezeer ook reeds vooruit op zijn tijd, ofschoon hij reeds een veel juister, natuurgetrouwer vormbegrip had dan zijn voorgangers en tijdgenooten, maakt toch nog gebruik van de korte, rechte, gelijkloopende arceeringen, die we kennen uit alle XVe eeuwsche houtgravuren, waarmee de wiegedrukken en vroegdrukken werden geïllustreerd, techniek die immers uitste- | |
[pagina 229]
| |
kend paste voor houtgravuren, die bestemd waren om te worden gekleurd. Nicolaï daarentegen behoort tot den tijd, die hetgeen door den laat-XVe eeuwschen illustrator was aangekondigd, volop tot een voldongen feit had gemaakt. Hij is een kunstenaar van de reeds rijpe Renaissance, en zijn techniek is eleganter, meer ‘artistiek’; zijn arceeringen zijn los en lenig, en geven aan zijn vormuitbeelding een zwierig uitzicht. Terwijl nog de gravuren van 1486 sober zijn opgevat, met alleen eenige hoogst noodige aanduidingen van decor en situeering, zijn die van Nicolaï schilderachtig opgevat. Zijn decors zijn rijk aan bizonderheden van landschappen en gebouwen. Zijnboomen, bloemstruiken, luchten, uitzichten, zijn voorgesteld met een pittoreske weelde van details, en zijn composities zijn druk gevuld, in tegenstelling met die van 1486 die meestal, buiten de hoofdelementen der compositie, een blanke eenvormigheid vertoonen. Ik wijs er met nadruk op dat Nicolaï aan de oorspronkelijke samenstelling zijner modellen niets of althans zeer weinig heeft gewijzigd. Wel zal hij, zooals ik zegde, de achtergronden met eenige bizonderheden aanvullen; in een paar zeldzame gevallen (als in pl. 6 b.v.), zal hij een der figuren verplaatsen, maar in de groote lijnen en zelfs in kleine bijkomstigheden, blijft hij trouw zijn voorganger volgen. Hij transponeert alleen, hij kleedt in, hij past aan bij den smaak van zijnen tijd. De figuren, die in 1486 nog geheel in laat-middeleeuwsche dracht gekleed waren, krijgen bij hem een Renaissance-pakje. Bij voorbeeld, in plaat 2, is ‘Pensée’ een rijk uitgedoste middeleeuwsche jonkvrouw, bij Nicolaï wordt zij een symbolisch figuur van onbepaalbaar geslacht, met vleugels, een langen tabbaard, en een aantal brillen in de hand. Ook eenige bizonderheden zal hij wijzigen. In plaat 6, waar l'Acteur en de monnik Entendement in een priëel aan tafel zitten, wordt een zware XVe eeuwsche kruik bij Nicolaï een slanke, fijn geciseleerde Renaissance-kan. Opvallend ook is het verschil in de bouwkundige vormen der decors. Zwaar gekanteelde middeleeuwsche kasteelen komen bij Nicolaï nog maar zelden voor. En de gothische architecturen van de platen van 1486, hebben in de uitgave van 1553 plaats gemaakt voor Renaissance-gebouwen. Alzoo in plaat 7, l'A cteur en Entende ment vóor de poort van ‘le cloistre de souuenance’; in plaat 10- | |
[pagina 230]
| |
‘l'Acteur’ vóór het ‘Palais d'Amours’, dat in 1486 een laat-gothisch gebouw was, en in 1553 een Italiaansch paleis wordt. Maar nog treffender in plaat 16, een binnenkamer, waar ‘l'Acteur’, te bed liggend, van ‘Entendement’ onderrichtingen ontvangt over de wijze waarop hij zich te gedragen heeft. In 1486 is die kamer een zaal met typisch gothisch ribbengewelf, met drie hoogstaande ogivale kruisvensters. Nicolaï maakt er in 1553 een Vlaamsche kamer in Renaissance-stijl van, met houten zoldering op balken, en een wijd geopend vierkant venster. Het eenvoudige XVe eeuwsche bed verandert hij in een rijk Renaissance-meubel in den stijl van Vredeman de Vries, met fijn gebeeldhouwde klassieke kolommen en sfinxen. Terloops wijs ik er op dat de Spaansche vertaler don Hernando de Acuña, bij het epos van Olivier de la Marche ongeveer 36 strofen van eigen maaksel bijvoegde, toepasselijk op koningin Isabella, koning Philips, koning Ferdinand en keizer Maximiliaan. Daarvoor maakte ook Nicolaï vier nieuwe illustraties, waarvan de samenstelling geheel geïnspireerd is door die van plaat 14: ‘Atropos’ de Dood, belet ‘l'Acteur’ Maria van Burgondië te helpen in haren strijd tegen ‘Accident’. Zoo komt het dat de uitgave van Steelsius van 1553 twintig platen bevat, terwijl de oorspronkelijke drukken van Gouda en Schiedam er zestien hebben. Deze vier bieden echter voor de vergelijking, welke ik hier maken wilde, geen belang. In Augustus 1590 bekomt Jan Moretus, de schoonzoon en opvolger van Christoffel Plantin te Antwerpen, privilegie voor een herdruk van El Cavallero determinado. Dat zijn uitgave gecopiëerd werd op die van Steelsius, bewijst wel het feit dat de Plantijnsche bibliotheek nog het exemplaar bezit van deze laatste uitgave, waarin, op verzoek van Moretus natuurlijk, de Antwerpsche canonicus Silvester Pardo op 15 November 1590 zijn ‘approbatur’ neerschreef. En in 1591 verscheen: El Cavallero determinado, traduzido de lengua Francesa en Castellana. Por Don Hernandode Acuna. En Anveres, en l'oficina plantiniana, Cerca la Biuda, y Juan Moreto. M.D.XCI. in 8o. Moretus gelastte met de illustratie dezer uitgave, niet meer Arnold Nicolaï, die sinds 1585 had opgehouden voor de Plantijnsche drukkerij te arbeiden, maar wel Pieter van der Borcht, een teekenaar en plaatsnijder die sinds 1564 om zoo te zeggen geheel aan het huis van den ‘Gulden Passer’ verbonden was. Hij was geboren te Mechelen, omstreeks 1540, en reeds zeer vroeg | |
[pagina *9]
| |
1. Houtsnede in de uitgave van Godfr. van Os (Gouda, 1486) en in die van Otgier Pietersz. Nachtegael (Schiedam, ± 1500).
![]() 2. Houtsnede van Arnold Nicolai in de uitgave van J. Steelsius (Antwerpen, 1553).
![]() 3. Kopergravuur van Pieter van der Borcht in de uitgave van Jan Moretus (Antwerpen, 1591).
‘L'ACTEUR’ EN ‘PENSÉE’ | |
[pagina *10]
| |
1
![]() 2
![]() 3
‘L'ACTEUR’ VOOR HET ‘PALAIS D'AMOURS’ | |
[pagina 231]
| |
nl. in 1552 vinden we houtsneden onderteekend Fecit Petrus van der Boercht 1552Ga naar voetnoot1). In 1562 is hij deken der Mechelsche St. Lucasgilde, en waarschijnlijk door tusschenkomst van den kruidkundige en medicus Rembert Dodoens, wiens Cruydtboeck hij illustreerde, komt hij in vriendschapsbetrekkingen met Plantin. En als op 2 October 1572 Mechelen te vuur en te zwaard wordt gezet door de Spaansche soldeniers, vlucht van der Borcht met zijn gezin naar Antwerpen, waar hij door den aartsdrukker liefderijk wordt opgenomen. Tallooze Plantijnsche drukken zijn door hem geïllustreerd gewordenGa naar voetnoot2), en na Plantin's dood in 1589 werkt hij nog vele jaren voor Jan Moretus. Van der Borcht maakte voor de nieuwe uitgave van El Cavallero determinado eveneens 20 illustraties, ditmaal geëtst op koper. Geen van de plaatjes draagt zijn handteeken of monogram. Opzoekingen in het Plantijnsch archief bleven tot heden zonder rezultaat. Maar reeds bij den eersten aanblik herkent degene die met de Plantijnsche boekversiering vertrouwd is, het eigenaardig uitzicht van van der Borcht's werk: zijn magere, fijne, niet zelden gestippelde techniek met scherpe omtrekken is zeer karakteristiek. Van der Borcht heeft zonder twijfel gewerkt naar de houtsneeplaten van Nicolaï. Hij heeft in zijn kopieën (hier mag het woord worden gebruikt), zijn eigen fantazie niet laten gaan. En zijn gravuren verschillen minder van die van Nicolaï, dan deze laatste van die van 1486. Toch staan we hier weer een stapje verder in de algemeene stijlontwikkeling: de figuren van van der Borcht vertoonen nog meer zwierige losheid, nog meer beweeglijkheid dan die van Nicolaï. De kleederdrachten zijn dezelfde gebleven, en de kleine wijzigingen die Nicolaï aanbracht in de samenstellingen van 1486, zijn door van der Borcht slaafs nagevolgd. Zijn architectuurdecors zijn geheel in denzelfden Vredemanstijl als bij Nicolaï, en alleen in plaat 16 bracht hij eenige wijzigingen van eigen vinding aan, in den vorm van het bed, en door het bijvoegen van een gedekte tafel op den voorgrond rechts. Hij kopieërde ook de vier platen die Nicolaï aan de oorspronkelijke illustratie bijvoegde, en ook de door Nicolaï eenigszins gewijzigde volgorde der platen nam van der Borcht over. | |
[pagina 232]
| |
Zeker zijn zulke gevallen van overeenkomst, van interpretatie, van kopij zelfs, niet zelden, en in sommige onzer Nederlandsche emblemata b.v. komen immers herhaaldelijk dezelfde motieven, door den graveur dan telkens op een min of meer persoonlijke wijze ingekleed, voor den dag. Maar zelden zal men een geval vinden, als hetgene waarop wij hier even de aandacht trokken, en waarin men zich beter rekenschap kan geven van de wijze waarop éénzelfde onderwerp achtereenvolgens door illustrators van verschillende tijdstippen wordt voorgesteld. Voor de kennis der algemeene stijlontwikkeling in de Nederlandsche graveerkunst, en voor de geschiedenis onzer boekillustratie biedt de vergelijking van de verschillende uitgaven van Le Chevalier délibéré dan ook een onbetwistbaar belangGa naar voetnoot1).
A.J.J. Delen. |
|